Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lelystad

VERORDENING WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLelystad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive
CiteertitelVerordening WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, onderdeel i

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-05-201301-01-201301-01-2017nieuwe regeling

05-03-2013

Flevopost, 24-4-2013

Nr. Z12-249421

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive

 

 

 

De raad van de gemeente Lelystad,

op voorstel van het college van de gemeente Lelystad d.d. 29 januari 2013;

gelet op:

  • -

    artikel 147 van de Gemeentewet;

  • -

    artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand (WWB);

overwegende, dat de raad bij verordening regels dient te stellen voor het verrekenen van de bestuurlijke boete bij recidive, zoals genoemd in artikel 60b van de Wet werk en bijstand;

B E S L U I T

vast te stellen de navolgende

VERORDENING WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Artikel 1. Definitiebepaling

In deze verordening wordt onder een recidiveboete, een bestuurlijke boete verstaan als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand.

Artikel 2. De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 3. Verzoek tot doorbetaling

  • 1.

    Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, de netto woonkosten, kosten voor energie en de netto kosten van de ziektekostenverzekering, gedurende de in artikel 2 genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2.

    Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 4. Verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet

In afwijking van artikel 2 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorzover:

  • a.

    toepassing van artikel 2 en 3 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel

  • b.

    anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening WWB verrekening bestuurlijke boete bij recidive.

Lelystad,

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier, de voorzitter,

Algemene Toelichting

Per 1 januari 2013 treedt de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk b.v. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Wet werk en bijstand verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

Opgemerkt zij nog dat de verordening enkel de verrekening regelt van bijstandsafhankelijken die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het boete opleggende college het bijstandsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het bijstandsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2

Bij verrekening moet in beginsel rekening worden gehouden met de beslagvrije voet zoals bepaald in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals aangegeven geeft de Wet werk en bijstand de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de recidiveboete buiten toepassing te laten. De openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) mag in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.

De gemeente Lelystad maakt maximaal gebruik van de mogelijkheid om de boete zo snel mogelijk met de uitkering te verrekenen. Het gaat hier immers om recidive. Met andere woorden, betrokkene is al eens eerder bestraft, en heeft daarmee willens en wetens het risico van de gevolgen van het frauderen genomen.

Artikel 3

Artikel 3 voorziet in de mogelijkheid voor belanghebbende om het college te verzoeken om in ieder geval de netto kosten van wonen, energie en ziektekostenverzekering via de bijstand te laten doorbetalen.(Het gaat hier om de verschuldigde lasten, na aftrek van eventuele vergoedingen, zoals toeslagen en/of bijzondere bijstand voor deze kosten).

Gedachte hierachter is dat met name moet worden gevreesd dat, wanneer belanghebbende tot drie maanden van bijstand verstoken blijft , het risico bestaat dat deze kosten met allerlei eventuele extra kosten alsnog opgebracht moeten worden door de maatschappij. Om dit te voorkomen voorziet deze bepaling in de mogelijkheid dat het college het te verrekenen bedrag kan aanpassen. Wel is gekozen voor een directe doorbetaling om te voorkomen dat de bijstand voor andere zaken wordt ingezet, waardoor alsnog het risico van uithuisplaatsing reëel blijft.

In het tweede lid van artikel 3 is daarnaast bepaald dat een verzoek tot doorbetaling zonder meer wordt geweigerd indien belanghebbende in redelijkheid over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel in redelijkheid deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Dat gesproken wordt over een verzoek houdt in dat belanghebbende zelf in actie moet komen zo hij de verrekening wil laten aanpassen. Dat houdt tevens in dat zo’n verzoek ook lopende de drie maanden van verrekening kan worden gedaan, mocht bijvoorbeeld plots blijken dat uithuiszetting dreigt.

Artikel 4

In artikel 4 zijn situaties benoemd waarin toch de beslagvrije voet bij verrekening in acht genomen wordt.

Naast de dringende redenen van de belanghebbende zelf, wordt hier in het bijzonder het belang van kinderen in acht genomen. De overweging hierbij is dat de minderjarige kinderen niet hebben bijgedragen aan de fraude, maar door de volledige verrekening van de uitkering onaanvaardbaar getroffen kunnen worden in hun bestaan.

Hier ligt altijd een individuele beoordeling aan ten grondslag.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, conform de wettelijke bepalingen. De inwerkingtreding is gelegen voor de datum van de vaststelling door de raad.

Inhoudelijk heeft dit geen gevolgen omdat de eerste recidiveboete pas zal worden opgelegd nadat de verordening is vastgesteld door de raad. Dus feitelijk is er geen sprake van terugwerkende kracht.

Artikel 6

Behoeft geen nadere toelichting