Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening (7.1a) |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
de artikelen 1:1, onder i, 1:2, derde lid, en de
termen "bevoegd gezag" in de artikelen 4:11, 4:12, 4:12c, 4:12d, 4:12e en 4:12f treden in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 15-03-2018 | nieuwe regeling | 02-06-2010 Haaksberger Koerier, 09-06-2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN 3
Artikel 1:1 Begripsbepalingen 3
Artikel 1:3 Indiening aanvraag 3
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen 3
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing 3
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing 3
Artikel 1:8 Weigeringsgronden 3
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen 3
Artikel 1:10 Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing 3
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN 3
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden 3
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen 3
Artikel 2:4 Afwijking termijn 3
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens 3
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN 3
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen 3
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG 3
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d. 3
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG 3
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan 3
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 3
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg 3
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG 3
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid 3
Artikel 2:14 Winkelwagentjes 3
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp 3
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. 3
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d. 3
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen 3
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp 3
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen 3
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting 3
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn 3
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs 3
Artikel 2:24 Begripsbepaling 3
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN 3
Artikel 2:27 Begripsbepalingen 3
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting 3
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 3
Artikel 2:31 Verboden gedragingen 3
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen 3
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan 3
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF 3
Artikel 2:35 Begripsbepaling 3
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie 3
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister 3
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN 3
Artikel 2:39 Speelgelegenheden 3
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID 3
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal 3
Artikel 2:42 Plakken en kladden 3
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d. 3
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen 3
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 3
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. 3
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen 3
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik 3
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen 3
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten 3
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d. 3
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. 3
Artikel 2:53 Bespieden van personen 3
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur 3
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren 3
Artikel 2:56 Alarminstallaties 3
Artikel 2:57 Loslopende honden 3
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 3
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 3
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren 3
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN 3
Artikel 2:66 Begripsbepaling 3
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister 3
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht 3
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen 3
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven 3
Artikel 2:71 Begripsbepalingen 3
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen 3
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 3
Artikel 2:73a Verbod op carbid 3
Artikel 2:74 Drugshandel op straat 3
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs 3
Artikel 2:74b Openlijk druggebruik 3
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d 3
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN 3
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding 3
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden 3
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen 3
AFDELING 16 TOEZICHT OP WINKELBEDRIJVEN 3
Artikel 2:78 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 2:79 Vergunningplicht 3
Artikel 2:80 Eisen leidinggevende 3
Artikel 2:82 Vergunningaanvraag 3
Artikel 2:84 Weigeringsgronden 3
Artikel 2:86 Aanwezigheid leidinggevende 3
Artikel 2:87 Intrekkinggronden 3
Artikel 2:88 Vervallen vergunning 3
Artikel 2:89 Sluiting van inrichtingen 3
Artikel 2:90 Toegang opsporingsambtenaren 3
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D. 3
AFDELING 1. BEGRIPSBEPALINGEN 3
Artikel 3:1 Begripsbepalingen 3
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan 3
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE 3
Artikel 3:4 Seksinrichtingen 3
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder 3
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting 3
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder 3
Artikel 3:9 Straatprostitutie 3
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke 3
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN 3
Artikel 3:12 Beslissingstermijn 3
Artikel 3:13 Weigeringsgronden 3
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER 3
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie 3
Artikel 3:15 Wijziging beheer 3
AFDELING 5. OVERGANGSBEPALING 3
Artikel 3:16 Overgangsbepaling 3
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE 3
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING 3
Artikel 4:1 Begripsbepalingen 3
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten 3
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten 3
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten 3
Artikel 4:5 Onversterkte muziek 3
Artikel 4:6 Overige geluidhinder 3
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING 3
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen 3
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen 3
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN 3
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 4:12 Aanvraag vergunning en kennisgeving van een velling 3
Artikel 4:12a In werkingtreden vergunning 3
Artikel 4:12b Behandeling kennisgeving 3
Artikel 4:12c Weigeringsgronden en toestemming tot direct vellen 3
Artikel 4:12d Vervaltermijn vergunning 3
Artikel 4:12e Bijzondere vergunningsvoorschriften of voorschriften bij toestemming 3
Artikel 4:12f Herplant-/instandhoudingsplicht 3
Artikel 4:12g Schadevergoeding 3
Artikel 4:12h Afstand van de erfgrenslijn 3
Artikel 4:12i Monumentale bomen 3
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST 3
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. 3
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen 3
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame 3
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame 3
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN 3
Artikel 4:17 Begripsbepaling 3
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen 3
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen 3
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE 3
Artikel 5:1 Begripsbepalingen 3
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. 3
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen 3
Artikel 5:4 Defecte voertuigen 3
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a. 3
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen 3
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen 3
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen 3
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen 3
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen 3
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets 3
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen 3
Artikel 5:14 Begripsbepaling 3
Artikel 5:17 Begripsbepaling 3
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden 3
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende 3
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen 3
Artikel 5:22 Begripsbepaling 3
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt 3
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water 3
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen 3
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats 3
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats 3
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken 3
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen 3
Artikel 5:30 Veiligheid op het water 3
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen 3
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN 3
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden 3
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN 3
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken 3
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS 3
Artikel 5:35 Begripsbepaling 3
Artikel 5:36 Verboden plaatsen 3
Artikel 5:37 Hinder of overlast 3
AFDELING 10. NAAMGEVING EN NUMMERING (ADRESSEN) 3
Artikel 5:38 Begripsbepaling in deze afdeling 3
Artikel 5:39 Naamgeving, nummering en gedoogplicht gebouwen 3
Artikel 5:40 Verwijderingen e.d. aanduidingen 3
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN 3
Artikel 6:3 Binnentreden woningen 3
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening 3
Artikel 6:5 Overgangsbepaling 3
Onderwerp: Algemene plaatselijke verordening
Deze verordening bevat regels om de openbare orde te kunnen handhaven.
De gemeenteraad van Haaksbergen;
voorstel van het college van: 27 april 2010
wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikelen 108, 147, 149 en 156), Wet basisregistraties adressen en gebouwen (artikel 6) en de Algemene wet bestuursrecht
Algemene plaatselijkeverordening
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 1:3 Indiening aanvraag
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen
Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Artikel 1:10 Paragraaf 4.1.3.3 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (postitieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling;
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens
(Vervallen; opgenomen in artikel 2:3)
AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG
Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:
a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Haaksbergen.
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg:
a. indien daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht,
b. indien dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats,
c. indien het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast,
d. indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen ;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank- en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties ;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
b. het evenement tussen 08.00 uur en 00.00 uur plaats vindt;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 uur of na 00.00 uur;
d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 60 m2 per object;
g. de organisator binnen twee weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid. Onder een openbare inrichting wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder openbare inrichting wordt tevens verstaan een bij deze inrichting behorend terras en andere aanhorigheden;
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend bestemmingsplan of indien de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in
a. een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
d. een bedrijfskantine of – restaurant;
e. het gebouw waarin een non profit instelling, vereniging of stichting is gevestigd.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien
a. zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel
b. de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen;
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen ;
b. speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet ;
c. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet ;
d. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet ;
e. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet .
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
a. op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats:
a. binnen de bebouwde kom zonder dat die hond aangelijnd is;
b. zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:
a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;
b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of
c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel
437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voorzover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
10 . dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
20 . van een verandering van de onder a, sub 1º, bedoelde adressen;
30 . als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
40 . dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op horecabedrijven) onder artikel 2:32).
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73a Verbod op carbid
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Het is verboden op of aan wegen, die door de burgemeester zijn aangewezen indien de openbare orde dat in verband met het openlijk gebruik van en/of de handel in middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, naar zijn oordeel noodzakelijk maakt, aan een verzameling van meer dan vier personen deel te nemen.
Artikel 2:74b Openlijk druggebruik
Het is verboden op openbare plaats binnen de bebouwde kom, middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen en/of stoffen voorhanden te hebben.
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d
Het is verboden om injectiespuiten of onderdelen daarvan zoals naalden, reservoirs, zuigers e.d. of daarop gelijkende voorwerpen op of aan de openbare weg dan wel in afvalbakken achter te laten met het kennelijke doel om afstand van het voorwerp te doen.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:47, 2:48 en 2:49 van deze Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij
behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
AFDELING 16 TOEZICHT OP WINKELBEDRIJVEN
Artikel 2:78 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
inrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, handelingen en werkzaamheden worden verricht die verband houden met dan wel inherent zijn aan het exploiteren van hetgeen in het maatschappelijk verkeer wordt aangeduid als een smartshop, headshop of growshop;
1. de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;
2. de natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;
3. de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van de inrichting;
bezoeker: een ieder, die zich in een inrichting bevindt, met uitzondering van:
1. de levenspartner en kinderen van de leidinggevende van de inrichting, alsmede zijn elders wonende bloed- of aanverwanten of die van zijn levenspartner;
2. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
3. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een inrichting te exploiteren (winkelvergunning).
Artikel 2:80 Eisen leidinggevende
De burgemeester kan bij openbare bekendmaking:
Artikel 2:82 Vergunningaanvraag
Bij de aanvraag, bedoeld in het vorige lid, wordt tenminste:
a. opgaaf gedaan van de personalia dan wel zetel en het adres van deleidinggevende(n) voor wiens rekening en risico de inrichting wordt geëxploiteerd;
b. opgaaf gedaan van de personalia en het adres van iedere overige leidinggevende(n);
c. overgelegd een recente pasfoto van de leidinggevende(n);
d. opgaaf gedaan van het adres en de aard van de inrichting;
e. overgelegd een niet meer dan drie maanden tevoren ten behoeve van de leidinggevende afgegeven verklaring omtrent het gedrag;
f. overgelegd een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan en een plattegrond van de inrichting (schaal 1 : 100).
Artikel 2:84 Weigeringsgronden
Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringgrond houdt de burgemeester in ieder geval rekening met:
a. het karakter van de straat en van de wijk waarin de inrichting is gelegen of zal komen te liggen;
c. de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of blootzal komen te staan door de exploitatie van de inrichting;
d. de concentratie van inrichtingen in een bepaald gebied;
e. de wijze van bedrijfsvoering van een leidinggevende(n) van de inrichting in deze of in andere inrichtingen;
f. de wijze van exploitatie van de inrichting in het verleden.
Artikel 2:86 Aanwezigheid leidinggevende
Het is verboden een inrichting voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting geen leidinggevende aanwezig is die vermeld staat op een vergunning met betrekking tot die inrichting.
Artikel 2:87 Intrekkinggronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 van deze verordening kan de burgemeester de vergunning intrekken, indien:
a. aannemelijk is, dat een leidinggevende van de inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
b. een leidinggevende van de inrichting toestaat danwel gedoogt,
datin zijn inrichting strafbare feiten worden gepleegd;
c. een leidinggevende van de inrichting zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht of seksuele geaardheid;
d. zich in of vanuit de inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde en/of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de inrichting;
e. is gehandeld in strijd met het bij of krachtens artikel 2:86 bepaalde;
f. een niet daarin vermelde persoon leidinggevende is geworden met
betrekking tot de inrichting, waarop de vergunning betrekking heeft;
g. er sprake is van het geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
Artikel 2:88 Vervallen vergunning
Artikel 2:89 Sluiting van inrichtingen
De burgemeester kan een inrichting - al dan niet voor een bepaalde duur - gesloten verklaren:
a. idien die inrichting wordt geëxploiteerd zonder geldige vergunning;
b. indien die inrichting wordt geëxploiteerd in strijd met het bepaalde in deze verordening of met de aan de vergunning verbonden voorschriften;
c. indien de burgemeester oordeelt, dat een van de in artikel 10 genoemdesituaties waarbij intrekking van de vergunning mogelijk is, zich voordoet.
Een sluiting voor onbepaalde duur kan op aanvraag van belanghebbende(n) door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 2:90 Toegang opsporingsambtenaren
De leidinggevende van een inrichting is verplicht ervoor te zorgen dat opsporingsambtenaren en/of toezichthouders, als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering alsmede de ambtenaren die door het college of de burgemeester met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot zijn bedrijf:
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:
40. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;
50. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6:2 van deze verordening;
60. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet , de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
- de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249, 252 , 250a (oud),273a , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;
- de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- de artikelen 1, onder a, b en d , 13 , 14 , 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d. de veiligheid van personen of goederen;
e. de verkeersvrijheid of -veiligheid;
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3:16 Overgangsbepaling
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid van het Besluit, niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. boom: een houtachtig, overblijvend gewas, zowel vitaal als afgestorven, met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;
b. houtopstand:één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen;
c. hakhout: één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn gekapt ofafgezet, opnieuw op de stronk uitlopen;
d. knotten/kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen vanuitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;
e. bebouwde kom:de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolgeartikel 1,vijfde lid, van de Boswet;
f. boomwaarde: het bedrag dat wordt gevonden door het product van devolgende factoren (waardebepaling door erkende taxateur):
- de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven het maaiveld;
- de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2;
- de waarde van de plantwijze.
g. dunning: velling, die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.
h. afzetten van hakhout: het vlak boven de stobbe verwijderen van allebovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen.
i. erven en tuinen:de bouwpercelen bij woningen, zomerhuizen en (agrarische)bedrijven buiten de bebouwde kom.
In deze afdeling wordt onder vellen mede verstaan kappen, snoeien van meer ` dan 20 % kroonvolume, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede ophoging van het maaiveld binnen de kroonprojectie van de houtopstand, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden die op bosbouwkundige of bedrijfseconomische wijze worden geëxploiteerd, indien het betreft:
a. populieren en wilgen als wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;
b. fruitbomen, en windschermen om boomgaarden;
c. fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
e. houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij
- de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en
- ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 areofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor:
a. houtopstanden binnen een bebouwde kom, voorzover het betreft bomen met een omtrek van de stam kleiner dan 150 centimeter gemeten aan de voet van de boom, voorzover deze niet op openbare groenstroken en plantsoenen staan;
b. houtopstanden binnen een bebouwde kom die staan op openbare groenstroken en plantsoenen, voorzover het betreft bomen met een omtrek van de stam kleiner dan 150 centimeter gemeten aan de voet van de boom, tenzij deze bomen onderdeel uitmaken van een rij-, singel- en/of bosbeplanting;
c. houtopstanden op erven en tuinen buiten de bebouwde kom, voorzover het betreft bomen met een omtrek van de stam kleiner dan 150 centimeter gemeten aan de voet van de boom, voorzover deze niet bestaan uit de volgende boomsoorten: beuk, eik, es, tamme kastanje, paardekastanje, linde en walnoot;
d. conifeerachtigen binnen een bebouwde kom en op erven en tuinen buiten de bebouwde kom, voorzover bestaande uit de volgende geslachten: Cedrus (ceder), Chameacyparis (dwergcypres), Cupressocyparis, Juniperus (jeneverbes), Picea (spar) en Thuja (levensboom);
e. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college of het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:15 van deze verordening.
f. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
g. houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld mits, van het voornemen om te vellen tenminste vijf weken voordat de dunning plaatsvindt kennis wordt gegeven aan het college;
h. houtopstanden, waaronder boomgroepen en solitaire bomen die voorkomen op terreinen die gerangschikt zijn onder de Natuurschoonwet 1928 mits, van het voornemen om te vellen tenminste vijf weken voordat het vellen plaatsvindt kennis wordt gegeven aan het college;
i. afgestorven bomen mits, van het voornemen om te vellen tenminste vijf weken voordat het vellen plaatsvindt kennis wordt gegeven aan het college;
j. houtopstanden die voorkomen op terreinen waar de Natuurbeschermingswet geldt (Natura 2000-gebieden);
Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor het periodiek afzetten van berken-hakhout tussen 1 november en 15 februari en van ander hakhout dan berkenhakhout tussen 1 november en 1 april mits:
a. van het voornemen om het hakhout af te zetten tenminste vijf weken voordat het afzetten plaatsvindt kennis wordt gegeven aan het college;
b. geen hout op het hakhoutperceel wordt verbrand;
c. het hakhoutperceel zodanig wordt afgerasterd en afgerasterd wordt gehouden dat beschadiging door weidend vee is uitgesloten.
Artikel 4:12 Aanvraag vergunning en kennisgeving van een velling
Wanneer de teammanager van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het college of bevoegd gezag een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het college of bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Een kennisgeving van een velling, zoals bepaald in artikel 4:11, lid 3, onderdelen g, h en i en lid 4 moet schriftelijk, onder bijvoeging van een situatieschets, worden ingediend door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4:12a In werkingtreden vergunning
Vergunningen op basis van deze afdeling verleend treden in werking zes weken na de bekendmaking daarvan.
Artikel 4:12b Behandeling kennisgeving
Na kennisgeving van een velling, zoals bepaald in artikel 4:11, lid 3, onderdelen g, h en i en lid 4 wordt binnen vijf weken schriftelijk toestemming verleend voor de velling of wordt aangegeven dat de velling vergunningsplichtig is, zoals bepaald in artikel 4:11.
Artikel 4:12c Weigeringsgronden en toestemming tot direct vellen
Artikel 4:12d Vervaltermijn vergunning
Een vergunning vervalt één jaar nadat zij onherroepelijk is geworden. Op verzoek van de vergunninghouder kan deze termijn door het college of het bevoegd gezag worden verlengd.
Artikel 4:12e Bijzondere vergunningsvoorschriften of voorschriften bij toestemming
Tot de aan de vergunning of een toestemming, zoals bepaald in de artikelen 4:11 en 4:12c, lid 3, te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het college of het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Artikel 4:12f Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het college of het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het college of het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, danwel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het college of het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het college of bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen. Hieronder valt onder meer het afrasteren van bomen, zodat beschadiging door weidend vee is uitgesloten.
Artikel 4:12g Schadevergoeding
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 4:12h Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 2 meter voor bomen binnen de bebouwde kom en op 0,5 meter voor bomen buiten de bebouwde kom. Voor heesters en heggen wordt deze afstand vastgesteld op 0,25 meter voor zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Artikel 4:12i Monumentale bomen
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;
d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame
AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan gedurende drie achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z , en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het college kan terreinen aanwijzen waarvoor het verbod niet van toepassing is. Het kan daarbij regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 , een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het verbod geldt niet voorzover het betreft:
a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
c. vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert;
d. het branden van snoeihout indien de te verbranden hoeveelheid minder bedraagt dat 5 kuub en hiervan 7 dagen voorafgaand aan het branden melding is gedaan aan het college.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
AFDELING 10. NAAMGEVING EN NUMMERING (ADRESSEN)
Artikel 5:38 Begripsbepaling in deze afdeling
In deze afdeling wordt verstaan onder:
verblijfsobject: de kleinste binnen één of meerdere panden gelegen en voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikte eenheid van gebruik die ontsloten wordt via een eigen afsluitbare toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte, die onderwerp kan zijn van goederenrechtelijke rechtshandelingen en in functioneel opzicht zelfstandig is;
Artikel 5:39 Naamgeving, nummering en gedoogplicht gebouwen
De rechthebbende op een verblijfsobject en standplaats is verplicht toe te latendat op of aan dat verblijfsobject of die standplaats, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, naamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, nummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Artikel 5:40 Verwijderingen e.d. aanduidingen
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Artikel 2:11 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
Artikel 2:73a Verbod op carbid
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Artikel 2:74a Verzamelingen van personen in verband met drugs
Artikel 2:74b Openlijk druggebruik
Artikel 2:74c Weggooien van spuiten e.d.
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:86 Aanwezigheid leidinggevende
Artikel 2:89 Sluiting van inrichtingen
Artikel 2:90 Toegang opsporingsambtenaren
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Artikel 4:12e Bijzondere vergunningsvoorschriften of voorschriften bij toestemming
Artikel 4:12f Herplant-/instandhoudingsplicht
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Artikel 5:39 Naamgeving, nummering en gedoogplicht gebouwen
Artikel 5:40 Verwijderingen e.d. aanduidingen
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2010, uitgezonderd de artikelen 1:1, onder i, 1:2, derde lid, en de termen “bevoegd gezag” in de artikelen 4:11, 4:12, 4:12c, 4:12d, 4:12e en 4:12f die inwerking treden op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 2 juni 2010