Organisatie | Stadskanaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013 |
Citeertitel | Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
In deze regeling worden de volgende regelingen ingetrokken.
Beleidsregels WWB
Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-11-2022 | art. 28a | 25-10-2022 | Z-22-104666/D/22/263107 | ||
18-12-2020 | 04-11-2022 | wijziging artikel 22 | 24-11-2020 | BW 24-11-2020, Z-19-052943 | |
01-01-2019 | 18-12-2020 | wijziging artikel 33 | 27-11-2018 | BW 27-11-2018, Z-18-041318/D/18/126784 | |
01-06-2018 | 01-01-2019 | Artikel 21 lid 4 onder a | 08-05-2018 Gemeenteblad, nr. 109909, 25-05-2018 | BW 08-05-2018, Z-18-041218 | |
01-08-2016 | 01-06-2018 | Artikel 21 lid 4 onder a | 28-06-2016 Gemeenteblad, nr. 98224, 19-07-2016 | BW 28-06-2016, nr. 14 | |
27-07-2016 | 01-08-2016 | artt. 11, 18, 28, 28b, 29a | 28-06-2016 Gemeenteblad, nr. 98224, 19-07-2016 | BW 28-06-2016, nr. 14 | |
01-01-2015 | 27-07-2016 | artt. 1 t/m 3, 6, 8, 10 t/m 12, 14, 17, 18, 21, 26, 27, 28b, 29, 31 t/m 33, 35, 36, 40 | 02-12-2014 Gemeenteblad, nr. 75356, 17-12-2014 | BW, 02-12-2014, nr. 16 | |
16-01-2014 | 01-01-2015 | Artt. 10, 20, 21, 28, 28a, 28b, 30, 32, 36. | 07-01-2014 Gemeenteblad, nr. 1449, 15-01-2014 | BW, 07-01-2014, nr. 6 | |
07-11-2013 | 16-01-2014 | artikel 36 | 29-10-2013 De Kanaalstreek, 06-11-2013 | BW, 29-10-2013, nr. 8 | |
16-05-2013 | 07-11-2013 | nieuwe regeling | 07-05-2013 De Kanaalstreek, 15-05-2013 | BW, 7-05-2013, nr. 09 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;
gelet op artikel 7, eerste lid, onderdeel b en artikel 35 van de Participatiewet en artikel 4 van de Verordening maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen Stadskanaal 2013;
Overwegende dat het gewenst is richtlijnen te stellen voor de uitvoering van de Participatiewet, alsmede de noodzaak regels te stellen voor de uitvoering van buitenwettelijk begunstigend beleid gelet op rechtsgelijkheid en rechtszekerheid;
het navolgende "Besluit socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013" vast te stellen.
Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek en de Wet op de huurtoeslag.
In dit besluit wordt verstaan onder:
IOAW:
IOAZ:
de persoon die is ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en bovendien feitelijk zijn woonplaats heeft in de gemeente Stadskanaal, in de zin van artikel 10 Boek 1 Burgerlijk Wetboek en die in aanmerking wenst te komen voor ondersteuning.
elke voorziening buiten de Participatiewet waarop de persoon of het gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;
de leefsituatie als alleenstaande, alleenstaande ouder en het gezin zoals bedoeld in de artikel 4, eerste lid onderdelen a, b en c van de Participatiewet;
Artikel 2 Voorliggende voorziening
Als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet en het bepaalde in artikel 1, tweede lid, onderdeel h van dit besluit, wordt ook begrepen:
de Zorgverzekeringswet / Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en daarop gebaseerde regelingen;
individuele verstrekkingen en voorzieningen in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
Voor kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk zijn aangemerkt, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt, tenzij:
sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in Participatiewet, art. 16;
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen i.v.m. de verstrekking van bijstand
Artikel 3 Bijstand voor schulden
Bijstand voor schulden wordt niet verstrekt ingevolge artikel 13, eerste lid, onderdeel f van de Participatiewet. [voor artikel 13, eerste lid, onderdeel f van de Participatiewet dient gelezen te worden artikel 13, eerste lid, onderdeel g van de Participatiewet]
In afwijking tot het eerste lid wordt wel bijstand verstrekt voor schulden:
indien het ontstaan van de schuld en het voortbestaan van die schuld is veroorzaakt, doordat de belanghebbende in het verleden slechts beschikte over een inkomen onder het bijstandsniveau en in zijn geval ook verder van ontoereikende middelen kan worden gesproken. De bijstand wordt in principe verleend in de vorm van een lening. Indien de bijstand “om niet” wordt verstrekt dient dit met redenen omkleed te zijn;
als de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe een aanvraag voor saneringskrediet heeft afgewezen, op grond van het feit dat het inkomen van belanghebbende te weinig zekerheid biedt dat deze aan de aflossing kan voldoen, kan het wenselijk zijn, indien schuldsanering noodzakelijk en urgent is doordat het voorbestaan van de schuld betrokkene in zijn bestaan bedreigt, dat borgstelling op grond van de Participatiewet plaatsvindt, zodat de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe alsnog tot de verstrekking van een saneringskrediet kan besluiten.
Artikel 5 Opschorten van de uitkering
Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, wordt het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opgeschort:
Artikel 6 Nadere verplichtingen verbonden aan de bijstand
Naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 van de Participatiewet in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, worden door het college vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid van de Participatiewet, verplichtingen opgelegd die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
Indien ten aanzien van de belanghebbende een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud of een daarmee vergelijkbare titel verschuldigd krachtens Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen, verbinden burgemeester en wethouders aan de bijstand de verplichting die er toe strekken dat de belanghebbende aan de tenuitvoerlegging van de uitspraak meewerkt.
Totdat artikel 56 van de Participatiewet in werking treedt, wordt de verplichting tot het instellen van een vordering tot toekenning van een uitkering tot levensonderhoud, onverminderd het genoemde in de vorige alinea, slechts aan de bijstand verbonden, indien het betreft een uitkering ten laste van de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder, indien:
de echtgenoot, de gewezen echtgenoot of de ouder buiten Nederland verblijft en de verplichting noodzakelijk is om op grond van een uitspraak van de Nederlandse rechter onderhoudsaanspraken in het buitenland geldend te maken onder toepassing van het op 20 juni 1956 te New York tot stand gekomen Verdrag inzake verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud (Trb. 957,121).
Artikel 7 Noodzakelijke betalingen en bijstand in natura
Als en zolang er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de belanghebbende zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van zijn bestaansmiddelen, verbindt het college aan de verstrekking van bijstand de voorwaarde dat de belanghebbende dient mee te werken aan het verrichten van betalingen door het college uit naam van de belanghebbende, uit de toegekende bijstand.
Artikel 8 Verplichtingen in het geval bijstand wordt verleend als geldlening
Het college verbindt aan het verlenen van bijstand in de vorm van een geldlening verplichtingen zoals bedoeld in artikel 48, derde lid van de Participatiewet, die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.
Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen i.v.m. de verstrekking van bijzondere bijstand
Artikel 10 Draagkrachtberekening individuele bijzondere bijstand
Voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in het tweede lid, worden de middelen als bedoeld in artikel 31, tweede lid en artikel 33, vijfde lid van de Participatiewet, alsmede de individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.
Voor de bepaling van het vermogen als bedoeld in het tweede lid, worden de middelen bedoeld in artikel 34, lid 2 van de Participatiewet buiten beschouwing gelaten.
Van het vermogen vervat in een auto (of motor) wordt € 4.500,00 vrijgelaten. Voor zover de waarde van de auto(’s) uitstijgt boven de vermelde grenswaarde wordt het meerdere als vermogen in aanmerking genomen. Als er een schuld is die aantoonbaar aan het bezit van de auto is gekoppeld kan deze schuld ook tot € 4.500,00 buiten beschouwing blijven. Als de schuld de waarde van auto overtreft kan het meerdere als schuld in mindering worden gebracht op de waarde van de bezittingen.
Gedurende de draagkrachtperiode wordt de vastgestelde draagkracht in mindering gebracht op de voor individuele bijzondere bijstand in aanmerking komende kosten, met dien verstande dat de berekende (jaar)draagkracht direct volledig dient te worden aangewend als het een aanvraag voor incidenteel bijzondere bijstand betreft.
Er wordt geen drempelbedrag toegepast bij de vaststelling van de hoogte van de bijstand als bedoeld in artikel 35, tweede lid van de Participatiewet.
Artikel 11 Berekening toetsingsinkomen Collectieve Ziektekosten Verzekering en minimaregelingen
Er is recht op een voorziening van de minimaregelingen zoals in hoofdstuk 7 van dit besluit beschreven, als het gezinsinkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als uitzondering hierop is met ingang van 1 januari 2017 recht op een voorziening uit de Collectieve Ziektekosten Verzekering van dit besluit als het gezinsinkomen niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Inkomsten die worden vrijgelaten ingevolge de WWB [voor WWB dient gelezen te worden Participatiewet], worden niet in aanmerking genomen.
Niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de Collectieve Ziektekosten Verzekering en de minimaregelingen voldoet de belanghebbende die over vermogen beschikt dat hoger is dan het vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Artikel 12 Vorm van de bijstand
Hoofdregel is dat er geen bijzondere bijstand verstrekt wordt voor schulden (artikel 13, eerste lid, onderdeel g van de Participatiewet).
In afwijking van de hoofdregel als bedoeld in het tweede lid, kan overeenkomstig het bepaalde in artikel 49 van de Participatiewet, bijzondere bijstand verstrekt worden:
in de vorm van borgtocht indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door de Gemeentelijke Kredietbank Drenthe;
De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt:in de gevallen die genoemd worden in artikel 48, tweede lid, onderdelen a, c en d van de Participatiewet.
In geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan kan de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening worden verstrekt of geheel of deels worden geweigerd op grond van artikel 18 van de Participatiewet en de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Stadskanaal 2015.
Hoofdstuk 4 Bijzondere bijstand wegens kosten in verband met wonen
Artikel 13 Verhuis-, (her-)inrichtingskosten
De belanghebbende wordt geacht de kosten, die verband houden met een verhuizing en/of (her)inrichting van de woning in beginsel uit zijn middelen te voldoen, hetzij door reservering vooraf, hetzij door gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.
Van het bepaalde in het eerste en tweede lid kan worden afgeweken wanneer:
de belanghebbende aantoonbaar niet heeft kunnen reserveren en er geen andere voorziening, waaronder begrepen de voorliggende voorziening Wet maatschappelijke ondersteuning, ter betaling van de kosten voorhanden is.
Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:
indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de huurtoeslag;
indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente (waarbij rekening wordt gehouden met de te verwachten belastingteruggave) en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Voor deze zakelijke lasten wordt in aanmerking genomen het “forfait overige eigenaarslasten” zoals gebruikt bij alimentatieberekening (Trema-normen);
Indien een belanghebbende een huurwoning, woonwagen of woonschip bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten, gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag, geen belemmering vormt voor de toekenning van die huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt bijzondere bijstand voor de woonkosten met toepassing van artikel 48, tweede lid, onderdeel a van de Participatiewet verstrekt als renteloze geldlening tot de datum waarop belanghebbende wel in aanmerking komt voor huurtoeslag. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
Indien belanghebbende woonachtig is in een woning die hij in eigendom heeft en waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van een huurtoeslag, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekt. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag, gelet op zijn financiële situatie, voor de woonkosten per maand zou ontvangen.
Indien de belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag, wordt voor de woonkosten tot de maximale huurprijs een toeslag verstrekt gelijk aan de maximale huurtoeslag en voor de kosten boven de maximale huurprijs een toeslag van 50% van het bedrag waarmee de woonkosten de maximale huurprijs overstijgen.
Aan bijstandsverlening als bedoeld in het vierde lid, wordt met toepassing van artikel 55 van de Participatiewet de verplichting verbonden dat belanghebbende zo spoedig mogelijk verhuist naar een goedkopere woning, dan wel, indien de woning een eigen woning betreft, de woning zo spoedig mogelijk verkoopt, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.
Artikel 15 Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een AWBZ-instelling
Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet voor de duur van maximaal acht maanden worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering, het telefoon- en/of kabelabonnement.
Artikel 16 Gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis
Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, kan bijzondere bijstand voor de duur van maximaal acht maanden “om niet” worden verleend voor de woonkosten, zijnde de verschuldigde huur (of hypotheek en zakelijke lasten), het vastrecht van de nutsvoorzieningen, de kosten van de inboedelverzekering en het telefoon- en/of kabelabonnement.
Artikel 17 Doorbetaling vaste lasten verblijf penitentiaire inrichting
Als hoofdregel geldt dat aan een persoon wiens recht op vrijheid is ontnomen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 13, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet, geen bijzondere bijstand voor doorbetaling van vaste lasten wordt verstrekt.
Van het eerste lid kan worden afgeweken indien sprake is van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet.
Hoofdstuk 5 Bijzondere bijstand wegens medische kosten
Artikel 18 Collectieve Ziektekosten Verzekering Minima
Voorwaarden voor aanspraak op de Collectieve Ziektekosten Verzekering van zorgverzekeraar Menzis zijn dat de belanghebbende:
niet over vermogen beschikt dat meer bedraagt dan het vermogen volgens artikel 34 van de Participatiewet; en
Hoofdstuk 6 Bijzondere bijstand wegens overige kosten
Artikel 20 Kosten van een babyuitzet
Kosten van een babyuitzet behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten voldaan moeten worden uit de middelen door middel van reservering dan wel gespreide betaling achteraf. Als hoofdregel geldt dat voor deze kosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt.
Een belanghebbende jongere van 18, 19 of 20 jaar heeft op grond van artikel 12 van de Participatiewet slechts recht op bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor zover de noodzakelijke kosten van het bestaan van de belanghebbende uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en voor deze kosten geen beroep gedaan kan worden op de ouders omdat:
De belanghebbende jongere, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouder(s) redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:
hij in het kader van de Jeugdwet buiten het gezin is geplaatst;
Van noodzakelijke bestaanskosten die de toepasselijke bijstandsnorm te boven gaan, als bedoeld in artikel 12 van de Participatiewet en het bepaalde in het eerste lid van deze regeling, kan uitsluitend sprake zijn als de belanghebbende zelfstandige huisvesting heeft en deze huisvesting noodzakelijk is.
Artikel 22 Kosten bewindvoering
Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor het salaris van de bewindvoerder als bedoeld in artikel 320 van de Faillissementswet.
Artikel 23 Kosten door bijzondere sociale en financiële omstandigheden
Voor individuele bijzondere bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden en er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening:
kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate mogelijkheid, ten behoeve van de belanghebbende die ingevolge wettelijke bepalingen zorg dient te dragen voor de verzorging van de teraardebestelling. Bijzondere bijstand is dan in ieder geval mogelijk voor:
Artikel 24 Maaltijdvoorziening
Belanghebbenden die door persoonlijke of medische omstandigheden niet in staat zijn een eigen maaltijd te bereiden en geen beroep kunnen doen op gebruikelijke zorg door een partner of inwonende kinderen en gebruik maken van een maaltijdvoorziening, kunnen voor de kosten verbonden aan een warme hoofdmaaltijd, zonder voor- en nagerecht, in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, onder aftrek van de eigen bijdrage zoals opgenomen in de Nibud prijzengids.
Artikel 25 Leges verblijfsvergunning/naturalisatie
Legeskosten voor de aanvraag, verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning vloeien in beginsel niet voort uit bijzondere omstandigheden. Deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit de middelen, waaronder de bijstandsnorm, dienen te worden voldaan door middel van reservering vooraf dan wel gespreide betaling achteraf. Voor deze kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt.
In afwijking van het eerste lid, kan de eigen bijdrage of de cumulatie van eigen bijdragen in aanmerking komen voor bijzondere bijstandsverlening op grond van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet.
In afwijking van het eerste lid, kan aanspraak gemaakt worden op individuele bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage van rechtsbijstand en de kosten van het griffiegeld, alsmede voor uittreksels waarvoor het een vereiste is dat zij in het kader van een gerechtelijke procedure worden overlegd en waar kosten aan zijn verbonden indien op grond van een toevoeging (advocaat) door de Raad van Rechtsbijstand (RvR) rechtsbijstand is verleend.
Indien belanghebbende niet blijkens een diagnosedocument van het Juridisch Loket is doorverwezen naar een advocaat en als gevolg daarvan wordt geconfronteerd met een hogere eigen bijdrage als bedoeld in het derde lid, dan wordt de bijzondere bijstand daarop afgestemd wegens tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Artikel 27 Verplicht en vrijwillig eigen risico Zorgverzekeringswet
Voor het verplichte eigen risico krachtens artikel 19 van de Zorgverzekeringswet wordt, gelet op het bepaalde in artikel 15, eerste lid, eerste en tweede volzin van de Participatiewet, geen bijzondere bijstand verstrekt.
Voor het vrijwillig eigen risico krachtens artikel 20 van de Zorgverzekeringswet wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze kosten worden niet tot de noodzakelijke kosten van bestaan gerekend (artikel 14, onderdeel d van de Participatiewet). De keus van de belanghebbende om voor een eigen risico te kiezen dient voor rekening van belanghebbende te blijven en kan niet op de bijstand / samenleving worden afgewenteld.
Artikel 28 Algemene bepalingen minimaregelingen
Onverminderd hetgeen is bepaald in artikel 11 van dit besluit bestaat geen recht op minimaregelingen als bedoeld in dit hoofdstuk indien de belanghebbende:
studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 ontvangt; dan wel,
een basis toelage op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten ontvangt;
korter dan 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm heeft gehad; Voor statushouders geldt deze referte-eis van 36 maanden niet voor de witgoedregeling zoals beschreven in artikel 32 Voor schoolgaande jongeren die voor het eerst het voortgezet onderwijs volgen geldt de referte-eis van 36 maanden niet voor het Schoolpakket zoals beschreven in artikel 29a.
Artikel 28a Overbruggingsuitkering bij aanvang van de uitkering (platzak situatie)
Bij de aanvraag worden die gegevens en bewijsstukken overlegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op ondersteuning te kunnen beoordelen (artikel 53a van de Participatiewet en artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht).
In verband met het vaststellen van de (medische) noodzaak van de gemaakte kosten, kan zo nodig advies worden ingewonnen bij een adviseur als bedoeld in afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 35 Aflossingsregels leningen
Indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ, bedraagt het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening 6% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de maximale toeslag, dan wel de van toepassing zijnde netto grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid, en volgende, van de IOAW en IOAZ, per maand inclusief vakantietoeslag.
Indien de belanghebbende een uitkering ontvangt boven bijstandsniveau, bedraagt het maandelijkse aflossingsbedrag voor bijstand verstrekt in de vorm van een renteloze geldlening 6% van de toepasselijke bijstandsnorm vermeerderd met 35% van het bedrag waarmee het inkomen inclusief vakantiegeld meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantiegeld en maximale toeslag, dan wel IOAW- of IOAZ-grondslag inclusief vakantiegeld.
Artikel 36 Intrekking en terugvordering
Indien uit onderzoek is gebleken dat de bijzondere bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, wordt van de bevoegdheid tot herziening/intrekking en terugvordering gebruik gemaakt, overeenkomstig het bepaalde in artikelen 54 tot en met 60 van de Participatiewet en het bepaalde in de "Beleidsregels terug- en invordering socialezekerheidswetten Stadskanaal 2013".
Artikel 40 Inwerkingtreding, intrekking anterieure beleidsregels en citeertitel
De beleidsregel “Beleidsregels bijzondere bijstand en armoedebeleid Stadskanaal 2009”, vastgesteld bij collegebesluit van 2 november 2009, nummer 8, wordt ingetrokken.
De beleidsregel “Beleidsregels WWB”, vastgesteld bij collegebesluit van 23 augustus 2005, nummer 6 wordt ingetrokken.