Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein |
Citeertitel | Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
1. Gemeentewet, art. 149; 2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:23
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-05-2015 | 14-07-2015 | art.9, 11, toelichting | 30-04-2015 Gemeenteblad, 13 mei 2015 | onbekend | |
28-05-2014 | 14-07-2015 | art. 3, 4, 6, 9, 11, toelichting | 22-05-2014 Gemeenteblad 28 mei 2014 | onbekend | |
19-05-2011 | 14-07-2015 | art. 3, 4, 12, toelichting | 27-04-2011 De Molenkruier 18-05-2011 | 2011-092 | |
17-06-2010 | art. 1, 8, 9, 11, 12, 27 | 02-06-2010 De Molenkruier 16-06-2010 | 2010-172 | ||
25-06-2009 | art. 1, 9, 11, 19 | 27-05-2009 De Molenkruier 24-06-2009 | 2009-192 | ||
01-01-2009 | nieuwe regeling | 16-12-2008 De Molenkruier 30-12-2008 | 2008-501 |
HOOFDSTUK II Subsidieverstrekking
Artikel 8 Waarderingssubsidies
De waarderingssubsidie is bedoeld voor een activiteit die bedoeld is voor de gehele bevolking van de gemeente en niet gericht op een bepaalde doelgroep. Deze activiteit hoeft niet noodzakelijkwijs te passen binnen het gemeentelijke vastgestelde beleid en is bedoeld als waardering voor de activiteiten die de subsidieaanvrager verricht.
Artikel 13 Centraal opgelegde verplichtingen
Voor zover de subsidie producten betreft waarvoor de rijksoverheid gelden ter beschikking heeft gesteld aan de gemeente, zijn de verplichtingen die de rijksoverheid hieromtrent heeft opgelegd aan de gemeente van overeenkomstige toepassing op de verleende subsidie, mits deze kunnen worden herleid tot één van de artikelen 4.37 t/m 4.39 Awb.
Artikel 14 Overige verplichtingen
De ontvanger van een subsidie stelt het college terstond schriftelijk op de hoogte van feiten en omstandigheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de continuïteit of de wijze van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dan wel van activiteiten die anderszins van invloed kunnen zijn op de subsidieverlening waaronder in ieder geval:
Artikel 15 Vergoeding vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat aan de subsidieontvanger daartoe wordt uitgekeerd.
Artikel 16 Niet-doelgebonden verplichtingen
Het college kan de subsidieontvanger verplichten de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.
HOOFDSTUK IV Subsidievaststelling
Artikel 18 Vaststellen waarderingssubsidie
Zoals in artikel 8 is bepaald blijft voor een waarderingssubsidie een aparte verleningbeschikking achterwege en wordt bij vaststellingsbesluit de subsidie verstrekt.
Artikel 22 Lager vaststellen bij aanvraag tot vaststelling van de subsidie
Indien een aanvraag tot vaststelling van een subsidie niet, niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college:
Artikel 23 Verplichte egalisatiereserve
De ontvanger van een andere dan een meerjarige productsubsidie moet in staat zijn een nader door het college te bepalen deel van de kosten van het begrote product met andere middelen dan de verstrekte subsidie te bekostigen. Een en ander nader te bepalen in beleidsregels of de beschikking tot subsidieverlening.
HOOFDSTUK V Subsidie en Europese regels inzake staatssteun
In het geval van het eerste lid ondertekent de subsidieontvanger een document waarin hij verklaart dat met de betreffende subsidieverstrekking het maximaal te verstrekken bedrag, gerekend over een periode van drie jaar, niet wordt overschreden. Het college kan nadere regels stellen omtrent deze verklaring.
Toelichting bij de Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein
Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het verstrekken van subsidies. Daarin is vastgesteld dat subsidies uitsluitend op grond van een wettelijk voorschrift worden verstrekt. Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
Deze verordening bevat de betreffende voorschriften voor de subsidieverstrekking voor de gemeente Nieuwegein. Het College van burgemeester en wethouders stelt vervolgens beleidsregels vast waarin onder andere per beleidsveld specifieke subsidievoorwaarden zijn opgenomen.
Onder een subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (art. 4:21 lid 1 Awb).
Bij de vraag of er in een bepaald geval sprake is van subsidieverlening kunnen de volgende drie element een aanwijzing zijn:
In aansluiting op de Awb wordt in deze verordening gesproken over subsidieverlening en subsidievaststelling. In het verleden werd vaak gesproken over het voorlopig en definitief vaststellen van subsidies. Het voorlopig vaststellen is de subsidieverlening, dat wil zeggen de beschikking die voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit wordt gegeven en waarin voorwaarden kunnen worden gesteld. Voor subsidieverlening zijn, naast de inleidende bepalingen van art. 4:21 tot en met 4:28 de regels in de artikelen 4:29 tot en met 4:36 Awb van toepassing.
De subsidieverstrekking wordt definitief door de vaststellingsbeschikking. Dit is de beschikking die achteraf wordt genomen en waarin wordt vastgesteld in hoeverre aan de voorwaarden is voldaan en wat het definitieve subsidiebedrag is. Voor de subsidievaststelling gelden de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb.
Wanneer de subsidie is verleend vindt betaling plaats in de vorm van voorschotten.
De definitieve afrekening vindt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, plaats na de vaststelling.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Deze Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein (ASV) kent de volgende vormen van subsidies:
Voor zover mogelijk worden subsidies in de vorm van productsubsidies verleend. Dit zijn de subsidies waarbij een duidelijke relatie kan worden gelegd tussen de gesubsidieerde producten en de kostprijs daarvan. Er wordt in die gevallen een subsidiebedrag per product beschikbaar gesteld. Dit betekent dat het subsidiebedrag niet hoeft overeen te komen met de kostprijs van het product, subsidie is in beginsel als aanvulling bedoeld.
Een jaarlijkse productsubsidie is structureel van aard en wordt voor de periode van één kalenderjaar verleend. Deze subsidie kan bij herhaling vóór 1 juli van ieder jaar worden aangevraagd.
Incidentele productsubsidies worden verstrekt voor activiteiten die niet structureel zijn. De aanvragen hiervoor zijn niet gebonden aan de jaarlijkse aanvraagtermijn die geldt voor subsidies met een structureel karakter. Deze incidentele subsidies kunnen eenmalig of bij herhaling worden verleend, waarbij de duur van het totaal maximaal drie aaneengesloten jaren bedraagt. Daarbij geldt dat als het gaat om een herhaling van de subsidieaanvraag de periode tussen de verschillende aanvragen minstens één jaar moet zijn.
Meerjarige productsubsidies kunnen voor maximaal drie aaneengesloten jaren worden verstrekt aan instellingen die structurele activiteiten verrichten. De aanvragen voor deze subsidies kunnen na drie jaar worden herhaald.
Waarderingssubsidies worden slechts eenmalig verstrekt, bedoeld als blijk van waardering of als aanmoediging. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt als blijk van waardering voor één of meer activiteiten van een organisatie, waarbij geen relatie bestaat tussen het subsidiebedrag en de werkelijke kostprijs van de activiteit(en).
Ook een Gemeentegarantie moet worden aangemerkt als een subsidie en kan in de vorm van een productsubsidie worden verstrekt. Omdat een garantie een subsidie is, moet er een subsidieverleningsbeschikking aan ten grondslag liggen. Zonodig kan op grond van artikel 4:36 Awb ter uitvoering van de subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Uitsluitend een overeenkomst aangaan, zonder verleningsbeschikking, is niet meer toegestaan.
Artikel 4:23 Awb verplicht gemeenten in de subsidieverordening aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verstrekt. De betreffende beleidsterreinen worden daarom in de ASV genoemd. In de beleidsregels zijn deze terreinen nader uitgewerkt en kan het college hieraan nadere voorwaarden verbinden.
In lid 3 is opgenomen dat het college de verordening van toepassing kan verklaren op (groepen van) natuurlijke personen en organisaties die geen rechtspersoon zijn. Personen zijn in dat geval allen hoofdelijk aansprakelijk.
De verordening wordt vastgesteld door de raad. Het uitvoering geven aan de ASV is een bevoegdheid van het college. Daarnaast geeft de raad het college de bevoegdheid om in een uitvoeringsbesluit nadere regels te bepalen. In deze nadere regels stelt het college de subsidieplafonds vast en bepaalt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen. In deze nadere regels geeft het college onder andere de verdeelregels van de budgetten aan. Tevens geeft de raad het college in lid 4 de bevoegdheid om in het uitvoeringsbesluit, indien de aard of het doel van de subsidie dit noodzakelijk maakt, af te wijken van de ASV. Na vaststelling legt het college de nadere regels ter kennisname voor aan de Raad, zodat de raad kan zien wat het college met de bevoegdheid heeft gedaan.
Artikel 5 Maximum subsidiebedrag
Om de subsidieaanvragers te prikkelen ook op andere wijze dan via subsidie inkomsten te verwerven wordt, maximaal 90% van de kosten van de te subsidiëren activiteiten gesubsidieerd. Dit betekent dat de subsidieontvanger voor tenminste 10% van de kosten andere inkomsten moet verwerven. De 90% wordt berekend over het totaal van de activiteiten waarvoor de desbetreffende subsidie wordt verstrekt.
Het tweede lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid de activiteit(en) toch voor 100% te subsidiëren indien:
a. een wettelijk voorschrift of beleidsregels dit bepalen;
b. een wettelijke bepaling de verwerving van eigen bijdragen door de subsidieontvanger verbiedt;
c. het voor de subsidieontvanger redelijkerwijs niet mogelijk is eigen inkomsten te verwerven.
De term ‘redelijkerwijs’ (genoemd onder c.) betekent dat het college van geval tot geval zal moeten beoordelen of van de subsidieontvanger in redelijkheid verlangd kan worden eigen inkomsten te verwerven.
Hoofdstuk II Subsidie verstrekking
Productsubsidies kunnen zowel incidenteel, jaarlijks als voor meerdere jaren (maximaal drie jaar) worden verleend. Bij het aanvragen van een meerjarige subsidie kan worden volstaan met één aanvraag tot subsidieverlening voor de hele periode.
Het college geeft bij de verleningsbeschikking aan of de subsidie jaarlijks of voor de hele periode in één keer wordt vastgesteld. De subsidies met bedragen boven € 100.000,-, die vallen onder afdeling 4.2.8 van de Awb, worden per definitie per boekjaar vastgesteld (art. 4:73 Awb).
Indien geen jaarlijkse vaststelling wordt vereist, kan het college de subsidieontvanger verplichten op andere wijze tussentijds informatie te verstrekken over het verloop van de activiteiten en het naleven van de verplichtingen.
Artikel 8 Waarderingssubsidies
Bij een waarderingssubsidie wordt geen verleningbeschikking genomen, omdat deze subsidie meteen wordt vastgesteld. De subsidie is bedoeld als eenmalige aanmoediging of ondersteuning, waarbij het subsidiebedrag niet is gerelateerd aan de kostprijs van de activiteit. Bij de aanvraag is de procedure eenvoudig en er bestaat geen uitgebreide verantwoording achteraf.
Een aanvraag voor een waarderingssubsidie moet worden ondertekend, zijn voorzien van naam en adres van de ontvanger en van de dagtekening. Ook moet er sprake zijn van een aanduiding dat er een subsidiebeschikking wordt aangevraagd (art. 4:2 Awb). Daarnaast moet er een omschrijving worden gegeven van de besteding met daarin een tijdsaanduiding wanneer deze zal plaatsvinden.
Artikel 9 Tijdstip indiening aanvraag
Aanvragen voor jaarlijkse en meerjarige productsubsidies worden uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar ingediend.
Incidentele- en waarderingssubsidies kunnen gedurende het hele jaar worden aangevraagd. Bij incidentele productsubsidies geldt dat de aanvraag tot subsidieverlening ten minste 12 weken voordat de activiteiten plaatsvinden moet zijn ingediend.
Bij waarderingssubsidies geldt dat de aanvraagdatum voor een subsidie tenminste 8 weken voorafgaand aan de datum van de activiteit start dan wel plaatsvindt moet zijn ingediend.
Wanneer een ingediende aanvraag niet compleet is moet voor aanvulling een hersteltermijn van 4 weken worden geboden (art. 4:5 Awb). Van deze termijn wijkt het college alleen af, wanneer 4 weken voor de subsidieontvanger redelijkerwijs te kort zou zijn om de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren.
Lid 1: Zoals voor iedere aanvraag geldt, moet ook een aanvraag voor een subsidie worden ondertekend, zijn voorzien van naam en adres van de ontvanger en van de dagtekening. Ook moet er sprake zijn van een aanduiding dat er een subsidiebeschikking wordt aangevraagd (art. 4:2 Awb).
Lid 2: Naast deze gegevens moet, voor de beoordeling van een aanvraag voor een productsubsidie van maximaal € 10.000,- ook een overzicht worden overgelegd van de geraamde inkomsten en uitgaven en het beoogde resultaat met betrekking tot het product of de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.
Lid 3: Voor aanvragen van subsidies van € 10.000,- tot € 100.000,- moet een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten, de nagestreefde doelen en de beoogde resultaten waarvoor de subsidie wordt verstrekt worden overgelegd, naast de in art 4:2 Awb genoemde gegevens. Ook een overzicht van de personele en materiële middelen per te subsidiëren product/activiteit is dan vereist..
Lid 4: Bij aanvragen van € 100.000,- of meer per boekjaar is de procedure van afdeling 4.2.8. Awb van toepassing. In deze afdeling hebben de art. 4:60 tot en met 4:65 betrekking op vereisten voor de aanvraag; de meest relevante artikelen zijn in onderstaand kader opgenomen.
Ten aanzien van art. 4:60 geldt dat in art. 9 van de verordening is vastgesteld dat de aanvragen voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidies voor het komende boekjaar uiterlijk op 1 juli van het lopende boekjaar moeten zijn ingediend.
Art. 4:61 Awb noemt de bescheiden die in ieder geval moeten worden overgelegd.
In de artikelen 4:62 en 4:63 is beschreven wat onder het aan te leveren activiteitenplan en de begroting wordt verstaan in dit verband.
In art. 4:64 Awb is geregeld welke bescheiden rechtspersonen, die niet krachtens publiekrecht zijn ingesteld en die niet in het voorafgaande jaar subsidie hebben aangevraagd, moeten overleggen naast de in art. 4:61 Awb genoemde bescheiden.
In art. 4:65 is vastgelegd wat en hoe een aanvrager moet meedelen in het geval er voor dezelfde begrote uitgaven bij meerdere subsidieverleners een aanvraag is ingediend.
De subsidie wordt uitsluitend verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid (4:66 Awb).
Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie binnen twaalf
weken na 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.
Voor incidentele subsidies geldt een beslistermijn van twaalf weken na indiening van de aanvraag.
Voor waarderingsubsidies geldt een beslistermijn van acht weken na indiening van de aanvraag.
Naast de weigeringsgronden van art. 4:35 Awb kan het college de subsidieaanvraag weigeren indien naar het oordeel van het college gegronde reden bestaat om aan te nemen dat een van de situaties genoemd in artikel 12 ASV zich voordoet.
Bij subsidieverlening wordt een zogenaamd begrotingsvoorbehoud gemaakt.
De Europese regels over staatssteun zijn belangrijk bij het verlenen van subsidies door de overheid.
Op grond van het Europees recht kan het zo zijn dat subsidieverlening in strijd is met bijvoorbeeld de Europese regels inzake staatssteun.
In het geval er mogelijk sprake is van staatsteun is verlening afhankelijk gesteld van goedkeuring van de Europese Commissie (art 25 ASV).
Artikel 13 Centraal opgelegde verplichtingen
De gemeente ontvangt voor diverse doelen gelden van de Rijksoverheid. Deze gelden worden in de vorm van subsidies verstrekt aan inwoners en instellingen. Om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die het rijk aan de gemeente stelt in het kader van het afleggen van rekening en
verantwoording over de besteding van de ontvangen gelden, is het van belang dat dezelfde verplichtingen worden opgelegd aan degenen die van het college een subsidie ontvangen. Omdat de verplichtingen voor de subsidieontvanger kenbaar moeten zijn, worden deze uiterlijk op het moment van subsidieverlening aan de subsidieontvanger bekend gemaakt waarna zij onderdeel uitmaken van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 14 Overige verplichtingen
Het is van belang dat het college tijdig geïnformeerd wordt over feiten en omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op de uitvoering van de activiteiten en de naleving van de verplichtingen. Een subsidieontvanger is daarom verplicht dergelijke feiten en omstandigheden altijd te melden. De verplichting geldt dus niet alleen voor de in dit artikel genoemde situaties.
Expliciet is genoemd dat bijdragen van andere overheden moeten worden gemeld. Dit houdt mede verband met de in hoofdstuk V opgenomen bepaling met betrekking tot de Europese regels omtrent staatssteun. Zie voor een verdere toelichting, de toelichting op hoofdstuk V. Met ‘terstond’ wordt `zo snel als redelijkerwijs mogelijk is´ bedoeld. Het hangt van de specifieke omstandigheden af wat in het concrete geval zo snel als mogelijk is. Daarom kan geen precieze termijn worden opgenomen.
Deze verplichtingen gelden voor alle subsidieaanvragen.
Voor subsidiebedragen boven € 100.000,- zijn de verplichtingen van afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing. Deze zij vastgelegd in de artikelen 4:68 t/m 4:72 Awb.
Artikel 15 Vergoeding vermogensvorming
In art. 4:41 Awb is de procedure voor vergoeding bij vermogensvorming door subsidieverstrekking geregeld. In art.15 ASV is aangegeven dat het college een verplichting tot vergoeding van vermogensvoordeel kan opleggen. In de leden 2 en 3 is beschreven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De gemeente kan de bewijzen van verzekering opvragen bij de subsidieontvanger.
Hoofdstuk IV Subsidievaststelling
Op de subsidievaststelling zijn de artikelen 4:42 tot en met 4:47 Awb van toepassing.
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7. |
Artikel 18 Vaststellen waarderingssubsidie
Een aanvraag om een waarderingssubsidie wordt bij vaststellingsbesluit direct verstrekt. Een eventuele aanvraag om een waarderingssubsidie te verlenen wordt daarom aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling.
Artikel 19 Tijdstip indiening aanvraag tot vaststelling
Met uitzondering van de waarderingssubsidie moet voor iedere subsidie een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Het is, in verband met het verloop van de planning- en controlecyclus in de gemeente, van belang dat aanvragen om vaststelling tijdig worden ingediend. De eventuele gevolgen van de vaststellingen kunnen dan nog in de begroting voor het daarop volgende jaar worden verwerkt.
Tevens kunnen de aanvragen tot vaststelling worden betrokken bij de subsidieaanvragen voor het volgende jaar.
Aanvragen tot vaststelling van een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie moeten daarom voor 1 april worden ingediend.
Voor incidentele productsubsidies ligt het anders. Daarbij gaat het in de regel om in de tijd begrensde activiteiten en kan worden volstaan met indiening van een aanvraag binnen 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten.
In art. 4:44 lid 1 Awb is omschreven in welke gevallen geen aanvraag tot vaststelling ingediend hoeft te worden.
De gegevens die nodig zijn om een aanvraag tot vaststelling van een productsubsidie inhoudelijk te kunnen beoordelen moeten worden overlegd. In ieder geval worden daarvoor, conform art. 4:45 Awb, een activiteitenverslag en een financieel verslag ingediend.
Wanneer het om grote subsidies gaat ( van € 10.000,- tot € 100,000,-), moet het financieel verslag aan meer eisen voldoen, zoals in lid 2 van dit artikel is aangegeven.
Bij een aanvraag tot vaststelling waarbij het subsidiebedrag € 100.000,- of meer bedraagt zijn de artikelen 4:73 tot en met 4:80 van afd. 4.2.8 Awb van toepassing.
Artikel 21 Accountantscontrole
In geval van subsidies van € 50.000,- of meer, is de subsidieontvanger verplicht een accountantsverklaring te overleggen. Het onderzoek van de accountant moet tevens gericht zijn op de rechtmatige besteding van de subsidie en de naleving van de verplichtingen eisen.
Artikel 22 Lager vaststellen bij niet tijdige indiening aanvraag
Het is voor de administratie van de gemeente, de voortgang van de werkzaamheden en de planning- en controlecyclus, van belang dat een aanvraag tot vaststelling van een subsidie tijdig wordt ingediend. Niet tijdige indiening leidt daarom mogelijk tot het lager vaststellen van de subsidie. De subsidie wordt in die gevallen op minimaal 0% en maximaal 95% van het verleende subsidiebedrag vastgesteld.
Producten waarvoor subsidie is verleend maar die in werkelijkheid niet zijn geproduceerd of geleverd worden op 0% vastgesteld.
Art. 4:46 lid 2 Awb geeft die gevallen waarin de verleende subsidie lager kan worden vastgesteld.
Artikel 23 Verplichte egalisatiereserve
De gemeente wil uitsluitend aan financieel gezonde instellingen een subsidie verlenen, met name wanneer het een meerjarige productsubsidie betreft. De ontvanger van voornoemdesubsidieis daarom verplicht in een nader door het college te bepalen mate een egalisatiereserve in stand te houden (art. 4:72 Awb).De hoogte van deze verplichte reserve wordt in de beleidsregels vastgelegd.
De beslistermijn voor de vaststelling van de verleende subsidie is acht weken. Uitdrukkelijk is geregeld dat de beslistermijn pas begint te lopen vanaf het moment dat alle voor de beoordeling benodigde gegevens en bescheiden zijn ingediend.
Hoofdstuk V Subsidie en Europese regels inzake staatssteun
Op grond van het Europese recht kan het verlenen van een subsidie worden aangemerkt als het verlenen van steun. Het verstrekken van staatssteun is niet geoorloofd als het leidt tot een verstoring van de concurrentie die het gemeenschappelijk handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Steunmaatregelen die als steun kunnen worden beschouwd moeten van tevoren worden aangemeld bij de Europese Commissie. Uit artikel 87 EG-Verdag blijkt wanneer sprake is van staatsteun.
Onder bepaalde omstandigheden mag een overheid wel steun verlenen en hoeft deze steun (bijvoorbeeld in de vorm van een subsidie) niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Een van deze omstandigheden is het verlenen van steun onder de zogenaamde de-minimis verordening (Verordening EG nr. 69/2001). Om te waarborgen dat subsidieverlening door de gemeente Nieuwegein aan de regels over de-minimis-steun voldoet, zijn in dit hoofdstuk twee artikelen met betrekking tot steun opgenomen.
Verder is in deze verordening ook in artikel10 lid 4 en art. 14 lid 1 sub a opgenomen dat bij de aanvraag moet worden aangegeven of en hoeveel subsidie bij andere bestuursorganen is aangevraagd en wat de stand van zaken daarvan is.Deze gegevens kunnen worden gebruikt om de drempel van toelaatbare de-minimis-steun te bepalen.
Het college kan voorschotten verlenen op subsidies. In de algemene beleidsregels wordt een nadere uitwerking gegeven over de wijze van bevoorschotting.
Artikel 4:57, derde lid, Awb maakt het mogelijk een terug te vorderen bedrag te verrekenen met de subsidieontvanger (in geval van dezelfde activiteiten voor een ander tijdvak).
Op grond van deze verordening wordt een aanvraag voor een waarderingssubsidie aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van de waarderingssubsidie. Deze worden in één keer betaald.
Het college is bevoegd toezichthouders aan te wijzen om toe te zien op de naleving van verplichtingen die krachtens de ASV zijn opgelegd aan de ontvangers van subsidie. Dit is bepaald in art. 4:59 van de Awb.
De bevoegdheden van deze toezichthouders staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Awb. Zo kunnen de toezichthouders binnentreden in de accommodatie van de subsidieontvangers en bijvoorbeeld inzage in de administratie eisen. In art. 4:59 lid 2 is aangegeven dat enkele van deze bevoegdheden niet van toepassing zijn omdat zij niet nodig zijn voor het goed uitoefenen van de toezichthoudende taak.
Om te voorkomen dat ten aanzien van alle artikelen om toepassing van de hardheidsclausule kan worden gevraagd, is de werking van deze clausule beperkt tot individuele gevallen.
Nog niet behandelde aanvragen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de ASV, worden afgehandeld overeenkomstig de deze ASV. Ten aanzien van aanvragen waarbij voor de datum van inwerkintreding van deze verordening, subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de verordening of regeling van toepassing op basis waarvan de subsidie is verleend.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.
Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Nieuwegein.