Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadskanaal

Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStadskanaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013
CiteertitelBesluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

In deze regeling worden de volgende regelingen ingetrokken.

Beleidsregels WWB

Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, art. 7 
  2. Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Stadskanaal 2013

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201918-12-2020wijziging artikel 33

27-11-2018

gmb-2018-260386

BW 27-11-2018, Z-18-041318/D/18/126784
01-06-201801-01-2019Artikel 21 lid 4 onder a

08-05-2018

Gemeenteblad, nr. 109909, 25-05-2018

BW 08-05-2018, Z-18-041218
01-08-201601-06-2018Artikel 21 lid 4 onder a

28-06-2016

Gemeenteblad, nr. 98224, 19-07-2016

BW 28-06-2016, nr. 14
27-07-201601-08-2016artt. 11, 18, 28, 28b, 29a

28-06-2016

Gemeenteblad, nr. 98224, 19-07-2016

BW 28-06-2016, nr. 14
01-01-201527-07-2016artt. 1 t/m 3, 6, 8, 10 t/m 12, 14, 17, 18, 21, 26, 27, 28b, 29, 31 t/m 33, 35, 36, 40

02-12-2014

Gemeenteblad, nr. 75356, 17-12-2014

BW, 02-12-2014, nr. 16
16-01-201401-01-2015Artt. 10, 20, 21, 28, 28a, 28b, 30, 32, 36.

07-01-2014

Gemeenteblad, nr. 1449, 15-01-2014

BW, 07-01-2014, nr. 6
07-11-201316-01-2014artikel 36

29-10-2013

De Kanaalstreek, 06-11-2013

BW, 29-10-2013, nr. 8
16-05-201307-11-2013nieuwe regeling

07-05-2013

De Kanaalstreek, 15-05-2013

BW, 7-05-2013, nr. 09

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013

Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

gelet op artikel 7, eerste lid, onderdeel b en artikel 35 van de Participatiewet en artikel 4 van de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Stadskanaal 2013;

Overwegende dat het gewenst is richtlijnen te stellen voor de uitvoering van de Participatiewet, alsmede de noodzaak regels te stellen voor de uitvoering van buitenwettelijk begunstigend beleid gelet op rechtsgelijkheid en rechtszekerheid;

besluiten:

het navolgende "Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013" vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Artikel 2 Voorliggende voorziening

  • 1.

    Als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet en het bepaalde in artikel 1, tweede lid, onderdeel h van dit besluit, wordt ook begrepen:

    • a.

      de Zorgverzekeringswet / Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en daarop gebaseerde regelingen;

    • b.

      individuele verstrekkingen en voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • c.

      een lening bij een commerciële bank of de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe;

    • d.

      een schuldhulpverleningstraject;

    • e.

      een uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering;

    • f.

      een overlijdensuitkering krachtens een sociale zekerheidswet;

    • g.

      een nalatenschap;

    • h.

      reeds ontvangen ondersteuning op grond van hoofdstuk 7 van dit besluit.

  • 2.

    Voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij:

    • a.

      sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in Participatiewet, art. 16;

    • b.

      in dit besluit voor specifieke kosten beleid is geformuleerd.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen i.v.m. de verstrekking van bijstand

Artikel 3 Bijstand voor schulden

  • 1.
  • 2.

    In afwijking tot het eerste lid wordt wel bijstand verstrekt voor schulden:

    • a.

      indien het ontstaan van de schuld en het voortbestaan van die schuld is veroorzaakt, doordat de belanghebbende in het verleden slechts beschikte over een inkomen onder het bijstandsniveau en in zijn geval ook verder van ontoereikende middelen kan worden gesproken. De bijstand wordt in principe verleend in de vorm van een lening. Indien de bijstand “om niet” wordt verstrekt dient dit met redenen omkleed te zijn;

    • b.

      als de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe een aanvraag voor saneringskrediet heeft afgewezen, op grond van het feit dat het inkomen van belanghebbende te weinig zekerheid biedt dat deze aan de aflossing kan voldoen, kan het wenselijk zijn, indien schuldsanering noodzakelijk en urgent is doordat het voorbestaan van de schuld betrokkene in zijn bestaan bedreigt, dat borgstelling op grond van de Participatiewet plaatsvindt, zodat de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe alsnog tot de verstrekking van een saneringskrediet kan besluiten.

Artikel 4 Noodzakelijke bijstand wegens boetewaardig gedrag

  • 1.

    Bijstand noodzakelijkerwijs verstrekt wegens boetewaardig gedrag zoals bedoeld in de socialezekerheidswetten wordt verstrekt als renteloze leenbijstand.

  • 2.

    De bijstand zoals bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt tot 90% van de van toepassing zijnde norm.

Artikel 5 Opschorten van de uitkering

  • 1.

    Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, wordt het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opgeschort:

    • a.

      vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

    • b.

      vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

  • 2.

    Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

Artikel 6 Nadere verplichtingen verbonden aan de bijstand

  • 1.

    Naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 van de Participatiewet in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, worden door het college vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid van de Participatiewet, verplichtingen opgelegd die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 2.

    Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud of een daarmee vergelijkbare titel verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, verbinden burgemeester en wethouders aan de bijstand de verplichting die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.

  • 3.

    Totdat artikel 56 van de Participatiewet in werking treedt, wordt de verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud, onverminderd het genoemde in de vorige alinea, slechts aan de bijstand verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:

    • a.

      die vordering kan worden ingesteld samen met een verzoek tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; of

    • b.

      de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 957,121).

Artikel 7 Noodzakelijke betalingen en bijstand in natura

Als en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, verbindt het college aan de verstrekking van bijstand de voorwaarde dat de belanghebbende dient mee te werken aan het verrichten van betalingen door het college uit naam van de belanghebbende, uit de toegekende bijstand.

Artikel 8 Verplichtingen in het geval bijstand wordt verleend als geldlening

Het college verbindt aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen zoals bedoeld in artikel 48, derde lid van de Participatiewet, die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen i.v.m. de verstrekking van bijzondere bijstand

Artikel 9 Algemene bepalingen verstrekking bijzondere bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk als er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan door bijzondere individuele omstandigheden en die niet voldaan kunnen worden uit de aanwezige middelen.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten als bedoeld in het eerste lid, bedragen maximaal de geldende maximumbedragen als genoemd in de Prijzengids voor de bijzondere bijstand van het Nibud (hierna Nibud prijzengids).

Artikel 10 Draagkrachtberekening individuele bijzondere bijstand

  • 1.

    Bij de verlening van individuele bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht(ruimte) van de belanghebbende op basis van het inkomen en vermogen.

  • 2.

    De draagkracht(ruimte) als bedoeld in het eerste lid, bedraagt 50% van het in aanmerking te nemen inkomen op jaarbasis boven 120% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met het in aanmerking te nemen vermogen.

  • 3.

    Voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in het tweede lid, worden de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid en artikel 33, vijfde lid van de Participatiewet, alsmede de individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Voor de bepaling van het vermogen als bedoeld in het tweede lid, worden de middelen bedoeld in artikel 34, lid 2 van de Participatiewet buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    Van het vermogen vervat in een auto (of motor) wordt € 4.500,00 vrijgelaten. Voor zover de waarde van de auto(’s) uitstijgt boven de vermelde grenswaarde wordt het meerdere als vermogen in aanmerking genomen. Als er een schuld is die aantoonbaar aan het bezit van de auto is gekoppeld kan deze schuld ook tot € 4.500,00 buiten beschouwing blijven. Als de schuld de waarde van auto overtreft kan het meerdere als schuld in mindering worden gebracht op de waarde van de bezittingen.

  • 6.

    Indien de draagkracht hoger is dan de kosten waarvoor individuele bijzondere bijstand wordt aangevraagd, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 7.

    Vaststellen draagkrachtperiode bij periodiek bijzondere bijstand:

  • a.

    Als er geen sprake van draagkracht is, gaat de draagkrachtperiode in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend. De draagkrachtperiode wordt vastgesteld tot 1 januari van een jaar, met een maximum van zesendertig maanden.

  • b.

    Als er draagkracht is, wordt de draagkrachtperiode vastgesteld van de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend tot 1 januari van het komende jaar.

  • 8.

    In het geval van incidenteel bijzondere bijstand wordt de draagkrachtperiode vastgesteld van 1 januari t/m 31 december van het lopende kalenderjaar.

  • 9.

    Gedurende de draagkrachtperiode wordt de vastgestelde draagkracht in mindering gebracht op de voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking komende kosten, met dien verstande dat de berekende (jaar)draagkracht direct volledig dient te worden aangewend als het een aanvraag voor incidenteel bijzondere bijstand betreft.

  • 10.

    De draagkracht wordt binnen de vastgestelde periode herzien indien wijziging van de omstandigheden daartoe aanleiding geeft.

  • 11.

    Er wordt geen drempelbedrag toegepast bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand als bedoeld in artikel 35, tweede lid van de Participatiewet.

Artikel 11 Berekening toetsingsinkomen Collectieve Ziektekosten Verzekering en minimaregelingen

  • 1.

    Er is recht op een voorziening van de minimaregelingen zoals in hoofdstuk 7 van dit besluit beschreven, als het gezinsinkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als uitzondering hierop is met ingang van 1 januari 2017 recht op een voorziening uit de Collectieve Ziektekosten Verzekering van dit besluit als het gezinsinkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    Inkomsten die worden vrijgelaten ingevolge de WWB [voor WWB dient gelezen te worden Participatiewet], worden niet in aanmerking genomen.

  • 3.

    Niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de Collectieve Ziektekosten Verzekering en de minimaregelingen voldoet de belanghebbende die over vermogen beschikt dat hoger is dan het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

  • 4.

    Bij de vaststelling van het vermogen zoals bedoeld in het vorige lid, wordt het vermogen verbonden in de woning niet meegerekend.

Artikel 12 Vorm van de bijstand

  • 1.

    Tenzij dit besluit anders bepaalt, wordt de bijzondere bijstand “om niet” verstrekt.

  • 2.

    Hoofdregel is dat er geen bijzondere bijstand verstrekt wordt voor schulden (artikel 13, eerste lid, onderdeel g van de Participatiewet).

  • 3.

    In afwijking van de hoofdregel als bedoeld in het tweede lid, kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 van de Participatiewet, bijzondere bijstand verstrekt worden:

    • a.

      in de vorm van borgtocht indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe;

    • b.

      in de vorm van een renteloze geldlening of als bijstand “om niet”, indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en de onder a genoemde mogelijkheid geen uitkomst biedt.

    • c.

      Bijstand “om niet” als bedoeld in onderdeel b, kan alleen verstrekt worden indien de schuldenlast niet is voortgevloeid uit een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt:in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, onderdelen a, c en d van de Participatiewet.

  • 5.

    In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt of geheel of deels worden geweigerd op grond van artikel 18 van de Participatiewet en de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Stadskanaal 2015.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand wegens kosten in verband met wonen

Artikel 13 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten

  • 1.

    De belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een verhuizing en/of (her)inrichting van de woning in beginsel uit zijn middelen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt aan jongeren tot 27 jaar en alleenstaanden die voor het eerst zelfstandig gaan wonen. Het bepaalde in het eerste lid is ook hier van toepassing.

  • 3.

    Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken wanneer:

    • a.

      sprake is van een medische of sociale noodzaak; of,

    • b.

      sprake is van een verplichte noodzakelijke verhuizing in verband met hoge woonkosten; en,

    • c.

      het afsluiten van een lening bij een commerciële bank of de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe niet mogelijk is; en,

    • d.

      de belanghebbende aantoonbaar niet heeft kunnen reserveren en er geen andere voorziening, waaronder begrepen de voorliggende voorziening Wet maatschappelijke ondersteuning, ter betaling van de kosten voorhanden is.

  • 4.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het derde lid, wordt verstrekt:

    • a.

      "om niet" voor kosten in verband met verhuizing en/of (her)inrichting geen duurzame gebruiksgoederen betreffende;

    • b.

      in de vorm van een renteloze geldlening voor duurzame gebruiksgoederen en voor zover de belanghebbende geen, of ontoereikend, beroep kan doen op artikel 32 van dit besluit (witgoedregeling).

  • 5.

    Het vaststellen van de hoogte van de bijstand vindt plaats onder toepassing van artikelen 9 en 10 van dit besluit.

  • 6.

    In afwijking van het vierde lid, onderdeel b, kan in geval van zeer dringende redenen in het individuele geval bijzondere bijstand "om niet" worden verstrekt.

Artikel 14 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:

    • a.

      indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente (waarbij rekening wordt gehouden met de te verwachten belastingteruggave) en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Voor deze zakelijke lasten wordt in aanmerking genomen het “forfait overige eigenaarslasten” zoals gebruikt bij alimentatieberekening (Trema-normen);

    • c.

      indien een woonwagen of woonschip wordt bewoond: stageld, liggeld of Roerende Zaakbelasting, in ieder geval niet zijnde energiekosten.

  • 2.

    Indien een belanghebbende een huurwoning, woonwagen of woonschip bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand voor de woonkosten met toepassing van artikel 48, tweede lid, onderdeel a van de Participatiewet verstrekt als renteloze geldlening tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 3.

    Indien belanghebbende woonachtig is in een woning die hij in eigendom heeft en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, wordt voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag verstrekt gelijk aan de maximale huurtoeslag en voor de kosten boven de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen.

  • 5.

    De woonkostentoeslag als bedoeld in het vierde lid wordt verstrekt tot de datum waarop de belanghebbende wel aanspraak kan maken op huurtoeslag of, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor de periode van maximaal één jaar.

  • 6.

    De periode als bedoeld in het vijfde lid kan worden verlengd indien – en voor zover - bijzondere individuele omstandigheden daartoe noodzaken.

  • 7.

    Aan bijstandsverlening als bedoeld in het vierde lid, wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk verkoopt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 8.

    Indien de belanghebbende zich aantoonbaar heeft ingespannen te voldoen aan de verhuisplicht als bedoeld in het zevende lid, maar het niet is gelukt een goedkopere woonruimte te vinden, dan wordt de woonkostentoeslag met maximaal één jaar verlengd.

  • 9.

    De verhuisplicht als bedoeld in het zevende lid wordt niet opgelegd aan gehandicapten, indien de hoge huur veroorzaakt wordt door voorzieningen die in de woning aangebracht zijn vanwege de handicap.

  • 10.

    In afwijking van artikel 10, tweede lid van dit besluit wordt 100% van het in aanmerking te nemen inkomen boven 100% van de toepasselijke bijstandsnorm gerekend tot de draagkracht(ruimte).

Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een AWBZ-instelling

  • 1.

    Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet voor de duur van maximaal acht maanden worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering, het telefoon- en/of kabelabonnement.

  • 2.

    In afwijking van artikel 10, tweede lid van dit besluit wordt 100% van het in aanmerking te nemen inkomen boven 100% van de toepasselijke bijstandsnorm gerekend tot de draagkracht(ruimte).

Artikel 16 Gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis

  • 1.

    Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan bijzondere bijstand voor de duur van maximaal acht maanden “om niet” worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering en het telefoon- en/of kabelabonnement.

  • 2.

    In afwijking van artikel 10, tweede lid van dit besluit wordt 100% van het in aanmerking te nemen inkomen boven 100% van de toepasselijke bijstandsnorm gerekend tot de draagkracht(ruimte).

Artikel 17 Doorbetaling vaste lasten verblijf penitentiaire inrichting

Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand wegens medische kosten

Artikel 18 Collectieve Ziektekosten Verzekering Minima

  • 1.

    Belanghebbenden kunnen deelnemen aan de Collectieve Ziektekosten Verzekering van zorgverzekeraar Menzis.

  • 2.

    De Collectieve Ziektekosten Verzekering bestaat uit een basisverzekering, een aanvullende verzekering en een aanvullende tandartsverzekering (prothese), aangevuld met een extra gemeentelijk vergoedingenpakket en kan alleen als totaalpakket worden afgesloten.

  • 3.

    Voorwaarden voor aanspraak op de Collectieve Ziektekosten Verzekering van zorgverzekeraar Menzis zijn dat de belanghebbende:

    • a.

      een inkomen heeft van maximaal 130% van de toepasselijke bijstandsnorm; en

    • b.

      niet over vermogen beschikt dat meer bedraagt dan het vermogen volgens artikel 34 van de Participatiewet; en

    • c.

      bij ziektekostenverzekeraar Menzis heeft afgesloten:

      • 1.

        een basis-; en

      • 2.

        aanvullende-; en

      • 3.

        tandartsverzekering; of

      • 4.

        een tandverzekering prothese, indien er sprake is van een volledige gebitsprothese.

  • 4.

    Op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekeringen wordt de collectiviteitskorting in mindering gebracht. De resterende netto premie komt voor rekening van de verzekerde en de premie voor het gemeentelijke vergoedingenpakket komt voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    De premie voor een zorgverzekering behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 6.

    Deelname aan de Collectieve Ziektekosten Verzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van ieder kalenderjaar.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid is deelname aan de Collectieve Ziektekosten Verzekering per eerste van iedere kalendermaand mogelijk, indien belanghebbende al verzekerd is bij Menzis.

  • 8.

    Bij het ontbreken van een (aanvullende) zorgverzekering c.q. aanvullende tandartsverzekering, wordt voor de kosten die binnen de aanvullende verzekering vallen geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 9.

    De belanghebbende die kosten maakt die - indien deze belanghebbende bij Menzis zou zijn verzekerd - vanwege de “Garant verzorgd extra’s” deze kosten vergoed had gekregen, en bij een andere zorgverzekeraar een gelijkwaardige verzekering heeft, kan voor deze kosten bijzondere bijstand ontvangen.

Artikel 19 (Para)medische kosten

Voor bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende (para)medische noodzakelijke kosten in aanmerking:

  • a.

    de meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet;

  • b.

    de kosten van voetverzorging, indien er sprake is van een ziekte of handicap;

  • c.

    de meerkosten van bewassing en slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een handicap of langdurige ziekte;

  • d.

    de meerkosten van verwarming als gevolg van een handicap of langdurige ziekte.

Hoofdstuk 6 Bijzondere bijstand wegens overige kosten

Artikel 20 Kosten van een babyuitzet

  • 1.

    Kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten voldaan moeten worden uit de middelen door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Als hoofdregel geldt dat voor deze kosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan bijzondere bijstand worden verstrekt wanneer:

    • a.

      sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval; en

    • b.

      de belanghebbende over onvoldoende middelen beschikt; en

    • c.

      het afsluiten van een lening bij een commerciële bank of de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe niet mogelijk is; en

    • d.

      het verstrekken in de vorm van borgtocht niet mogelijk is vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling.

  • 3.

    De bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid wordt verleend:

    • a.

      “om niet” (voor alle kosten vermeld onder “babykleding” en “babyverzorging”, als genoemd in de Nibud prijzengids);

    • b.

      in de vorm van een renteloze geldlening (voor alle kosten genoemd onder “babykamer” als genoemd in de Nibud prijzengids).

  • 4.

    Kosten van aangepaste kleding voor de moeder behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Voor deze kosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 5.

    In afwijking van het derde lid, onderdeel b, kan in geval van zeer dringende redenen in het individuele geval bijzondere bijstand “om niet” worden verstrekt.

Artikel 21 Jongerentoeslag

  • 1.

    Een belanghebbende jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft op grond van artikel 12 van de Participatiewet slechts recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:

    • a.

      de middelen van de ouders niet toereikend zijn; óf,

    • b.

      de belanghebbende redelijkerwijs het onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

  • 2.

    De belanghebbende jongere, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

    • a.

      deze is / zijn overleden of in het buitenland woont / wonen;

    • b.

      hij in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;

    • c.

      hij op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

    • d.

      er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

  • 3.

    Van noodzakelijke bestaanskosten die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, als bedoeld in artikel 12 van de Participatiewet en het bepaalde in het eerste lid van deze regeling, kan uitsluitend sprake zijn als de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt vastgesteld, rekening houdend met de individuele omstandigheden, maar bedraagt:

    • a.

      voor een alleenstaande van 18 tot 21 jaar: aanvulling tot de toepasselijke bijstandsnorm zoals die geldt voor een persoon van 21 jaar;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar: aanvulling tot de toepasselijke bijstandsnorm zoals die geldt voor een persoon van 21 jaar.

    • c.

      voor een echtpaar, één of beiden 18, 19 of 20 jaar: aanvulling tot de toepasselijke bijstandsnorm zoals die geldt voor een echtpaar van 21 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd;

    • d.

      voor een alleenstaande van 18, 19 of 20 jaar opgenomen in een inrichting: aanvulling tot de norm zoals die geldt voor een persoon van 21 jaar die verblijft in een inrichting.

Artikel 22 Kosten bewindvoering / beschermingsbewind / curatele

  • 1.

    Voor kosten van beschermingsbewind of curatele kan bijzondere bijstand verstrekt worden voor kosten die door de rechter afwijkend zijn vastgesteld van de hoofdregel van 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen.

  • 2.

    De (meer-) kosten waarvoor individuele bijzondere bijstand wordt aangevraagd als bedoeld in het eerste en tweede lid dienen door de bewindvoerder c.q. curator concreet onderbouwd te worden in de aanvraag.

  • 3.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het salaris van de bewindvoerder als bedoeld in artikel 320 van de Faillissementswet.

Artikel 23 Kosten door bijzondere sociale en financiële omstandigheden

Voor individuele bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden en er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening:

  • 1.

    kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate mogelijkheid, ten behoeve van de belanghebbende die ingevolge wettelijke bepalingen zorg dient te dragen voor de verzorging van de teraardebestelling. Bijzondere bijstand is dan in ieder geval mogelijk voor:

    • a.

      legeskosten overlijdensakte;

    • b.

      rouwkaarten (maximaal 50);

    • c.

      werkzaamheden uitvaartverzorger;

    • d.

      eenvoudige kist;

    • e.

      grafrechten (voor een algemeen graf en niet voor een graf in eigendom);

    • f.

      rouwauto met maximaal 1 volgauto;

    • g.

      kosten opbaren rouwcentrum;

    • h.

      kosten van dragers;

    • i.

      een eenvoudige grafzerk;

  • met uitzondering van de kosten:

    • a.

      voor een begrafenis of crematie zich voordoet in het buitenland;

    • b.

      als de erfgenamen woonachtig zijn in het buitenland;

    • c.

      van een rouwadvertentie, eredienst, koffietafel e.d. voortvloeiende uit een culturele of religieuze achtergrond;

  • 2.

    de LBIO ouderbijdrage, eenmalig, voor (de eigen bijdrage) in de onderhoudskosten van uit huis geplaatste kinderen op voorwaarde dat een afwijzende beschikking van de Sociale Verzekeringsbank met betrekking tot de kinderbijslag wordt overgelegd;

  • 3.

    dubbele woonlasten vanwege een onvoorzienbare noodzakelijke verhuizing als bedoeld in artikel 13 van dit besluit.

  • 4.

    Reiskosten binnen Nederland:

    • a.

      wegens bezoek aan een gezinslid tot en met de tweede graad (die voor de opname thuisinwonend was) die:

      • 1.

        in een AWBZ-inrichting verblijft, gebaseerd op een bezoekfrequentie van maximaal twee maal per week voor één persoon of maximaal één maal per week voor twee personen. Overgelegd moet worden een bewijs van opname in de betreffende inrichting;

      • 2.

        in een ziekenhuis is opgenomen. De frequentie wordt vastgesteld op basis van individuele beoordeling;

      • 3.

        in een penitentiaire inrichting verblijft, gebaseerd op een bezoekfrequentie van één keer per week voor één persoon of één keer per twee weken voor twee personen. Overgelegd moet worden een verklaring van de penitentiaire inrichting betreffende de afgelegde bezoeken;

    • b.

      in verband met geneeskundige behandelingen als deze kosten niet voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking komen. De kosten moeten aangetoond worden, dit kan o.a. door het overleggen van een kopie van de afsprakenkaart;

    • c.

      de eigen bijdrage voor het zittend ziekenvervoer;

    • d.

      voor de onderdelen a en b wordt geen reiskostenvergoeding gegeven als de bestemming minder dan vijf kilometer van het huisadres is verwijderd;

  • 5.

    De reiskosten zoals bedoeld in het voorgaande lid worden berekend op basis van de kortste route volgens de routeplanner van de ANWB. Per kilometer wordt een vergoeding gegeven, gelijk aan de onbelaste kilometervergoeding Belastingen.

Artikel 24 Maaltijdvoorziening

Belanghebbenden die door persoonlijke of medische omstandigheden niet in staat zijn een eigen maaltijd te bereiden en geen beroep kunnen doen op gebruikelijke zorg door een partner of inwonende kinderen en gebruik maken van een maaltijdvoorziening, kunnen voor de kosten verbonden aan een warme hoofdmaaltijd, zonder voor- en nagerecht, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, onder aftrek van de eigen bijdrage zoals opgenomen in de Nibud prijzengids.

Artikel 25 Leges verblijfsvergunning/naturalisatie

  • 1.

    Legeskosten voor de aanvraag, verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning vloeien in beginsel niet voort uit bijzondere omstandigheden. Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit de middelen, waaronder de bijstandsnorm, dienen te worden voldaan door middel van reservering vooraf dan wel gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval als de belanghebbende aantoonbaar niet heeft kunnen reserveren en afsluiten van een lening ook niet tot de mogelijkheden behoort.

  • 3.

    Voor kosten van naturalisatie wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, omdat deze kosten niet als noodzakelijke kosten worden aangemerkt.

Artikel 26 Eigen bijdrage

  • 1.

    Een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage komt in beginsel niet voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking, behoudens hetgeen is bepaald in artikel 18 van dit besluit.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kan de eigen bijdrage of de cumulatie van eigen bijdragen in aanmerking komen voor bijzondere bijstandsverlening op grond van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, kan aanspraak gemaakt worden op individuele bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage van rechtsbijstand en de kosten van het griffiegeld, alsmede voor uittreksels waarvoor het een vereiste is dat zij in het kader van een gerechtelijke procedure worden overlegd en waar kosten aan zijn verbonden indien op grond van een toevoeging (advocaat) door de Raad van Rechtsbijstand (RvR) rechtsbijstand is verleend.

  • 4.

    Indien belanghebbende niet blijkens een diagnosedocument van het Juridisch Loket is doorverwezen naar een advocaat en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage als bedoeld in het derde lid, dan wordt de bijzondere bijstand daarop afgestemd wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.

Artikel 27 Verplicht en vrijwillig eigen risico Zorgverzekeringswet

Hoofdstuk 7 Minimaregelingen

Artikel 28 Algemene bepalingen minimaregelingen

  • 1.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 11 van dit besluit bestaat geen recht op minimaregelingen als bedoeld in dit hoofdstuk indien de belanghebbende:

    • a.

      studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 ontvangt; dan wel,

    • b.

      een basis toelage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ontvangt;

    • c.

      korter dan 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm heeft gehad; Voor statushouders geldt deze referte-eis van 36 maanden niet voor de witgoedregeling zoals beschreven in artikel 32 Voor schoolgaande jongeren die voor het eerst het voortgezet onderwijs volgen geldt de referte-eis van 36 maanden niet voor het Schoolpakket zoals beschreven in artikel 29a.

    • d.

      de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt.

  • 2.

    De in dit hoofdstuk genoemde bedragen worden jaarlijks per 1 januari verhoogd of verlaagd aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Artikel 28a Overbruggingsuitkering bij aanvang van de uitkering (platzak situatie)

  • 1.

    Aan de belanghebbende kan, bij aanvang van de uitkering, in het geval in het geheel geen middelen bezit om de eerste maand na aanvraag van de uitkering in de eigen levensonderhoud te voorzien een overbruggingsuitkering worden verstrekt.

  • 2.

    Bij de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking kan komen voor een overbruggingsuitkering wordt rekening gehouden met alle financiële middelen waarover een belanghebbende beschikt, dan wel later alsnog kan beschikken, daarbij geldt in ieder geval:

    • a.

      geen vrijlating van het vermogen;

    • b.

      het positieve saldi op bankrekeningen van alle inwonende gezinsleden.

  • 3.

    De overbruggingsuitkering wordt om niet verstrekt.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt bij een scheiding de overbruggingsbijstand verstrekt als leenbijstand zolang de boedel nog niet is verdeeld. Indien na verdeling blijkt dat er sprake is van vermogen wordt de overbruggingsbijstand op grond van artikel 36 van dit besluit teruggevorderd.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand zoals bedoeld in dit artikel bedraagt:

    • a.

      € 40,00 per week / € 175,00 per maand voor de alleenstaande;

    • b.

      € 70,00 per week / € 305,00 per maand voor een echtpaar of alleenstaande ouder als leefgeld;

    • c.

      indien noodzakelijk, de voor de belanghebbende geldende maandhuur, onder aftrek van de huurtoeslag.

Artikel 28b Gewenningsuitkering voormalige alleenstaande ouder

[vervallen]

Artikel 29 Computerregeling schoolgaande kinderen

[Vervallen]

Artikel 29a Schoolpakket

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een eenmalige tegemoetkoming voor de aanschaf van schoolbenodigdheden (p.c., laptop, schooltas, fiets of andere schoolbenodigdheden) onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de belanghebbende bezoekt voor het eerst het voortgezet onderwijs;

    • b.

      er is recht op de regeling Schoolpakket, zoals in hoofdstuk 7 van dit besluit beschreven als het gezinsinkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 2.

    De eenmalige tegemoetkoming per belanghebbende bedraagt € 350,00 en is vrij besteedbaar voor schoolbenodigdheden van belanghebbende.

Artikel 30 Sociaal Participatiefonds

  • 1.

    Aan inwoners kan in beginsel een tegemoetkoming in de kosten voor onderwijs, educatie (waaronder begrepen de kosten voor een internetabonnement), sport, cultuur en recreatie worden verstrekt.

  • 2.

    De ondersteuning als bedoeld in het eerste lid bedraagt per kalenderjaar maximaal:

    • a.

      een basistegemoetkoming € 108,00 per huishouden;

    • b.

      een bedrag van € 75,00 per persoon per huishouding;

    • c.

      een bedrag van € 108,00 per kind jonger dan 18 jaar dat voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding volgt.

  • 3.

    De kosten als bedoeld in het eerste lid moeten als gemaakt aangetoond kunnen worden.

  • 4.

    Een aanvraag ingediend op uiterlijk 31 december van het lopende jaar, wordt toegerekend aan dat kalenderjaar.

Artikel 31 Chronisch zieken , gehandicapten of ouderen

[ ingetrokken ]

Artikel 32 Witgoed

  • 1.

    Het college verstrekt op een aanvraag bijzondere bijstand voor de aanschaf van witgoed indien:

    • a.

      de kosten noodzakelijk zijn;

    • b.

      belanghebbende over onvoldoende middelen beschikt;

    • c.

      de kosten voor de aanschaf van het artikel als gemaakt aangetoond kunnen worden, en

    • d.

      in de huishouding van belanghebbende de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het tijdstip van indiening van de aanvraag geen bijzondere bijstand voor eenzelfde artikel is verstrekt.

     

  • 2.

    Onder witgoed als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een:

    • a.

      fornuis of kookplaat;

    • b.

      koelkast;

    • c.

      wasmachine;

    • d.

      stofzuiger.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, onderdeel d, bedraagt de bijzondere bijstand ten hoogste € 270,00 per huishouden per twee kalenderjaren op basis van gemaakte kosten.

  • 4.

    Onverminderd het derde lid, bedraagt de bijzondere bijstand voor de aanschaf van een stofzuiger ten hoogste € 100,00.

  • 5.

    De aanvraag kan in ieder kalenderjaar worden ingediend. Een aanvraag, ingediend op uiterlijk 31 december van het lopende jaar, wordt toegerekend aan dat kalenderjaar.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 33 De aanvraag

  • 1.

    Voor het aanvragen van ondersteuning dient gebruik te worden gemaakt van het door het college beschikbaar gestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden die gegevens en bewijsstukken overlegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op ondersteuning te kunnen beoordelen (artikel 53a van de Participatiewet en artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht).

  • 3.

    Een aanvraag voor individuele bijzondere bijstand moet worden ingediend en ter beoordeling worden voorgelegd vóórdat de kosten daadwerkelijk door de belanghebbende zijn gemaakt.

  • 4.

    Van het bepaalde in het derde lid kan worden afgeweken indien:

    • a.

      het kosten betreffen waarvoor een eigen bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      de belanghebbende redelijkerwijs de aanvraag niet vooraf heeft kunnen indienen; óf,

    • c.

      er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken.

  • 5.

    In afwijking van het vierde lid, komen kosten die eerder zijn opgekomen dan zes weken voor de aanvraagdatum niet voor ondersteuning in aanmerking.

     

Artikel 34 Advies

In verband met het vaststellen van de (medische) noodzaak van de gemaakte kosten, kan zo nodig advies worden ingewonnen bij een adviseur als bedoeld in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 35 Aflossingsregels leningen

  • 1.

    Indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, bedraagt het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de maximale toeslag, dan wel de van toepassing zijnde netto grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid, en volgende, van de IOAW en IOAZ, per maand inclusief vakantietoeslag.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een uitkering ontvangt boven bijstandsniveau, bedraagt het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening 6% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met 35% van het bedrag waarmee het inkomen inclusief vakantiegeld meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld en maximale toeslag, dan wel IOAW- of IOAZ-grondslag inclusief vakantiegeld.

  • 3.

    De belanghebbende kan schriftelijk een verzoek indienen tot aanpassing van een eerder vastgestelde aflossingsverplichting, onder bijvoeging van een inlichtingenformulier en alle benodigde bewijsstukken betreffende zijn persoonlijke en financiële situatie.

  • 4.

    Indien gedurende drie jaar volledig en onafgebroken aan de aflossingsverplichting in verband met een geldlening welke verstrekt is voor duurzame gebruiksgoederen is voldaan, wordt het resterende bedrag van de geldlening geacht “om niet" te zijn verleend.

Artikel 36 Intrekking en terugvordering

Artikel 37 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van dit besluit.

Artikel 38 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit besluit, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 39 Overgangsbepaling

  • 1.

    Bijstand of bijzondere bijstand zoals bedoeld in dit besluit verstrekt in 2012 wordt geacht te zijn verstrekt onder de bepalingen van dit besluit, tenzij de eerdere regelgeving gunstiger is.

  • 2.

    Bijzondere bijstand, zoals bedoeld in hoofdstuk 7 van dit besluit, die is verstrekt in 2012 wordt geacht te zijn verstrekt onder de condities van dit besluit voor zover de bijzondere bijstand ziet op de frequentie van verstrekkingsmogelijkheid.

  • 3.

    Een aanvraag die betrekking heeft op hetgeen is geregeld in artikel 31, eerste lid van dit besluit, wordt tot 1 januari 2014 beoordeeld met voorbijgaan aan artikel 31, vierde lid van dit besluit.

Artikel 40 Inwerkingtreding, intrekking anterieure beleidsregels en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt één dag na bekendmaking in werking.

  • 2.

    De beleidsregel “Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009”, vastgesteld bij collegebesluit van 2 november 2009, nummer 8, wordt ingetrokken.

  • 3.

    De beleidsregel “Beleidsregels WWB”, vastgesteld bij collegebesluit van 23 augustus 2005, nummer 6 wordt ingetrokken.

  • 4.

    Dit besluit wordt aangehaald als: “Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2015”.

Vastgesteld in de vergadering van het College van burgemeester en wethouders van 7 mei 2013.

de heer G.J. van der Zanden mevrouw B.A.H. Galama

secretaris, burgemeester.