Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Plaatselijke Verordening Aalsmeer 2010 |
Citeertitel | Algemene Plaatselijke Verordening Aalsmeer 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11 en 2:12 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Onbekend.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-07-2016 | 31-03-2017 | Wijziging Afdeling 8 | 07-07-2016 Officiële bekendmakingen.nl - Gemeenteblad Nr. 96963 d.d. 21-07-2016 | Z-2016/014426 | |
21-07-2016 | 22-07-2016 | Wijziging Afdeling 7 | 30-06-2016 Officiële bekendmakingen.nl - Gemeenteblad Nr. 96450 d.d. 21-07-2016 | Z-2016/027192 | |
30-10-2014 | 21-07-2016 | Artikel 2:58 | 02-10-2014 Gemeenteblad, 29-10-2014 | Z-2014/045876 | |
30-03-2014 | 30-10-2014 | Artt. 2:32a, 2:32b | 13-02-2014 www.aalsmeer.nl Gemeenteblad, 27-03-2014 | D-2014092570 | |
01-02-2014 | 27-03-2014 | Art. 4.6.1a | 19-12-2013 Nieuwe Meerbode, 30-01-2014 | Onbekend. | |
03-01-2014 | 01-02-2014 | Artt. 1:1, 5:24-5.31d | 19-12-2013 Nieuwe Meerbode, 02-01-2014 | Onbekend. | |
12-09-2013 | 03-01-2014 | Artt. 4:10, 4:11, 4:11a, 4:12 | 04-10-2012 Nieuwe Meerbode, 12-09-2013 | 2012/10366-MR | |
01-10-2010 | 12-09-2013 | nieuwe regeling | 23-09-2010 Nieuwe Meerbode, 30-09-2010 | 2010/12177-BO |
De raad van de gemeente Aalsmeer;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders met registratienummer 2010/4811;
de Algemene Plaatselijke Verordening in zekere zin een “levend” document is dat regelmatig moet worden aangepast om actueel te zijn en zo relevantie te behouden;
gelet op artikel 147 en 149 Gemeentewet;
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;
vaartuigen ten behoeve van niet-permanente bewoning: vaartuigen die uitsluitend of hoofdzakelijk als woning worden gebezigd of tot woning bestemd met dien verstande dat er geen sprake is van een permanent verblijf maar recreatief gebruik door recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben, uitsluitend tussen 1 april en 15 oktober (recreatiearken e.d.);
bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Aalsmeer 2007-1;
gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras- en andere aanhorigheden;
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel. Onder standplaats wordt niet verstaan:
een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
snuffelmarkt: een markt in een voor liet publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;
bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, artikel 2:11 of artikel 4:11.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
Artikel 1:9 Lex silencio positivo
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Artikel 1:10 Lex silencio positivo niet van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10.1 Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10.2 Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.
Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
De weigeringsgrond van het tweede lid onder a van het vorige artikel geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer.
Artikel 2:10.3 Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10.1 niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 2:12 Omgevingsvergunning voor het maken, het hebben of het veranderen van een uitweg, of het gebruik daarvan te veranderen
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkwaterstaatswerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de wegenverordening Noord-Holland.
AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG
Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daarvoor op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.
Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:20 Vallende voorwerpen
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Het bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn
AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
i. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;
ii. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:32a Verbod verstrekken alcoholhoudende drank in paracommerciële omgeving
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
In dit artikel wordt verstaan onder:
Wet: de Wet op de kansspelen;
speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;
kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet;
laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet.
AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bisof 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:
een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;
de plaats, niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.
Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Artikel 2:53 Bespieden van personen
Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur
Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren
Artikel 2:56 Alarminstallaties
Artikel 2:57 Loslopende honden
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2:65a Overlast door onkruid
De eigenaar, de gebruiker van, de rechthebbende of de toezichthouder op de binnen de gemeente gelegen gronden of wegen mogen geen overlast veroorzaken aan gebruikers van in de nabijheid gelegen percelen door onkruiden, welke hun zaad door middel van de wind verspreiden en zijn gehouden deze onkruiden tijdig te verwijderen.
AFDELING 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven
(Dit artikel is verplaatst naar afdeling 8 (Toezicht op horecabedrijven) onder artikel 2:32).
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Overlast gevend druggebruik
Het verboden om, in door het college aangewezen gebieden:
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet,op of aan de weg, al dan niet met een voertuig, drugs of daarop gelijkende waar, af te leveren, aan te bieden, te vervoeren, te gebruiken/of daarbij bemiddelen of behulpzaam te zijn.
Op een weg of voor het publiek toegankelijke plaats of gebouw (hard) drugs te gebruiken, toe te dienen of dit voor te bereiden en/of daarvoor stoffen en/of voorwerpen voorhanden te hebben en deel uitmaken van een verzameling van meer dan 4 personen, waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat de verzameling verband houdt met het gebruik van of handel in drugs dan wel heling.
AFDELING 15. BESTUURLIJKE OPHOUDING, VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen
ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1 (samenscholingsverbod); artikel 2:10A (vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg);
artikel 2:11 (aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg); artikel 2:16 (openen straatkolken e.d); artikel 2:25 (evenementenvergunning); artikel 2:48 (verboden drankgebruik); artikel 2:49 (verboden gedrag in of bij gebouwen); artikel 2:50 (hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten); artikel 2:73 (bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling) en artikel 5:34 (verbod om vuur te stoken) van de Algemene plaatselijke verordening Aalsmeer 2009 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van vaste camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
HOOFDSTUK 3. SEKSINRICHTINGEN, SEKSWINKELS, STRAATPROSTITUTIE E.D.
(verplaatst naar algemene begripsbepalingen artikel 1.1)
Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voorzover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden zoals genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.
AFDELING 2. SEKSINRICHTINGEN, STRAATPROSTITUTIE, SEKSWINKELS EN DERGELIJKE
Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 250a (oud), 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quateren 453 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6juncto artikel 8of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Het in het eerste tot en met derde lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en
geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden bedoeld in het eerste lid.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
AFDELING 3. BESLISSINGSTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN
Artikel 3:12 Beslissingstermijn
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
AFDELING 4. BEËINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER
Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;
geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;
geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluitgelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 01.00 uur te worden beëindigd. Het college kan wat betreft door-de-weekse dagen (zondag t/m donderdag) hiervan afwijken.
Artikel 4.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is in een inrichting gelegen in Aalsmeer-Centrum toegestaan maximaal 5 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidgrenswaarden bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste drie weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. Voor de overige gebieden (Stommeer, Hornmeer, Oosteinde, Kudelstaart) geldt een maximum van 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd. De geluidsnorm is exclusief 10 dB(A) aftrek vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten. In die situatie dat er geen gevoelige gebouwen zijn geldt dat op een afstand van 50 meter vanaf de festiviteit.
Het is in een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het verlichtingsverbod bedoeld in artikel 4.113 van het Besluitniet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste 3 weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
2. Voor de duur van vier uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
3. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord Holland.
AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stem van minimaal 1 5 centimeter op 1 ,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 15 cm dwarsdoorsnede op 1,3 meter boven maaiveldhoutopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
Het college kan eisen dat bij de aanvraag voor een kapvergunning een onderzoeksrapport naar de algemene onderhoudstoestand van de te kappen boom wordt overgelegd van een onafhankelijke boomverzorger, die aangesloten is bij de Stichting Verenigd Register van Taxateurs (sector Agrarisch, specialisme: Bomen).
Artikel 4:11 A Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met schriftelijke toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 4:11 B Bijzondere vergunningsvoorschriften
Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, oftewel tot het moment dat:
Artikel 4:11 C Waardevolle bomenlijst
Artikel 4:11 D Kappen zonder vergunning en instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 4:11 D Bestrijding Iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswegen
Artikel 4:12 A Afstand tot erfgrens
De afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, wordt vastgesteld op twee meter voor bomen en op een halve meter voor heesters en heggen.
AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
Het is verboden op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving.
HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE
(Verplaatst naar de algemene begripsbepalingen 1.1)
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
(Verplaatst naar algemene begripsbepalingen art. 1.1)
Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet:
voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.;
voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door – of door huisgenoten of personeel van – hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
(Verplaatst naar algemene begripsbepalingen art. 1.1)
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.
(Verplaatst naar algemene begripsbepalingen art. 1.1)
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Telecommunicatiewet van toepassing is.
Artikel 5:25 Ligplaatsen vaartuigen voor permanente en niet-permanente bewoning
Het in het eerste en tweede lid bepaalde laat onverlet de werking van de Wet milieubeheer, dë Woningwet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale Vaarwegenverordening of de provinciale landschapsverordening.
Artikel 5.26a Tijdelijke ligplaats kajuitboten
Artikel 5.26b Tijdelijke ligplaats
Artikel 5.27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5.26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Holland.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5.30 Veiligheid op het water
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet rijkswaterwerken of de Provinciale Vaarwegenverordening.
Artikel 5.31 Overlast aan vaartuigen
Artikel 5.31a Sloten op diepte houden
Artikel 5.31c Hotel-en rondvaartboot
De eigenaar van een perceel gelegen aan het openbaar water is verplicht het aan zijn perceel gelegen vaarwater doorvaarbaar te houden en het vaarwater vrij te maken van overhangend groen dat vanaf zijn perceel in of boven het vaarwater hangt.
AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:
op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
De VNG is al enige jaren bezig met het project van vereenvoudiging en vermindering van regelgeving. Deregulering van vergunningstelsels maakt deel uit van verbetering van de dienstverlening door gemeenten aan burgers en bedrijfsleven. De vergunningen in de model-Algemene Plaatselijke Verordening (model-APV) van de VNG zijn niet alleen gescreend op mogelijke vereenvoudiging ervan, maar ook aan de Europese Dienstenrichtlijn. Deze richtlijn is op 28 december 2006 in werking getreden. Binnen drie jaar na deze datum dient de overheid (inclusief de decentrale overheid) te bezien of hun regelgeving in overeenstemming is met deze richtlijn. Wanneer er geen overeenstemming is dan moet dit worden bereikt. De richtlijn ligt ten grondslag aan de model-APV voor zover het betreft het verrichten van diensten en het kopen en verkopen van goederen voor iedereen die zich in Nederland bevindt. In de Dienstenrichtlijn is bepaald dat de lidstaten de toegang tot de uitoefening van een dienstenactiviteit niet afhankelijk mogen stellen van een vergunning, tenzij het vergunningenstelsel niet discriminatoir, noodzakelijk en proportioneel is. Elke gemeente dient daarom bij het opnemen van een vergunnings-, dan wel ontheffingsplicht zich af te vragen of er dwingende redenen van algemeen belang aanwezig zijn die een vergunningenstelsel rechtvaardigen. Dwingende redenen van algemeen belang omvatten de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en de bescherming van het milieu.
Vanuit het WABO project is het voorstel gedaan om de APV’s van de gemeente Aalsmeer en de gemeente Uithoorn gelijktijdig door te lichten en te bezien of er een vermindering van regelgeving kan plaatsvinden. Besloten is dit voorstel over te nemen.
Met in acht name van dit besluit is met behulp van het VNG-model een nieuwe uniforme APV opgesteld voor de gemeente Aalsmeer en de gemeente Uithoorn. Bij de bepalingen van deze gewijzigde APV is steeds stilgestaan of er dwingende reden van algemeen belang zijn die de bepaling rechtvaardigt. Om de gewenste uniforme APV voor de gemeenten Aalsmeer en Uithoorn tot stand te brengen is een aantal workshops gehouden. Tijdens deze workshops zijn de verschillen en overeenkomsten in kaart gebracht en zijn keuzen gemaakt met betrekking tot de rechtvaardiging van een aantal bepalingen.
In principe wordt het voorstel van de VNG gevolgd. Waar echter afgeweken wordt van dit voorstel wordt dit aangegeven met : Wijkt af van VNG model.
Helaas blijkt het bovenstaande inmiddels niet meer haalbaar. Het college van burgemeester en wethouders van Uithoorn hebben al wijzigingen vastgesteld ten opzichte van het ambtelijke voorstel. Voorts lijkt het erop dat de gemeenteraad van Uithoorn daarop weer wijzigingen wil gaan voorstellen. Het is dan ook uitermate lastig om op deze manier tot een uniforme APV te komen. Wij stellen dan ook voor die gedachte vooralsnog los te laten en een nieuwe APV vast te stellen, zoals dat voor de lokale situatie van Aalsmeer, op dit moment het beste is. Het verdient uiteraard aanbeveling om in de toekomst nogmaals te bezien of het vaststellen van een uniforme APV tot de mogelijkheden behoort.
Het uitgangspunt van deze nieuwe APV is vertrouwen in plaats van wantrouwen. De burger/ ondernemer moet in principe zelf uitzoeken van wat wel en niet geoorloofd is.
Deze nieuwe APV heeft ertoe geleid dat:
Kort overzicht wijzigingen APV 2009
De Dienstenwet, die uitvoering geeft aan de Europese Dienstenrichtlijn, wordt naar verwachting op 10 november a.s. door de Eerste Kamer plenair behandeld. Als gevolg van de Dienstenrichtlijn dient voor vergunningsstelsels die onder de reikwijdte van de richttlijn vallen nog dit jaar expliciet in de betreffende verordeningen te worden aangegeven dat de lex silencio positivo (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) op die vergunningsstelsels van toepassing is. Alleen vanwege dwingende redenen van algemeen belang kan van de lex silencio positivo worden afgezien.
De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) wordt als volgt gewijzigd:
In de model Algemene Plaatselijke Verordening worden in hoofdstuk 1 twee nieuwe artikelen opgenomen, luidende:
A 1:9 Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
B 1:10 Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:
In de toelichtingen bij de genoemde artikelen in de Algemene plaatselijke verordening worden de volgende paragrafen toegevoegd:
Artikel 2:9: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest
Het aanwijzen van een gebied waar het verboden is als straatartiest op te treden zal doorgaans op initiatief van het college zelf gebeuren, en niet op aanvraag. Mocht er wel een aanvraag aan de orde zijn, dan bestaan er geen duidelijke bezwaren tegen een lex silencio positivo. Een ontheffing van het verbod zal vaker op aanvraag gebeuren, maar ook een ambtshalve ontheffing zal voorkomen, bijvoorbeeld bij bepaalde festiviteiten. Ook bij een ontheffing op aanvraag is geen reden om van een lex silencio af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt op het gehele artikel van toepassing verklaard.
Artikel 5:23: Vergunning organisatie snuffelmarkt
Een snuffelmarkt is een markt, niet in de open lucht, waarbij hoofdzakelijk tweedehands of incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats (begripsbepaling uit artikel 5:22 model APV). De vergunningsplicht is in de model APV gehandhaafd, met name omdat een snuffelmarkt voor overlast kan zorgen in de omgeving (bijvoorbeeld door extra verkeer en parkeerdrukte). Wel is in de toelichting bij de model APV een alternatief opgenomen, waarbij de vergunning wordt losgelaten en vervangen door een melding. Nu aan de verlening of weigering van de vergunning een relatief eenvoudige afweging ten grondslag ligt en de gevolgen van een snuffelmarkt doorgaans beperkt zullen zijn, zijn er geen dwingende redenen van algemeen belang aanwezig om van een lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt op het artikel van toepassing verklaard.
Artikel: 2:25 Vergunning evenementen
Kleinere evenementen zijn al vergunningsvrij. Deze vergunning ziet derhalve op grotere evenementen. Daarbij is een lex silencio positivo niet wenselijk, gezien de impact die een groot evenement kan hebben, met name op de openbare orde. Ook vragen vele aspecten van een groot evenement, zoals brandveiligheid, geluid, aanvoer, afvoer en parkeren van bezoekers, om maatwerk dat alleen een inhoudelijke vergunningsbeschikking kan bieden. Er zijn derhalve verschillende dwingende redenen van algemeen belang, met name de openbare orde, openbare veiligheid en milieu om van een Lex silencio positivo af te zien. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca
Deze vergunning richt zich met name op de openbare orde. Een lex silencio positivo is dan ook niet wenselijk om deze dwingende reden van algemeen belang. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 2:39: Exploitatievergunning speelgelegenheid
Deze vergunning beoogt de bescherming van met name de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting
Deze vergunning beschermt wezenlijke belangen, met name de openbare orde en volksgezondheid. Het is hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Artikel 4:18: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Dit artikel dient met name de bescherming van natuur en milieu. Het zou hoogst onwenselijk zijn als er een vergunning van rechtswege zou ontstaan die toestaat dat in een kwetsbaar natuurgebied gekampeerd wordt. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Vervallen vergunningen /ontheffingen
Nieuwe bepalingen in verband met nieuwe wetgeving
Voor een aantal wijzigingen waarvan meningsverschillen worden verwacht is een toelichting geschreven. Deze adviezen zijn als bijlage bijgevoegd.
Uitgebreid overzicht wijzigingen APV 2009
Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
artikel 1:1 Begripsbepalingen: de belangrijkste wijziging in hoofdstuk 1 is dat de definitie van het begrip ‘weg’ is beperkt. Het begrip bevat nu alleen nog de weg in de zin van Wegenverkeerswet. Het begrip ‘openbare plaats’ is toegevoegd wanneer een artikel meer wil regelen dan alleen de weg. Daarnaast is het begrip ‘vee’ geschrapt. Voor de definities ‘bouwwerk’ en ‘gebouw’ is aansluiting gezocht bij de Bouwverordening Aalsmeer 2007-1, respectievelijk de Woningwet.
artikel 1:7 Termijnen: De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van vergunning of ontheffing zich daartegen verzet. Over het algemeen kan via deze nieuwe bepaling een slag geslagen worden voor wat betreft de lastenverlichting. Wij stellen echter voor om aan een aantal vergunningen toch een termijn te verbinden. Dit geldt voor de volgende vergunningen: evenementenvergunningen, later sluitingsuur, standplaatsen, voorwerpen op de openbare weg, horeca-exploitatie, venten en verkoop vuurwerk. Deze huidige jaarvergunningen worden met ingang van de nieuwe APV verleend voor drie jaar.
artikel 2.1.4.3 (oud) / 2:9 (nieuw) Straatartiest: Dit artikel is vervallen. In de vorige APV was het voor een straatartiest verboden om op te treden op of aan de door de burgemeester aangewezen wegen of gedeelten daarvan. Van deze mogelijkheid werd niet veel gebruik gemaakt. Evenals bij dienstverleners valt ook bij staatartiesten weinig tot geen risico te verwachten voor de openbare orde en veiligheid.
artikel 2:10 / artikel 2:10A t/m 2:10C Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan: Voorwerpen duiden in dit artikel onder andere op containers en reclameborden. De VNG stelt voor om de vergunningsplicht uit het oude artikel 2.1.5.1. APV te laten vervangen door een algemene regel waaraan men zich dient te houden. Er kan in uitzonderingssituaties een ontheffing worden verleend. Wij stellen echter voor om de vergunningsplicht voor voorwerpen op of aan de weg te handhaven. Zie hiervoor een uitgebreide toelichting in bijlage I.
artikel 2:12 Maken en veranderen van een uitweg: De VNG stelt voor om de uitwegvergunning te laten vervallen en deze te veranderen in een meldingsplicht. Dit achten wij niet wenselijk. Artikel 2.2 lid 1 onder e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bepaalt dat wanneer er in een gemeentelijke verordening een vergunning is vereist voor een uitrit, deze moet worden geïntegreerd bij de omgevingvergunning. Omdat de uitwegvergunning wordt geïntegreerd in de omgevingsvergunning achten wij het nodig om de vergunningsplicht te handhaven. Een melding zou namelijk weer een apart traject inhouden en dit is nu juist niet de bedoeling van de omgevingsvergunning.
artikel 2.1.6.1. (oud)/ 2:13 (nieuw) Veroorzaken van gladheid. De VNG stelt voor om dit artikel te laten vervallen omdat het weinig toevoegt aan de bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet
artikel 2.1.6.2. (oud)/ 2:14 (nieuw) Winkelwagentjes. De VNG stelt voor om dit artikel te laten vervallen omdat achtergelaten winkelwagentjes in openbare ruimten weinig overlast veroorzaken.
artikel 2.1.6.8 (oud)/ 2:20 (nieuw) Vallende voorwerpen. De VNG stelt voor het artikel te laten vervallen aangezien het artikel weinig toevoegt aan de privaatrechtelijke bevoegdheden om tegen gevaarzettende situaties op te treden.
artikel 2.1.6.11 (oud)/ 2:23 (nieuw) Veiligheid op het ijs. Het Wetboek van Strafrecht omvat voldoende waarborgen, waardoor de bepaling overbodig is.
artikel 2:25 (nieuw) Evenement. Voorgesteld wordt om dit artikel in iets gewijzigde vorm ten opzichte van het oude APV-artikel op te nemen. Er is een nieuw artikel geïntroduceerd, waarmee de burgemeester kleine evenementen kan aanwijzen waarvoor geen vergunning benodigd is. Dit besluit kan later worden genomen en geeft de mogelijkheid om lastenverlichting te kunnen realiseren. De gemeente Uithoorn werkt al enige tijd met deze vorm en in de praktijk blijkt dit met succes te werken. Verder zijn een aantal artikelen die in de ‘oude’ APV aparte artikelen waren, nu samengevoegd in een evenementenartikel. Zie voor een uitgebreide toelichting op dit artikel, bijlage II. WIJKT AF VAN VNG MODEL.
artikel 2:28 Horeca-exploitatie. Voor horecabedrijven gold al een vergunningsplicht, deze vergunningsplicht is nu ook weer opgenomen. De inhoud van dit artikel is gewijzigd, nu een aantal horecabedrijven uitgezonderd (kan) worden van de vergunningsplicht. Hierbij valt te denken aan koffiehoekjes als nevenactiviteit bij een winkel. Omdat het wijzigen van dit artikel een discussiepunt kan opleveren is voor dit artikel een advies geschreven. Deze bevindt zich in de bijlage III. WIJKT AF VAN VNG MODEL.
artikel 2:32 Handel in horecabedrijven: dit artikel is een verbod van heling en is opgenomen in hoofdstuk 2, afdeling 5. In de APV van 2007 was het artikel opgenomen in de afdeling inzake heling, maar in de model-APV is besloten alle artikelen over horeca bij elkaar te plaatsen.
artikel 2.3.2.3. (oud) / 2:37 (nieuw) Nachtregister: De VNG laat dit artikel vervallen. De houder van een inrichting is verplicht een register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgesteld model. Omdat dit model niet meer voorgeschreven wordt en er ook niet op gehandhaafd wordt is dit artikel vervallen. Het blijft echter in artikel 2:38 (nieuw) nog wel verplicht voor de exploitant om de gegevens van degenen die in de inrichting verblijven te registreren. Het verschil zit erin dat deze gegevens niet meer in een door de burgemeester vastgesteld model hoeven te worden geregistreerd.
artikel 2.4.13 (oud)/ 2:53 (nieuw) Bespieden van personen. De VNG stelt voor dit artikel te laten vervallen omdat het artikel weinig toevoegt aan het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast werd dit artikel weinig toegepast.
artikel 2.4.17 (oud)/ 2:57 (nieuw) Loslopende honden. Het artikel wordt overgenomen van het voorgestelde artikel van de VNG.
Hoofdstuk 2 afdeling 5 (oud)/ Hoofdstuk 2 afdeling 12 (nieuw): Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen: hele afdeling laten vervallen. In het Wetboek van Strafrecht zijn nadrukkelijk gelijksoortige verplichtingen en verboden ter voorkoming van onrechtmatige in- en verkoop en heling opgenomen. De mogelijkheid voor de politie om op basis van het Strafrecht op te treden is met die artikelen gewaarborgd. Er bestaat geen behoefte om daarnaast nog via de bestuursrechtelijke weg op te treden. Het artikel over handel in horecabedrijven blijft wel gehandhaafd en is verplaatst naar de artikelen over de horeca (hoofdstuk 2 afdeling 8).
Artikel 2:72: consumentenvuurwerk. Voorgesteld wordt om deze vergunning niet voor onbepaalde tijd te verlenen, maar voor de duur van drie jaar. Dit houdt al een lastenverlichting in voor de ondernemer, aangezien de vuurwerkvergunningen onder de oude APV werden verleend voor één jaar. WIJKT AF VAN VNG-MODEL.
artikel 2:73 (nieuw) artikel 2.6.3. (oud) Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling. Wij stellen voor in navolging van de VNG om het vierde lid, ontheffingsmogelijkheid, te schrappen. Dit lid heeft namelijk geen betekenis. Het doel van het artikel is om gevaar, overlast en schade te voorkomen. Het verlenen van een ontheffing staat hier haaks op.
artikel 2:77 cameratoezicht op openbare plaatsen. Met de definitie van openbare plaats wordt aangesloten bij de definitie van de Wet Openbare Manifestaties (WOM). In die wet wordt openbare plaats omschreven als: ‘plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor publiek’. De VNG laat een keuzemogelijkheid om de bevoegdheid van de raad, om ook op andere openbare plaatsen cameratoezicht uit te oefenen, genoemd in artikel 151c Gemeentewet, aan de burgemeester te delegeren. Wij stellen voor om deze keuzemogelijkheid niet op te nemen. Er bestaat geen behoefte tot cameratoezicht op andere openbare plaatsen dan die in de zin van de WOM. Mocht deze behoefte onverhoopt toch ontstaan dan heeft de gemeenteraad de bevoegdheid deze plaatsen in de gemeente aan te wijzen.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
artikel 3:10 (nieuw)/ artikel 3.2.7. (oud) Sekswinkels. De VNG stelt voor om dit artikel te laten vervallen. Er zijn geen gedeeltes aangewezen in de gemeente Aalsmeer waar het in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving verboden is een sekswinkel te exploiteren. Verwacht wordt ook dat deze gebieden niet zullen worden aangewezen.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Hoofdstuk 4, afdeling 1 geluid- en lichthinder. Deze afdeling is aangepast op het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel bekend als het Activiteitenbesluit. Dit besluit vervangt een groot aantal algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s) Een van die AMvB’s die vervangen is, is het Besluit horeca-, sport en recreatie-inrichtigen Milieubeheer.
artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten. Voorgesteld wordt om dit artikel te laten vervallen omdat de burgemeester deze bevoegdheid al heeft op grond van artikel 174 Gemeentewet. Hierin is bepaald dat de burgemeester belast is met de uitvoering van verordeningen voor zover deze betrekking hebben op het toezicht op de voor publiek openstaande gebouwen en andere openbare vermakelijkheden. Het opnemen van artikel 4:4 in de APV zou een onnodige herhaling bevatten, dit is niet nodig.
artikel 4:5 Onversterkte muziek. De VNG stelt voor om ook deze bepaling op te nemen in de APV, omdat ook onversterkte muziek een impact kan hebben op de openbare orde. Voor muziekverenigingen geldt dat zij voor de duur van vier uur per week in het kader van oefeningen uitgezonderd zijn van de genoemde geluidsniveaus.
artikel 4:11 Kapvergunning. In Aalsmeer wordt gewerkt met een bomenverordening. Dit artikel is dan ook niet opgenomen. WIJKT AF VAN VNG MODEL.
artikel 4:15 en 4:16. De VNG stelt voor om artikel 4.4.2.(oud) Vergunningsplicht handelsreclame te vervangen door artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame. Voor reclame-uitingen zoals borden en opschriften op en aan gebouwen was een vergunning vereist. Voor een grote meerderheid van gevelreclame is echter ook een bouwvergunning vereist, waarbij al wordt getoetst op welstand. Een reclame waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden komt relatief zo weinig voor dat het moeilijk valt te rechtvaardigen om voor die gevallen een vergunningsplicht voor alle reclames in stand te houden. De vergunningsplicht voor lichtreclame is vervallen omdat per 1 januari 2008 in het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer een zorgplicht met betrekking tot lichthinder is opgenomen. Er is dus geen reden meer om dit onderwerp in de APV te regelen.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen. In verband met het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR) met ingang van 1 januari 2008 is in het model van de VNG een drietal artikelen opgenomen om ongewenste situaties te voorkomen. Onze Verordening Openluchtrecreatie voorziet hier echter al in. Wij stellen voor de artikelen dan ook niet op te nemen.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen. De VNG stelt voor dit artikel te laten vervallen. Wij volgen dit voorstel.
artikel 5:10 (nieuw) / artikel 5.1.9. (oud): Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen: De VNG stelt voor om dit artikel te laten vervallen omdat er in de Wet Milieubeheer uitvoerige eisen zijn gesteld aan voertuigen voor het uitrijden en verspreiden van mest en dergelijke, waardoor de toegevoegde waarde van dit artikel gering is.
artikel 5:13 Inzameling geld of goederen: Voor de inzamelingsvergunning wordt een doorlopende vergunning verstrekt voor de instellingen die voorkomen op het collecterooster. Dit gebeurt via het Centraal Bureau Fondsenwerving. Voor instellingen die niet voorkomen op het collecterooster wordt een vergunning voor bepaalde tijd afgegeven. Als bijvoorbeeld een lokale sportclub die huis-aan-huis wil collecteren, kan hier vergunning voor worden verleend in een collectevrije periode.
Het vierde lid van dit artikel is vervallen, omdat het niet langer nodig is om vrijstelling van de vergunningsplicht te verlenen.
artikel 5:14/ 5:15/ 5:16 Venten: De VNG stelt voor om de ventvergunning te vervangen door algemene regels waar venters zich aan dienen te houden. In de workshop die is gehouden is voorgesteld om de ventvergunning in de gemeente Aalsmeer te behouden om een wildgroei aan venters te voorkomen. Voorgesteld wordt om de tekst uit het huidige APV- artikel 5.2.2. (oud) voor het grootste gedeelte over te nemen. Van het derde lid, de weigeringsgronden dient alleen sub d, verzorgingsniveau consumenten, genoemd te worden. De andere weigeringsgronden worden namelijk al genoemd in artikel 1:8. Voorgesteld wordt om de ventvergunning te verlenen voor drie jaar en niet voor onbepaalde tijd. Dit houdt al een lastenverlichting in voor de ondernemer. WIJKT AF VAN VNG MODEL.
artikel 5.2.3. (oud) /artikel 5:17-5:20 (nieuw) Standplaatsen: De VNG stelt voor om artikel 5.2.3. (oud) te vervangen door artikel 5:17-5:20. Standplaatsen zijn afzonderlijke kramen waar goederen zoals oliebollen, ijsjes en loempia’s worden verkocht. Omdat de vergunning persoonsgebonden is achten wij een algemene regel niet goed mogelijk. Bovendien is het wenselijk dat de gemeente zelf bepaalt, met het oog op het verdelen van de openbare ruimte, waar de verkoopwagens mogen komen te staan. De vergunning dient het verdelen van de beschikbare plaatsen en het mogelijk maken van een maximumstelsel. In het belang van de openbare orde en in het belang van het voorkomen of beperken van overlast achten wij het nodig om de vergunning niet voor onbepaalde tijd te verlenen, maar voor de duur drie jaar. Op die manier houden we nog zicht op de houder van de standplaats. Standplaatsvergunningen werden voor de duur van een jaar verleend. Een vergunning voor de duur van drie jaar betekent dus al een lastenverlichting voor de onderneming. De voorgestelde bepaling is ruimer geformuleerd dan de oude APV-bepaling. In de oude APV-bepaling moesten de goederen of diensten die werden verkocht of verstrekt verband houden met de handel. In de nieuwe APV bepaling wordt handel niet meer genoemd. Ook het innemen van een standplaats buiten verband van handel is nu vergunningsplichtig.
In artikel 5:18 wordt een aantal extra weigeringsgronden in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 1:8 genoemd. WIJKT AF VAN VNG-MODEL.
artikel 5.2.4. (oud)/ artikelen 5:22 – 5:23 (nieuw) Snuffelmarkt: Het oude artikel wordt vervangen door twee artikelen, waarvan één artikel een begripsbepaling is. Dit bevordert de leesbaarheid. De VNG stelt een meldingsplicht voor, maar wij achten dit niet wenselijk. Een snuffelmarkt heeft een uitwerking op de openbare orde en wij achten het in het kader van deze openbare orde noodzakelijk om een vergunningsplicht op te nemen. In artikel 1.9 van de APV is de ‘lex silencio positivo’ opgenomen. Dit betekent dat een vergunning van rechtwege wordt verleend als niet binnen de termijn wordt besloten. Dit is conform de Europese dienstenrichtlijn.
Artikel 5.3.2. (oud) / artikel 5:25 (nieuw) Ligplaatsen: Deze bepaling is in essentie hetzelfde gebleven. Er zijn evenwel extra weigeringsgronden toegevoegd. Dit blijkt in de praktijk nodig om op een adequate manier vergunningen te verlenen / weigeren conform het woonschepenbeleid. Er is een koppeling gemaakt met bestemmingsplan, waardoor strijdigheid met het bestemmingsplan een rechtstreekse weigeringsgrond is voor de vergunning. Aangezien in het bestemmingsplan al onderscheid wordt gemaakt in ligplaatsen voor permanente bewoning en recreatief gebruik, is het niet nodig om 2 verschillende wettelijke grondslagen te hebben voor de vergunning. Wij stellen dan ook voor om de woonschepen voor permanente bewoning ook toe te voegen aan de APV, zodat alle ligplaatsvergunningen in 1 artikel in de APV zijn gevat. De weigeringsgronden zijn zo ook voor beide categorieën gelijk. Zowel voor vergunningverlening als voor handhaving is deze methode effectiever.
Omdat in het nieuwe bestemmingsplan geen regeling wordt opgenomen voor recreatiearken is het nodig om afmetingen als weigeringsgrond op te nemen. De APV is hiervoor niet de geëigende plaats, omdat een APV geen ruimtelijke aangelegenheden mag regelen. Er is daardoor een bevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen om regels te stellen voor de afmetingen voor recreatiearken.
Ten slotte is er extra aandacht besteed in de begripsbepalingen om de vergunningplicht op een adequate manier te omschrijven.
Na het vaststellen van deze APV, zal de woonschepenverordening van 1988 worden ingetrokken.
34. artikel 5:26b Tijdelijke ligplaats: In dit artikel worden tijdelijke ligplaatsen van maximaal 2 uur geregeld, ten behoeve van aanmeren voor winkelend publiek. Nu zijn hierin het parkeerterrein achter de Zijdstraat en de Kolenhaven hierin opgenomen. Voorgesteld wordt om ook de Pontweg hierin op te nemen, gelet op de winkels en horeca in deze buurt.
artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken. Naast de standaard weigeringsgronden uit artikel 1:8 is een extra weigeringsgrond in dit artikel opgenomen ter bescherming van de flora en fauna. Voor de weigeringsgronden voor een ontheffing wordt verwezen naar artikel 1:8.
Hoofdstuk 6. Straf- overgangs- en slotbepalingen.
artikel 6:5 Overgangsbepaling : Deze bepaling is sterk vereenvoudigd.
De nummering van dit model wijkt op enkele plaatsen sterk af van de nummering van de vorige versie. Om de aansluiting tussen de versies gemakkelijker te maken, zijn hieronder transponeringstabellen opgenomen.
Van deze versie naar vorige versie
Bijlage I: Advies ingebruikname gemeentegrond
Artikel 2.1.5.1. (oud) / artikel 2:10 of 2:10 A t/m C (nieuw) Ingebruikname gemeentegrond.
Via deze bepaling in de APV worden de voorwerpen of stoffen op of aan de weg gereguleerd. Voorbeelden van deze voorwerpen zijn containers, eco-toiletten, reclameborden, spandoeken en spullen die vrijkomen bij ontruimingen. In de oude APV was voor veel geplaatste voorwerpen op of aan de weg een vergunning vereist. De VNG stelt voor om deze vergunningsplicht te laten vervallen en te vervangen door een algemene regel. Omdat er ook een nadeel is verbonden aan deze algemene regel heeft de VNG ook een alternatief aangedragen. Dit alternatief houdt in dat de vergunningsplicht gehandhaafd blijft, maar dat bepaalde categorieën van voorwerpen worden uitgezonderd van deze vergunningsplicht. Deze bepaling is opgenomen onder optie 1. Het vervallen van de vergunningsplicht, en het opnemen van een algemene regels is opgenomen onder optie 2. Beide opties zullen in dit advies worden toegelicht en er zal een conclusie worden getrokken.
Optie 1: Vergunningsplicht handhaven: Volgende artikelen opnemen:
Artikel 2:10.1: vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10.2: afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2:10.3: vrij te stellen categorieën.
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel A niet geldt.
In artikel 2:10 1: wordt de vergunningsplicht geregeld. Deze vergunningsplicht en de genoemde weigeringsgronden wijken niet af van de vergunningsplicht zoals die in de APV 2007 geldt.
Artikel 2:10 2: afbakeningsbepalingen en uitzonderingen. Er worden uitzonderingen gemaakt op de vergunningsplicht voor evenementen, terrassen en standplaatsen om samenloop te voorkomen. Daarnaast wordt er een uitzondering gemaakt van de vergunningsplicht voor voorwerpen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard om strijd met artikel 7 van de Grondwet te voorkomen. Tot slot wordt er een afbakening geregeld met landelijke verkeerswetgeving.
Artikel 2:10 3: vrijstellingen. Via dit artikel kan het college voorwerpen van categorieën aanwijzen waarvoor de vergunningsplicht niet geldt. Te denken valt aan:
ad 1. Regulering + inzicht in situaties
Het plaatsen van voorwerpen op de weg kan in sommige gevallen een gevaarlijke situatie opleveren. Wanneer er toch een vergunning vereist is voordat een object geplaatst mag worden, wordt inzicht gecreëerd in de situaties en kunnen eventuele gevaarlijke situaties voorkomen worden. Door de regulering te behouden wordt een mogelijke wildgroei aan reclameborden, eco-toiletten, containers en inboedels op de weg voorkomen.
ad 2. Een vorm van deregulering
Hoewel er met deze bepaling geen sprake is van volledige vrijheid voor de burger, ontstaat er toch een vorm van deregulering door bovengenoemde regel op te nemen. Deze ontstaat namelijk door artikel 2:10C, de vrijstelling van de vergunningsplicht voor een aantal voorwerpen.
ad 3. Inkomsten van algemeen recht en precariorecht
Door de vergunningsplicht op te nemen blijft de inkomstenbron uit algemeen recht en precariorecht bestaan.
In beperkte mate sprake van deregulering
Een beperkte stijging van het vertrouwen in de burger
Ad 1. In beperkte mate sprake van deregulering
Wanneer deze bepaling wordt opgenomen is er geen sprake van volledige deregulering doordat de vergunningsplicht blijft bestaan. Er wordt echter wel een kleine slag geslagen doordat een aantal voorwerpen uitgezonderd kan worden van de vergunningsplicht.
Ad 2. Een beperkte stijging van het vertrouwen in de burger
De burger wordt niet in de volledige vrijheid gesteld door de vergunningsplicht op te nemen. De vraag is ook of dit wel moet, gelet op de genoemde situaties die zich kunnen voordoen. Er wordt wel meer vertrouwen in de burger gegeven dan ten opzichte van de APV 2007, doordat bepaalde categorieën van voorwerpen uitgezonderd kunnen worden.
De werkzaamheden bij de afdeling V&H, cluster vergunningen zullen blijven bestaan. Wanneer een aantal categorieën uitgezonderd wordt van de vergunningsplicht dan zullen de werkzaamheden licht verminderen.
Optie 2: Vergunningsplicht laten vervallen: Volgend artikel opnemen:
Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan
Dit artikel is een brede algemene regel, in plaats van het oude vergunningsstelsel. Middels een algemene regel wordt er meer ruimte geboden aan burger en bedrijfsleven. De gedachte hierachter is dat voor een groot aantal voorwerpen dat in de openbare ruimte wordt geplaatst een vergunning overbodig is, omdat deze voorwerpen volstrekt geen overlast veroorzaken of zelfs bijdragen aan de leefbaarheid.
Het voorgestelde artikel hoeft geen feitelijke wijzigingen tot gevolg te hebben in verhouding met het oude artikel. Aan de hand van de criteria uit het oude APV-artikel werd getoetst of de vergunning verleend kon worden. Via dit voorgestelde VNG-artikel dient de burger deze voorwaarden als het ware zelf te toetsen. Wanneer hij verwacht dat door het plaatsen van het voorwerp schade wordt toegebracht aan de weg of een van de andere genoemde verboden in lid 1, dan dient hij de plaatsing achterwege te laten. De burger kan dan nog een ontheffing aanvragen. Door dit artikel in deze vorm over te nemen wordt meer vertrouwen aan burger en bedrijf gegeven.
Minder (administratieve) lasten voor de burger
Meer vertrouwen in burger/ verantwoordelijkheid burger
Minder werkzaamheden cluster Vergunningen
ad 1. Minder (administratieve) lasten voor de burger
Burger en bedrijf hoeven geen aanvraag voor een vergunning meer te doen, maar zij kunnen gewoon de reclameborden of de container plaatsen. Wanneer zij geen vergunning hoeven aan te vragen scheelt dit tijd en kosten. Daarnaast wordt een hoop ergernis voorkomen.
ad 2. Meer vertrouwen in burger/ verantwoordelijkheid burger
Indien het artikel op de voorgestelde wijze in werking treedt zullen burger en bedrijf meer verantwoordelijkheden hebben bij het inschatten van de situatie. Door deze verantwoordelijkheid aan de burger geven wordt tegelijkertijd vertrouwen aan de burger gegeven.
ad 3. Minder werkzaamheden cluster Vergunningen
Op dit moment is op de afdeling V&H, cluster vergunningen veel werk rondom het verlenen van de vergunning. Er worden redelijk veel aanvragen voor een vergunning ingediend. De vergunningen worden in vrijwel alle gevallen verleend. Ook wordt er door burgers met enige regelmaat een melding van een illegaal geplaatste container doorgegeven. Voor reclameborden wordt niet vaak een melding doorgegeven.
ad 1. Vertrouwen / verantwoordelijkheid burger
Vertrouwen en verantwoordelijkheid aan de burger geven is een voordeel, maar kan ook een nadeel zijn. Een gemeente dient te handelen in het algemeen belang van de burgers. Een burger zal dit belang niet per se voor ogen hebben. Primair zullen burgers handelen uit eigen belang. Uiteraard zullen de meeste inwoners een goede verhouding met de rest van de buren nastreven, waardoor er ook rekening gehouden zal worden bij het plaatsen van een container. Concreet betekent dit dat wanneer een burger een container voor het huis plaatst hij moet bezien of hier bezwaren aan kleven (bijvoorbeeld uit oogpunt van verkeersveiligheid en/of welstand). Wanneer de plaatsing niet voldoet aan de voorwaarden uit de APV-bepaling, dan mag de container niet geplaatst worden. Het is in dat geval mogelijk om een ontheffing aan te vragen. Het is echter niet zeker of alle burgers de plaatsing zullen nalaten en een ontheffing zullen aanvragen. Toch zullen burgers, naar alle waarschijnlijkheid, een container niet weken op een parkeerplaats laten staan, al is het alleen al omdat de huur van een container geld kost. Daarbij komt dat veel mensen wel eens een keer een container nodig hebben, en daarom een geplaatste container van de buurman een paar dagen zullen dulden.
Een groter probleem, dan geplaatste containers door burgers, zijn containers die maanden lang geplaatst worden door bedrijven. Hier zal, net zoals nu al het geval is, op gehandhaafd moeten worden. Er kan echter alleen gehandhaafd worden wanneer er:
Indien een container op een parkeerplaats wordt neergezet dan ontstaat er gevaar voor de bruikbaarheid van de weg. Tevens ontstaat er gevaar voor het doelmatig gebruik van de weg. Er dient dan een ontheffing te worden aangevraagd. Verwacht wordt dat deze ontheffing meestal zal worden afgegeven, vanwege het belang van de werkzaamheden.
Voor reclameborden geldt hetzelfde. Als er geen vergunning meer nodig is voor het plaatsen van reclameborden kan er een wildgroei ontstaan aan deze borden. Zodra ondernemers er achter komen dat zij de vrijheid hebben om op die manier reclame te maken, valt te verwachten dat zij permanent reclame zullen maken voor hun bedrijf. Zij zullen waarschijnlijk de welstandscriteria niet in overweging nemen voordat zij tot plaatsing overgaan.
Een ander voorbeeld, wat zich daadwerkelijk heeft afgespeeld is het volgende: een burger wil voor een privé-feest een tent plaatsen op de openbare weg. Hiervoor wordt de hele weg in gebruik genomen en wordt de weg dus in feite afgesloten. Deze aanvraag voor ingebruikname gemeentegrond is afgewezen op grond van verkeersveiligheid, overlast en doelmatig gebruik van de weg. Wanneer het artikel zou gelden als vermeld onder deze optie, dan bestond er een mogelijkheid dat de burger geen aanvraag zou hebben gedaan (omdat hij blijkbaar niet inzag dat het verkeersgevaarlijk zou kunnen zijn) en zou de tent geplaatst worden op de betreffende dag. Het gevolg zou zijn, dat wanneer een handhaver dit constateert, hij het feest kan stilleggen, omdat de tent verwijderd dient te worden. Het genoemde voorbeeld is een mogelijke niet-wenselijke uitkomst van het vrijgeven van regels.
ad 2. Vermindering inkomsten uit algemeen recht / precariorecht.
Voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de grond wordt zowel algemeen recht als precariorecht geheven. Wanneer de vergunningsplicht wegvalt, vallen ook deze inkomsten weg. De rechten zullen alleen dan geheven kunnen worden als een ontheffing wordt verleend om objecten te plaatsen bij gevaarlijke situaties. In noodgevallen zal een dergelijke ontheffing verleend worden.
Voor containers is er geen oplossing voor deze inkomstenderving, maar voor reclameborden kan een aanbesteding een uitkomst zijn. Via een aanbesteding zullen organisaties de kans krijgen om hun offerte uit te brengen over vaste driehoeksborden. Met een van hen wordt vervolgens een overeenkomst gesloten en die organisatie zal de gemeente betalen vanwege het gebruik van de weg. Zij zullen dan een aantal vaste driehoeksborden plaatsen in de gemeente Aalsmeer. Ook verzorgen zij het gehele werk rondom driehoeksborden voor evenementen en dergelijke. Voordeel van een dergelijke methode is het verkrijgen van inkomsten, zonder dat daarvoor werk hoeft te worden verricht. Het nadeel is dat er permanent driehoeksborden in de gemeente Aalsmeer staan. Vanuit het oogpunt van welstand zou dit nadelig kunnen zijn.
ad. 3. geen tot weinig inzicht objecten in Aalsmeer: meer werkzaamheden cluster handhaving.
Hoewel de werkzaamheden bij het cluster vergunningen zal verminderen, zullen de werkzaamheden voor het cluster handhaving waarschijnlijk toenemen. Omdat er geen inzicht meer is in de objecten die geplaatst worden, moet er op toe worden gezien dat deze objecten de verkeersveiligheid niet in het gedrang brengen.
Op grond van bovengenoemde voor- en tegenargumenten stellen wij voor om de vergunningsplicht voor voorwerpen of stoffen op of aan de weg op te nemen. Ervaring leert dat er veel vergunningsaanvragen worden gedaan en dat het houden van inzicht in situaties wenselijk is. Wij verwachten dat wanneer er een algemene bepaling zal worden opgenomen, met name bedrijven onvoldoende rekening zullen houden met het doelmatig gebruik van de weg, de welstand en de verkeersgevaarlijkheid. De voorwerpen kunnen voor onbepaalde tijd worden geplaatst, waardoor er geen sturing is op openbare ruimte. Door de nieuwe bepalingen op te nemen vindt er wel degelijk een deregulering plaats, namelijk doordat er bij besluit bepaalde categorieën van voorwerpen kunnen worden uitgezonderd.
Bijlage II: Advies evenementenvergunning
Artikel 2:24 (voorgesteld artikel)
Bij het in het tweede lid genoemde besluit wordt de verplichting opgelegd tot het melden van het voorgenomen kleine evenement aan de burgemeester. Voorts wordt daarbij aangegeven het tijdstip, voorafgaand aan het evenement, waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan en de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt.
De VNG modelbepaling wordt hier grotendeels gevolgd. De optochten en feesten en partijen zijn bij de artikel ingevoegd, waardoor de vergunningplicht overzichtelijker is. Er wordt ook het begrip ‘kleine evenementen’ geïntroduceerd. Dit geeft de mogelijkheid om een bepaalde categorie kleine evenementen vrij te stellen van vergunningplicht. De denken valt aan straatfeesten e.d. Er dient wel een melding te worden gemaakt van het voorgenomen kleine evenement. De burgemeester kan tot 48 uur van tevoren het evenement verbieden als er een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 1:8 aan de orde is. Er is door de burgemeester nog geen aanwijzingsbesluit voor evenementen. Dit zal waarschijnlijk gebeuren samen met de vaststelling van het nieuwe evenementenbeleid.
Bijlage III: Advies horeca-exploitatievergunning
Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 (Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan) beslist de burgemeester in geval van een vergunningaanvraag die ook betrekking heeft op een of meer bij het horecabedrijf behorende terrassen voor zover deze zich op de weg bevinden over de ingebruikneming van die weg ten behoeve van het terras.
De grondslag van deze APV-bepaling is artikel 174 Gemeentewet. De burgemeester is dan ook bevoegd de exploitatievergunning te verlenen.
De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse.
In de huidige APV Aalsmeer is het verboden om een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester. Een horecabedrijf wordt omschreven als: ‘de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waar bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
In de nieuwe APV heeft de VNG de modelbepaling voor een exploitatievergunning gehandhaafd. De horeca-exploitatievergunning blijft wat ons betreft ook in de nieuwe APV noodzakelijk voor het handhaven van de openbare orde.
In de algemene bepalingen in hoofdstuk 1 van de APV is bepaald dat alle vergunningen voor onbepaalde tijd worden verleend. Indien de gemeente toch een tijdsduur aan de vergunning wil verbinden is dit alleen geoorloofd op grond van dwingende redenen van algemeen belang. Wij stellen voor om een tijdsduur van drie jaar aan de vergunning te verbinden. Op die manier houden we nog zicht op het horecabedrijf en de ondernemer. De exploitant dient voor de verkrijging van een horeca-exploitatievergunning een verklaring omtrent gedrag te overleggen. Wij achten de aanwezigheid van goed gedrag een dwingende reden van openbaar belang die het rechtvaardigt om de vergunning voor de duur van drie jaar te verlenen. Op die manier moet de ondernemer elke drie jaar een verklaring omtrent gedrag overleggen.
Er dient wat ons betreft onderscheid gemaakt te worden tussen horecabedrijven waarvan verwacht wordt dat zij overlast kunnen veroorzaken voor de openbare orde en horecabedrijven waarvan deze overlast niet veroorzaakt wordt. De horecabedrijven die overlast kunnen veroorzaken voor de openbare orde dienen te beschikken over een horeca-exploitatievergunning en de horecabedrijven waarvan we verwachten dat zij geen overlast veroorzaken voor de openbare orde hoeven geen horeca-exploitatievergunning in hun bezit te hebben.
Vergunningsplichtige horecabedrijven
De eerste categorie van horecaondernemingen zijn die gelegenheden die over een horeca-exploitatievergunning dienen te beschikken omdat zij overlast kunnen veroorzaken voor de openbare orde. Voorbeelden van deze horecabedrijven zijn hotels, restaurants, eetcafés, snackbars, cafés, discotheken, partycentra en drugs/coffeeshops.
Er kunnen in dit geval dwingende redenen van algemeen belang worden genoemd die het vergunningenstelsel rechtvaardigen:
er wordt een Bibob-procedure aan de horeca-exploitatievergunning gekoppeld waardoor er mogelijkheden bestaan om bij vestiging van nieuwe horecabedrijven een Bibob onderzoek te verrichten. Voor bedrijven die alcoholische drank schenken (de zogenaamde natte horeca) en dus een Drank-en horecavergunning nodig hebben, geldt dat zij al de Bibob procedure moeten doorlopen. Om te voorkomen dat de horecaondernemingen die geen alcohol schenken (de zogenaamde droge horeca) ontsnappen aan de Bibob procedure, is het verstandig de Bibob-procedure te koppelen aan de horeca-exploitatievergunning. Dit is met name van belang voor snackbars.
Niet-vergunningsplichtige horecabedrijven
Voor een aantal horecabedrijven achten wij het noodzakelijk om een uitzondering te maken op de vergunningsplicht. Er is namelijk op grond van dwingende redenen van algemeen belang niet te rechtvaardigen dat zij over een horeca-exploitatievergunning moeten beschikken. De openbare orde is bij deze kleinschalige horecagelegenheden evident niet in het geding. Dit geldt voor de horecabedrijven waarbij het horecabedrijf een nevenactiviteit is van de hoofdactiviteit. (bijvoorbeeld het ontbijthoekje bij de bakker)
Daarnaast kunnen horecabedrijven als sportverenigingen worden uitgezonderd bij beleidsregel op grond van het elfde lid.
Uitzonderingen horeca-exploitatievergunning:
Lid 2: de burgemeester weigert. Er wordt geen beoordelingsvrijheid voor de burgemeester overgelaten. Wanneer een aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan is hier geen beoordelingsvrijheid voor mogelijk. Er is sprake van een imperatieve weigeringsgrond: de vergunning moet geweigerd worden wanneer er strijd is met de genoemde weigeringsgrond.
Lid 5: uitzondering exploiteren zonder horecavergunning: aangesloten wordt bij de Winkeltijdenwet. Dit geldt voor horecagelegenheden die gelegen zijn in een winkel en waarvan de horecagelegenheid de nevenactiviteit is. Voorbeeld is een ontbijthoekje bij de bakker.
Lid 10: Bij elke aanvraag voor een horeca-exploitatievergunning dient een verklaring omtrent gedrag te worden overgelegd. Het is van belang dat leidinggevenden een verklaring omtrent gedrag bezitten aangezien zij verantwoordelijk zijn voor de uitwerking die hun horecagelegenheid heeft op de openbare orde. Ook hier is geen sprake van beoordelingsvrijheid voor de burgemeester. Wanneer de verklaring niet wordt overgelegd wordt de vergunning geweigerd.
Lid 11. Voor bepaalde categorieën horecabedrijven kan een uitzondering worden gemaakt in beleidsregels. Voorbeelden van horecabedrijven die uitgezonderd kunnen worden zijn sportverenigingen.