Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening gemeente Overbetuwe 2013 |
Citeertitel | Parkeerverordening gemeente Overbetuwe 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Parkeerverordening 2013 13 03 26.pdf |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-04-2013 | nieuwe regeling | 26-03-2013 De Betuwe; 10-04-2013. | 13rb000006. |
a. Onderwerp: Parkeerverordening gemeente Overbetuwe 2013
De raad van de gemeente Overbetuwe;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 12 februari 2013;
gelezen het advies van de voorbereidende vergadering 5 maart 2013;
gelet op artikel(en) artikel 149 en 154 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet;
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat on¬der:
houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens of diegene die het motorvoertuig op grond van een contract van huurkoop of vruchtgebruik (lease) onder zich heeft;
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
De volgende gebruikers mogen gebruik maken van een belanghebbendenplaats zonder vergunning als bedoeld in artikel 3 van deze verordening:
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.
Het college kan één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van reguleren van het parkeren in de gemeente, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 26 maart 2013.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. A.J. van den Brink
de voorzitter,
R.T. Metz.
In de aanhef van de parkeerverordening moeten de artikelen 149 en 154 Gemeentewet en 2a Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) opgenomen worden. Op grond van het eerste artikel mag een gemeente zogeheten autonome verordeningen opstellen. Op grond van het tweede artikel behoudt een gemeente zijn autonome regelgevende bevoegdheid ten aanzien van het onderwerp waarin de Wegenverkeerswet voorziet, voorzover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voorzover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel zijn de in deze verordening gehanteerde begrippen omschreven. Deze spreken in het algemeen voor zich. Een enkele wordt hieronder nog toegelicht.
Onder d. houder: in de WVW 1994 is bepaald dat motorrijtuigen over een kenteken moeten beschikken. Het RVV 1990, waarin onder andere bepalingen over parkeren zijn opgenomen, spreekt echter over motorvoertuigen. Dit is op zich verwarrend, maar materieel gezien komen de definities van beide begrippen goeddeels overeen.
Onder e. motorvoertuig: op grond van artikel 225 Gemeentewet kunnen parkeerbelastingen worden geheven voor het parkeren met motorvoertuigen. In deze parkeerverordening is ervoor gekozen om de werking van deze verordening te beperken tot motorvoertuigen, zoals bedoeld in artikel 1, onder z. van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen. Een brommobiel is in het RVV 1990 (artikel 1, onder ia.) gedefinieerd als een bromfiets op meer dan twee wielen, die is voorzien van een carrosserie. Brommobielen vallen dus niet onder de definitie van motorvoertuigen. In artikel 2a RVV 1990 is echter bepaald dat de regels voor motorvoertuigen ook van toepassing zijn op brommobielen en de bestuurders en passagiers van brommobielen. Bestuurders van brommobielen moeten zich in het verkeer dus gedragen als een ‘gewone’ automobilist. Dit geldt ook voor het parkeren met een brommobiel. Daarom is ervoor gekozen deze parkeerverordening en de verordening parkeerbelasting ook van toepassing te verklaren op brommobielen.
Onder f. parkeren: in de parkeerverordening is aansluiting gezocht bij de definitie van het begrip parkeren in artikel 225 Gemeentewet en dus niet bij de definitie uit artikel 1, onder ac. van het RVV 1990. Er is gekozen voor deze definitie, omdat het invoeren van vergunninghoudersparkeren ook gebaseerd is op artikel 225 Gemeentewet.
Artikel 2 Aanwijzen belanghebbendenplaats
Het aanwijzen van de gebieden en plaatsen waar en de tijden waarop met een vergunning op belanghebbendenplaatsen geparkeerd kan worden, dient bij of krachtens deze verordening te worden geregeld. Zoals te doen gebruikelijk bij verordeningen is de aanwijzingsbevoegdheid bij het college neergelegd. Het betreft immers een uitvoeringstaak.
De aanwijzing van belanghebbendengebieden is in principe alleen mogelijk voor gebieden waar een redelijke mate van parkeerdruk aanwezig is, of als sturingsinstrument.
Het college kan een vergunning afgeven voor het parkeren op plaatsen voor belanghebbenden (parkeervergunning). Het college kan tevens nadere regels stellen voor het aanvragen en het verlenen van een parkeervergunning. Hierbij kan worden gedacht aan het stellen van indieningsvereisten voor het aanvragen van een parkeervergunning. In het kader van het voorkomen van onnodige administratieve lasten voor burgers en bedrijven worden in beginsel geen gegevens opgevraagd die de gemeente al bekend zijn of die de gemeente eenvoudig en vaak goedkoper zelf kan opvragen. Hierbij wordt gedacht aan het opvragen van bedrijfsgegevens bij de Kamers van Koophandel voor het afgeven van een parkeervergunning aan een bedrijf.
Ook kan het college regels stellen voor personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen. Deze personen of bedrijven kunnen alvast op een eventuele wachtlijst voor een parkeervergunning worden gezet. Daarbij zullen zij voldoende hard moeten kunnen maken dat zij ook daadwerkelijk in het betreffende gebied gaan wonen of zich daar gaan vestigen met een bedrijf, door middel van bijvoorbeeld een koop- of huurcontract.
In het derde lid worden de drie verschillende categorieën van vergunninghouders genoemd die in aanmerking kunnen komen voor een parkeervergunning. Behalve eigenaren en houders, bewoners en bedrijven in het vergunninggebied zijn hier ook de beroepsmatige hulpverleners zonder herkenbaar voertuig opgenomen.
In het vierde lid is bepaald dat het college in bijzondere gevallen ook een (tijdelijke) parkeervergunning kan verlenen aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de vereisten die in het derde lid zijn opgenomen. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de eerder genoemde personen of bedrijven die nog niet in het vergunningenhoudersgebied wonen of gevestigd zijn, maar die dat wel binnen afzienbare tijd gaan doen. Hierbij kan ook gedacht worden aan personen of bedrijven die (tijdelijk) een standplaats innemen met een motorvoertuig.
Om te voorkomen dat er voor een bepaald gebied teveel parkeervergunningen worden uitgegeven, is het verstandig om direct bij de invoering van een belanghebbendengebied het maximum aantal uit te geven vergunningen te bepalen. Hierbij kan ook onderscheid worden gemaakt naar de verschillende categorieën parkeervergunninghouders, waarbij het in de praktijk vooral zal gaan om het aantal bewonersvergunningen en bedrijfsvergunningen (vijfde lid). Hoewel een parkeervergunning geen absoluut recht geeft op een parkeerplaats in een aangewezen belanghebbendengebied, moet de vergunninghouder er wel op kunnen vertrouwen dat hij zijn auto doorgaans kwijt kan in dat gebied. Wanneer het maximum aantal uit te geven parkeervergunningen is bereikt, kan het college de parkeervergunning weigeren en de betreffende persoon of het betreffende bedrijf op een wachtlijst plaatsen.
Op grond van het zesde lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel voorschriften als beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is. Vergunningen kunnen ook worden verleend voor bepaalde zones, om te voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de gemeente gratis kunnen parkeren.
Dit artikel is opgenomen in kader van de vermindering van de administratieve lastendruk, voor zowel de aanvragers als de gemeente.
Artikel 5 Volgorde vergunningverlening en wachtlijst
In dit artikel zijn regels opgenomen hoe te handelen in het geval de aanvraag van een parkeervergunning het aantal beschikbare parkeerplaatsen overschrijdt. Zoals het er ten tijde van het vaststellen van de verordening naar uit ziet, ligt het niet in de lijn der verwachting dat dit artikel toegepast zal worden.
De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen. In de verordening is een beslistermijn opgenomen, die eenmaal met dezelfde periode kan worden verlengd.
In het kader van deregulering en besparing op kosten is gekozen om de parkeervergunning voor de duur van ten hoogste 3 jaar te verlenen. Na deze periode zal door onder andere weersinvloeden het vergunningsdocument niet meer goed leesbaar zijn. Na deze periode wordt - na indiening van een aanvraag en betaling van de parkeerbelasting - een nieuwe vergunning verleend.
Om de controle op naleving van het belanghebbendenparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters etcetera). Om fraude te bemoeilijken (het maken van bij voorbeeld een fotokopie) wordt de vergunning in meer kleuren uitgevoerd, waarbij gelet zal worden op de kleurechtheid van de inkt en/ of papier.
Artikel 8 Intrekking of wijziging van een vergunning
In de aanhef van dit artikel wordt aangegeven dat het college een parkeervergunning ‘kan’ intrekken of wijzigen. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van het college staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken of gewijzigd, wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. Met andere woorden: het is een zogeheten ‘kan-bepaling’. De opsomming is limitatief. Om eventuele andere redenen of oorzaken kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken of gewijzigd.
Het verbieden van het plaatsen van enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, is opgenomen omdat het plaatsen van dergelijke voorwerpen het normale gebruik van de bedoelde parkeerplaatsen belemmert en daarmee de beoogde parkeerregulering doorkruist. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen.
Bewust is gekozen voor motorvoertuigen en niet voor voertuigen omdat caravans en aanhangwagens anders ook vergunningsplichtig zijn. Op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) mag een caravan overigens niet langer dan drie aaneengesloten dagen op de weg staan.
Artikel 154 Gemeentewet bepaalt dat op overtreding van een verordening een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie kan worden gesteld. Daarbij kan als bijkomende straf openbaarmaking van de rechtelijke uitspraak worden gesteld. Van deze bijkomende straf valt bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten. Daarom is het opnemen van deze bijkomende straf in de parkeerverordening achterwege gelaten.
De fiscale aanpak van het niet betalen van de parkeerbelasting is, gelet op artikel 234 Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuurplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling worden opgenomen, die alleen voor strafrechtelijke handhaving via de zogeheten ‘Wet Mulder’ in aanmerking komt.
Met dit artikel wordt het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordeing bepaalde geregeld.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen.
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing van deze veordening, gelet op het belang van het reguleren van het parkeren in de gemeente, zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Wordt er van deze clausule gebruik gemaakt, dan heeft dit tot gevolg dat de verordening moet worden aangepast. Immers, alleen ten tijde van de vaststelling niet voorziene gevallen kunnen onder deze bepaling worden gevat.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.