Organisatie | Sliedrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Sliedrecht 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 16
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2010 | 19-01-2011 | Nieuwe regeling | 25-01-2010 Het Kompas 11 februari 2010 | Onbekend |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
De burgemeester is voorzitter van de raad.
De raad belast één van zijn leden met de waarneming van het voorzitterschap van de raad in geval van verhindering of afwezigheid van de voorzitter. Deze waarneming geldt ook het ambt van burgemeester bij verhindering of afwezigheid van de burgemeester en alle wethouders.
Artikel 4 De gemeentesecretaris
De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de besprekingen als bedoeld in dit reglement.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een elk in het raadhuis en het gemeentekantoor ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van het ter inzage leggen melding in de openbare bekendmaking bedoeld in artikel 14. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare bekendmaking.
Paragraaf 2 Orde van de vergadering
Artikel 19 Geluid en beeldregistraties
Van de raadsvergadering vindt een geluidsregistratie plaats die via de internetsite te beluisteren valt. Voor overige geluid- en beeldregistraties dient vooraf toestemming van de voorzitter te worden gevraagd.
Artikel 20 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mee, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de griffier en degenen die hebben deelgenomen aan de besprekingenhebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven wat gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.
De raad kan op verzoek van een of meer leden wijzigingen aanbrengen in de op de lijst voorgestelde wijze van afhandeling. Als een lid verzoekt om bespreking van het ingekomen stuk in een opiniërende bijeenkomst geeft het lid aan welke aanleiding voor bespreking van het stuk bestaat en met welk doel agendering wordt verzocht.
De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van een door de voorzitter aangewezen plaats en richten zich tot de voorzitter.
Artikel 28 Handhaving orde; schorsing
Als een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin dat plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Na het sluiten van de bespreking en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft elk lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft of, wanneer hij het laatst opgeroepen lid is, voordat met het tellen van de stemmen is begonnen. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 35 Stemming over mensen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat als gevolg van het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 36 Herstemming over mensen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee mensen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee mensen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee mensen de derde stemming zal plaatshebben.
Elk lid van de raad kan tot het sluiten van de besprekingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, uiterlijk op vrijdag vóór 12 uur voorafgaand aan de maandag van de raadsvergadering via de griffierschriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd en de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na het indienen van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 44 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in elk geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Als beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 48 Verslag; verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Hij meldt dit voor de vergadering aan de voorzitter. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de opiniërende bijeenkomst.
Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad in overeenstemming met artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of over de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 52 Opheffing geheimhouding
Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet van plan is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN MEDIA
Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.
Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons
In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, en het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Sliedrecht op 25 januari 2010,
De griffier, De voorzitter,
A.Overbeek M.C. Boevée
TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD 2010
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Onder ‘aanhangig’ wordt bedoeld aan de orde/in behandeling zijnd.
De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of afwezigheid van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt dezelfde regeling in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar.
De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de bespreking deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.
De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de bespreking. Rechtspositionele bepalingen over de beëdiging, woonplaats enz. zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat geregeld is in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.
Artikel 4 De gemeentesecretaris
De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het ook wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de besprekingen van de raad. De gemeentesecretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. Formeel zal de raad het college moeten verzoeken of het college de gemeentesecretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de besprekingen deel te nemen. Op deze manier kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de gemeentesecretaris bezit of kan de gemeentesecretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
Voor de wijziging van dit reglement van orde bestond het presidium uit de voorzitters van de verschillende opiniërende bijeenkomsten, de vice-voorzitter en voorzitter van de raad. Het presidium stelde het concept van de raadsagenda vast maar besprak ook zaken van praktische aard. In dit reglement van orde is het presidium bestaande uit de fractievoorzitters (seniorenconvent) en de voorzitter van de raad opgenomen om formeel de mogelijkheid te hebben (periodiek) over strategische, vertrouwelijke dan wel praktische onderwerpen te spreken die de gehele raad aangaan.
Het klein presidium bestaat uit de voorzitter en vice-voorzitter van de raad ondersteund door de griffier. Het klein presidium stelt de concept agenda van de raadsvergadering op en bespreekt praktische zaken over het traject van besluitvorming of anders.
HOOFDSTUK 2 TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Als gevolg van artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is vervallen door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.
In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In Sliedrecht bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de begin van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de naam die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen naam boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de naam mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen verhuizen, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Als gevolg van artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en verder als de burgemeester het nodig vindt of als tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.
Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd worden ook de voorlopige agenda en de stukken op internet geplaatst.
Het klein presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk zal het niet altijd mogelijk zijn om 10 dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan de maandag van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in het opstellen van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via het klein presidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij begin van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een opiniërende bijeenkomst verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om bij de vergadering aanwezig te zijn.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
In dit artikel gaat het om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).
Artikel 14 Openbare bekendmaking
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Ook is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.
Paragraaf 2 Orde van de vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Dit artikel behoeft geen toelichting, het geeft invulling aan de huidige praktijk.
Artikel 17 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering als het vereiste aantal leden niet op komt dagen.
Artikel 18 Spreekrecht burgers
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 19 Geluid- en beeldregistraties
Van de vergadering vindt een geluidsregistratie op CD-rom plaats. Deze geluidsfragmenten zijn via de gemeentelijke site voor iedereen te beluisteren.
Artikel 20 Primus bij hoofdelijke stemming
Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing.
Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State).
Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze (ambtelijk) te worden voorbereid.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 28).
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Als de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere bespreking nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De bespreking over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar samen met de bespreking over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In sommige gemeenten is de spreektijd afhankelijk van de grootte van de fractie. In Sliedrecht is daar niet voor gekozen maar in bijzondere gevallen zoals bij de behandeling van de begroting kan daar toch noodzaak toe zijn.
Artikel 28 Handhaving orde; schorsing
De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 28 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 56 van dit reglement.
Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel besproken. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Als de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt meteen tot stemming overgegaan of aan de besprekingen wordt een derde termijn toegevoegd.
Artikel 30 Deelname aan de bespreking door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de bespreking mag deelnemen.
Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.
Deze bepaling legt vast dat ook nog een beslissing over het voorstel (als een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 33 Algemene bepalingen over stemming
Als een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, als de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 24. Bij het staken van de stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Als de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 34 Stemming over amendementen en moties
Voor meer informatie over een amendement of een motie wordt verwezen naar de artikelen 1, 37 en 38 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.
Artikel 35 Stemming over mensen
De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van mensen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen. In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.
Artikel 36 Herstemming over mensen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 37 Beslissing door het lot
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel (van het college) voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De bespreking over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Als (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere bespreking noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 25). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 34. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, als aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure over een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de bespreking over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar samen met de bespreking over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 41 geregelde initiatiefvoorstellen.
Artikel 40 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt meteen, zonder bespreking, besloten door de raad. Als het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 41).
Artikel 41 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.
Artikel 44 Schriftelijke vragen
Het schriftelijk vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Als de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.
Artikel 45 Mondelinge vragen (vragenuur)
Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragen-halfuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Meestal is de rondvraag in de raadsvergadering een mogelijkheid tot het stellen van vragen, maar Sliedrecht kent de rondvraag in een raadsvergadering niet. In een dualistisch stelsel is het bovendien niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
HOOFDSTUK 5 BEGROTING EN REKENING
Artikel 47 Behandeling begroting en rekening
Dit artikel behoeft geen toelichting.
HOOFDSTUK 6 LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 48 Verslag; verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten daar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (natuurlijk kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, in overeenstemming met de regels, daarvoor gesteld in artikel 44. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. De bepalingen van dit artikel worden ook van toepassing verklaard op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtsmensen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.
HOOFDSTUK 7 BESLOTEN VERGADERING
Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’ en de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Gemeentewet.
Wat besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 52 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet noodzakelijk aan hem hoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bijvoorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de opiniërende bijeenkomst heeft overgelegd. De opiniërende bijeenkomst kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (als de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
HOOFDSTUK 8 TOEHOORDERS EN MEDIA
Artikel 53 Toehoorders en media
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 55 Verbod gebruik mobiele telefoons
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 56 Maatregelen van orde
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 57 Uitleg reglement van orde