Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhaving beleidsplan 2010 |
Citeertitel | Handhaving beleidsplan 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
WWB, IOAW, IOAZ, Bbz en WIJ
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2010 | 04-07-2013 | nieuwe regeling | 16-03-2010 De Molenkruier 24-03-2010 | 2010-3291 |
In de sociale zekerheidswereld is steeds meer aandacht gekomen voor preventie. Het rijk bevordert dat gemeenten in hun uitvoering van de volgende wetten fraudebestendig zijn:
Het credo luidt: wees alert op misbruik.
De Wet Werk en Bijstand en de Wet investeren in jongeren legt aan de gemeente de verplichting op om bij verordening regels vast te leggen voor bestrijding van ten onrechte ontvangen van bijstand of een inkomensvoorziening en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
Op 27 januari 2010 heeft de gemeenteraad de Handhavingsverordening WWB en WIJ 2010 vastgesteld. In deze verordening is in artikel 2 opgenomen dat het college van burgemeester en wethouders een handhavingsbeleidsplan vaststelt. Ook de IOAW, de IOAZ en de Bbz laten het aan het college over om de handhaving van deze wetten nader in te vullen.
Het Handhavingsbeleidsplan wat nu voor u ligt is een samenvoeging van bestaand beleid voor de wetten WWB, IOAW, IOAZ en Bbz. Aangezien de inhoud en uitvoering van de WIJ op het gebied van inkomensvoorzieningen niet veel verschilt van de WWB, is de WIJ ook ondergebracht in dit handhavingsbeleidsplan.
In hoofdstuk twee staat op basis van welke visie de gemeente invulling wil geven aan handhaving. Hoofdstuk drie geeft de praktische uitwerking daarvan weer en hoofdstuk vier gaat over uitvoeringsvoorschriften.
HOOFDSTUK 2 HOOGWAARDIG HANDHAVEN
In het handhavingsbeleidsplan van 2005 is het concept Hoogwaardig Handhaven geïntroduceerd en aangenomen als onderliggende visie voor het rechtmatig uitvoeren van de wetten genoemd in hoofdstuk 1. Het concept biedt een gestructuurde manier om de rechtmatige uitvoering van de wetten te waarborgen. We stellen voor het voort te zetten.
Het principe Hoogwaardig Handhaven streeft naar een balans tussen preventieve en gericht repressieve maatregelen. Het uiteindelijke doel van het principe Hoogwaardig Handhaven is het bevorderen van de (spontane) naleving van wet- en regelgeving door de klant.
Dit hoofdstuk beschrijft wat het concept Hoogwaardig Handhaven inhoud qua visie en instrumenten. De credo’s ingevolge het concept Hoogwaardig Handhaven luiden:
Er zijn vier aandachtsgebieden die goede resultaten boeken in het voorkomen en bestrijden van fraude, de zogenaamde visie-elementen van hoogwaardige handhaving:
Hierna volgt een nadere invulling van de vier aandachtsgebieden.
Bij goede handhaving hoort goede communicatie. De spelregels moeten vooraf duidelijk zijn: wat kan de klant van ons verwachten en wat mag de gemeente van de klant verwachten? Deze spelregels communiceren we actief.
De hoofdcategorieën van informatie:
De communicatie over de spelregels voldoet aan de volgende criteria:
2.3 Optimaliseren van de dienstverlening
Het streven is om de dienstverlening zodanig in te richten dat:
2.4 Vroegtijdig herkennen en afhandelen
Het streven is de beschikbare controlecapaciteit zo efficiënt en effectief mogelijk te benutten zodat:
We werken op dit moment met een controlesystematiek. Deze systematiek heet Controle-op-maat en is gebaseerd op de principes van signaal- en risicosturing. De controle van een klant is afgestemd op zijn/haar individuele situatie en de mate waarin deze als risicovol wordt ervaren. De controles zijn zodanig dat ze:
Om de medewerkers te ondersteunen bij de uitvoering van controles, zijn diverse hulpmiddelen ontwikkeld en ingezet, waaronder:
We maken gebruik van gegevens van externe instellingen via informatiesystemen. Deze systemen kunnen de medewerkers betrekken bij de controles van hun klanten. Gedacht kan worden aan het Inlichtingenbureau (IB), Internationaal Bureau Fraude- informatie (IBF), Centrum voor voertuigtechniek en informatie (RDW), Coördinatie Eenheid Handhaving gemeente Utrecht (CEH) en Digitaal Klantdossier (DKD);
Ook investeren we in de fraudealertheid en vaardigheden van medewerkers zodat zij op een goede manier invulling kunnen geven aan de controle van klanten. Ze worden getraind in de principes van handhaving en de werkwijze. De bijzonder controleur past in dit kader.
2.5 Daadwerkelijk sanctioneren
Na constatering van onterecht gebruik van de uitkering of een voorziening volgt vanuit de gemeente op zo kort mogelijke termijn een reactie. Dit kan zijn: een maatregel (afstemming), aangifte bij het Openbaar Ministerie en/of terugvordering van de ten onrechte verstrekte uitkering of subsidie of het stopzetten van de voorziening. Hierdoor zullen:
De gemeente maakt ook gebruik van Regionale Sociale Recherche Nieuwegein voor het doen van opsporing en aangifte van sociale zekerheidsfraude boven de aangiftegrens. De aangiftegrens ligt nu op € 10.000 en wordt vastgesteld in de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude. De laatste was van 23 december 2008, nr. 2373.
HOOFDSTUK 3 HET CONTROLE-OP-MAATSYSTEEM
In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de inhoud van het Controle-op-maatsysteem. Het rechtmatigheidscontrolesysteem, Controle-op-maat, gaat uit van het efficiënt inzetten van controlecapaciteit. Intensief controleren daar waar een hoog risico op fraude vermoed wordt en minder bij lage risico’s. Door verbeterde controles ‘aan de poort’ en doordat klanten vooraf geïnformeerd zijn of reeds geconfronteerd zijn met het systeem van Controle-op-maat zal fraude op termijn afnemen.
De WWB, de IOAW, de IOAZ, het Bbz 2004 en de WIJ geven het college de bevoegdheid te bepalen welke gegevens nodig zijn voor de verlening en/of voortzetting van een (inkomens)voorziening. Tevens bepaalt het college welke bewijsstukken de klant moet overleggen en de wijze en het tijdstip van de verstrekking van de gegevens. Bovendien geven deze wetten het college de bevoegdheid onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig andere gegevens te vergaren die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van de voorziening.
De genoemde wetten geven ook aan welke personen en instanties bevoegd en verplicht zijn aan het college gegevens te verstrekken ten behoeve van de uitvoering van deze wetgeving. De validatie- en verificatiebronnen in het Controle-op-maat systeem vallen binnen deze wetgeving.
3.2 Signaalsturing en risicosturing
Het Controle-op-maatsysteem kent meerdere instrumenten, waaronder:
Bij een signaal gestuurd onderzoek gaan we op basis van een signaal bij de aanvraag, lopende uitkering of beëindiging over tot intensieve controle. Om signalen te verkrijgen verricht de gemeente allerlei activiteiten, zoals uitwisseling van gegevens met het Digitaal Klantdossier (DKD) en gesprekken met de klant.
Bij risicosturing controleren we klanten die voldoen aan een risicoprofiel. Dit is een aanvulling op de signaalsturing. Het voldoen van een klant aan een risicoprofiel is een signaal dat nader onderzoek vereist. Op basis van de risicosturing gebruiken we het controle apparaat optimaal: we controleren alle klanten, en sommige klanten controleren we extra wanneer er aanleiding voor is. De risicosturing zetten we in bij de aanvraagafhandeling.
Zodra over een klant een signaal binnenkomt, of een aanvrager binnen een risicoprofiel valt, vindt in principe een intensieve controle plaats. Intensieve controle houdt in: een op de aard van het signaal gericht extra raadplegen van bronnen (bijv. Kamer van Koophandel, belastingdienst, woningbouwvereniging) en eventueel een huisbezoek. Bij een huisbezoek en eventuele confronterende gesprekken is een rol weggelegd voor de Bijzonder Controleur.
Het controlemiddel huisbezoek is een zwaar middel en kan niet zomaar worden ingezet. Er is een aantal redenen waarom we een huisbezoek willen afleggen:
Een huisbezoek alleen mag worden ingezet als middel als de inzet van andere middelen niet tot het gewenste resultaat leiden. Het schendt de privacy van de klant en moet dus noodzakelijk zijn (proportioneel) en adequaat (er moet geen lichter middel beschikbaar) zijn. Een huisbezoek leggen we altijd met twee medewerkers af.
Bij een huisbezoek mogen medewerkers niet tegen de wil van de bewoner binnentreden. Als de bewoner vrijwillig toestemming geeft voor binnentreden van de woning is er geen sprake van een inbreuk op het huisrecht. Dit heet ´informed consent´. De medewerker geeft de reden en het doel aan van het huisbezoek en vraagt om toestemming tot binnentreden. Voor iedere vervolgstap in het huisbezoek is steeds weer ´informed consent´ nodig. Een feitelijke weergave van het huisbezoek moet worden opgenomen in een rapportage.
Alleen bij een gegronde reden voor een huisbezoek heeft een weigering tot medewerking daaraan gevolgen voor de uitkering. Een gegronde reden is er als op basis van concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijke twijfel is over de aangeleverde informatie door de klant. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarbij de klant aangeeft samen met 3 anderen een appartement te huren, waarin ieder zijn eigen kamer heeft, terwijl navraag bij de woningstichting de informatie oplevert dat het appartement maar twee kamers kent.
Weigert de klant om mee te werken aan een huisbezoek dan krijgt hij een ´bedenktijd´ van circa 10 minuten en vertelt de medewerker nogmaals of het niet meewerken gevolgen heeft voor de uitkering. Blijft de klant weigeren en was er een gegronde reden voor een huisbezoek, dan schorten we de uitkering op. Het recht op bijstand kan niet worden vastgesteld. Waarnemingen in de woning zonder dat de klant toestemming heeft gegeven voor een huisbezoek gelden niet als bewijs.
Ook zonder gegronde reden kan er een reden zijn voor een huisbezoek. Bijvoorbeeld omdat de klant tot een bepaald risicoprofiel behoort. Er zijn dan geen concrete aanwijzingen, maar ervaring leert dat er een verhoogd risico op onrechtmatige uitkering is. Dit geeft aanleiding voor een verscherpte controle, bijvoorbeeld een huisbezoek. Het niet meewerken heeft in deze situatie geen gevolgen voor de uitkering. De medewerkers moet de klant tevoren op de hoogte stellen of niet meewerken wel of geen gevolgen heeft voor de uitkering.
Naast de signaalsturing en de risicoprofielen zijn binnen het Controle-op-maat systeem nog de volgende instrumenten in gebruik:
Hieronder volgt een omschrijving van deze instrumenten en de wijze en het tijdstip van inzet ervan.
3.4.1 Signaalsturing nieuwe klanten
De poortwachterfunctie is van groot belang. We begeleiden de klant zo snel mogelijk richting werk. De boodschap is dat de uitkering tijdelijk is en dat de klant er alles aan moet doen om zelf in zijn bestaan te voorzien. Wanneer een uitkering toch nodig is, is er een groot financieel en maatschappelijk belang om alleen diegene een uitkering te geven die daar recht op heeft. Om de rechtmatigheid vast te stellen, zetten we bij de aanvragen de volgende controle-activiteiten standaard in:
1 maal, daarna incidenteel en via het inlichtingenbureau (SUWINET-inkijk) | |
eerst individueel, daarna geautomatiseerd bij wijziging gegevens. | |
Deze bronnen kunnen signalen opleveren. Op basis van deze signalen beslist de klantmanager of hij de klant de gelegenheid geeft het signaal te weerleggen of dat hij direct overgaat tot intensieve controle. Een signaal leidt dus niet automatisch tot een intensieve controle met huisbezoek.
3.4.2 Intensieve controle nieuwe klanten
De wijze van rechtmatigheidscontrole en de intensiviteit daarvan zijn voor aanvragen van een uitkering en het actuele, lopende, uitkeringbestand verschillend. Nieuwe klanten krijgen een aparte aanpak. Het gaat om een mix van preventieve en repressieve elementen. In het aanvraaggesprek leggen we voor deze klanten een extra nadruk op de rechten en plichten en het feit dat zij intensief gecontroleerd worden. Tevens vindt voor klanten die vallen binnen het risicoprofiel of voor die waarover signalen ontvangen zijn daadwerkelijk een intensieve controle plaats.
Intensieve controle houdt in een op de aard van het signaal gericht extra raadplegen van bronnen (bijv. Kamer van Koophandel, belastingdienst, woningbouwvereniging) en eventueel een huisbezoek. Bij dit huisbezoek en eventuele confronterende gesprekken is een rol weggelegd voor de Bijzonder Controleur.
Huisbezoeken zijn een effectief middel ter verificatie van de woon- en leefsituatie van de belanghebbende. Het huisbezoek, met intensieve controle vindt plaats bij categorieën van aanvragers die vallen binnen de zogenaamde risicoprofielen. De profielen zijn gekozen aan de hand van ervaringen bij andere gemeenten en keuzes van eigen ervaringsdeskundigen.
Bij aanvragers die voldoen aan de volgende profielen is sprake van een verhoogd risico:
In principe is het werken met risicoprofielen eenvoudig te integreren in het werkproces van de aanvraagafhandeling. Het vallen binnen de categorie van een risicoprofiel wordt als signaal beoordeeld, waarna een intensieve controle plaatsvindt binnen de bestaande bronnen. Wanneer er naast het voldoen aan het risicoprofiel meer signalen naar voren komen, doen we extra onderzoek naar de klant.
De rechtmatigheidscontrole bij lopende uitkeringspartijen voeren we uit door middel van: signaalsturing, periodieke verklaringen of wijzigingsformulieren en themacontrole.
3.5.1 Signaalsturing bij bestaande klanten
Om signalen te genereren voor de lopende uitkeringspartijen zetten we diverse controle-activiteiten standaard in. Dit zijn onder andere de Periodieke Verklaringen en de bestandsvergelijkingen via het Inlichtingenbureau. Op basis van de uit deze activiteiten voortvloeiende signalen beslist de klantmanager of hij de klant de gelegenheid geeft het signaal te weerleggen of dat direct overgaat tot intensieve controle.
3.6 Periodieke Verklaringen en Wijzigingsformulieren
We gebruiken maandelijkse periodieke verklaringen voor klanten die (wisselende) inkomsten hebben en voor het overige werken we met Wijzigingsformulieren en halfjaarlijkse Periodieke verklaringen. Het blijft altijd mogelijk om in individuele gevallen te bepalen dat de cliënt maandelijks een periodieke verklaring krijgt. Bijvoorbeeld wanneer er twijfel is over de woon- of verblijfplaats van de klant.
Klanten die slechts één keer in het half jaar een Periodieke verklaring hoeven in te leveren, moeten tussentijds gebruik maken van een Wijzigingsformulier wanneer er iets wijzigt in hun situatie. Dit brengt het risico met zich mee dat klanten vergeten het Wijzigingsformulier te gebruiken. Het Inlichtingenbureau waaruit maandelijks samenloopsignalen (inkomens-, vermogens- en detentiesignalen, e.d.) komen, werkt als een vangnet. Ook de rechtstreekse koppeling met de Gemeentelijke basisadministratie en het Digitale Klantdossier (DKD) zijn een gegevensbron. Hiermee vangen wij het mogelijke verzuim van de klant voor het grootste deel af.
Op deze wijze werken wij klantvriendelijk en administratief weinig belastend voor klanten waar weinig tot geen wijzingen plaatsvinden en maken wij zeer efficiënt gebruik van alle gegevens die tot onze beschikking staan.
Op basis van praktijkervaringen bepalen we welke themacontrole nodig is. Voor de ontwikkeling van themacontroles sluiten we in eerste instantie aan bij de thema’s die regionaal ontwikkeld worden. Bij de uitvoering van deze themacontroles is het mogelijk om de controles aan te kondigen en hiermee al een uitstromende werking te realiseren. Tevens zullen frauderegistratie en/of landelijke signalen de aanleiding vormen voor de inzet van themacontroles.
Voorbeelden van thema’s welke binnen de regio voor mogelijke uitvoering in aanmerking komen zijn:
HOOFDSTUK 4 UITVOERINGSVOORSCHRIFTEN
Dit hoofdstuk geeft invulling aan de inlichtingenplicht en de meewerkverplichting voortvloeiend uit de wetten WWB, IOAW, IOAZ, Bbz 2004 en WIJ. Het geeft richtlijnen voor:
Bij het verstrekken van persoonsgegevens door de klant is de gemeente gehouden aan de Wet eenmalige uitvraag (WEU). Dit houdt in dat als deze gegevens voor de gemeente op andere wijze al beschikbaar zijn, bijvoorbeeld via het Digitaal Klantdossier (DKD) of eigen systemen, we dit niet meer aan de klant mogen uitvragen.
4.1 Inlichtingenplicht en medewerkingsverplichting
De klant is volgens de wet verplicht om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling te doen van al wat van belang is voor de verlening van een uitkering en/of werkleeraanbod of de voortzetting daarvan, zo mogelijk onder overlegging van bewijsstukken. De gemeente controleert de gegevens. Dit kan door middel van verificatie van de gegevens, het controleren van noodzakelijke gegevens aan de hand van documenten of bewijsstukken die door de cliënt zijn overgelegd of via andere bronnen die ons ter beschikking staan, zoals het DKD.
Voor het verstrekken van de gegevens moet de klant gebruik maken van een door burgemeester en wethouders verstrekt formulier. De formulieren zijn ontwikkeld naar de voor dat deel van de uitvoering van belang zijnde gegevens. Dit kunnen bijvoorbeeld zijn aanvraagformulieren, debiteurenformulieren.
Tevens krijgen klanten maandelijks of halfjaarlijks een formulier toegestuurd waarop zijn wijzigingen of inkomsten over die periode kunnen opgeven, de zogenaamde Periodieke verklaring (zie ook punt 3.4.3). De klant heeft daarnaast de verplichting om zelf gegevens aan te leveren aan de gemeente indien deze van belang zijn voor de verstrekking. Wanneer de cliënt zijn wijzigingen of inkomsten aangeeft op de eerstvolgende periodieke verklaring en dit formulier tijdig inlevert dan geldt dat de klant tijdig aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. Krijgt de klant slechts één maal per half jaar een Periodieke verklaring, dan heeft hij tijdig aan zijn inlichtingenplicht voldaan wanneer hij binnen een maand na de wijziging een Wijzigingsformulier heeft ingeleverd.
Naast de inlichtingenplicht heeft de klant ook medewerkingsplicht. Dit houdt onder andere in het meewerken aan een huisbezoek, het vestigen van een krediethypotheek en het meewerken aan een onderzoek naar zijn arbeids- of scholingsmogelijkheden.
4.2 Hersteltermijn en opschorting recht op uitkering/inkomensvoorziening
Het recht op uitkering/inkomensvoorziening of de behandeling van de aanvraag schorten wij op wanneer de klant de van belang zijnde gegevens of de gevraagde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de klant anderszins onvoldoende medewerking verleent. De opschorting van het recht kan op twee momenten ingaan:
Wij delen de klant mee dat zijn uitkering/inkomensvoorziening is opgeschort en nodigen hem uit binnen een door ons te stellen termijn het verzuim te herstellen. Deze hersteltermijn is maximaal 8 weken. Afhankelijk van de individuele omstandigheden van klant of de situatie kan de termijn korter zijn. Betreft het een aanvraag en de klant verstrekt binnen de hersteltermijn geen of onvoldoende gegevens of verleent geen of onvoldoende medewerking dan stellen wij de aanvraag buiten behandeling. Bij een tussentijds verzoek om gegevens of medewerking en de klant voldoet daar binnen de hersteltermijn niet aan, dan beëindigen wij uitkering/inkomensvoorziening met ingang van de dag dat hij is opgeschort.
Bij het niet of onvolledig inleveren van de Periodieke verklaring krijgt de klant eerst een termijn van orde. De klant heeft de gelegenheid om binnen 5 werkdagen alsnog Periodieke verklaring met de gevraagde gegevens in te leveren. Als we niets of onvoldoende ontvangen, dan geven we een hersteltermijn van 4 weken. Daarnaast schorten wij de uitkering/inkomensvoorziening op met ingang van de eerste van de maand waarover de Periodieke verklaring gaat. Verstrekt de klant binnen de hersteltermijn geen of onvoldoende gegevens of verleent hij geen of onvoldoende medewerking dan beëindigen wij de uitkering met ingang van de dag dat hij is opgeschort.
4.3 Hersteltermijn en opschorting recht op een werkleeraanbod WIJ
Het recht op een werkleeraanbod wordt opgeschort als wordt vastgesteld dat het adres van de jongere, of van zijn partner of kind afwijkt van het adres zoals dat is vastgelegd in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. We delen de jongeren mee dat zijn werkleeraanbod is opgeschort en geven hem de gelegenheid om de gegevens aan te passen.
Wanneer er ook sprake is van een inkomensvoorziening, zijn we terughoudend met het middel opschorting. Het is namelijk niet mogelijk om de inkomensvoorziening te laten doorlopen als het werkleeraanbod is opgeschort. Er vindt geen opschorting plaats in het geval dat:
We beëindigen de opschorting zodra de afwijking niet meer bestaat. Het kan zijn dat de situatie dan zodanig is gewijzigd, dat we het werkleeraanbod moeten herzien. Heft de jongere de afwijking niet binnen de hersteltermijn op, dan beëindigen wij het werkleeraanbod met ingang van de dag dat hij is opgeschort. Wanneer de opschorting van het werkleeraanbod niet wordt opgeheven, trekken we na drie maanden definitief de inkomensvoorziening in.
4.3.1 Intrekken of herzien van het werkleeraanbod WIJ
Het niet voldoen aan verplichtingen kan leiden tot het intrekken of herzien van het werkleeraanbod. Als op grond van artikel 21 WIJ tot intrekking van het werkleeraanbod wordt overgegaan, heeft dit gelijktijdig gevolgen voor de inkomensvoorziening. De inkomensvoorziening wordt dan ook ingetrokken.
Redenen om het werkleeraanbod in te trekken of te herzien zijn:
Als op grond van een wijziging in de omstandigheden van de jongere op het terrein van krachten en bekwaamheden (niet verwijtbare redenen) het werkleeraanbod niet kan worden uitgevoerd, dan herzien we het werkleeraanbod, zo nodig gericht meer op zorg en activering. Immers, intrekking van het aanbod leidt tot beëindiging van de inkomensvoorziening.
4.3.2 Uitsluiting van het werkleeraanbod WIJ
Indien de jongere zich jegens het college of gemeentelijke uitvoerders van de wet herhaaldelijk zeer ernstig misdraagt en hem dit te verwijten valt, kunnen we die jongere van het recht op een werkleeraanbod uitsluiten. Onder ernstig misdragen verstaan wij het plegen van misdrijven als genoemd in het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast sluiten we voor het bepalen van wat wij verstaan onder ernstig misdragen, aan bij definities gesteld in het agressieprotocol van de gemeente Nieuwegein. De definitie die gehanteerd wordt voor agressie luidt als volgt:
“Het welbewust of onbewust, verbaal of non verbaal uiten, gebruiken van fysieke kracht of macht, dan wel het dreigen daarmee, gericht tegen een gemeentelijke werknemer, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het verrichten van de publieke taak, wat resulteert of waarschijnlijk zal resulteren in een gevoel van bedreiging, psychische schade, materiële schade, letsel of de dood tengevolge hebbende.”
De definitie geeft een abstracte beschrijving van agressie en geweld. Voor de duidelijkheid is het goed om de vormen van agressie met behulp van een voorbeeld verder uit te werken. De genoemde vormen van agressie worden tevens toegepast bij de registratie van agressie-incidenten. De volgende tabel geeft uitleg:
Bij constatering van gedrag in categorie I roepen we de jongere op voor een gesprek en geven hem een mondelinge waarschuwing met een schriftelijke bevestiging daarvan onder vermelding van de mogelijke gevolgen voor zijn leerwerkaanbod en mogelijke inkomensvoorziening.
Verbetert het gedrag van de jongere zich niet dan nemen we het besluit de jongere uit te sluiten van het werkleeraanbod. Dit houdt tevens in dat hij geen recht heeft op een inkomensvoorziening. Binnen uiterlijk 1 maand vanaf de datum van uitsluiting heroverwegen wij, na een gesprek met de jongere, of we de uitsluiting voortzetten of een alsnog werkleeraanbod aanbieden.
Gedragingen in categorie II of III en het plegen van misdrijven vermeldt in het Wetboek van Strafrecht niet vallend onder categorie I, leiden direct tot uitsluiting zonder waarschuwing. Wel geldt dat wij uiterlijk binnen 1 maand vanaf de datum van uitsluiting heroverwegen, na een gesprek met de jongere, of we de uitsluiting voortzetten of een toch nog werkleeraanbod aanbieden.
Dit Handhavingsbeleidsplan treedt in werking de dag nadat het openbaar bekend is gemaakt en vervangt vanaf dat moment de volgende beleidsnota´s:
Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsbeleidsplan 2010