Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Harderwijk

Algemene subsidieverordening Harderwijk 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHarderwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening Harderwijk 2014
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Harderwijk 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Artikel 22 bevat een hardheidsclausule. Artikel 24 bevat overgangsbepalingen. De Algemene Subsidieverordening Harderwijk 2008 wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-05-201318-04-2018nieuwe regeling

18-04-2013

Het Kontakt, 01-05-2013

B13.000695

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening Harderwijk 2014

De raad van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 februari 2013,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende

Algemene subsidieverordening Harderwijk 2014

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder.

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk

  • b.

    raad: raad van de gemeente Harderwijk

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd van maximaal vier jaar subsidie wil verstrekken.

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

  • e.

    rechtspersoon: de rechtspersoon als bedoeld in artikel 3 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

  • f.

    vrijwilligersorganisatie:een organisatie, in bezit van een rechtspersoonlijkheid die met enige regelmaat bijeenkomt en/of activiteiten organiseert in het algemeen belang, waarbij alle inkomsten worden ingezet ten gunste van de doelstelling van de organisatie en waarbij de uitvoering van het primaire proces door vrijwilligers wordt gedaan en er geen verband bestaat tussen de verrichte werkzaamheden en de verdiensten van de vrijwilligers. De organisatie heeft een open karakter en bestaat minimaal één jaar.

2. Reikwijdte verordening

  • 1.

    De Raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt.

    • a.

      welzijn en zorg,

    • b.

      openbare orde en veiligheid,

    • c.

      sport,

    • d.

      onderwijs,

    • e.

      kunst, cultuur en recreatie,

    • f.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening,

    • g.

      volksgezondheid en milieu,

    • h.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in lid 1 nader worden omschreven. Hierbij kan worden afgeweken van deze ASV op artikel 2 lid 3, en artt. 5, 6, 7, 16, 17 en 18.

  • 3.

    Subsidie wordt alleen verstrekt aan een rechtspersoon.

3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en -indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd- onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorschriften aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

  • 3.

    Indien een aanvrager de gemaakte afspraken is nagekomen en daarbij een deel van het subsidiebedrag overhoudt door bijvoorbeeld efficiency-verbetering, innovatie of samenwerking, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de aanvrager voor het resterende bedrag een nieuwe aanvraag voor een activiteitensubsidie indient op het gebied van innovatie, bevorderen van samenwerking en/of kwetsbare groepen.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud

4. Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van subsidie-plafond(s).

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan met inachtneming van de ingevolgde artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels opstellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens.

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd,

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen.

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, of 1 oktober indien het een aanvraag van een vrijwilligersorganisatie betreft.

  • 2.

    Voor vrijwilligersorganisaties geldt bij eenmalige subsidies een aanvraagtermijn van minimaal 8 weken vóór aanvang van de activiteiten.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk voor 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend, voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningstermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 wordt op een aanvraag van een eenmalige subsidie voor vrijwilligersorganisaties binnen zes weken beslist.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente Harderwijk of haar ingezetenen.

  • 2.

    indien ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden kan worden beschikt.

  • 3.

    indien de aanvrager werkzaam is met een winstoogmerk. In deelverordeningen kan hiervoor bij investeringssubsidies een uitzondering worden gemaakt.

  • 4.

    de activiteiten een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap hebben.

  • 5.

    niet voldaan wordt aan de andere eisen uit deze verordening en de daarop gebaseerde uitvoeringsvoorschriften.

  • 6.

    het toe te kennen subsidiebedrag lager ligt dan € 150.

9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

10. Verlening subsidie

Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college de wijze van verantwoording van de te ontvangen subsidie aan.

11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

12. Mogelijkheid tot controle

  • 1.

    Het college kan controleren of een instelling voldoet aan de criteria van de verordening.

  • 2.

    De instelling verschaft hiertoe alle benodigde informatie aan het college.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

13. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies vanaf € 50.000, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan 1x per jaar gevraagd.

14. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 15. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger
  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon,

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met derden,

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen,

    • d.

      wijzigingen van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4.71 Awb.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

16. Verantwoording subsidies vanaf € 150 tot € 5.000.

  • 1.

    Subsidies van €150 tot € 5.000 worden door het college.

    • a.

      direct vastgesteld of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

17. Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening minimaal € 5.000 euro bedraagt maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van aan de activiteiten verbonden kosten en inkomsten in de vorm van een financieel verslag of jaarrekening.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

18.Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1.

    Indien de subsidieverlening minimaal € 50.000 bedraagt, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten,

    • b.

      bij een jaarlijks verstrekte subsidie, uiterlijk voor 1 juli in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een goedkeurende controleverklaring van de accountant zonder beperking.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

19. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerst lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarbij de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in de dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikel 17 eerste lid of artikel 18 eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

20. Uurtarieven.

Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bepalen dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven berekeningswijze.

21. Vermogensvorming door subsidiëring

Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger de gemeente een vergoeding verschuldigd van maximaal het met subsidie opgebouwde vermogen, met inachtneming van de reguliere afschrijving als:

  • a.

    de subsidieontvanger de voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt, bezwaart of de bestemming ervan wijzigt;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • c.

    de rechtspersoon wordt ontbonden of een fusie, zoals bedoeld in artikel 309 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangegaan;

  • d.

    de subsidierelatie wordt beëindigd.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

22. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover van toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

23. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening Harderwijk 2008 wordt ingetrokken.

24. Overgangsbepalingen.

Bij het inwerkingtreden van de Algemene subsidieverordening 2014 gelden de volgende overgangsbepalingen:

  • a)

    Aanvragen voor jaarlijkse subsidies door (semi-)professionele organisaties voor 2014 kunnen worden aangevraagd tot 1 september 2013.

  • b)

    Voor aanvragen voor subsidiering van activiteiten die in 2013 plaatsvinden, geldt de Algemene Subsidieverordening 2008.

  • c)

    Organisaties die al eerder een subsidie toegekend hebben gekregen maar nog niet eerder de bijlagen zoals omschreven in artikel 5 derde lid hebben aangeleverd, dienen deze bijlagen bij hun eerstvolgende subsidieaanvraag aan te leveren.

25. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking

26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Harderwijk 2014.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 18 april 2013, onder nummer 13.00127

de heer H.J. van Schaik de heer H.R. Lanning

voorzitter raadsgriffier

TOELICHTING OP DE VERORDENING

Subsidies

De Awb definieert wat een subsidie is (artikel 4:2, eerste lid). Er is sprake van subsidie als het gaat om geldverstrekkingen die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • 1.

    Het betreft een aanspraak op financiële middelen: het gaat niet om de daadwerkelijke overhandiging van geld, maar een aanspraak is voldoende: het bestuursorgaan besluit dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.

  • 2.

    Die door een bestuursorgaan worden verstrekt 

  • 3.

    Met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager: een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen en schadevergoedingen niet onder de noemer subsidie.

  • 4.

    Anders dan als betaling voor het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economisch verkeerd. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten.

 

Noodzaak van de verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift[1], om zo de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en –ontvanger en een doelmatige besteding door de overheid te waarborgen. Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is zo immers beter te toetsen.

Voor gemeenten betekent dit dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad (artikel 4:23 lid 1 Awb). De verordening beschrijft de belangrijkste kenmerken van het subsidieproces, zoals de aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de verdelingsmaatstaf. In de ASV staan de algemene omschrijvingen, in de deelverordeningen de specifieke omschrijvingen.

 

De modelverordening van de VNG

De modelverordening van de VNG is gericht op vermindering van de lastendruk. Dit wordt gerealiseerd door de volgende kenmerken.

- Uniformering en vereenvoudiging van begrippen en verplichtingen in het subsidieproces.

- Proportionaliteit tussen subsidiebedrag en lasten, door een indeling op grootte van het subsidiebedrag

- Eigen verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger, zoals de verplichting van de subsidieontvanger om omstandigheden te melden die van invloed zijn op de hoogte van het subsidiebedrag.

 

Er is voor gekozen zoveel als mogelijk in deze ASV op te nemen, zodat organisaties zich zo min mogelijk in onderliggende regels hoeven te verdiepen. Ook is steeds een afweging gemaakt om alles wat al in de Algemene Wet Bestuursrecht is geregeld, mogelijk buiten de ASV gehouden. Tot slot is vertrouwen het uitgangspunt, zonder eventuele risico’s uit het oog te verliezen.

 

 

Een aantal artikelen willen we nader toelichten.

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gebruikt verduidelijkt. De verordening maakt hier onder andere een onderscheid tussen jaarlijkse en eenmalige subsidies.

  • 1.

    De jaarlijkse subsidie heeft veelal betrekking op voortdurende activiteiten van een organisatie. Bij jaarlijkse subsidies is de aard en de grootte van de instelling en de hoogte van de subsidie bepalend voor de omvang van aanvullende afspraken.

  • 2.

    Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit. bijzondere projecten.

Met een open karakter van de vrijwilligersorganisaties doelen we op het openstaan van de activiteiten en/of de organisaties voor nieuwe deelnemers en/of leden. De subsidies bestaan uit gemeenschapsgeld: we willen dat de gehele gemeenschap ook de mogelijkheid krijgt om in de activiteiten en/of organisaties te participeren.

 

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college besluit binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals in de gemeentebegroting en de ASV. Het college gaat over het verstrekken van subsidies: dus het gehele subsidieproces inclusief bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

 

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in artikel 4.25 tot en met 4.28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een subsidieplafond gegeven. De raad stelt subsidieplafonds vast. In de deelverordeningen regelen we de manier van verdeling van de beschikbare middelen. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen.

 

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

We vragen naar informatie over de activiteiten die we subsidiëren en de doelstellingen die hier mee worden bereikt. Voor waarderingssubsidies en eenmalige activiteitensubsidies wordt dit gespecificeerd in aparte  deelverordeningen.

In artikel 5 lid 2 sub d, wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks (per boekjaar) verstrekte subsidies conform artikel 4:72 Awb. De inzage in het vermogen is vooral aan de orde voor de beoordeling van de jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte.

 

Artikel 6 Aanvraagtermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen aanvragen voor subsidie moeten zijn ontvangen door het college. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat de aanvraag tijdig wordt ontvangen. Er geldt een aparte termijn voor vrijwilligersorganisaties.

 

Artikel 7 Beslistermijn

Hier worden de termijnen genoemd, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. Op grond van de wet dwangsom en beroep tijdig niet-tijdig beslissen moet de overheid binnen de geldende termijn beslissen. Anders loopt hij het risico met teen dwangsom te worden geconfronteerd. Er zijn wel omstandigheden om deze beslistermijn te verlengen. als de aanvrager verzoekt om de aanvraag aan te vullen, als de aanvrager schriftelijk instemt met het uitstel als de vertraging de schuld is van de aanvrager of als er sprake is van overmachtsituaties.

Ook bij dit artikel is een afwijkende bepaling voor vrijwilligersorganisaties toegevoegd.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, zoals opgenomen in onder meer artikel 4:25 en 4:35 van de Awb worden hier aangevuld.

 

Artikel 9 Wet Bibob

De Wet BIBOB is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten die het college al ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen of de Wet BIBOB generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college moet zelf een afweging maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, moet daarvoor toestemming zijn verkregen van de minister van Justitie en de minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.

 

Artikel 10 Verlening van de subsidie

Op grond van dit artikel geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies moet plaatsvinden. Hiermee wordt bereikt dat voor degene aan wie de subsidie is toegekend van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij moet voldoen.

 

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de bevoorschotting plaatsvindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in de beschikking vermeld.

 

Artikel 14 Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht om tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als de verwachting er is dat de gesubsidieerde activiteiten niet, niet tijdig , niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht.

Als de subsidieontvanger hier niet aan voldoet, kan de gemeente op basis van art. 4.50 Awb de subsidieverlening wijzigen. Ook kunnen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan proportioneel worden geacht als de ontvanger misbruikt heeft gemaakt van het gegeven vertrouwen dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening.

 

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 15 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, en ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college.

 

Artikel 20

We onderzoeken de mogelijkheden van standaarduurtarieven, maar dit is ook deels afhankelijk van brancheontwikkelingen.

 

Artikel 21

Het gaat hier om vermogen dat is ontstaan door de subsidiering. Onder vermogensvorming worden naast financiën ook roerende en onroerende zaken verstaan. De mogelijkheid bestaat om de vergoeding (deels) in natura te laten plaatsvinden door bijvoorbeeld een gebouw, interieur en materialen over te dragen, dit ter keuze van het college.

 

Artikel 22 Hardheidsclausule

De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen. De toepassing van de hardheidsclausule moet beperkt blijven tot individuele gevallen. 

 

 

[1] Er zijn vier uitzonderingen: de spoedeisende subsidieverstrekking, subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, incidentele subsidieverstrekking en de Europese subsidies.