Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Bilt

Toezichtsprotocol gemeente De Bilt

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Bilt
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingToezichtsprotocol gemeente De Bilt
CiteertitelToezichtsprotocol gemeente De Bilt
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Woningwet
  2. Awb

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-05-2010nieuwe regeling

23-03-2010

Biltbuis12-05-2010

cv18-03-2010

Tekst van de regeling

Intitulé

Toezichtsprotocol gemeente De Bilt

 

 

Toezichtsprotocol gemeente De Bilt

Kwaliteitshandboek en uitvoeringsregels voor toezicht op het terrein van de bouwregelgeving

Hoofdstuk 1 Doel en opzet van de uitvoeringsnota

1.1 Inleiding

De gemeente De Bilt heeft in januari 2009 een uitvoeringsprogramma vastgesteld voor de toezichtstaken die betrekking hebben op de bouwregelgeving. Dit programma bevat de uitgangspunten die de ambtelijke organisatie als richtlijn hanteert voor de uitvoering van zijn taken op dit terrein.

Deze uitvoeringsnota heeft tot doel om de doorwerking naar de uitvoeringsorganisatie te inventariseren en -waar mogelijk- ook vast te leggen. De nota bevat een aantal verschillende elementen:

  • 1.

    Benoemen en vastleggen van werkwijzen die recht doen aan de ambities die de gemeente heeft geformuleerd.

  • 2.

    Definiëren van de taken en het verantwoorden van de intensiteit waarmee deze taken zullen worden uitgevoerd. Daarmee wordt de basis gelegd voor de programmering van het werk.

  • 3.

    Benoemen van de zogeheten “restrisico’s”. Als de capaciteit op minder risicovolle taken wordt beperkt, moet worden geaccepteerd dat daarmee risico’s worden aanvaard. Risico’s die de gemeente acceptabel vindt omdat de inzet van toezichtscapaciteit in geen verhouding staat tot de omvang van de risico’s. Getracht zal worden de consequenties daarvan, voor zover mogelijk, te benoemen.

  • 4.

    Vastleggen van beleidsregels om te komen tot een effectieve en efficiënte taakuitvoering in overeenstemming met bestuurlijke ambities.

De in deze nota voorgestelde werkwijzen hebben tot gevolg dat de ambtelijke organisatie een aantal werkzaamheden op een andere, soms wat meer gestructureerde wijze zal gaan uitvoeren. Er zal dan ook rekening mee moeten worden gehouden dat het introduceren van andere werkwijzen en methoden een aanlooptijd vraagt.

1.2 Waarom deze opbouw?

In het uitvoeringsprogramma, die aan deze uitvoeringsnota vooraf is gegaan, is een aantal uitgangspunten voor de beleidsontwikkeling vastgelegd. In deze nota krijgen die uitgangspunten hun doorwerking naar de taken van het team Unit Toezicht. Voor een goed begrip van die uitgangspunten, hier nog een korte verklaring.

Aan het begin van deze eeuw heeft in het land een aantal gebeurtenissen plaatsgevonden, die hebben duidelijk gemaakt dat aan de uitvoering van overheidstaken kwaliteitseisen moeten worden gesteld. Er moet op kunnen worden vertrouwd dat de overheid haar taken op een minimaal verantwoord niveau uitvoert. En wie daarop doordenkt komt snel tot de slotsom, dat dit alleen mogelijk is door goede afspraken te maken over de wijze waarop zaken worden beoordeeld, die afspraken ook vast te leggen en maatregelen te treffen opdat iedereen zich hieraan houdt. Ofwel -in jargon- de kwaliteit te benoemen, vast te leggen en de kwaliteit te borgen.

Lastig daarbij is dat het uitoefenen van alle wettelijke taken op het formeel vereiste niveau, een dusdanige capaciteit vraagt, dat geen enkele gemeente daaraan kan of wil voldoen. Er moeten prioriteiten worden gesteld. De ene wettelijke taak is minder risicovol dan de andere. Dat rechtvaardigt verschillen in de ambtelijke capaciteit die op deze taken wordt ingezet. Een risico-inventarisatie kan uitwijzen hoe de verschillende wettelijke taken zich tot elkaar verhouden. Daarnaast kunnen ook binnen wettelijke taken onderwerpen worden benoemd die meer, en onderwerpen die minder risicovol zijn. Ook dat rechtvaardigt een selectie. Die selectie moet dan wel worden gemaakt, vastgelegd en bestuurlijk afgedekt. Het zal geen verbazing wekken dat het analyseren en herschikken van de werkorganisatie op deze punten de nodige voorbereiding vraagt. Een voorbereidingstijd van één à twee jaar is normaal.

En bij dit alles moet worden benadrukt dat ook nu de winkel open blijft tijdens de verbouwing. Dat dwingt ertoe een realistisch tijdpad te kiezen en wijzigingen eerst door te voeren als aan de voorwaarden voor een succesvolle introductie is voldaan. 2010 zal als richtlijn gelden voor de implementatie van de methodiek.

Bij de hierna volgende beschrijving van de wettelijke taken zullen deze drie elementen een belangrijke rol spelen. Daarbij is steeds een antwoord vereist op de volgende vragen:

  • 1.

    Hoe kunnen wij de taken op een uniforme en transparante wijze uitvoeren?

  • 2.

    Welke keuzes zijn gemaakt om met de ons ter beschikking staande middelen een verantwoorde taakuitvoering te waarborgen?

In hoofdstuk 2 staat de organisatie van het toezicht op de verschillende rechtsgebieden centraal

1.3 Wetswijziging Woningwet

Op 1 april 2007 is er een wijziging van de Woningwet in werking getreden. Het nieuwe artikel 100c van de Woningwet, bepaalt dat het college jaarlijks de voornemens bekend moet maken over de wijze waarop in het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan toezicht op en handhaving van de taken uit de Woningwet. Jaarlijks moet ook verantwoording worden afgelegd over die taakuitvoering. Deze verplichting gaat gelden vanaf 2008. In paragraaf 3.2 zijn deze verplichtingen verder toegelicht.

Hoofdstuk 2 Organisatie van het toezicht

2.1 Inleiding

Voor de organisatie van het toezicht zijn twee elementen van wezenlijk belang: wanneer wordt toezicht gehouden en waarop wordt toezicht gehouden. Beide elementen tezamen bepalen de kwaliteit van het toezicht. Uiteraard zal ook hier de intensiteit moeten samenhangen met de risico’s die de verschillende taken opleveren.

Uitgangspunt is dat de kwaliteit van het toezicht bijdraagt aan de kwaliteit van de uitvoering door vergunninghouders. Maar daarbij moet wel worden benadrukt dat toezicht alleen nooit een goede kwaliteit kan waarborgen. Die verantwoordelijkheid rust te allen tijde bij de bouwer.

2.2 Wat is toezicht?

Alvorens met het benoemen van toezichtstaken wordt begonnen is het noodzakelijk vast te leggen welke activiteiten als toezichtactiviteiten worden gedefinieerd. Bij de urenramingen vallen onder het toezicht de volgende activiteiten:

  • 1.

    Reistijden naar en van de locatie waar toezicht wordt gehouden;

  • 2.

    Inspectie ter plaatse;

  • 3.

    Verslaglegging van de inspectie overeenkomstig de gemaakte afspraken;

  • 4.

    Eventuele informerende correspondentie direct naar aanleiding van de inspectie;

  • 5.

    Dossiervoorbereiding.

Uitgangspunt is dat het dossier zonodig een voldoende juridische basis vormt voor de start van het handhavingstraject.

In de risico-inventarisatie is al indicatief opgenomen op welk toezichtniveau de taken dienen te worden uitgevoerd.

1.Bouwtoezicht - toezicht op het uitvoeren van werken overeenkomstig een bouwvergunning. Deze vorm van toezicht is een vanzelfsprekend onderdeel van de BWT-taken en behoeft, evenals de toetsing van de aanvraag, nadere afspraken omtrent diepgang en intensiteit. Wij spreken van bouwtoezicht, maar daaronder vallen ook het toezicht op sloop-, monumenten- en aanlegvergunningen.

Het niveau van het toezicht heeft een directe relatie met de risicoscore zoals die in de risico-inventarisatie is bepaald. Actief toezicht wordt alleen overwogen bij taken die een hoger risicoprofiel hebben en zich ook lenen voor die vorm van toezicht. Gebiedstoezicht ligt meer in de rede bij niet-vergunninggebonden toezichttaken.

2.2.1 Organisatie van bouwtoezicht, de voorbereiding

Uitgangspunt is dat nooit met bouwvergunningplichtige bouwwerkzaamheden mag worden aangevangen voordat de gemeente alle relevante gegevens heeft ontvangen en de tijd heeft gehad om deze gegevens ook te beoordelen, tenzij daarvoor expliciet schriftelijk of in de bouwvergunning toestemming is gegeven. Dit is vooral van belang voor de gegevens die op grond van het Besluit indieningsvereisten uiterlijk drie weken voor de aanvang van de desbetreffende bouwwerkzaamheden moeten zijn aangeleverd (constructieve detailgegevens, installaties e.d.). In de praktijk betekent dit dat eerst met de bouw van die onderdelen mag worden begonnen drie weken nadat deze gegevens zijn verstrekt, tenzij de gemeente zelf schriftelijk toestemming heeft gegeven. Dat laatste gebeurt alleen als het een bouwwerk betreft waarvan de detaillering sowieso slechts marginaal wordt beoordeeld.

Voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden zelf moet op grond van de bouw-verordening en/of de bouwvergunning een aantal kennisgevingen worden gedaan, t.w.:

  • ·

    Aanvang van de bouw, waaronder controle op ontgravingen en uitzetten;

  • ·

    Aanbrengen fundering;

  • ·

    Grondverbetering;

  • ·

    Storten beton;

  • ·

    Aansluiting op de gemeentelijke riolering;

  • ·

    Aanbrengen van thermische isolatie voor het sluiten van de gevel;

  • ·

    Gereedmelding bouwwerk.

De bouwverordening gaat uit van een standaardbouwwerk. Een verdere verfijning / operationalisatie van het toezicht is dan ook noodzakelijk. Uitgangspunt is dat alle bouwtaken, die vooraf moeten worden beoordeeld door de toezichthouder, bij de vergunningverlening al worden aangegeven.

2.3 Bouwtoezicht

Dit is de belangrijkste vorm van toezicht. Als voor een taak staat aangegeven dat deze één of meerdere actieve toezichtmomenten kent, dan is hiervoor een verantwoording opgesteld (zie bijlage) en zijn de vereiste standaarden gemaakt om één en ander ook vast te leggen.

Dit toezicht is gekoppeld aan vergunningen. De uitvoering overeenkomstig de vergunning is dan uiteraard het doel. De verwachte werklast kan worden bepaald door het aantal uren voor elk toezichtmoment te vermenigvuldigen met het aantal verwachte vergunningen.

2.3.1 Toezichtmomenten

Een bouwwerk dient tijdens de bouw op een aantal essentiële punten beoordeeld te worden om een volledig beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit en de bouwwijze. Als bijvoorbeeld de wapening van een constructie niet wordt gecontroleerd kan later niet meer worden beoordeeld of het bouwwerk op dat punt wel aan de voorschriften voldoet.

Nu is het ondoenlijk om elk bouwwerk op elk punt van de bouw te controleren. Daarvoor ontbreken kortweg de mogelijkheden. In de risico-inventarisatie zijn veiligheid en gezondheid als dominante risico’s aangemerkt. Het beheersen van die risico’s behoort dan ook in de definiëring van het toezicht centraal te staan. Ook heeft de gemeente bepaald dat de eigen verantwoordelijkheid van -in dit geval- de bouwer als uitgangspunt moet worden genomen. De gemeente is dan ook van opvatting dat het toezicht houden op de kwaliteit van het bouwen te allen tijde de verantwoordelijkheid van de bouwer behoort te zijn. Voorzover het bouwen geen veiligheids- of gezondheidsrisico’s met zich brengt en dit geen gevolgen heeft voor het publieke domein zal het toezicht door de gemeente bescheiden zijn. In de keuze van de toezichtmomenten is met dat uitgangspunt rekening gehouden. Ook zal in de voorlichting naar de eigenaren, c.q. houders van de bouwvergunning die verantwoordelijkheid worden benadrukt.

Daarbij heeft de gemeente een faciliterende rol. Als de eigenaar of belanghebbende derde twijfels heeft over de uitvoering van bouwwerkzaamheden en tijdens de bouw contact opneemt met de gemeente, zal daar alert op worden gereageerd door het bouwtoezicht. In die rol functioneert het bouwtoezicht meer als partner dan als controleur, en dat is een rol die naar onze opvatting goed past bij de overheid in een moderne samenleving.

Op welke momenten is toezicht van belang? De volgende toezichtmomenten kunnen worden onderscheiden, waarbij wordt aangetekend dat een toezichtmoment kan noodzaken tot meerdere bezoeken:

  • 1.

    Aanloop (= voorbereiding van de bouw)

  • 2.

    Onderbouw

  • 3.

    Bovenbouw

  • 4.

    Gevel / dak

  • 5.

    Afbouw

  • 6.

    Oplevering

Het aantal gedefinieerde toezichtmomenten behoeft niet altijd ook te worden gehouden. Bij kleinere projecten kan een selectie worden gemaakt. Bij grotere projecten kan een vastgelegd toezichtmoment tot meerdere bezoeken noodzaken. De eindoplevering of afschouw wordt opgenomen in de toezichtfrequentie bij de programmering. Als één toezichtmoment is genoemd is dit de eindoplevering. Deze afschouw is ook een juridisch belangrijk moment omdat daarmee de werking van de bouwvergunning eindigt en het bouwwerk een bestaand bouwwerk is geworden. Dat kan bijvoorbeeld van belang zijn voor de beoordeling of een wijziging aan een bouwwerk al dan niet vergunningvrij is. Bij alle bouwwerken zal tenminste een opleveringscontrole wordt uitgevoerd. Dit is noodzakelijk om redenen van uniformiteit, administratieve en juridische zorgvuldigheid en behoud van stedenbouwkundige kwaliteit.

2.3.2 Verantwoording van de toezichtmomenten

Van belang is dat de toezichtintensiteit en de momenten waarop het toezicht plaatsvindt worden beschreven. In onderstaande tabel is daartoe, verdeeld over de verschillende bouwwerken uit de risico-inventarisatie, het gemiddeld aantal toezichtmomenten vermeld. Deze toezichtnormen zijn in overleg met de Unit Toezicht vastgesteld, waarbij nadrukkelijke is gekeken naar de situatie in De Bilt voor wat betreft aard van de bouw, bouwer omgevingsfactoren en dergelijke.

Bij alle bouwvergunningen die algehele nieuwbouw betreffen, zowel woningen als utiliteitsbouw, zal een intensiever toezichtregime gelden. Op alle kritische momenten tijdens de bouw is toezicht noodzakelijk. Daarbij is bovendien bij de grotere bouwwerken een toezichtmoment geraamd voor het beoordelen van energieprestatie van de betreffende bouwwerken. Dit onderwerp is heden ten dage een belangrijk punt, naast meer algemene aspecten van veiligheid en gezondheid. De normen zijn daarnaast getoetst aan gemiddelde van andere gemeenten.

In het overzicht is een onderscheid gemaakt tussen Wonen, Publieks- en Bedrijfsfuncties. In overleg met de medewerkers is echter bepaald dat het aantal toezichtmomenten voor deze functies dezelfde kan zijn. Wel zullen de momenten waarop toezicht wordt gehouden kunnen verschillen. Die uitwerking vindt plaats in de toezichtprotocollen (zie de bijlagen).

Omschrijving

Gemiddelde toezichtfrequentie

Lichte bouwvergunning

Wonen < 100.000 (verbouw, uitbreiding, bijgebouw)

Wonen 100.000 – 1 miljoen (nieuwbouw)

Wonen > 1 miljoen (woongebouwen)

Publieksfuncties < 100.000

Publieksfuncties 100.000 – 1 miljoen

Publieksfuncties > 1 miljoen

Bedrijfsfuncties < 100.000

Bedrijfsfuncties 100.000 – 1 miljoen

Bedrijfsfuncties > 1 miljoen

Bouwwerk geen gebouw zijnde en overige projecten

Tijdelijke bouwvergunningen

Seizoensgebonden bouwwerken

3

4

8

12

4

11

16

3

10

16

3

Zie hierboven + 1

3

Bij de lichte vergunningen geldt een dito toezicht. Naast de opleveringscontrole zal alleen aandacht worden gegeven aan de fundering en vloeren en balken. Voor de reguliere vergunningen die lagere bouwkosten dan € 100.000 kennen, zal een vergelijkbaar regime gelden als bij lichte vergunningen. Er is één extra toezichtmoment geraamd voor de controle op brandveiligheid.

Voor solitaire woningen, publieks- en bedrijfsfuncties tot 1 miljoen komt deze programmering uit op een gemiddelde van tien toezichtmomenten, al zal dat aantal naar de aard van de bouw in concrete gevallen hoger of lager kunnen uitvallen. De belangrijkste constructieve momenten, brandveiligheidsaspecten en de beoordeling van de energieprestatie zijn in het protocol opgenomen.

Voor de projecten groter dan 1 miljoen worden 27 toezichtmomenten als gemiddelde gehanteerd. Daarbij moet worden opgemerkt dat bij de controles in vergelijking met de kleinere bouwwerken tot 1 miljoen alleen meer specifiek aandacht wordt gegeven aan wanden en kolommen als aandachtspunt voor het toezicht. Het meerdere aantal momenten heeft er vooral mee te maken dat een enkel aspect van het bouwwerk gezien de omvang tot meerdere bezoeken zal noodzaken.

Bij echt grote projecten, die in de programmering afzonderlijk zullen worden benoemd, is het uitgangspunt dat alle geïnventariseerde toezichtmomenten worden uitgevoerd. Bij een goed gevoerde directie en dito communicatie met de gemeente zal de toezichtintensiteit op een ander niveau kunnen liggen dan wanneer dit niet zo is. Veelal wordt bij grote projecten in overleg met de directie een aantal werkafspraken gemaakt. Coördinatie vindt dan plaats met de deskundigen in het werk. Dergelijke projecten lenen zich niet voor een standaardaanpak. In dergelijke gevallen zal dan naar bevind van zaken worden gehandeld, waarbij wel als uitgangspunt geldt dat op alle relevante momenten toezicht wordt uitgeoefend en dat dit ook wordt gedocumenteerd. Er zal in de voorbereiding (lees: vergunningverlening) naar worden gestreefd een open lijn met de principaal te verkrijgen, opdat een goede communicatie en tijdige kennisgeving van de relevante werkzaamheden wordt gedaan. Het aanwijzen van een gemeentelijk aanspreekpunt in de vorm van een projectleider is daarbij van belang. Aandachtspunten hierbij zijn:

  • 1.

    verbetering van de bereidwilligheid van bouwers om vooraf zaken te melden (inzenden van bonnen, e-mail service, telefonische meldingen);

  • 2.

    de keerzijde daarvan: het alert reageren van de gemeente op binnengekomen meldingen.

Voor de hierboven aangegeven categorieën bouwwerken is een toezichtmatrix samengesteld, waarin de toezichtmomenten zijn vastgelegd. Onderstaand is als voorbeeld de matrix voor de bouwvergunningen voor woonfuncties tussen de € 100.000,- en € 1 miljoen opgenomen.

De inspectie-onderdelen van aanloop tot afbouw zijn daarbij nader uitgewerkt in 29 te controleren zaken. De items waarop toezicht wordt gehouden zijn met een stip aangegeven. Omdat verschillende items in 1 toezichtmoment kunnen worden samengevat zijn de toezichtmomenten met een groen vlak weergegeven. Voor de overige –met een zwarte stip aangeduide- aspecten wordt geen afzonderlijk toezichtmoment gereserveerd. Zij worden meegenomen door de toezichthouder op het moment dat hij wel toezicht houdt. In een aantal gevallen kan dit betekenen dat op deze aspecten minder dan optimaal toezicht mogelijk is. De verschillende matrixen zijn als bijlage opgenomen.

2.3.3 Kanttekeningen bij het toezichtregime

Hierboven is de toezichtintensiteit vastgelegd voor het bouwtoezicht, waarbij per bouwwerkcategorie normen zijn gesteld, die zijn gerelateerd aan de eerder gemaakt risico-inventarisatie. Daarbij moet wel worden benadrukt dat binnen deze categorieën nog heel veel variatie mogelijk is. Bij verbouw is het bijvoorbeeld van belang aan welk gebouw wordt gesleuteld. Ook kan het van belang zijn de toezichtintensiteit gedeeltelijk te laten afhangen van de bouwer en/of de locatie waar wordt gebouwd. En tenslotte kunnen bepaalde punten en details alleen in het werk worden beoordeeld (denk aan luchtdichtheid, details zoals trappen en de kwaliteit van installaties). Die elementen moeten door de medewerkers zelf worden beoordeeld. Om dit mogelijk te maken zal in de programmering die volgt op deze uitvoeringsnota, de nodige flexibiliteit in de raming moeten worden gebracht.

Tweede kanttekening is dat in deze nota de normen worden gesteld waaraan de uitvoeringsorganisatie moet voldoen. Of dat op dit moment ook al daadwerkelijk het geval is, zal in fase 3 moeten worden beoordeeld, wanneer de hiermee samenhangende werklast wordt becijferd.

En tenslotte is nog een derde aspect van belang. Hierboven is een werkwijze geschetst die de nodige verplichtingen schept voor de bouwer en voor de gemeente. Als wordt geëist dat de bouwer op bepaalde kritische momenten tevoren meldt dat met het werk wordt gestart, dan mag die bouwer natuurlijk ook veronderstellen dat de gemeente dat toezicht ook daadwerkelijk op het overeengekomen moment uitvoert. Dat stelt dus eisen aan de organisatie. Niet alleen betekent dit dat het toezicht op deze punten prioriteit hoort te krijgen, ook moet onderlinge vervanging en de dossieruitwisseling goed zijn geregeld. Hieraan zal de komende tijd aandacht worden gegeven.

2.4 Toezicht op de overige bouwgerelateerde vergunningen en taken

Naast het toezicht op de bouw verzorgt het team Unit Toezicht ook het toezicht op een aantal vergunningen die “bouwgerelateerd” zijn, zoals de monumenten- en de sloopvergunning en aanlegvergunning.

Het toezicht op de monumentenvergunningen kan beperkt van omvang blijven. Veelal wordt dit toezicht gecombineerd met de bouwvergunning en dan kan uiteraard ook op de monumentale aspecten worden gelet. Uitgangspunt is dan ook dat de monumentenvergunning leidt tot één extra toezichtmoment bovenop het hierboven beschreven bouwtoezicht. Aandachtspunt daarbij is, naast de bouwaspecten, vooral ook de (brand-) veilige uitvoering van werkzaamheden. In een enkel geval wordt een monumentenvergunning verleend voor andere dan bouwactiviteiten, zoals aanleg van wegen en paden. Ook hier kan worden volstaan met gemiddeld één toezichtmoment bij de aanvang van de werkzaamheden.

Omschrijving

Frequentie

Monumentenvergunning i.c.m. bouw

Monumentenvergunning zonder bouw

1

1

Bij de sloopvergunningen is voor de toetsing het onderscheid gemaakt tussen risicovol en niet-risicovol. Uitgangspunt is dat bij elke sloopvergunning waarbij geen bijzonderheden gelden (dus niet-risicovol) minimaal 1 toezichtmoment wordt vastgelegd. In ieder geval zal altijd na afloop van de sloop worden bezien of alle overeengekomen activiteiten zijn uitgevoerd.

Bij de risicovoller sloopactiviteiten zal het aantal toezichtmomenten worden vergroot afhankelijk van de bij de toetsing geïnventariseerde bijzondere omstandigheden. Ook zal het tijdsbeslag per toezichtmoment hoger zijn dan bij niet-risicovolle sloop. Dus, als bij de toetsing is vastgelegd dat de sloopmaterialen ter plaatse worden verwerkt met een puinbreker, dan zal tenminste één (bij de aanvang van het werk) inspectie plaatsvinden of de uitvoering overeenkomstig de voorwaarden gebeurt.

Omschrijving

Frequentie

Sloopvergunning niet risicovol

Sloopvergunning risicovol

1

3

In het algemeen zal bij risicovolle sloop drie maal gecontroleerd worden: bij de start; tijdens de sloopwerkzaamheden en na afronding van de sloop.

In een aantal gevallen zal de sloopvergunning worden gecombineerd met een sloopveiligheidsplan, namelijk als er risico’s zijn met gevolgen voor het publieke domein. Het beoordelen van de gestelde voorwaarden vindt plaats tijdens het eerste bezoek voorafgaande aan de feitelijke sloop.

Afzonderlijke aandacht is gegeven aan de aanlegvergunningen. Voor het oprichten van een bouwwerk is op grond van de Woningwet een vergunning vereist. Maar voor andere activiteiten is dit niet het geval. Zo is bijvoorbeeld graven, kappen, dempen en wegaanleg vergunningvrij tenzij de gemeente dat zelf aan een vergunning bindt; de aanlegvergunning.

In de gemeente De Bilt zijn met name in het bestemmingsplan voor het buitengebied aanlegvergunningstelsels opgenomen.

Omschrijving

Frequentie

Aanleggen oppervlakteverhardingen (wegen, parkeren, etc.)

Grondbewerkingen (egaliseren, afgraven, ophogen etc.)

Beschoeiingen, kaden, dammen, aanlegplaatsen

Aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen

Aanbrengen afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden

1

1

1

1

1

In alle gevallen wordt volstaan met één toezichtmoment, t.w. de aanvang van de werkzaamheden. Dan wordt met de vergunninghouder doorgesproken, waarop de vergunning betrekking heeft en hoe het werk wordt uitgevoerd. Opleveringscontroles zijn niet noodzakelijk, de eindcontrole op de werkzaamheden kan worden uitgevoerd tijdens de reguliere gebiedscontroles.

In het overzicht zijn alleen de geldende aanlegvergunningstelsels opgenomen. Aandachtspunt voor de komende tijd is om het toezicht op deze stelsels zo te operationaliseren dat daarop ook daadwerkelijk en gericht toezicht kan worden gehouden. Daarvoor is het van belang om zicht te hebben op de daadwerkelijke bedreigingen en de gebieden en periodes waarin overtreding het meest voorkomt. Ook is het noodzakelijk voorlichting te geven aan de betreffende grondeigenaren over de wijzigingen in de regels opdat zij er zicht van bewust kunnen zijn dat een vergunning nodig is voor het uitvoeren van deze activiteiten.

2.4.1 Bouwveiligheidsplan en uitvoeringsaspecten

Het bouwveiligheidsplan zal vooral bij grotere reguliere vergunningen verplicht kunnen worden gesteld.

Omschrijving

Frequentie

Bouwveiligheidsplan

Naleving voorwaarden m.b.t. bouwplaats in bouwvergunning

Sloopveiligheidsplan

1

1

1

Uitgegaan kan worden van één extra toezichtmoment, waar expliciet de bouwplaats wordt gecontroleerd op de gestelde voorwaarden. Voor het overige zal het toezicht op de bouwplaats worden geïntegreerd in het bouwtoezicht.

Praktijk is dat in de bouwvergunning vaak de voorwaarden zijn geïntegreerd, die betrekking hebben op de bouwplaats en aan en afvoer van materialen. Ook hierop dient uiteraard toezicht plaats te hebben.

2.6 Restrisico’s toezicht

Het accent bij het vergunninggebonden toezicht ligt vooral op de veiligheidsrisico’s en aantasting van ruimtelijke waarden. Gevolg daarvan is dat de overige risico’s wat groter zullen zijn. Daarbij moet worden opgemerkt dat de overige eisen (bouwfysica, indeling etc.) vooral ook de gebruiksmogelijkheden en het gebruikscomfort behelzen. Het is niet onredelijk te veronderstellen dat de eigenaars op deze aspecten ook zelf gericht toezicht zullen houden.

Als algemeen restrisico voor het bouwtoezicht geldt dat dit toezicht altijd een momentopname zal zijn, hoe hoog de frequentie en intensiteit van dat toezicht ook is. Alleen om die reden al kan en mag het toezicht nooit verantwoordelijk worden gehouden voor de uiteindelijke kwaliteit van de bouwwerken. Wel wordt er uiteraard naar gestreefd om risicovoller bouwwerken en bouwfasen intensiever te begeleiden waardoor de kans op ernstige gebreken kleiner wordt. Volledig wegnemen van de risico’s is echter een illusie.

Daar waar het toezicht op vergunningvrije bouw volgens de risico-inventarisatie een lage waardering krijgt is het gevolg dat restrisico’s kunnen ontstaan bij een verminderd toezicht op deze taken.

Hoofdstuk 3 Planning, evaluatie en verantwoording

3.1 Inleiding

In de vorige hoofdstukken is een aantal uitvoeringsregels geformuleerd. Doel daarvan is om effectief en efficiënt met wet- en regelgeving op dit gebied om te gaan.

Toch is het een illusie te veronderstellen dat op complexe beleidsterreinen als de bouwregelgeving in één slag een nota kan worden geproduceerd die op alle vragen een antwoord heeft. De nu voorliggende nota zal dan ook steeds moeten worden aangepast en aangevuld, al naar gelang de ervaring in de praktijk, belangwekkende uitspraken in de jurisprudentie, ontwikkelingen in de regelgeving enzovoorts daartoe noodzaken.

Om daarin te voorzien is het noodzakelijk dat deze nota deel uitmaakt van een planning- en controlcyclus waarin jaarlijks een planning van activiteiten wordt gemaakt en na afloop van een jaar wordt bezien welke ervaringen zijn opgedaan.

Dit proces is vastgelegd in de wet (Woningwet) of zal daarin binnenkort worden vastgelegd (Wro). Daarnaast moet het college jaarlijks verslag doen aan de gemeenteraad over het gevoerde beleid bij de uitvoering van die wetten.

3.2 Planning en verantwoording Woningwet

In hoofdstuk 1 is al aangegeven dat op 1 april 2007 een wetswijziging in werking is getreden die gemeenten verplicht om jaarlijks aan te geven hoe zij hun wettelijke taken op het terrein van de Woningwet zullen uitvoeren. Na afloop van het verslagjaar moet vervolgens verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de taken zijn uitgevoerd. Onderstaande verplichting geldt voor gemeenten vanaf 1 april 2008.

Artikel 100c Woningwet

1.

Burgemeester en wethouders maken jaarlijks hun voornemens bekend met betrekking tot de wijze waarop in het komende jaar uitvoering zal worden gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met IV.

2.

Burgemeester en wethouders doen jaarlijks verslag aan de gemeenteraad van de wijze waarop in het voorgaande jaar uitvoering is gegeven aan de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met IV, alsmede van het door hen gevoerde beleid bij de uitvoering van die hoofdstukken. Burgemeester en wethouders zenden gelijktijdig met de aanbieding van het verslag aan de gemeenteraad een afschrift ervan aan de inspecteur.

Op grond van lid 1 van dit artikel wordt het voornemen bij de uitvoering van de handhaving geregeld. Lid 2 regelt de verslaglegging aan de gemeenteraad, waarbij tevens het gevoerde beleid bij de uitvoering van de regelgeving expliciet zal moeten worden gemaakt. Zo zal, als onderdeel daarvan, dus ook moeten worden aangegeven hoe er omgegaan wordt met het toetsen van aanvragen en als vervolg daarop; het toezicht op de bouw.

Dat het de wetgever ernst is dat de gemeenten verantwoord omgaan met deze bouwregelgeving komt tot uitdrukking in het nieuwe artikel 100b:

Artikel 100b Woningwet

1.

Onze Minister kan, indien dat in het belang van de naleving van het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk I, II, III of IV dringend geboden is, vorderen dat burgemeester en wethouders ter zake van de overtreding van een bij of krachtens hoofdstuk I, II, III of IV gesteld voorschrift binnen een door hem te stellen termijn een beschikking tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom uitvoeren, dan wel geven en uitvoeren. Burgemeester en wethouders doen van de wijze waarop gevolg is gegeven aan de vordering schriftelijk mededeling aan Onze Minister.

2.

Indien burgemeester en wethouders niet of niet volledig gevolg geven aan een vordering kan Onze Minister voor rekening van de gemeente daarin voorzien.

3.

Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, met dien verstande dat voor «het bestuursorgaan dat bestuursdwang heeft toegepast» wordt gelezen: burgemeester en wethouders.

4.

Onze Minister kan bij zijn vorderingsbesluit bepalen dat in afwijking van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht de aan de uitvoering van de beschikking verbonden kosten voor rekening van de gemeente blijven.

In navolging van het optreden van de inspectie VROM van de laatste jaren, waarbij met regelmaat gemeenten onder verscherpt toezicht werden geplaatst, lijkt dit artikel meer te behelzen dan de bekende stok achter de deur.

Alle reden dus om werk te maken van een goede planning- en verantwoordingsstructuur. Met de organisatie van het werk zoals in deze nota vastgelegd, wordt de basis gelegd voor een planmatige aanpak van deze wettelijke taken.

3.3 Planning- en controlcyclus

Hoe werkt de planning- en controlcyclus? In onderstaand schema zijn in grote lijnen de elementen geschetst die hun invloed hebben op de beleidscyclus van dit beleidsplan.

Figuur 5.1

Centraal in het schema staat de uitvoeringsnota voor toezicht en handhaving van de bouwregelgeving, deze nota dus. Om goed toezicht te kunnen houden en handhavend op te kunnen treden dient er een handhavings-programma gemaakt te worden. Dat programma bevat een realistische raming van de activiteiten die in het begrotingsjaar zullen worden uitgevoerd.

Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambities. Het jaarprogramma is leidend voor de uitvoering van taken.

Nadat het begrotingsjaar is afgerond wordt verslag gedaan van de wijze waarop de geplande taken zijn uitgevoerd. Het jaarverslag is een verantwoordingsdocument, maar gelijktijdig is het ook een instrument voor evaluatie en beleidsaanpassing. In het jaarverslag wordt aangegeven hoe de ramingen zich verhouden tot de werkelijke activiteiten. Bij substantiële afwijkingen wordt verantwoord wat hiervan de oorzaken zijn en eventueel hoe de problemen voor het volgende jaar zullen worden of zijn opgelost.

Het jaarverslag bevat zo nodig een analyse van de beschreven feiten, waarbij met name wordt bezien of het beleid en de programmering in het licht van deze ervaringen aanpassing en/of aanvulling behoeven. Is dit het geval dan kan gelijktijdig met het jaarverslag een voorstel tot beleidsaanpassing worden gedaan.

Naast deze op de inhoud gerichte verslaglegging, kan het jaarverslag ook de organisatie beoordelen. Zijn de gestelde doelen bereikt en zo neen, wat was hiervan de oorzaak?

3.4 Slotopmerking

In dit hoofdstuk is de structuur beschreven waarlangs de werkzaamheden zullen worden geprogrammeerd en verantwoord. De daadwerkelijke programmering zal jaarlijks worden voorbereid. Die programmering zal op basis van ervaringen in de organisatie worden gemaakt. Gedurende het jaar worden systematisch de gegevens verzameld die de mogelijkheid moeten bieden om een meer accurate planning te maken. In de jaarverslaglegging zal ook verantwoording worden afgelegd over de voortgang van deze informatieverzameling.