Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene regels ligplaatsen Vaartse Rijn |
Citeertitel | Algemene regels ligplaatsen Vaartse Rijn |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene plaatselijke verordening, art. 5:25, lid 2
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2014 | art. 4 | 09-12-2014 | 2014-494 | ||
24-10-2014 | 30-12-2014 | art. 3 en 5 | 14-10-2014 Gemeenteblad, 24 oktober 2014 | 2014-403 | |
24-10-2014 | art. 3 en 5 | 14-10-2014 Gemeenteblad 14-10-2014 | 2014-403 | ||
28-05-2009 | 07-12-2016 | nieuwe regeling | 28-04-2009 De Molenkruier 27-05-2009 | Onbekend |
In deze algemene regels wordt verstaan onder:
Deze algemene regels zijn van toepassing op de locatie van de lighaven voor historisch schepen in de Vaartse Rijn te Nieuwegein zoals aangegeven op de bijhorende overzichtskaarten in bijlage A en B.
Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder e, is niet van toepassing op een aanwijzing als bedoeld in artikel 5:26 van de Algemene plaatselijke verordening ten behoeve van een rechthebbende van een aangemeerd vaartuig in de Vaartse Rijn ter hoogte van de kade gelegen aan de zijde Helling en Rijnlaan.
In afwijking van het eerste lid behoudt de woonboot gelegen aan de Rijnlaan 27a (ten zuiden van de Oranjebrug aan de Oostelijke oever) zijn ligplaats. Dit met in achtneming van de huidige volgende maatvoering:
Bij het vervangen van de boot zal voor deze nieuwe boot de voorschriften uit artikel 6 van toepassing zijn.
Artikel 5 Aansluiting riolering en drinkwaterleiding
De houder of eigenaar van een historisch schip die een ligplaats inneemt aan de kade van de Vaartse Rijn is verplicht ervoor zorg te dragen dat het schip is aangesloten op:
Dit beleid wordt vijf jaar nadat het is vastgesteld op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid geëvalueerd.
Toelichting op Algemene regels ligplaatsen Vaartse Rijn
De gemeente heeft ervoor geopteerd om aan de SMV de uitvoering van het ligplaatsenbeleid op te dragen. In verband hiermee is tussen de gemeente en de SMV een convenant afgesloten.
Er zou gekozen kunnen worden om een aparte ligplaatsenverordening vast te stellen waarin een vergunningplicht wordt geregeld. Het hanteren van een vergunningstelsel voor 15 schepen voor periode van 5 jaar brengt in de uitvoering de nodige administratieve lasten mee die onevenredig belastend zijn voor de eigenaren van historische schepen (en voor de gemeente) in verhouding tot de doelstelling van het ligplaatsen beleid.
Op grond van een APV bepaling kunnen nadere regels gesteld worden ten aanzien van het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats dan wel voor een vaartuig op niet aangewezen gedeelten van openbaar water voor de uitvoering van het ligplaatsenbeleid. Het college stelt voor om het ligplaatsenbeleid nader in te vullen op grond van de APV bepaling (artikel 5.25 lid 2 APV) door algemene regels op te stellen. Daarnaast heeft het ligplaatsenbeleid ook een privaatrechtelijk karakter, doordat de SMV met iedere eigenaar/houder van een historisch schip een overeenkomst sluit. Op basis van deze overeenkomst wordt een vergoeding aan de houder van een ligplaats in rekening gebracht voor het innemen van een ligplaats aan de kade van de Vaartse Rijn. Verwacht wordt dat deze variant van het ligplaatsenbeleid flexibeler in de uitvoering zal zijn in plaats van het eerder voorgestelde vergunningstelsel.
Door deze (deels) privaatrechtelijke benadering is de Verordening kadegeld overbodig geworden. Deze verordening kan in principe ingetrokken worden.
Hieronder wordt nader ingegaan op:
Wettelijke grondslag algemene regels
Het college is op grond van artikel 5:25, tweede lid, van de APV bevoegd om nadere regels op te stellen voor het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water. Er kunnen nadere regels gesteld worden in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Daarnaast kunnen beperkingen gesteld worden naar soort en aantal vaartuigen.
Op 28 maart 2008 heeft de minister van verkeer en waterstaat (via Rijkswaterstaat) een vergunning verleend voor het inrichten van de Vaartse Rijn te Nieuwegein ten behoeve van het afmeren van historische vaartuigen. De vergunning bevat voorschriften ten aanzien van plaatsbepaling, aanvang van werkzaamheden, uitvoering van werkzaamheden, onderhoud, calamiteiten en andere direct ingrijpen vorderende gevallen.
In artikel 3.5 van de vergunning staat vermeld dat de vergunninghouder (lees: gemeente Nieuwegein) zelf zorg dient te dragen voor de handhaving op de vergunningen/ontheffingen dan wel toestemmingen voor het afmeren van de historische vaartuigen.
De vergunning biedt de mogelijkheid om voor het afmeren door (privaatrechtelijke) toestemmingen (het in rekening brengen van een vergoeding voor het afmeren aan de kade van de gemeente Nieuwegein).
Beheer en eigendom Vaartse Rijn
De Vaartse Rijn is over de volle breedte in eigendom van de gemeente Utrecht. Al het water in Nieuwegein dat eigendom is van de gemeente Utrecht wordt beheerd door Rijkswaterstaat. Het eigendom en beheer van de Oude Sluis en het zuidelijke gedeelte van de Vaartse Rijn (tot aan de Mauritsstraat) is door de gemeente Utrecht overgedragen aan het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Hiertoe behoren de inlaat, de sluismuren en de oevers in de Oude Sluis. De Prins Hendriklaan (waarlangs de ligplaatsen van historische schepen gerealiseerd worden) is in eigendom en beheer van de gemeente Nieuwegein.
Verhouding publiekrechtelijke regels en privaatrechtelijke overeenkomsten
Het college stelt algemene regels ten aanzien van het innemen van ligplaatsen aan de kades in de Vaartse Rijn. De SMV geeft op basis van een tussen de gemeente en de SMV gesloten convenant uitvoering aan het ligplaatsenbeleid.
Een houder of eigenaar van een historisch vaartuig kan een ligplaats innemen aan de kade in de Vaartse Rijn. De algemene regels moeten daarbij in acht worden genomen. Op basis van een overeenkomst tussen de SMV en een houder van een ligplaats dient de houder van een ligplaats een vergoeding te betalen aan de SMV. In de overeenkomst wordt bepaald onder welke voorwaarden de vergoeding in rekening wordt gebracht.
Het ligplaatsenbeleid wordt aldus gebaseerd op algemene regels op grond van de APV en voor de uitvoering daarvan worden overeenkomsten afgesloten.
Er wordt gekozen om het ligplaatsenbeleid uit te voeren door enerzijds op grond van de algemene regels (APV) te stellen en anderzijds door het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten met de houder van een ligplaats.
Bij overtreding van de APV bepalingen en de onderhavige nadere regels kan (namens) het college handhavend opgetreden worden. Zo kan het college op grond van artikel 5.26 aanwijzingen geven aan de houder van ligplaats. Deze aanwijzingen hebben betrekking op het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente. Indien een houder van ligplaats een ligplaats inneemt, verandert of gebruik van maakt waarvoor een aanwijzing door het college is gegeven dan kan het college daartegen handhavend optreden. In artikel 5:27 van de APV is immers een verbodbepaling daarover opgenomen.
Als een houder van een ligplaats de overeenkomst met de SMV niet nakomt dient de SMV de houder daarop aan te spreken.
Indien er een geschil gerezen is tussen de SMV en een houder van een ligplaats en zij er niet door onderling overleg uitkomen dient het geschil voorgelegd te worden aan de burgerlijke rechter.
De SMV en een houder van een ligplaats zijn met inachtneming van de onderhavige regels verplicht om jegens elkaar de bepalingen uit de overeenkomst in acht te nemen.
In dit artikel wordt een aantal begrippen gedefinieerd om zodoende een uniforme uitleg van deze gehanteerde begrippen te garanderen.
Relevant is het begrip ´historisch schip´.
De schepen moeten voldoen aan een aantal eisen ten aanzien van leeftijd, geschiedenis en
uiterlijk. Enkele daarvan zijn in het bestemmingsplan Vreeswijk-Noord opgenomen. In het bestemmingsplan staan historische schepen als volgt beschreven:
Deze beschrijving is als leidraad gehanteerd voor de definitie in onderdeel b.
In de onderdelen c, d en e wordt onderscheid gemaakt in 3 verschillende categorieën liggers: langligger, kortligger en passant. De redenen om de liggers in de bovenstaande categorieën in te delen zijn enerzijds gelegen in een museaal belang, omdat een wisselend beeld de collectie van de SMV interessant en 'levend' houdt. Daarnaast is er bij de inrichting van de openbare ruimte in het project Nieuw Vreeswijk, mede vanuit stedenbouwkundige overwegingen, gekozen voor een sobere inrichting van de ligplaatsvoorzieningen. Voor een permanente ligplaats zijn deze voorzieningen niet ideaal.
Op basis van een enquête die door de SMV is gehouden onder geïnteresseerden in een ligplaats, als ook op basis van museale overwegingen en ervaringen elders in het land, is een maximale ligtijd vastgesteld voor deze categorie van tweemaal een periode van 5 jaar. Na deze maximale periode van 10 jaar langs de Prins Hendriklaan dient de vergunninghouder met zijn schip een ligplaats elders in te nemen. Mogelijk kan er een uitwisseling plaatsvinden met andere historische havens in het land.
De tweede categorie liggers zijn de zgn. kortliggers. Deze groep neemt een seizoen lang een ligplaats in. Binnen de 15 ligplaatsen is ruimte voor een beperkt aantal, twee a drie, kortliggers.
Vanaf de voetgangersbrug tot aan de insteekhaven van de SMV dient, mede vanuit stedenbouwkundige overwegingen, de oever vrijgehouden te worden van vaartuigen. In de insteekhaven van de SMV en de kade van de SMV aan de Vaartse Rijn mogen historische schepen tijdelijk een ligplaats innemen in afwachting van werkzaamheden op de werf. De SMV heeft hiervoor een reglement opgesteld (eerste lid, onderdeel c).
Ten aanzien van verboden in dit artikel wordt benadrukt dat op grond van artikel 5:28 van de APV, eerste lid, het verboden is om schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen aan o.a. wallen en kaden. Concreet kan hier gedacht worden aan het aanbrengen van een trapje of steiger aan de wal.
Het ligplaatsenbeleid Vaartse Rijn beoogt duidelijk aan te geven waar welke
schepen mogen afmeren. In de Vaartse Rijn betekent dat, dat er langs de kades alleen plaats is voor historische schepen. Deze ligplaatsen voor historische schepen staan niet op zichzelf, zij zijn een verlengstuk van de SMV. De schepen vormen in feite een 'levende' collectie, waarbij het begrip 'levend' op meerdere manieren kan worden geïnterpreteerd. Allereerst brengen de schepen de geschiedenis van Vreeswijk weer tot leven, daartoe dienen zij ook aan een aantal toelatingscriteria te voldoen. Daarnaast is de collectie niet statisch, maar wordt er gestreefd naar een wisselende, levendige verzameling van historische schepen. Ten slotte mag er, om meerdere redenen, op de schepen gewoond worden. Veel schepen zouden zijn vergaan of gesloopt als zij niet een nieuwe functie zouden hebben gediend: een woon- en recreatiefunctie. Scheepseigenaren hebben in een aantal gevallen concessies moeten doen ten aanzien van wooncomfort ten gunste van het behoud van het historische uiterlijk van hun schepen. Het zijn met name deze schepen die met eigen middelen door particulier initiatief op een historisch verantwoorde wijze zijn behouden en gerestaureerd en als (tijdsbeeld)bepalend zijn te kenmerken. Daarnaast is bewoning van de schepen wenselijk met het oog op de sociale controle, het tegengaan van vandalisme en het verlevendigen van het dorpsbeeld.
Binnen de locatie van de lighaven is ruimte voor 10 tot maximaal 15 historische schepen, welk aantal mede afhankelijk is van de lengte van de schepen.
In het kader van de openbare orde, veiligheid en milieuhygiëne wordt de houder of eigenaar van een schip verplicht ervoor zorg te dragen dat het schip aangesloten is op nutsvoorzieningen. Voor schepen (woonschepen) is het stellen van deze verplichting een handzaam alternatief. Immers op grond van de bouwverordening is het verplicht dat bouwwerken, zijnde een woning, over een deugdelijke afvalwaterafvoer dienen te beschikken en in beginsel aangesloten moeten zijn op het drinkwater- en elektriciteitsnet. Woonschepen die eveneens als woning gebruikt worden, vallen vanwege het feit dat het geen bouwwerken zijn, niet onder de werking van de bouwverordening.
In het kader van de overeenkomst die de houder van een ligplaats aangaat met SMV zorgt de havenmeester voor de feitelijke toekenning van de ligplaats. Verder coördineert en adviseert de havenmeester de SMV over de naleving van de afspraken op basis van de aangegane overeenkomsten. De havenmeester draagt er bijvoorbeeld zorg voor dat de houder van een ligplaats zijn ligplaats correct inneemt en correct gebruik gemaakt wordt van voorzieningen.
In het tweede lid wordt geregeld dat de SMV in verband met de toekenning van ligplaatsen een huishoudelijk reglement kan opstellen. Het is reeds praktijk dat de SMV op basis van een reglement een schouwcommissie heeft ingesteld. Deze schouwcommissie adviseert SMV over de technische voorwaarden waaraan een historisch schip moet voldoen.
Door aan de SMV de verplichting op te leggen om een reglement als bedoeld in het tweede ter goedkeuring aan te bieden aan het college kan op de uitvoering van het beleid door de SMV zicht worden gehouden.
Gelet op de gekozen opzet (algemene regels en privaatrechtelijke overeenkomsten) wordt het wenselijk geacht om het onderhavige beleid vijf jaar na inwerkingtreding daarvan te evalueren.