Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nieuwegein

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNieuwegein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob
CiteertitelBeleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

1. Wet Bibob; 2. Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-09-200824-04-2014nieuwe regeling

25-03-2008

De Molenkruier 04-06-2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob

Beleidsregels Wet Bibob

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27 en 31 van de van de Drank- en Horecawet, artikelen 2.3.1.2 en 3.2.1 van de Algemene plaatselijke verordening, artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen Nieuwegein, het Aanbestedingsbeleid 2006, artikel 40, eerste lid, van de Woningwet en artikel 8.1 van de Wet Milieubeheer;

besluiten:

vast te stellen de “Beleidsregels voor de toepassing van de Wet Bibob”

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking dan wel de inschrijving en/of aanbieding waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsproces;

  • 2.

    advies: het advies bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • 3.

    beschikkingen en opdrachten: alle besluiten waarop de wet kan worden toegepast;

  • 4.

    bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot het nemen van beschikkingen of het beslissen over het aangaan van overeenkomsten;

  • 5.

    betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, respectievelijk de aanbieder die deelneemt aan een aanbestedingsproces, de partij aan wie een overheidsopdracht is gegund of de onderaannemer;

  • 6.

    het onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, de gegadigde niet tot de aanbesteding toe te laten, de overeenkomst niet aan te gaan, respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken of te beeindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het bureau aan te vragen;

  • 7.

    het bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • 8.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

Artikel 2 Toepassingsbereik van de wet Bibob

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen bij het zich voordoen van een of meer van de op de bijlage vermelde indicatoren met betrekking tot:

    • a.

      beschikkingen zoals vermeld in:

      • -

        artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

      • -

        artikel 2.3.1.2 van de Algemene plaatselijke verordening Nieuwegein, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

      • -

        artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is vanvestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

      • -

        artikel 2 van de Verordening op de speelautomatenhallen indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet in beginsel toepassen bij het zich voordoen van een of meer van de op de bijlage vermelde indicatoren met betrekking tot:

    • a.

      overheidsopdrachten zoals genoemd in artikel 1, eerste lid onder h en j van de wet;

    • b.

      bouwvergunningen als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet;

    • c.

      vergunningen als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet eveneens toepassen met betrekking tot de intrekking van de in het eerste en tweede lid genoemde vergunningen respectievelijk ontbinding van de in het tweede lid genoemde overeenkomsten.

  • 4.

    Bij overheidsopdrachten zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden vermeld in artikel 3, eerste lid van de wet. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

Artikel 3 Overige situaties waarin de wet in beginsel wordt toegepast

Behalve op de in artikel 2 genoemde besluiten zal het bestuursorgaan de wet in beginsel toepassen:

  • 1.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • 2.

    in de gevallen waarin de officier van justitie op basis van artikel 26 van de wet wijst op de wenselijkheid een advies van het bureau aan te vragen.

Artikel 4 Onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden;

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het volgende artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2.

    Indien het onder b. bedoelde onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen, wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het bureau.

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1.

    In door of namens het bestuursorgaan bepaalde gevallen moet betrokkene naast de gebruikelijke aanvraagformulieren Bibob-vragenformulieren invullen en bij het bestuursorgaan indienen. Daarbij dienen de documenten te worden gevoegd die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of die bij de uitreiking van de formulieren zijn door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. Ten aanzien van de gevallen waarin in beginsel om invulling en indiening van het vragenformulier zal worden verzocht, wordt verwezen naar de bij deze beleidsregel behorende en daarvan deel uitmakende indicatorenlijst.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen het onderzoek als bedoeld in artikel 4 te verrichten. De vragenlijsten worden door het bestuursorgaan vastgesteld en bekendgemaakt.

Vastgesteld op 25 maart 2008

Het college voornoemd,

drs. P.C.M. van Elteren

secretaris

drs. C.M. de Vos

burgemeester

De burgemeester voornoemd,

burgemeester

drs. C.M.de Vos

Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet Bibob

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet Bibob. Het gaat om de definities ´beschikkingen en opdrachten´ en ´betrokkene´. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet van meet af aan in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ´aanvraag´, ´bestuursorgaan´ en ´Bibobtoets´. Het begrip ´aanvraag´ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Artikel 3 Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de wet Bibob. Voor Nieuwegein is het van belang dit instrument dat ter bestrijding van criminaliteit wordt aangeboden, met beide handen aan te grijpen. Op deze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden.

Aangezien het een nieuw instrument betreft en er nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan, wordt het voorstel gedaan de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikel 2, eerste en tweede lid van de beleidsregels. In artikel 2, eerste lid, wordt voorgesteld de wet actief toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen en seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

1 en 2 Vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet, de Opiumwet en de Drank- en horecaverordening en de Algemene plaatselijke verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: café's en restaurants. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist. Niet-alcoholverstrekkende horeca omvat de horeca-inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse: cafetaria's, afhaalzaken, maar ook coffeeshops. Voor deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Het is duidelijk waarneembaar dat de komst van het vergunningstelsel en de mogelijke dreiging van een bibobtoets zijn schaduw vooruitwerpt op de branche.

Gemeenten zijn niet verplicht de wet Bibob toe te passen en het is ook zeker niet de bedoeling de wet op de hierboven geconstateerde feiten toe te gaan passen. Gemeenten hebben namelijk ook andere handhavings- instrumenten tot hun beschikking, zoals bijvoorbeeld de wet Damocles. De wet Bibob moet dan ook worden beschouwd als een mogelijkheid om bijvoorbeeld de integriteit van de coffeeshophouder of horeca-exploitant te toetsen en niet als een extra mogelijkheid om lokaal coffeeshopbeleid of horecabeleid vorm te geven. De wet is vooral belangrijk om te voorkomen dat een vergunning verleend wordt aan een coffeeshophouder of horeca-exploitant die financiële banden onderhoudt met criminele organisaties.

In het besluit Bibob zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de wet van toepassing is. Vooralsnog is dit een loze bepaling, want geen enkele gemeente kent een vergunningensysteem voor dergelijke winkels. Het is tevens de vraag of dat wel mogelijk is. Het gaat immers om winkels die legale producten verkopen, namelijk legale psychotrope stoffen, respectievelijk groei- en kweekmogelijkheden voor de teelt van cannabis. Een vergunningensysteem voor deze producten overschrijdt de gemeentelijke verordenende bevoegdheid en lijkt daarom niet mogelijk. En toepassing van de wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente wel een vergunningensysteem heeft voor deze producten.

Voorgesteld wordt het mogelijk te maken om de wet Bibob toe te passen op cafés en restaurants (de natte horeca), cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a, sub i en ii van de beleidsregels. De toevoeging "indien sprake is van..." zorgt ervoor dat de wet daar vooralsnog niet in de volle breedte wordt toegepast. De Drank- en Horecawet en de APV schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een café van beheerder verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze vergunningaanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een vergunning wordt aangevraagd, er geen Bibobtoets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, mag er immers altijd getoetst worden op grond van artikel 2 van de beleidsregels.

3. Vergunningen ten behoeve van seksinrichtingen

Met het begrip seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Binnen het begrip seksinrichtingen wordt nog onderscheid gemaakt tussen open en besloten prostitutie. Onder `open' prostitutie verstaat men de raam- en straatprostitutie; onder `besloten' prostitutie vallen de prostitutiebedrijven (de bordelen), de clubs, de privé-huizen en de escortservices. Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in Nieuwegein, net als in de meeste gemeenten, een exploitatievergunning (artikel 3.2.1 van de Algemeen Plaatselijke Verordening) nodig. Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de wet van toepassing.

De sekssector bestaat uit de sinds drie jaar gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Vrouwenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen.

Voorgesteld wordt de wet Bibob actief toe te passen op seksinrichtingen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 2, lid 1, 3 van de beleidsregels. Voor wat betreft de toevoegende zinsnede "indien sprake is van...", geldt hetzelfde als hetgeen is gesteld bij de horecavergunningen.

Bestaande inrichtingen worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 3 van de beleidsregels voordoet.

4 Speelautomatenhal

Vergunningen voor speelautomatenhallen worden in het besluit Bibob onder de werking van de wet Bibob gebracht. In Nieuwegein is één speelautomatenhal, die al geruime tijd door dezelfde exploitant gerund worden. Volgens de Speelautomatenverordening is uitbreiding van het aantal speelautomatenhallen niet mogelijk.

Artikel 2, tweede lid, onder a Overheidsopdrachten

De wet zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens het "Aanbestedingsbeleid 2006" openbaar moeten worden aanbesteed, binnen de krachtens de wet aangewezen sectoren (milieu, bouw, ICT). Voor de categorieën werken betekent dit dat toepassing van de beleidsregels plaatsvindt bij overheidsopdrachten vanaf € 211.000,00. Voor de categorie diensten betekent dit dat toepassing van de beleidsregels pas plaatsvindt bij een openbare aanbesteding volgens de Europese richtlijnen. Bovenstaande maakt duidelijk dat er sprake moet zijn van een (relatief) groot financieel belang van de gemeente.

Artikel 2, tweede lid, onder b Bouwvergunningen

Bouwvergunningen zijn middels een amendement van de Tweede Kamer onder de werking van de wet Bibob gebracht. Ervaring elders leert dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de wet Bibob op bouwvergunningen mogelijk gewenst is. Omdat Bibob echter een nieuw instrument is, waar nog de nodige ervaring mee moet worden opgedaan en omdat het bij bouwvergunningen gaat om een grote hoeveelheid van jaarlijks afgegeven bouwvergunningen, is gekozen voor passieve toepassing.