Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Fraudeverordening Wet Werk en Bijstand 2004 |
Citeertitel | Fraudeverordening Wet Werk en Bijstand 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
1. Gemeentewet, art. 149; 2. Wet Werk en Bijstand, art. 8a.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 10-04-2015 | nieuwe regeling | 04-11-2004 De Molenkruier 10-11-2004 | 2004-423 |
De raad van de gemeente Nieuwegein;
gelezen het voorstel van de fractie van Stadspartij PGN d.d. 5 oktober 2004;
gelet op artikel 8a van de Wet Werk en Bijstand (WWB);
overwegende dat de WWB vereist dat de gemeente bij verordening regels stelt voor bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand, alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet en dat die verordening uiterlijk per 1 januari 2005 inwerking dient te treden;
Fraudeverordening Wet Werk en Bijstand 2004
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2. Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag.
Het college stelt een beleidsplan van de Gemeentelijke Sociale Dienst vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het College belanghebbende informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het College in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij in consistences in de aanvraag.
Artikel 3. Validering van gegevens
Het College voert bij de aanvraag bestandsvergelijking uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grand hiervan kunnen bijstandsuitkeringen, na verificatie aan veranderde omstandigheden worden aangepast.
HOOFDSTUK 3. TERUGVORDERING EN VERHAAL.
Het College verhaalt de kosten van bijstand boven een nader door het College vast te stellen bedrag tot het tijdstip waarop de artikelen 56, 61 en 62 van de Wet Werk en Bijstand in werking treden in de gevallen en overeenkomstig de regels aangegeven in de artikelen 92, tweede en derde lid, t/m 105 en 141 van de Algemene bijstandswet, voorzover zich daar geen andere regeling tegen verzet;
Artikel 6. Invordering en kwijtschefding
Artikel 7. Controle tijdens en na beeindiging van de bijstand
Het College voert heronderzoeken uit om rechtmatigheid van de uitkering te controleren, alsmede onderzoeken naar de reden van beëindiging van de uitkering, binnen door het College nader te bepalen termijnen en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen College en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
HOOFDSTUK 5. GEVOLGEN BIJ FRAUDE
Artikel 9. Verlaging van de uitkering
Indien belanghebbende onjuiste, of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van belang zijn of kunnen zijn voor de hoogte, de duur of de voortzetting van de bijstand, verlaagt het College de bijstand, conform hetgeen hierover in de afstemmingsverordening Wet Werk en Bijstand, onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de eventueel ten onrechte ontvangen bijstand.
Artikel 10. Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 9 leidt tot benadeling van de Gemeente, doet het College, onverminderd de mogelijkheid de bijstand te verlagen en de ten onrechte ontvangen bijstand terug te vorderen, aangifte bij het Openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten;
HOOFDSTUK 6. VERANTWOORDING COLLEGE
Artikel 11. Verantwoording College
Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Na vaststelling de verordening publiceren en in het kader van de Tijdelijke Referendumwet zes weken ter inzage leggen. Hierna treedt de verordening in werking.
Deze verordening wordt aangehaald als fraudeverordening Wet Werk en Bijstand 2004.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 4 november 2004,
In de Wet Werk en Bijstand (WWB) is de verplichting tot handhaving van regels, zoals die gelden in de huidige algemene bijstandswet (Abw). Losgelaten en omgezet in een "kanbepaling". Hiermee krijgt de gemeente de bevoegdheid om haar eigen regels te bepalen omtrent handhaving. De raad stelt op hoofdlijnen het beleid rond handhaving vast door middel van de fraudeverordening Wet Werk en Bijstand en geeft daarmee de gelegenheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van beleidsregels.
De verordening sluit zoveel mogelijk aan op de huidige wet en gemeentelijk beleid. Bij het bepalen van de beleidsregels en in het beleidsplan van de gemeentelijke Sociale Dienst zal een verdieping plaatsvinden van de verordening, die zal zijn toegespitst op een sluitende aanpak van fraude.
In deze toelichting wordt per hoofdstuk nader ingegaan op de fraudeverordening Wet Werk en Bijstand.
Hoofdstuk 2 gaat over fraudepreventie. Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op bijstand. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte in de bijstand komen. De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de dienst. Controle op de aanvraag wordt onder andere vorm gegeven door huisbezoeken en het gebruik van het Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi)net, waarin actuele gegevens staan van potentiële klanten met betrekking tot inkomen uit loon of uitkering.
Hoofdstuk 3 bepaalt onder andere dat de gemeente de ten onrechte verstrekte bijstand terugvordert boven een nader vast te stellen bedrag. Hier wijzigt niets ten opzichte van de huidige situatie. De toevoeging bij artikel 4, eerste lid, is opgenomen omdat het principe om, daar waar mogelijk, tot terugvordering over te gaan, niet absoluut is. Om te verkomen dat teruggevorderd zou moeten worden in die gevallen waar een wettelijke regeling zich verzet tegen dat besluit, is de desbetreffende nuance opgenomen. Te denken valt aan de bepalingen omtrent verjaring in het Burgerlijk Wetboek (BW) of de bepalingen rond het wettelijke traject van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze opsomming is echter niet limitatief en aangezien toekomstige wetswijzigingen nog bepalingen kunnen toevoegen, is gekozen voor een algemene formulering.
Verhaal vindt plaats in drie situaties
Verhaal onderhoudsplichtigen. Hierin wijzigt niets ten opzichte van het huidige beleid, echter totdat de nieuwe alimentatiewetgeving van kracht wordt. Dan zal de taak voor de gemeente op het gebied van verhaal op onderhoudsplichtigen beperkter zijn. De verwachting is dat deze wet nog enige tijd op zich zal laten wachten, reden waarom in 2004 zal worden bezien of verhaalbijdragen forfaitair kunnen worden vastgesteld, conform de methode die ook bij de rechtelijke macht wordt gehanteerd.
De zogenaamde dringende reden om af te zien van terugvordering en verhaal is gelegen in de immateriële omstandigheden van de debiteur, bijvoorbeeld als terugvordering of verhaal tot onaanvaardbare consequenties zou hebben, in relatie tot de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de belanghebbende. Dit komt ook terug in de beleidsregels van deze verordening.
Dit hoofdstuk regelt ook de wijze van incasso. Regel is dat het optimale wordt gedaan om in te vorderen. In de beleidsregels zal het incassobeleid worden vormgegeven. Onderdeel daarvan is met betrekking tot kwijtschelding van (delen van) vorderingen, dat wordt ingezet om betaalgedrag van de debiteur te stimuleren. Als de debiteur zich houdt aan de afspraken, kan na drie of vijf jaar aflossen, kwijtschelding worden overwogen, Ook een voorstel tot afkoop is onderdeel van het incassobeleid. Dit zal in de regel gelden bij groten bedragen. In de beleidsregels worden de voorwaarden voor kwijtschelding aangegeven.
Dit hoofdstuk bepaald tenslotte de mogelijkheid om kosten die verbonden zijn aan incasso, terug te vorderen, alsook de wettelijke rente waarmee de vordering wordt verhoogd bij wanbetaling. In de beleidsregels zullen kosten en rente worden vastgelegd. Reeds afgedragen belasting over de bijstand en betaalde ziekenfondspremies worden eveneens teruggevorderd. In de beleidsregels wordt hier nader invulling aangegeven.
Hoofdstuk 4 over de controle tijdens de bijstandsuitkering en na beëindiging. In het jaarlijkse beleidsplan van de dienst zullen de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder, worden beschreven.
Verder bepaalt dit hoofdstuk de wijze waarop fraude wordt bestreden tijdens de uitkering. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandskoppelingen met de belastingen en huisbezoeken. Deze aspecten worden nader in het beleidsplan van de dienst nader uitgewerkt.
Hoofdstuk 5 tenslotte, regelt de verlaging, conform de afstemmingsverordening, als betrokkene niet aan verplichtingen voldoet of ten onrechte bijstand heeft ontvangen. Indien het benadelingsbedrag de € 6000,00 overschrijdt wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie. De voorwaarden voor aangiften worden jaarlijks afgestemd met het Openbaar Ministerie en zullen worden vermeld in het beleidsplan van de dienst.