Organisatie | Waterschap Brabantse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW) 2013 - Deel 1 |
Citeertitel | Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel (SAW) 2013 - Deel 1 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 30-06-2013 | nieuwe regeling | 31-12-2008 Onbekend | 13IN001313 |
Deel 2 betreft de basisregelingen. De basisregelingen gelden als een waterschap geen vergelijkbare regeling of geen regeling van vergelijkbare strekking kent. Lokaal kan met overeenstemming van het GO of instemming (artikel 27 WOR) van de OR een vergelijk-bare regeling of regeling van vergelijkbare strekking gehandhaafd of overeengekomen worden.
De bepalingen van deel 1 SAW kunnen tevens van toepassing zijn op ambtenaren van wie de rechtstoestand dwingendrechtelijk bij of op grond van de wet is geregeld. In dat geval gelden de bepalingen van deel 1 SAW slechts aanvullend, te weten voor zover die rechtstoestand niet bij of op grond van de wet dwingendrechtelijk geregeld is.
Artikel 1.1.3 Voorschriften en instructies
Met inachtneming van het bepaalde in de SAW deel 1 kan het dagelijks bestuur, indien dit naar zijn oordeel nodig of wenselijk is:
Artikel 1.1.6 Belangenbehartiging
De ambtenaar heeft het recht zijn belangen rechtstreeks bij de (algemeen) directeur en bij het dagelijks bestuur voor te dragen.
Artikel 1.2.1 Begripsbepalingen en –omschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling en de bijlagen wordt verstaan onder:
bovenwettelijke uitkering: de aanspraken die de ambtenaar kan ontlenen aan hoofdstuk 9.2, te weten de aanvullende uitkering als omschreven in artikel 9.2.1 t/m artikel 9.2.12 van deze paragraaf en de aansluitende uitkering als omschreven in artikel 9.2.13 t/m artikel 9.2.26 van deze paragraaf, met uitzondering van de waterschapswerkloosheidsuitkering als bedoeld in artikel 9.2.8, lid 3;
salaris: het bruto bedrag per maand dat aan de ambtenaar is toegekend volgens een salarisschaal of, indien voor de functie een vast bedrag geldt, dit bedrag. Het bruto maandsalaris wordt tevens gebaseerd op het aantal arbeidsuren in de aanstelling. Ook andere afspraken kunnen de hoogte van het maandsalaris beïnvloeden;
2 Dienstverband en werkgelegenheid
De aanstelling geschiedt door het dagelijks bestuur, tenzij bij of krachtens wet of besluit van het algemeen bestuur anders is bepaald.
De vreemdeling zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling of een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV).
Artikel 2.1.3 Geneeskundig onderzoek bij aanstelling
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.1.2 is aanstelling alleen mogelijk na een geneeskundig onderzoek, gericht op de te vervullen functie, waaruit blijkt dat tegen het vervullen van de functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan. Het geneeskundig onderzoek wordt ingesteld door de geneeskundige(n), daartoe aangewezen door het dagelijks bestuur.
De uitslag van het in lid 2 bedoelde geneeskundig onderzoek wordt uiterlijk binnen veertien dagen ter kennis gebracht van belanghebbende. Indien gebleken is dat tegen het vervullen van de in lid 2 bedoelde functie uit medisch oogpunt bezwaren bestaan, kan belanghebbende binnen veertien dagen na ontvangst van deze kennisneming een verzoek om herkeuring indienen bij het dagelijks bestuur. De herkeuring vindt zo spoedig mogelijk plaats en geschiedt door een commissie van drie geneeskundigen bestaande uit:
Over de uitslag van de herkeuring wordt de belanghebbende schriftelijk geïnformeerd. De kosten verbonden aan de herkeuring komen ten laste van het waterschap. Indien echter de commissie of de meerderheid van de in deze commissie zitting hebbende geneeskundigen de medische bezwaren tegen belanghebbende voor het vervullen van de in lid 2 bedoelde functie gegrond acht, blijven de kosten van de geneeskundige bedoeld onder b ten laste van belanghebbende.
Artikel 2.1.5 Volledige aanstelling
Een volledige aanstelling is een aanstelling waarvan de arbeidsduur gemiddeld over een jaar
Artikel 2.1.6 Structureel aanpassen gemiddelde arbeidsduur van de aanstelling
Het dagelijks bestuur zal een verzoek van de ambtenaar om zijn gemiddelde arbeidsduur structureel te veranderen in beginsel honoreren, tenzij zwaarwegende bedrijf- of dienstbelangen zich daartegen verzetten.
Artikel 2.2.1 Voorwaarden en duur
Indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht kan plaatsvinden:
voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van een door de overheid getroffen regeling voor gesubsidieerde arbeid, die het karakter draagt door een tijdelijke tewerkstelling de opneming in het arbeidsproces te bevorderen van personen die behoren tot één of meer bepaalde groepen van werklozen, voor ten hoogste de termijn gedurende welke de regeling op de werknemer van toepassing is;
Artikel 2.2.3 Aanvullende voorwaarden
In afwijking van het gestelde in het eerste lid geldt dat ter zake van de beëindiging van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd, door werkgever dan wel door werknemer de volgende opzegtermijn in acht wordt genomen. De werkgever neemt een opzegtermijn in acht van tenminste twee maanden, indien de werknemer tenminste gedurende twee jaar onafgebroken werkzaam is geweest in de functie die eindigt. In alle andere gevallen neemt de werkgever een opzegtermijn van een maand in acht bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst die is aangegaan voor onbepaalde tijd. De opzegtermijn die de werknemer in acht dient te nemen, bedraagt de helft van de periode die door de werkgever als opzegtermijn gehanteerd dient te worden, met een minimum van één maand.
Artikel 2.2.4 Bijzondere opzegging
De arbeidsovereenkomst kan te allen tijde zonder opzeggingstermijn worden beëindigd, indien de werknemer niet langer voldoet aan het gestelde in artikel 2.1.2, lid 3,
Voor de arbeidscontractant waarmee een arbeidsovereenkomst is aangegaan op grond van artikel 2.2.1 onderdeel a, is in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan op grond van een dringende reden in de zin van artikel 678 Boek 7 titel 10, van het Burgerlijk Wetboek, paragraaf 9.2 (bovenwettelijke werkloosheidsregeling) bij overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.3.2 Re-integratiemaatregelen bij reorganisaties
Een organisatiewijziging als bedoeld in artikel 1.4 geschiedt, behoudens in individuele gevallen, naar een bepaald vooraf vastgesteld plan. Over dit plan wordt overleg gepleegd met de Commissie voor georganiseerd overleg als bedoeld in artikel 12.1. Indien deze commissie niet aanwezig is worden de organisaties van overheidspersoneel genodigd om over dit plan te overleggen.
Op basis van het in het vorige lid bedoelde plan kan een sociaal plan worden overeengekomen. In het sociaal plan worden afspraken gemaakt over de plaatsingsvolgorde en de toelagen en vergoedingen gedurende de in lid 3 genoemde herplaatsingtermijn. Daarnaast kunnen afspraken worden gemaakt over werkgelegenheid, werkzekerheid en uitbreiding van het in artikel 2.3.5 genoemde re-integratie-instrumentarium.
Binnen twee maanden na het vaststellen van boventalligheid stelt het dagelijks bestuur in overleg met de boventallig verklaarde ambtenaar een actieplan ‘van werk naar werk’ vast. Het dagelijks bestuur en de ambtenaar komen daarbij een wederzijdse inspanningsverplichting overeen om het maximale te doen om betrokkene naar ander werk te begeleiden. In dit actieplan wordt vastgelegd welke re-integratie-instrumenten gedurende de herplaatsingtermijn zullen worden ingezet.
Indien na afloop van de herplaatsingtermijn het actieplan voor de boventallige verklaarde ambtenaar niet heeft geleid tot het vinden van werk, komen partijen een vervolgplan overeen. In dit vervolgplan wordt vastgelegd of een wijziging van strategie nodig is, en welke instrumenten gedurende de WW- en bovenwettelijke WW-fase moeten worden ingezet om de re-integratie alsnog succesvol te laten verlopen.
Bij gelijke geschiktheid, of te maken geschiktheid, heeft de boventallige of de reeds ontslagen ambtenaar bij vacatures die na de reorganisatie binnen het waterschap ontstaan de voorkeur boven andere interne of externe kandidaten. Als er meerdere boventallige ambtenaren op de vacature solliciteren, heeft diegene die het langst boventallig is en een uitkering geniet, de voorkeur.
Artikel 2.3.4 Re-integratiemaatregelen bij ontslag wegens onverenigbaarheid karakters
In geval van ontslag op grond van artikel 8.1.8 SAW (onverenigbaarheid van karakters) kunnen het dagelijks bestuur en de betrokken ambtenaar maatwerkafspraken maken over de inzet van het re-integratie-instrumentarium uit artikel 2.3.5.
Artikel 2.3.5 Re-integratie-instrumentarium
Op grond van artikelen 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 kunnen afspraken worden gemaakt over het gebruik van re-integratie-instrumenten. In ieder geval zijn de volgende re-integratie-instrumenten beschikbaar:
Het uitgangspunt voor de bezoldiging is de functiewaardering. De wijze waarop de ambtenaar functioneert, bepaalt mee de bezoldiging (zie artikel 3.1.8). Ook kunnen in aanmerking worden genomen leeftijd en dienstjaren van de ambtenaar en andere omstandigheden, voor zover deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur, gelet op het dienstbelang en gelet op verhoudingen binnen de dienst, van betekenis zijn.
Het dagelijks bestuur stelt met behulp van de conversietabel uit bijlage V van de SAW de voor de functie geldende salarisschaal vast. Voor de ambtenaar die als gevolg van functiewaardering met FuWater uitkomt op een lagere inschaling, zal geen lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem vastgelegde salarisschaal gelden.
De gesprekscyclus om te komen tot een eindoordeel over het presteren van de ambtenaar bestaat in beginsel uit drie gesprekken per jaar tussen de leidinggevende en de ambtenaar. In deze gesprekken komen planning, voortgang en beoordeling aan de orde. Het moment van beoordeling kan, indien gewenst, samenvallen met het moment waarop planningsafspraken worden gemaakt.
Uiterlijk 31 maart van elk jaar worden er tussen leidinggevende en ambtenaar concrete planningsafspraken gemaakt over de te behalen resultaten en competentieontwikkeling in dat jaar. Afspraken over competenties zijn gebaseerd op een competentiewoorden-boek/systeem. Tevens komen de wensen, ambities en ontwikkelmogelijkheden (Persoonlijk Ontwikkelingsperspectief als bedoeld in artikel 11.2.1 SAW) van de ambtenaar aan de orde en hierover worden concrete afspraken gemaakt. De gemaakte afspraken worden schriftelijk vastgelegd.
Halverwege het jaar wordt de voortgang van de gemaakte planningsafspraken tussen leidinggevende en ambtenaar besproken en zo nodig bijgesteld. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan de wijze waarop de werkzaamheden worden verricht, de randvoorwaarden om de resultaten te bereiken, de arbeidsomstandigheden en de wijze van leidinggeven. Afspraken over nadere invulling, aanvulling of bijstelling worden schriftelijk vastgelegd.
Artikel 3.1.8 Verhoging van het salaris
4.De jaarlijkse eindoordeelscore van de ambtenaar bepaalt het percentage waarmee het salaris van de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt wordt verhoogd:
5.De salarisverhoging kan slechts worden toegekend tot het maximum van de salarisschaal.
Artikel 3.1.10 Niet te beoordelen
Het bepaalde in lid 1 geldt niet voor de ambtenaar die wegens ziekte of zwangerschap- en/of bevallingsverlof niet beoordeeld kan worden over een tijdvak van meer dan 6 maanden. In deze situaties krijgt de ambtenaar in beginsel een bij beoordeling C behorende salarisverhoging. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Artikel 3.1.12 Overgangsbepalingen individuele prestatietoeslag
De ambtenaar die op basis van een regeling persoonlijke toelage op 1 januari 2011 een toelage gebaseerd op goed functioneren boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal ontvangt, kan eenmalig kiezen voor behoud van de regeling van het waterschap, c.q. deze persoonlijke toelage of de individuele prestatietoeslag. Kiest hij voor het gegarandeerd krijgen van de waterschapsregeling dan is hij daarmee uitgesloten van de prestatietoeslag als bedoeld in artikel 3.1.11.
De ambtenaar die anders dan in lid 1 een gegarandeerd salaris(perspectief) boven het maximum van de voor hem geldende salarisschaal heeft, waarbij een goed functioneren criterium ten grondslag heeft gelegen aan de nu gegarandeerde toeslag, kan eenmalig kiezen voor behoud van de garantie of de individuele prestatietoeslag. Kiest hij voor behoud van de garantie dan is hij daarmee uitgesloten van de prestatietoeslag als bedoeld in artikel 3.1.11.
Artikel 3.1.14 Waarneming andere functie
Voor de ambtenaar van wie het salaris hoger is dan het maximum van schaal 9, bestaat pas aanspraak op deze vergoeding, indien de waarneming in een aaneengesloten tijdvak van zes weken tenminste twintig hele werkdagen heeft geduurd, in welk geval hem de vergoeding over de dagen waarop hij reeds waargenomen heeft alsnog wordt uitbetaald.
De ambtenaar die in opdracht van of namens het dagelijks bestuur een andere functie waarneemt, waarvoor andere werktijden zijn vastgesteld dan voor zijn functie gelden, ontvangt – zulks onverminderd het bepaalde in lid 1 – in zoverre op de waar te nemen functie het bepaalde in artikel 3.1.16 van toepassing is een vergoeding overeenkomstig de in dat artikel bedoelde regelen. Op de eerste twee dagen en op de eerste zaterdag en zondag van de waarneming ontvangt hij evenwel voor de uren die liggen buiten de voor zijn functie geldende werktijd, tenminste een bedrag gelijk aan de vergoeding als bedoeld in artikel 3.1.15 overwerk. Wordt achtereenvolgens en zonder onderbreking meer dan één functie als hier bedoeld waargenomen, dan geldt dit als één geval van waarneming.
De ambtenaar verricht overwerk als in opdracht van of namens het dagelijks bestuur werkzaamheden worden verricht gedurende meer dan een half uur vóór het begin of onmiddellijk na het einde van het voor de ambtenaar vastgestelde rooster. Indien de opgedragen werkzaamheden een regelmatig karakter hebben is er ook sprake van overwerk als er gedurende minder dan een half uur voor het begin of onmiddellijk na het einde van het voor de ambtenaar vastgestelde rooster wordt overgewerkt.
Het dagelijks bestuur bepaalt welke ambtenaren gelet op de aard en het niveau van hun functie aanspraak hebben op vergoeding voor overwerk. Het dagelijks bestuur is bevoegd aan de ambtenaar die op grond van het bovenstaande geen aanspraak heeft op vergoeding voor overwerk in bijzondere gevallen een door het dagelijks bestuur te bepalen vergoeding toe te kennen, indien en naarmate dit naar zijn oordeel, gelet op de aard of omvang van het overwerk en de onvermijdelijkheid daarvan, redelijk is te achten.
Indien het uitbetalen van overwerkuren volgens lid 1 er toe leidt dat de ambtenaar de rusttijden uit de Arbeidstijdenwet binnen een bepaalde termijn niet kan naleven, dan worden de gewerkte uren binnen deze termijn zodanig als vrij ingeroosterd dat de ambtenaar voldoet aan de wettelijke eisen van de Arbeidstijdenwet. Voor die ingeroosterde uren vervalt betaling volgens lid 3, een eventuele toeslag volgens lid 4 wordt uitbetaald.
Artikel 3.1.16 Onregelmatige dienst
De ambtenaar voor wiens functie als gevolg van toepassing van artikel 4.1.1 werktijden zijn vastgesteld of bij rooster wisselende werktijden zijn vastgesteld anders dan tussen 7.00 en 19.00 uur op maandag tot en met vrijdag, ontvangt daarvoor een vergoeding, conform artikel 3.1.17, tenzij uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van de bezoldiging daarmee rekening is gehouden.
Artikel 3.1.18 Vrijwillig stoppen met nachtarbeid
De ambtenaar die gebruik maakt van het recht omschreven in het eerste lid van dit artikel en die tenminste tien jaar direct voorafgaande aan het moment van beëindiging van nachtdiensten zonder wezenlijke onderbreking een toelage voor het verrichten van diensten gelegen tussen 22.00 en 07.00 uur heeft ontvangen, wordt een blijvende toelage toegekend. Het dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van dit lid nadere regels vast.
Artikel 3.1.19 Overgangstoelage onregelmatige dienst
Aan de ambtenaar van wie de bezoldiging, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 3.1.17, een blijvende verlaging ondergaat, die minstens 3% van de som van het salaris en de maandelijkse toelage bedraagt, wordt door het dagelijks bestuur een in drie jaar aflopende toelage toegekend van respectievelijk 75%, 50% en 25% van de oorspronkelijke toelage onregelmatige dienst, mits de toelage onregelmatige dienst, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering, gedurende tenminste twee jaar zonder wezenlijke onderbreking voor hem van toepassing is geweest.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt door het dagelijks bestuur aan de ambtenaar die de leeftijdsgrens als bedoeld in lid 2 heeft bereikt en wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in artikel 3.1.17 een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, mits de toelage onregelmatige dienst, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste tien jaren zonder wezenlijke onderbreking voor hem van toepassing is geweest
De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid, wanneer de ambtenaar de leeftijd als bedoeld in lid 2 heeft bereikt en, onmiddellijk vóór de aanvang van die toelage, gedurende tenminste tien jaar zonder wezenlijke onderbreking een toelage als bedoeld in artikel 3.1.17 voor hem van toepassing is geweest.
In de maand waarin de ambtenaar gedurende 25, 40 respectievelijk 50 jaar een functie bij de overheid heeft vervuld, ontvangt hij een gratificatie gelijk aan een bedrag, overeenkomende met de gehele bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief waarop hij in de maand van deze jubilea aanspraak heeft. De op grond van het vorenstaande berekende bedragen worden naar boven afgerond tot een volle euro.
De ambtenaar die volledig uittreedt om gebruik te maken van de regeling FPU, dan wel keuzepensioen ontvangt een ambtsjubileumgratificatie bedoeld in het eerste lid. Voorwaarde is dat hij, ware hij in dienst gebleven tot het bereiken van de volgens artikel 7.3 eerste lid van het pensioenreglement ABP voor het recht op ouderdomspensioenvereiste leeftijd hiervoor in aanmerking zou zijn gekomen.
Artikel 3.1.22 Uitkering na overlijden gewezen ambtenaar
Zo spoedig mogelijk na overlijden van de gewezen ambtenaar bedoeld in artikel 5.2.7 of 5.2.8 wordt in aanvulling op artikel 35 Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon zoals gedefinieerd in artikel 9.2.2, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen ambtenaar wordt in aanvulling op artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen ambtenaar die een aansluitende uitkering geniet, wordt in overeenkomstige toepassing van artikel 35 of artikel 36, eerste lid, Ziektewet een overlijdensuitkering toegekend, met dien verstande dat het bedrag van beide uitkeringen samen gelijk is aan 100% van het voor betrokkene geldende dagloon, berekend over een periode van 13 weken.
Op de uitkering als bedoeld in dit artikel wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nabestaanden van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een andere bepaling in een rechtspositieregeling van de waterschappen, dan wel krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering tegen ziekte, arbeidsongeschiktheid of onvrijwillige werkloosheid.
Indien de ambtenaar uit hoofde van zijn benoeming of verkiezing, als bedoeld in artikel 125c, tweede lid Ambtenarenwet, aanspraak heeft op een vaste vergoeding – niet zijnde een onkostenvergoeding – wordt op zijn bezoldiging over de tijd dat hij het op grond van artikel 125c, eerste lid Ambtenarenwet verleende verlof geniet, een inhouding toegepast. Deze inhouding gaat hetgeen hij geacht kan worden te ontvangen als vergoeding voor de met het verlof overeenkomende tijd niet te boven.
Artikel 3.2.3 Opbouw van het collectief pensioengevend deel van het IKB
Het collectief pensioengevend IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd:
Artikel 3.2.4 Opbouw van het collectief niet pensioengevende deel van het IKB
Het collectief niet pensioengevend IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd:
1.Met het percentage volgens onderstaande tabel van het voor de ambtenaar in die maand geldende salaris:
Artikel 3.2.5 Collectief niet pensioengevende netto betaling
Maandelijks wordt als tegemoetkoming arbeidsongeschiktheidsverzekering 0,2 procent van het voor de ambtenaar in die maand geldende salaris als eindheffingsloon (netto) uitbetaald.
De navolgende verkregen aanspraken van de ambtenaar worden voldaan door middel van opneming van het geldbedrag of de geldelijke waarde van die aanspraken respectievelijk het recht op uitbetaling daarvan in het IKB:
De ambtenaar kan zijn aanspraken uit het IKB inzetten voor de volgende doelen:
Verlof. De ambtenaar kan met het budget verlof kopen. In het IKB mag verlof gekocht worden, waarbij het verlofsaldo van de medewerker niet hoger mag worden dan 26 keer de arbeidsduur die in de aanstelling is vastgelegd. Met IKB gekocht verlof kent geen vervaltermijn. Eventuele aanpassingen van het salaris met terugwerkende kracht, leiden niet tot een herberekening van een eerder gekocht verlofuur. Op de verlofuren die de ambtenaar uit het budget koopt zijn de artikelen 4.2.2, 4.2.3 lid 5 en 4.2.10 SAW van toepassing.
Artikel 3.2.10 Financiële gevolgen
Bij de keuzen kunnen fiscale gevolgen, gevolgen in de zin van sociale verzekeringen en andere gevolgen, bijvoorbeeld voor de pensioenopbouw een rol spelen. De werkgever informeert de ambtenaar over mogelijke consequenties. De gevolgen van het maken van keuzen in het kader van het bepaalde in deze paragraaf zijn voor rekening van de ambtenaar. Indien achteraf blijkt dat door onjuiste informatie van de kant van de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is aangewend, worden de loonheffing die hierover verschuldigd is, alsmede de eventuele boetes, alsnog op de ambtenaar of in voorkomend geval, op de gewezen ambtenaar verhaald.
Artikel 3.2.11 Hardheidsclausule en bijzondere gevallen
In geval van bijzondere omstandigheden dan wel in geval een strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van het dagelijks bestuur in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid, kan door het dagelijks bestuur van deze regeling worden afgeweken. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het dagelijks bestuur.
Artikel 3.3.1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt onder wachtdienst verstaan: het buiten de voor de ambtenaar geldende werktijden in opdracht van de werkgever verplicht bereikbaar en beschikbaar zijn om zo nodig arbeid te verrichten. Voor het gedurende onbepaalde tijd periodiek verrichten van deze beschikbaarheiddiensten wordt de ambtenaar schriftelijk aangewezen. Indien deze diensten tenminste op gemiddeld zestig kalenderdagen in een periode van twaalf maanden zullen moeten worden verricht, moet dit uit een schriftelijke aanwijzing blijken.
Artikel 3.3.3 Arbeid tijdens wachtdienst
Indien een ambtenaar tijdens de wachtdienst en op grond daarvan werk verricht, wordt hem een vergoeding toegekend overeenkomstig artikel 3.1.15 SAW.
Indien naar aanleiding van het geneeskundig onderzoek de ambtenaar geen wachtdienst meer verricht of als buiten zijn eigen schuld of toedoen de wachtdienst, die een regelmatig karakter draagt en tenminste 24 maanden heeft geduurd, wordt beëindigd of blijvend sterk verminderd, is een afbouwregeling van kracht.
Artikel 3.3.6 Geen recht op afbouw van de toelage
De ambtenaar heeft geen recht op een afbouw van de toelage indien uitdrukkelijk is bepaald dat bij de vaststelling van zijn bezoldiging met de verplichting tot het verrichten van wachtdiensten rekening is gehouden.
Artikel 3.3.7 Overige bepaling
In bijzondere gevallen kan door het dagelijks bestuur een regeling worden getroffen die deze paragraaf aanvult of daarvan afwijkt.
Artikel 3.3.8 Overgangsbepaling voor personeel in dienst van het waterschap op 31 december 2007
De ambtenaar heeft gekozen voor de regeling van wachtdienst zoals deze luidt vanaf 1 januari 2008 of voor de wachtdienstregeling van de artikelen 3.3.1, 3.3.2, 3.3.5 en 3.3.6 SAW zoals deze luidden tot 31 december 2007, waarbij in artikel 3.3.6 lid 2 de verwijzing naar artikel 3.3.4 (afbouwperiode) gelezen dient te worden als een verwijzing naar de af-bouwperiode in het artikel 3.3.5 zoals deze luidt vanaf januari 2008.
In de aanstelling wordt de gemiddelde arbeidsduur over een jaar vastgelegd, waarbij een volledige aanstelling, een aanstelling is waarvan de arbeidsduur gemiddeld over een jaar berekend 36 uur per week bedraagt.
Artikel 4.1.2 Jaarlijkse keuze meerwerk
De tijdelijk verlengde arbeidsduur werkt door in de pensioenopbouw. Hiertoe wordt de deeltijdfactor verhoogd die aan het ABP wordt doorgegeven. De verhoogde deeltijdfactor wordt vastgesteld als het product van de deeltijdfactor en een verhogingsfactor. Deze verhogingsfactor is het quotiënt van het pensioengevend inkomen bij verlengde arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel gedeeld door het pensioengevend inkomen zonder de verlenging van de arbeidsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.
Indien de ambtenaar een kalendermaand aaneengesloten verhinderd is zijn functie te vervullen eindigt de maandelijkse vergoeding voor het geroosterde meerwerk met ingang van de eerste van de opvolgende kalendermaand. De vergoeding van het geroosterde meerwerk herleeft binnen het kalenderjaar op de eerste van de kalendermaand na volledige hervatting van de functie.
De ambtenaar die wenst te kiezen voor een langere arbeidsduur als bedoeld in dit artikel, dient hiertoe voor 1 november een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op organisatorische gronden, budget, formatie, begroting en/of het niet voorhanden zijn van voldoende werk en/of geld afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd.
Op de ambtenaar die bij aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft gebruik maakt van een regeling voor langdurig verlof of een aanvraag heeft ingediend om in dat kalenderjaar daarvan gebruik te maken, is dit artikel niet van toepassing. Ook voor de ambtenaar aan wie gedeeltelijk FPU–ontslag is verleend staat de keuze voor meerwerk in het kader van dit artikel niet open.
Artikel 4.1.3 Jaarlijkse keuze minderwerk
Indien de ambtenaar een kalendermaand aaneengesloten verhinderd is zijn functie te vervullen eindigt de maandelijkse vermindering van het salaris voor het geroosterde minderwerk met ingang van de eerste van de opvolgende kalendermaand. De vermindering voor het geroosterde minderwerk herleeft binnen het kalenderjaar op de eerst van de kalendermaand na volledige hervatting van de functie.
De ambtenaar die wenst te kiezen voor een kortere arbeidsduur dan zijn aanstellingsduur, dient hiertoe voor 1 november een schriftelijk verzoek in bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur kan het verzoek op grond van organisatorische gronden of formatie afwijzen. Een afwijzing van het verzoek gebeurt schriftelijk en gemotiveerd.
Artikel 4.2.2 Aanvragen verlof
De ambtenaar dient een verzoek om langdurig verlof voor meer dan één maand en minder dan drie maanden tenminste drie maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur in. Bij een langdurig verlof van drie maanden of langer moet de aanvraag tenminste zes maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij het dagelijks bestuur worden ingediend.
Het basisverlof wordt verleend, tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten. Is aan de ambtenaar om redenen van dienstbelang in enig kalenderjaar het basis-verlof niet of niet geheel verleend, dan wordt hem het nog niet genoten basisverlof zoveel mogelijk in het eerstvolgende, doch uiterlijk voor 1 juli van het volgende kalenderjaar verleend.
Artikel 4.2.5 Compensatie bij niet verlenen basisverlof wegens dienstbelang
Indien het belang van de dienst het onvermijdelijk maakt, dat het basisverlof of het aaneengesloten gedeelte daarvan wordt genoten buiten het in artikel 4.2.3, lid 3 SAW, genoemde tijdvak, kan door het dagelijks bestuur de duur van het basisverlof of het aaneengesloten deel daarvan met 1/3 worden verlengd. Dit verlof kent dezelfde vervaltermijn als het oorspronkelijke basisverlof.
Artikel 4.2.6 Intrekking verlof wegens dienstbelang
Verleend verlof kan worden ingetrokken, wanneer dringende redenen van dienstbelang dat noodzakelijk maken. Dit met uitzondering van de redenen genoemd in artikel 4.2.4 SAW. Indien ten gevolge van dit intrekken van verlof de ambtenaar op een bepaalde dag slechts gedeeltelijk verlof geniet, worden de uren van deze dag niet in aanmerking genomen bij de berekening van het aantal genoten verlofuren.
Het bepaalde in het voorafgaande lid geldt met dien verstande, dat de ambtenaar in enig kalenderjaar nimmer meer basisverlofuren kan opnemen dan twee maal het hem bij of krachtens artikel 4.2.1 SAW toekomende aantal uren, tenzij op een desbetreffend verzoek van de ambtenaar uitdrukkelijk anders is beslist.
Artikel 4.2.10 Ontslag en verlof
Voor verlofuren waarop de ambtenaar recht heeft, maar die met ingang van de dag van ontslag nog niet zijn verleend, wordt een vergoeding gegeven. Deze vergoeding bedraagt 1/156ste van het salaris per maand op ontslagdatum van de ambtenaar voor elk niet verleend verlofuur.
Artikel 4.2.11 Overgangsbepaling
Het basisverlof van het kalenderjaar 2012 vervalt 8 maanden na 31 december 2012, te weten op 1 september 2013, tenzij de ambtenaar niet in staat is geweest om dit verlof op te nemen. Het basisverlof van het kalenderjaar 2012 waarbij de ambtenaar niet in staat was het op te nemen, vervalt na verloop van 2 kalenderjaren na 31 december 2012.
Artikel 4.3.1 Verlof op feestdagen
Voor zover het dienstbelang niet anders vereist, wordt aan de ambtenaar op feestdagen conform artikel 1.2.1 verlof met behoud van bezoldiging verleend. De openbare dienst van het waterschap is deze dagen gesloten.
Artikel 4.3.2 Bijzonder verlof
Het dagelijks bestuur kan, indien daartoe naar zijn oordeel termen bestaan, aan een ambtenaar na diens aanvraag, al dan niet met behoud van het genot van gehele of gedeeltelijke bezoldiging en al dan niet onder bepaalde nadere voorwaarden, verlof verlenen om andere redenen dan die zijn genoemd in artikel 4.3.2. Verloven van langer dan een jaar worden in elk geval buiten genot van bezoldiging verleend, tenzij het verlof in het openbaar belang gegeven wordt.
Artikel 4.3.3 Verlof voor vakbondsactiviteiten
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het dagelijks bestuur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend aan de ambtenaar:
voor het bijwonen van algemene vergaderingen van verenigingen van ambtenaren of, voor zover het algemene verenigingen betreft die ook andere groepen van ambtenaren dan waterschapspersoneel organiseren, voor het bijwonen van algemene vergaderingen van een landelijke groep van waterschapspersoneel, indien de ambtenaar lid van het hoofdbestuur, bestuurslid van een landelijke groep of afgevaardigde van een afdeling is, met dien verstande dat van elke afdeling voor iedere vijftig leden of gedeelte daarvan aan ten hoogste twee afgevaardigden tot een maximum van tien afgevaardigden, verlof wordt verleend;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt door het dagelijks bestuur aan de ambtenaar buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
om, indien hij daartoe door een centrale van overheidspersoneel als bedoeld in het eerste lid onder a of door een daarbij aangesloten vereniging is aangewezen, bestuurlijke en/of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen die centrale of die daarbij aangesloten vereniging, onderscheidenlijk binnen het waterschapsapparaat, die ertoe strekken de doelstellingen van deze centrale van overheidspersoneel en/of de daarbij aangesloten vereniging te ondersteunen, alles samen voor ten hoogste 187,2 uren per kalenderjaar;
Tenzij de belangen van de dienst zich daartegen verzetten en indien de vereniging van ambtenaren als bedoeld in lid 1 onder b bij het betreffende waterschap een verzoek heeft ingediend om een ambtenaar aan te wijzen als vakbondsconsulent, wordt door het dagelijks bestuur buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend:
Elke vereniging van ambtenaren als bedoeld in lid 1 onder b kan in het waterschap één ambtenaar als vakbondsconsulent aanwijzen.
Het verlof als bedoeld in de leden 3, 4 en 5 samen kan voor de individuele ambtenaar niet meer bedragen dan ten hoogste 216 uren per kalenderjaar, echter met dien verstande dat ten hoogste 288 uren verlof kan worden verleend aan de ambtenaar die:
Voor de ambtenaar met een onvolledige werktijd kan het verlof bedoeld in de leden 3 en 4 samen ten hoogste een naar evenredigheid van de in dit lid genoemde aantallen uren bedragen.
Tenzij andere belangen van de dienst zich daartegen verzetten, wordt aan de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als lid van de commissie als bedoeld in artikel 12.1, lid 1, buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend voor het bijwonen van de vergadering van die commissie, alsmede voor één voorvergadering per uitgeschreven commissievergadering. Hetgeen ten aanzien van de voorvergadering is bepaald, geldt eveneens voor de ambtenaar die door de vereniging van ambtenaren waarvan hij lid is, is aangewezen als plaatsvervangend lid van de commissie bedoeld in artikel 12.1, lid 1.
4.4 Verlof in verband met Arbeid en Zorg
Artikel 4.4.1 Wet arbeid en zorg
Tenzij anders is bepaald in betreffende wet of Sectorale arbeidsvoorwaardenregelingen waterschapspersoneel, is de Wet arbeid en zorg, Stb. 2001, 567, van toepassing.
Artikel 4.4.2 Zwangerschap– en bevallingsverlof
Artikel 4.4.3 Uitkering bij zwangerschap en bevalling na ontslag
Indien de vrouwelijke ambtenaar geen tegemoetkoming krachtens de Wet arbeid en zorg ontvangt of de tegemoetkoming wordt verminderd of geheel of gedeeltelijk geweigerd en dit aan haar schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat zij de tegemoetkoming niet ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met het bedrag waarop zij recht zou hebben gehad bij het wel voldoen aan alle voorwaarden.
Artikel 4.4.4 Adoptie en pleegzorg
Indien de ambtenaar geen tegemoetkoming krachtens de Wet arbeid en zorg ontvangt of de tegemoetkoming wordt verminderd of geheel of gedeeltelijk geweigerd en dit aan zijn schuld of toedoen te wijten is, wordt voor de periode dat hij de tegemoetkoming niet ontvangt, voor de toepassing van dit artikel rekening gehouden met het bedrag waarop hij recht zou hebben gehad bij het wel voldoen aan alle voorwaarden.
Artikel 4.4.5 Calamiteiten– en kortdurend verlof
De ambtenaar heeft conform de Wet arbeid en zorg recht op verlof met behoud van zijn bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief ongeacht de omvang van zijn functie, wanneer hij zijn arbeid niet kan verrichten wegens:
het overlijden van echtgeno(o)t(e), ouders, pleegouders, stiefouders, schoonouders, kinderen, pleegkinderen, stief– en aangehuwde kinderen: 4 werkdagen; het overlijden van bloed– en aanverwanten in de tweede graad: 2 werkdagen, tenzij de ambtenaar is belast met de regeling der begrafenis of (en) nalatenschap, in welk geval verlof voor ten hoogste 4 werkdagen wordt verleend; het overlijden van overige bloed– en aanverwanten tot en met de derde graad voor ten hoogste 1 werkdag, tenzij de ambtenaar is belast met de regeling van de begrafenis of (en) nalatenschap, in welk geval verlof voor ten hoogste 4 werkdagen wordt verleend;
De ambtenaar heeft conform de Wet arbeid en zorg in een tijdvak van vier weken na de bevalling van de echtgenote, de geregistreerde partner, de persoon met wie hij ongehuwd samenwoont of degene van wie hij het kind erkent, recht op verlof met behoud van zijn bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief gedurende twee dagen waarop hij arbeid pleegt te verrichten. Het recht bestaat vanaf de eerste dag dat het kind feitelijk op hetzelfde adres als de moeder woont, ongeacht de omvang van zijn functie.
Bij mantelzorg kan de ambtenaar gebruik maken van de wettelijke mogelijkheden van kortdurend zorgverlof en/of langdurig onbetaald zorgverlof, voor zover de ambtenaar voldoet aan de wettelijke eisen voor het recht op deze verlofvormen. Voor het langdurig onbetaald zorgverlof kan de ambtenaar het gespaarde levenslooptegoed inzetten.
4.5 Levensloopregeling waterschapspersoneel
Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen en –omschrijvingen
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
Indien in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen een levenslooptegoed is opgebouwd dient de ambtenaar een verklaring te overleggen van de levensloopinstelling waar dat tegoed is opgebouwd waarin wordt aangegeven hoeveel kalenderjaren de ambtenaar heeft gespaard, en tot welke bedragen in die jaren een voorziening in geld ten behoeve van levensloopverlof is uitgekeerd en wat de omvang van het levenslooptegoed op 1 januari van het lopende kalenderjaar is.
Artikel 4.5.5 Procedures inleg
Voor de toepassing van het eerste lid mag een salarisvermindering buiten beschouwing blijven, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of een lager gekwalificeerde functie in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioendatum mits de omvang van het dienstverband in geval van het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet met meer dan 50% vermindert.
Artikel 4.5.6 Einde spaarperiode
De ambtenaar kan in het IKB de spaarperiode beëindigen uiterlijk met ingang van de dag van de eerst volgende salarisverwerking.
Een verzoek van de ambtenaar aan de werkgever om het levenslooptegoed dat is opgebouwd in een of meer inmiddels beëindigde dienstbetrekkingen buiten het waterschap geheel of gedeeltelijk over te boeken naar een op grond van deze regeling geopende levens-looprekening of afgesloten levensloopverzekering wordt gehonoreerd.
De ambtenaar dient een verzoek om verlof voor minder dan drie maanden tenminste drie maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij de werkgever in. Bij een verlof van drie maanden of langer moet de aanvraag tenminste zes maanden voor het beoogde tijdstip van ingang schriftelijk bij de werkgever worden ingediend.
5 Ziekte en Arbeidsongeschiktheid
5.1 Bedrijfsgeneeskundige begeleiding en re-integratie
Artikel 5.1.3 Consultatie geneeskundige
De ambtenaar heeft het recht om een deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1 rechtstreeks te consulteren ter zake van gezondheidsproblemen, die naar zijn mening met zijn arbeidssituatie kunnen samenhangen.
Artikel 5.1.4 Periodiek geneeskundig onderzoek
De ambtenaar die in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat dan wel voor een goede vervulling van zijn functie aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen, is verplicht zich aan een periodiek geneeskundig onderzoek te onderwerpen, indien zulks naar het oordeel van het dagelijks bestuur, na overleg met de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1, noodzakelijk is.
Artikel 5.1.6 Buitendienststelling
Indien bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 5.1.4 of artikel 5.1.5, blijkt van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar, dat naar het oordeel van de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1 de belangen van de ambtenaar, die van de dienst of die van bij de dienstuitoefening betrokken derden zich tegen voortzetting van zijn functie verzetten, dan wordt de ambtenaar door het dagelijks bestuur buiten dienst gesteld.
Een buitendienststelling, als bedoeld in het vorige lid, vindt niet plaats indien, naar het oordeel van de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1, lid 1, de lichamelijke of geestelijke toestand van de ambtenaar het wenselijk maakt dat hij tijdelijk met andere werkzaamheden wordt belast, indien en voor zover deze voorhanden zijn. In dat geval is artikel 5.2.3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5.1.7 Verplicht geneeskundig onderzoek
De ambtenaar is verplicht zich te onderwerpen aan een door of vanwege de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1 in te stellen geneeskundig onderzoek ter beantwoording van de vragen:
of de ambtenaar ten onrechte nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven stellen dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door de behandelende geneeskundige gegeven, met dien verstande dat te dezen voorschriften tot het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard zijn uitgezonderd;
Artikel 5.1.8 Maatregelen en voorziening
Indien daartoe naar het oordeel van de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1, lid 1 aanleiding bestaat, verzoekt het dagelijks bestuur het UWV de ambtenaar in aanmerking te brengen voor maatregelen of voorzieningen in het belang van het herstel van zijn gezondheid dan wel in het belang van het behoud, het herstel of de bevordering van zijn arbeidsgeschiktheid. Van dit verzoek wordt de ambtenaar schriftelijk in kennis gesteld.
Artikel 5.1.9 re-integratie–inspanning en passende arbeid
In geval voor de ambtenaar uit het eerste lid, door het UWV een mate van arbeidsongeschiktheid van tussen de 35% en 80% wordt vastgesteld, zullen de inspanningen van de werkgever uit het tweede lid, er op gericht zijn om passende arbeid aan te bieden waardoor de ambtenaar minimaal 50% van zijn restverdiencapaciteit benut.
Indien de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, zonder deugdelijke grond weigert de in het vorige lid bedoelde arbeid te verrichten, worden de inkomsten die hij uit deze arbeid zou hebben ontvangen indien hij deze arbeid wel zou hebben verricht, geheel in mindering gebracht op zijn bezoldiging, als bedoeld in artikel 5.2.1, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 5.2.1a.
Artikel 5.2.1 Bezoldiging bij ziekte
De ambtenaar geniet ook na afloop van de in het eerste lid, sub a genoemde periode van twaalf maanden tot aan het einde van zijn dienstverband de volle bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten.
Ten aanzien van de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn functie te vervullen, kan worden bepaald dat hij zijn functie slechts weer zal mogen vervullen indien het dagelijks bestuur, gelet op het advies van de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1 of van het UWV, daarvoor toestemming heeft verleend, onder bepaling van de mate waarin de hervatting kan geschieden. Deze toestemming is in ieder geval vereist indien de ambtenaar gedurende meer dan een jaar volledig verhinderd is geweest zijn functie te vervullen.
Artikel 5.2.2 Samenloop met andere inkomsten
Indien de ambtenaar gedurende de periode uit artikel 5.2.1, eerste of tweede lid, recht heeft op een ZW, WAO, IVA-, WGA–, WW–uitkering, of bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement, wordt het bedrag van de uitkering in mindering gebracht op het bedrag waarop hij ingevolge de in artikel 5.2.1, eerste en tweede lid bedoelde bezoldiging recht heeft.
Indien de ambtenaar gedurende de periode uit artikel 5.2.1a, tweede lid, recht heeft op verhoging van het inkomen en/of een werkloosheidsuitkering, wordt het bedrag van de verhoging en/of werkloosheidsuitkering, met uitzondering van periodieke verhogingen van het salaris en collectieve loonstijgingen, op de aanvulling uit artikel 5.2.1a, eerste lid, in mindering gebracht.
Indien de ambtenaar uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen recht heeft op een in het eerste of tweede lid genoemde uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van het eerste respectievelijk tweede lid, toegerekend aan de dienstbetrekkingen ter zake waarvan zijn bezoldiging wordt doorbetaald, naar evenredigheid van de bezoldigingen uit de desbetreffende dienstbetrekkingen.
Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar de in het eerste of tweede lid genoemde uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt deze uitkering voor het vaststellen van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, steeds geacht onverminderd te zijn genoten.
Artikel 5.2.3 Korting bezoldiging bij re-integratie
Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn functie, op grond van een aan het dagelijks bestuur door de deskundige als bedoeld in artikel 5.1.1. lid 1 of door het UWV uitgebracht advies, in het belang van zijn genezing of zijn re-integratie dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten in mindering gebracht op de bezoldiging, voor zover de inkomsten plus bezoldiging het niveau van de bezoldiging uit artikel 5.2.1, eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 5.2.1a overstijgen.
Artikel 5.2.4 Beperking aanspraak bezoldiging
Geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging bestaat:
indien de verhindering wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na de in artikel 2.1.3, tweede lid, bedoelde geneeskundige keuring en als dan blijkt dat de ambtenaar hierbij onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring dat tegen de vervulling van zijn functie uit medisch oogpunt geen bezwaren bestaan, ten onrechte is afgegeven, tenzij de ambtenaar aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
Artikel 5.2.5 Bijzondere omstandigheden bij ziekte
Voor zover het dagelijks bestuur van zijn in het eerste lid bedoelde bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, wordt de ingevolge artikel 5.2.4 niet uitbetaalde bezoldiging alsnog aan de ambtenaar uitbetaald wanneer de ambtenaar op grond van de second opinion die hij conform artikel 32, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (wet SUWI), heeft aangevraagd inzake het oordeel over de ongeschiktheid tot werken in het gelijk gesteld wordt.
Artikel 5.2.6 Bezoldiging bij ziekte ontstaan voor ontslag
Dit artikel vindt geen toepassing op degene die op of na het tijdstip van zijn ontslag in verband met de aanvaarding van een functie van tenminste een gelijke omvang als die waaruit hij is ontslagen, aanspraak kan maken op loon of bezoldiging dan wel op een uitkering krachtens de Ziektewet of een daarmee gelijk te stellen wettelijke regeling.
Artikel 5.2.8 Uitkering wegens ongeschiktheid door dienst
Aan de gewezen ambtenaar die recht heeft op een WAO–uitkering wordt – indien de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten – een aanvullende uitkering verleend.
De aanvullende uitkering genoemd in het eerste lid is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de aan de ambtenaar toegekende WAO–uitkering vermeerderd met een hem toegekend invaliditeitspensioen ingevolge het pensioenreglement aan te vullen tot een bepaald percentage van de bezoldiging die de ambtenaar heeft genoten in het jaar voorafgaand aan zijn ontslag. Dit percentage is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van:
Aan de gewezen ambtenaar die recht heeft op een WGA– of IVA–uitkering wordt – indien de arbeidsongeschiktheid in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten – een aanvullende uitkering verleend.
Indien de ambtenaar uit het eerste lid recht heeft op een IVA–uitkering, vult de aanvullende uitkering de IVA–uitkering plus bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement aan tot 90% van de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief, waarop de ambtenaar recht had op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 5.2.1.
Indien de ambtenaar uit het eerste lid recht heeft op een WGA–uitkering, vult de aanvullende uitkering de WGA–uitkering plus bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement aan:
Gedurende de loongerelateerde WGA–uitkering, in geval de restverdiencapaciteit volledig wordt benut, tot 90% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 5.2.1 en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief tijdens de loongerelateerde WGA–uitkering.
Gedurende de loongerelateerde WGA–uitkering, in geval de restverdiencapaciteit niet volledig wordt benut, tot 80% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 5.2.1 en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief tijdens de loongerelateerde WGA–uitkering.
Gedurende de WGA Loonaanvulling, tot 90% van het verschil tussen de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief op de dag voor de periode zoals aangegeven in artikel 5.2.1 en de bezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief die de ambtenaar zou kunnen verdienen tijdens de WGA Loonaanvulling, indien hij zijn restverdiencapaciteit volledig zou benutten.
Indien de betrokkene op het moment van overlijden recht heeft op een uitkering als bedoeld in het eerste of derde lid en zijn overlijden het rechtstreeks gevolg is van arbeidsongeschiktheid, bedoeld in het eerste of derde lid, wordt aan degenen die in verband met dit overlijden uit hoofde van dit dienstverband een nabestaandenpensioen genieten, een uitkering verleend ten bedrage van 18% van dit pensioen, zonder dat daarop de bepalingen inzake inbouw van AOW/AWW respectievelijk bepalingen inzake vermindering met de franchise zijn toegepast. De uitkering eindigt op de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de overledene de leeftijd van 65 jaar zou hebben bereikt dan wel – indien de weduwe of de weduwnaar aan wie een pensioen werd toegekend hertrouwt– met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die van het hertrouwen.
De gewezen ambtenaar aan wie een uitkering als bedoeld in het eerste of het derde lid is toegekend, is verplicht gedurende de termijn van de uitkering het dagelijks bestuur op de hoogte te stellen van wijzigingen in zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering, of zijn bovenwettelijke aanvulling op grond van het ABP pensioenreglement.
Artikel 5.2.9 Vergoeding bij ziekte in en door de dienst
In geval van ziekte die in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of nalatigheid is te wijten, worden hem vergoed de te zijnen laste blijvende, naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging.
Artikel 5.2.10 Berekeningsbasis bij bijzondere beloning
Voor de toepassing van het bepaalde in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk worden de vergoeding, bedoeld in artikel 3.1.19 de overgangstoelage onregelmatige dienst, alsmede de prestatiebeloning slechts geacht te behoren tot de bezoldiging tot een bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie kalendermaanden of in de dertien kalenderweken, voorafgaande aan de datum waarop de verhindering tot het vervullen van de functie is ontstaan, gemiddeld per maand of per week is toegekend aan die vergoeding of die beloning, al naar gelang de bezoldiging van de ambtenaar per maand of per week wordt uitbetaald. Voor zover de ambtenaar op even bedoelde datum minder dan drie kalendermaanden of dertien kalenderweken zijn functie heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand of per week is toegekend over het tijdvak waarin hij vóór het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.
6 Rechten, verplichtingen en gedragscodes
Artikel 6.1.1 Personeelsbeoordeling
Vanaf 2009 maken ambtenaar en leidinggevende jaarlijks concrete afspraken over de te behalen resultaten en de (te ontwikkelen) competenties. Hiertoe vindt er elk jaar minimaal een planningsgesprek, voortgangsgesprek en beoordelingsgesprek plaats tussen ambtenaar en leidinggevende. Alle gesprekken hebben een tweezijdig karakter; ambtenaar en leidinggevende leveren samen de input voor de te maken afspraken, de voortgang en de beoordeling. In beginsel zal gestreefd worden naar overeenstemming. Het planningsgesprek is de basis voor het beoordelingsgesprek. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de in het planningsgesprek overeengekomen resultaten en competenties. In 2011 beschikt ieder waterschap over een met de ondernemingsraad overeengekomen competentiewoordenboek
De ambtenaar heeft ieder jaar recht op een gesprek met zijn leidinggevende over opleiding, ontwikkeling, carrière en mobiliteit zoals bedoeld in artikel 11.2.1.
Artikel 6.1.3 Schadevergoeding
Aan de ambtenaar wordt de schade aan hem toebehorende kleding en uitrusting, geen motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, vergoed, die hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van de goederen.
Artikel 6.1.4 Toestemming gebruik eigen motorrijtuig
Het is de ambtenaar slechts toegestaan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bij de vervulling van zijn functie te gebruiken, indien en voor zover hem daartoe door of namens het dagelijks bestuur toestemming is verleend. Aan deze toestemming kunnen bepaalde voorwaarden worden verbonden.
Artikel 6.1.5 Schadevergoeding bijzondere omstandigheden
Het dagelijks bestuur kan bepalen in welke niet elders voorziene gevallen schadeloosstelling en vergoeding van kosten zullen worden verleend.
Artikel 6.1.6 Extra verlof en beloning
Wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke vervulling van de functie kan aan de ambtenaar extra verlof of een bijzondere beloning worden toegekend.
Artikel 6.1.7 Niet–naleving van bepalingen
Ter zake van niet–naleving van bepalingen die redelijkerwijs niet kunnen worden geacht de ambtenaar bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
Aan de vrouwelijke ambtenaar wordt gedurende ten hoogste een jaar na de geboorte van haar kind de gelegenheid gegeven borstvoeding te geven dan wel te kolven.
Artikel 6.2.2 Persoonlijk gebruik van goederen en diensten
Het is de ambtenaar verboden, behoudens toestemming verleend door of namens het dagelijks bestuur in bijzondere gevallen, ten eigen bate:
Indien de ambtenaar verhinderd is zijn functie te vervullen, is hij verplicht dit zo spoedig mogelijk met opgave van redenen mede te delen of te doen mededelen.
Artikel 6.2.5 Nevenwerkzaamheden
Het is de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten, waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
Het dagelijks bestuur regelt de openbaarmaking van de in het eerste lid bedoelde nevenwerkzaamheden van de secretaris-directeur en overige directeuren, alsmede van andere ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van de nevenwerkzaamheden noodzakelijk is.
Artikel 6.2.6 Melding financiële belangen
Voor ambtenaren aangesteld in een functie waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is, worden door het dagelijks bestuur voorschriften vastgesteld betreffende de melding van financiële belangen respectievelijk van het bezit van en transacties in effecten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met de functievervulling, kunnen raken.
Artikel 6.2.8 Plicht aanvaarden of verrichten (andere) werkzaamheden
De ambtenaar is verplicht een andere functie te aanvaarden voor de vervulling waarvan hij in het – nadat hij is gehoord – belang van de dienst is aangewezen, indien deze functie hem redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
Wanneer de ambtenaar meent dat in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden de in lid 2 bedoelde werkzaamheden redelijkerwijs niet van hem kunnen worden gevergd, geeft hij – onverminderd zijn verplichting om die werkzaamheden terstond aan te vangen – daarvan door tussenkomst van de (algemeen) directeur terstond kennis aan het dagelijks bestuur, dat zo spoedig mogelijk een beslissing ter zake neemt.
De ambtenaar kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgestotenen werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van het dagelijks bestuur zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare dienst van het waterschap noodzakelijk is.
Artikel 6.2.9 Oorlog en andere buitengewone omstandigheden
De ambtenaar is verplicht, indien hij daartoe door of namens het dagelijks bestuur wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die hij gewoonlijk verricht, mits die werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die het waterschap in die tijden heeft of zal krijgen dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren.
Artikel 6.2.12 Kleding en onderscheidingstekenen
Het is de ambtenaar verboden om bij gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens of in dienst uniformkledingstukken te dragen, een en ander voor zover die niet van waterschapswege zijn verstrekt of voorgeschreven of tot het dragen waarvan niet door het dagelijks bestuur vergunning is verleend. Dit verbod is niet van toepassing ten aanzien van ordetekenen tot het aannemen of dragen waarvan door het hoger bestuursorgaan verlof is verleend.
Artikel 6.2.14 Dienstwoning bij overlijden
Gedurende de maand waarin het overlijden van de ambtenaar plaatsvond en de daarop volgende drie maanden behouden de achterblijvende gezinsleden het gebruik der dienstwoning waarin zij met de ambtenaar woonden. Daarvan kan echter worden afgeweken als het dagelijks bestuur dat in het belang van de dienst noodzakelijk acht.
Artikel 6.2.15 Ontzegging toegang
Aan de ambtenaar kan door of namens het dagelijks bestuur de toegang tot de kantoren, werkplaatsen of andere arbeidsterreinen dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.
Artikel 6.2.16 Besmettelijke ziekte
De ambtenaar, die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte–oorzaken bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn functie niet vervullen en heeft geen toegang tot de dienstgebouwen, –lokalen en –terreinen voor zolang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte, of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht.
De ambtenaar, die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan het dagelijks bestuur. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege het dagelijks bestuur gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek.
Artikel 6.3.3 Het indienen van een klacht
Het indienen van een klacht kan zowel mondeling als schriftelijk gebeuren. Van de schriftelijk ingediende klacht krijgt de klager binnen een week een bericht van ontvangst. Van de mondeling ingediende klacht wordt direct proces–verbaal opgemaakt. De klager en de vertrouwenspersoon ondertekenen het proces–verbaal. De klager krijgt binnen een week nadat het proces–verbaal is opgemaakt een afschrift daarvan toegezonden.
Artikel 6.3.4 Klachtenprocedure bij de vertrouwenspersoon
Van het horen bedoeld in lid 1 stelt de vertrouwenspersoon een verslag op dat door klager, aangeklaagde en vertrouwenspersoon voor gezien wordt ondertekend. Weigert een gehoorde ondertekening, dan wordt daarvan, onder vermelding van redenen, door de vertrouwenspersoon op het verslag melding gemaakt. Klager en aangeklaagde ontvangen binnen een week na het horen een afschrift van het verslag van de vertrouwenspersoon.
De leidinggevende of de vertrouwenspersoon draagt er zorg voor dat het dagelijks bestuur direct op de hoogte wordt gesteld van een gemeld vermoeden van een misstand en van de datum waarop de melding ontvangen is. Indien de ambtenaar het vermoeden bij de vertrouwenspersoon heeft gemeld, brengt de vertrouwenspersoon tevens de leidinggevende van betrokkene op de hoogte. De ambtenaar kan de vertrouwenspersoon verzoeken zijn identiteit bij het dagelijks bestuur of de leidinggevende niet bekend te maken. De ambtenaar kan dit verzoek te allen tijde herroepen.
Het dagelijks bestuur zendt aan de ambtenaar die een vermoeden van een misstand heeft gemeld, een ontvangstbevestiging. De ontvangstbevestiging bevat het gemelde vermoeden van een misstand en het moment waarop de ambtenaar het vermoeden aan de leidinggevende of de vertrouwenspersoon heeft gemeld. Indien de ambtenaar verzocht heeft zijn identiteit niet bekend te maken aan het dagelijks bestuur, zendt het dagelijks bestuur een ontvangstbevestiging aan de vertrouwenspersoon.
Artikel 6.4.6 Rechtstreekse melding bij het Meldpunt
In het geval zwaarwegende belangen de toepassing van de interne procedure in de weg staan, kan de ambtenaar in afwijking van de artikelen 2, 3 en 5, eerste lid, het vermoeden van een misstand rechtstreeks melden bij het Meldpunt.
Artikel 6.4.7 Ontvangstbevestiging en onderzoek
Wanneer de inhoud van bepaalde door het dagelijks bestuur verstrekte informatie vanwege het vertrouwelijke karakter uitsluitend ter kennisneming van het Meldpunt dient te blijven, wordt dit aan het Meldpunt meegedeeld. Het Meldpunt beveiligt informatie met een vertrouwelijk karakter tegen kennisneming door onbevoegden.
Artikel 6.4.8 Niet ontvankelijkheid
Het Meldpunt adviseert het dagelijks bestuur gemotiveerd de melding niet ontvankelijk te verklaren indien:
Artikel 6.4.9 Inhoudelijk advies van het Meldpunt
Indien het gemelde vermoeden van een misstand ontvankelijk is, legt het Meldpunt binnen zes weken zijn bevindingen betreffende de melding van een vermoeden van een misstand neer in een advies aan het dagelijks bestuur. Het Meldpunt zendt een afschrift van het advies aan de ambtenaar met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de aan het meldpunt verstrekte informatie.
Het advies wordt in geanonimiseerde vorm en met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van aan het Meldpunt verstrekte informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen openbaar gemaakt op een wijze die het Meldpunt geëigend acht, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. Kosten van de openbaarmaking komen ten laste van het waterschap. Het advies wordt niet eerder openbaar gemaakt dan nadat het dagelijks bestuur zijn nadere standpunt aan de ambtenaar die het vermoeden van een misstand heeft gemeld, heeft meegedeeld.
De ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt dan wel bij herhaling aanleiding geeft tot toepassing te zijnen aanzien van maatregelen van inhouding, beslag of korting, als bedoeld in de tweede titel der Ambtenarenwet, kan deswege disciplinair worden gestraft.
Artikel 7.1.2 Disciplinaire straffen
De disciplinaire straffen die door het dagelijks bestuur kunnen worden toegepast zijn:
arbeid buiten de voor de functie van de ambtenaar vastgestelde werktijden zonder vergoeding of tegen een lagere dan de normale vergoeding voor ten hoogste zes uur met een maximum van drie uur per dag en met dien verstande dat deze arbeid niet kan worden opgelegd op zondag en op de voor de ambtenaar geldende kerkelijke feestdagen;
Bij het opleggen van een straf kan worden bepaald dat zij niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de betrokken ambtenaar zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn niet schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
De straf wordt niet eerder opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden ten overstaan van het gezag dat bevoegd is tot oplegging van de straf of ten overstaan van een door dat bevoegd gezag aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording door de ambtenaar geschiedt, indien deze niet schriftelijk plaatsvindt, ten overstaan van het dagelijks bestuur of ten overstaan van een door het dagelijks bestuur aangewezen vertegenwoordiger. De verantwoording vindt niet eerder dan zes maal 24 uur en niet later dan twaalf maal 24 uur plaats nadat aan de ambtenaar is kennisgegeven van het voornemen de straf op te leggen. Op verzoek van de ambtenaar kan van deze termijn worden afgeweken.
Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen 36 uur proces–verbaal opgemaakt, dat na voorlezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft en door de ambtenaar. Weigert de ambtenaar de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces–verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces–verbaal wordt de ambtenaar uitgereikt. Indien de ambtenaar zulks verlangt, worden hij en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden die op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben.
Indien een strafrechtelijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is of indien overwogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire straf, kan het nemen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is geworden.
Artikel 8.1.3 Ouderdomsontslag
Van het bepaalde in lid 1 kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Dit ter beoordeling van het bestuursorgaan dat bevoegd is het ontslag te verlenen. De ambtenaar moet hiermee instemmen. In deze gevallen wordt het dienstverband beëindigd door het verlenen van eervol ontslag met inachtneming van een opzeggingstermijn van één maand.
Op verzoek van de ambtenaar wordt het ouderdomsontslag vanaf de in artikel 7.4 van het pensioenreglement ABP genoemde leeftijd geheel of voor een gedeelte van de voor hem geldende werktijd verleend. De omvang van de overblijvende functie, c.q. werktijd bedraagt tenminste 10% van de oorspronkelijke aanstellingsduur.
Artikel 8.1.4 Ontslag bij reorganisatie
Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend wegens opheffing van zijn functie of wegens verandering in de inrichting van het dienstonderdeel waarbij hij werkzaam is of van andere dienstonderdelen dan wel wegens verminderde behoefte aan arbeidskrachten. Ontslag op grond van dit artikel wordt eervol verleend.
Indien het dagelijks bestuur, op basis van artikel 2.3.2, lid 8 besluit dat de herplaatsing-termijn wordt verlengd, kan het ontslag met inachtneming van het bepaalde in lid 4, op grond van één van de in het eerste lid genoemde gronden slechts plaatsvinden na afloop van de verlengde herplaatsingtermijn.
Artikel 8.1.5 Ontslag bij arbeidsongeschiktheid
Voor het bepalen van het tijdvak van 24 maanden als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt niet in aanmerking genomen afwezigheid van een vrouwelijke ambtenaar wegens door de zwangerschap of bevalling veroorzaakte ziekte in de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot aan het einde van het bevallingsverlof.
Artikel 8.1.6 Ontslag bij onbekwaamheid en ongeschiktheid
In geval van ontslag op grond van dit artikel heeft betrokkene, indien er recht bestaat op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, aanspraak op een aanvullende uitkering als bedoeld in paragraaf 9.2. In uitzonderlijke gevallen, gelegen binnen de werksfeer, kan besloten worden tot het verlenen van een aansluitende uitkering als bedoeld in paragraaf 9.2.
Artikel 8.1.8 Onverenigbaarheid van karakters
In geval van ontslag op grond van dit artikel treft het algemeen bestuur, op voordracht van het dagelijks bestuur, een regeling waarbij de gewezen ambtenaar een uitkering wordt verzekerd welke naar het oordeel van het algemeen bestuur, met het oog op de omstandigheden, redelijk is te achten. Deze uitkering zal niet minder mogen bedragen dan die welke hij krachtens paragraaf 9.2 zou hebben genoten indien dit op hem van toepassing zou zijn geweest. Indien geen recht bestaat op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet is artikel 9.2.8, lid 3 van overeenkomstige toepassing. Indien een uitkering krachtens de werkloosheidswet gedeeltelijk wordt geweigerd is artikel 9.2.8, lid 2 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.1.9 Ontslag na functie in publiekrechtelijk college
Aan de ambtenaar die in verband met de aanvaarding van een functie in een publiekrechtelijk college, waarin hij was benoemd of verkozen, tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt, wordt, indien hij ophoudt zodanige functie te bekleden en hij naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in actieve dienst kan worden hersteld, eervol ontslag verleend.
Artikel 8.1.10 Ontslag bij FPU
Aan de ambtenaar die ontslag vraagt met het oog op een uitkering op grond van FPU wordt ontslag verleend, indien het bestuur van de Stichting fonds vrijwillig vervroegd uittreden overheidspersoneel alsmede het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP op grond van een desbetreffende aanvraag hebben vastgesteld dat na dat te verlenen ontslag recht bestaat op een uitkering. Het ontslag gaat niet eerder in dan met ingang van de dag waarop het recht op evengenoemde uitkering ontstaat.
Op verzoek van de ambtenaar wordt het in het eerste lid genoemde ontslag ook voor een gedeelte van de voor hem geldende werktijd verleend, tenzij de omvang van de overblijvende functie zodanig beperkt is dat de belangen van de dienst zich hiertegen verzetten. De overblijvende werktijd bedraagt tenminste 10% van de omvang van de dienstverhouding. Ontslag voor een gedeelte uit een dienstverhouding waaruit reeds eerder gedeeltelijk ontslag met het oog op de in het eerste lid bedoelde uitkering heeft plaatsgevonden bedraagt tenminste 10% van de oorspronkelijke functieomvang.
Artikel 8.1.13 Ontslagbescherming
Opzegging of ontslag als bedoeld in dit hoofdstuk kan niet geschieden wegens het feit dat de ambtenaar geplaatst is op de kandidatenlijst van de Ondernemingsraad, lid is van de Ondernemingsraad of van een commissie van de Ondernemingsraad of korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de Ondernemingsraad of van een commissie van de Ondernemingsraad.
Opzegging of ontslag als bedoeld in dit hoofdstuk kan niet plaatsvinden wegens het feit dat de ambtenaar door een centrale als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Overleg-regeling of door een daarbij aangesloten vereniging, is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn centrale of een daarbij aangesloten vereniging, dan wel binnen de organisatie van de werkgever, die er toe strekken de doelstellingen van zijn centrale van overheidspersoneel en de daarbij aangesloten verenigingen te ondersteunen.
Artikel 8.2.2 Schorsing en bezoldiging
Tijdens de schorsing ingevolge artikel 8.2.1, lid 1 onder b of c, kan de bezoldiging voor een derde gedeelte worden ingehouden; na verloop van een termijn van zes weken kan een verdere vermindering van het uit te keren bedrag, ook tot het volle bedrag van de bezoldiging, plaatsvinden, behoudens het bepaalde in lid 3.
Tijdens de schorsing ingevolge 8.2.1, lid 1 onder a, kan tot de in de strafaanzegging of –oplegging genoemde datum van ingang van het ontslag de bezoldiging geheel of gedeeltelijk worden ingehouden, behoudens het bepaalde in lid 3. Met ingang van de datum van het ontslag wordt de uitkering van de bezoldiging geheel gestaakt.
9 Aanspraken tijdens herplaatsingtermijn en werkloosheid
9.1 Aanspraken tijdens herplaatsingtermijn
Artikel 9.1.1 Inkomen tijdens herplaatsingtermijn
Gedurende de herplaatsingtermijn, zoals vastgelegd in artikel 2.3.2, lid 3 en lid 8 heeft de boventallig verklaarde ambtenaar recht op zijn salaris en het IKB-collectief.
Artikel 9.1.2 Toelagen en vergoedingen tijdens herplaatsingtermijn
Het dagelijks bestuur en de organisaties van overheidspersoneel maken in een sociaal plan, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, afspraken over toelagen en vergoedingen van de boventallig verklaarde ambtenaar gedurende de herplaatsingtermijn. Dit voor zover de SAW niet voorziet in een afbouw.
Artikel 9.1.4 Re-integratiepremie herplaatsingtermijn
De boventallig verklaarde ambtenaar die gedurende de herplaatsingtermijn een functie vindt, ontvangt een re-integratiepremie van één maandsalaris.
Artikel 9.1.5 Salarisgarantie en perspectief
Bij aanvaarding van een passende lagere functie, binnen de eigen organisatie of binnen de sector waterschappen, wordt het salaris aangevuld tot het niveau van het oude salaris op het moment van boventalligheid. Indien de boventallig verklaarde ambtenaar nog niet ingeschaald was op het maximum van de betreffende schaal, behoudt hij het recht op doorgroei op basis van de regeling gesprekscyclus (bijlage VII).
Bij aanvaarding van een functie tegen een lager salaris buiten de sector waterschappen, wordt het salaris aangevuld tot het niveau van het oude salaris op het moment van boventalligheid, gedurende de uitkeringsduur waarop de boventallig verklaarde ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij geen andere functie had gevonden.
9.2 Bovenwettelijke regeling bij werkloosheid
Artikel 9.2.1 Voorwaarden voor recht op aanvullende uitkering
Recht op een aanvullende uitkering heeft de gewezen ambtenaar die recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet en is ontslagen op grond van:
Artikel 9.2.2 Hoogte van de aanvullende uitkering: berekeningsgrondslag
De berekeningsgrondslag voor de aanvullende uitkering is het dagloon op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de gewezen ambtenaar recht op aanvullende uitkering wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de functie waaraan het recht op aanvullende uitkering wordt ontleend.
Artikel 9.2.3 Hoogte van de aanvullende uitkering: indexering
De berekeningsgrondslag van de aanvullende uitkering wordt telkens aangepast aan de indexering van de WW.
Artikel 9.2.5 Beëindiging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de gehele of gedeeltelijke beëindiging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 9.2.6 Herleving van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de herleving van het recht op uitkering vastgelegd in de Werkloosheidswet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 9.2.7 Verlenging van het recht op uitkering
De bepalingen betreffende de verlenging van het recht op uitkering vastgelegd in de Werk-loosheidwet zijn van toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 9.2.8 Verplichtingen en sancties
Indien een gewezen ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet als sanctie gedeeltelijk weigert, kent het dagelijks bestuur een aanvulling op de aanvullende uitkering toe zodanig dat de uitkering krachtens de Werkloosheidswet en de aanvullende uitkering samen een bedrag vormen dat overeenkomt met het bedrag waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen.
Indien een gewezen ambtenaar ontslagen wordt op grond van artikel 8.1.4, nadat hij heeft aangegeven voor dit ontslag in aanmerking te willen komen en de uitvoeringsinstelling als gevolg hiervan de uitkering krachtens de Werkloosheidswet geheel weigert, kent het dagelijks bestuur een waterschapswerkloosheidsuitkering toe, waarvan de hoogte en de duur overeenkomen met de uitkering krachtens de Werkloosheidswet waarop de gewezen ambtenaar recht zou hebben gehad indien hij niet te kennen zou hebben gegeven voor ontslag in aanmerking te willen komen. Deze waterschapswerkloosheidsuitkering wordt, indien aan de voorwaarden van artikel 9.2.1 wordt voldaan, aangevuld met een aanvullende uitkering. Op deze waterschapswerkloosheidsuitkering zijn de bepalingen van de Werkloosheidswet van toepassing. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt de waterschapswerkloosheidsuitkering gelijkgesteld aan een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten zoals beschreven in artikel 75 tot en met 78 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvullende uitkering.
Artikel 9.2.11 Aanvulling op ziekengeld
De gewezen ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is om arbeid te verrichten en dientengevolge een uitkering krachtens de Ziektewet ontvangt (ziekengeld), heeft, indien hij recht zou hebben op een aanvullende uitkering in de zin van artikel 9.2.1 van deze paragraaf als hij niet ziek was geweest, recht op aanvulling van dat ziekengeld.
Artikel 9.2.13 Aansluitende uitkering: diensttijd
Onder diensttijd bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan de tijd doorgebracht in de functie waaruit ontslag is verleend, indien aan die tijd op grond van de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP (Stc. 1997, 164) het ambtenaarschap in de zin van even genoemde regeling niet is verbonden.
Artikel 9.2.16 Hoogte van de aansluitende uitkering: berekeningsgrondslag
Artikel 9.2.2 is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 9.2.17 Hoogte van de aansluitende uitkering: indexering
Artikel 9.2.3 is van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 9.2.18 Hoogte van de uitkering: bedrag
De aansluitende uitkering bedraagt 70% van de berekeningsgrondslag.
Artikel 9.2.19 Beëindiging van het recht op aansluitende uitkering
Het in het eerste lid gestelde geldt niet in geval het recht op uitkering krachtens artikel 20, lid 1 onderdeel e van de Werkloosheidswet zou worden beëindigd wegens het verstrijken van de uitkeringsduur. In dat geval eindigt het recht op uitkering na het verstrijken van de uitkeringsduur van de aansluitende uitkering berekend overeenkomstig artikel 9.2.16.
Artikel 9.2.20 Nawerking Ziektewet
Indien op grond van artikel 46 van de Ziektewet na aanvang van de aansluitende uitkering recht ontstaat op een uitkering krachtens de Ziektewet, wordt deze uitkering krachtens de Ziektewet in mindering gebracht op de aansluitende uitkering.
Artikel 9.2.22 Pensioenpremie bij reorganisatieontslag
De gewezen ambtenaar die op grond van artikel 8.1.4 SAW (reorganisatie) is ontslagen, heeft recht op vergoeding van het werkgeversdeel van de pensioenpremie op basis van de doorsneepremie, voor de pensioenopbouw van 50% tot 100% bij het ABP, gedurende de WW-fase en aansluitende uitkering.
Artikel 20 en 35 van de Werkloosheidswet zijn van overeenkomstige toepassing op de aansluitende uitkering.
De bepalingen met betrekking tot opleiding, scholing en onbeloonde activiteiten, vastgelegd in de Werkloosheidswet, zijn van toepassing op de aansluitende uitkering.
Artikel 9.2.26 Re-integratiepremie
De gewezen ambtenaar die tijdens de WW-fase of aansluitende uitkering een baan vindt ontvangt een re-integratiepremie van één maand uitkering.
De bovenwettelijke regeling als bedoeld in deze paragraaf wordt ook toegepast op de gewezen ambtenaar die in het buitenland woont en werkte in de sector waterschappen in Nederland. Hij heeft recht op een aanvullende uitkering, die de buitenlandse wettelijke werkloosheidsuitkering aanvult tot de in de SAW genoemde niveaus, en op een aansluitende uitkering na afloop van deze buitenlandse werkloosheidsuitkering.
Artikel 9.2.28 Overgangsregeling duur aansluitende uitkering
De gewezen ambtenaar die op het tijdstip van ontslag de leeftijd van 58,5 jaar of ouder heeft bereikt en een aaneengesloten diensttijd van tenminste twintig jaren heeft, heeft recht op een aansluitende uitkering tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Indien wettelijke wijzigingen leiden tot een neerwaartse wijziging in de hoogte en de duur van de uitkering zal in het LAWA worden overlegd over de wijze waarop deze wijziging invloed heeft op de bovenwettelijke aanspraken. Indien dit overleg zes maanden na publicatie in het Staatsblad van de wetswijziging niet tot overeenstemming heeft geleid zullen de wettelijke wijzigingen integraal gelden voor het wettelijke en bovenwettelijke deel van de uitkering.
Artikel 10.3.1 Recht op tegemoetkoming in verhuiskosten
Aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar wordt een tegemoetkoming verleend ter zake van uitgaven, gedaan in verband met een verhuizing zoals bedoeld in artikel 6.2.17 of ter zake van terugkeer naar de oude woonomgeving.
Artikel 10.3.2 Aanspraken op tegemoetkoming in verhuiskosten
De ambtenaar, die in verband met een verplaatsing of indiensttreding in opdracht van het dagelijks bestuur is verhuisd en een woning buiten het woongebied heeft betrokken, wordt een tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend, indien het dagelijks bestuur vooraf heeft vastgesteld dat met de verhuizing aan de opdracht om naar de nabijheid van het woongebied te verhuizen wordt voldaan.
De ambtenaar, die in verband met een indiensttreding is verhuisd en aan wie binnen twee jaar na de verhuizing ontslag op verzoek wordt verleend of die ten gevolge van aan hem te wijten feiten of omstandigheden binnen twee jaren na de verhuizing wordt ontslagen, dient de aan hem toegekende tegemoetkoming in verhuiskosten terug te betalen.
Artikel 10.3.3 Verhuizing dienstwoning
Indien het verlaten van een dienstwoning samenhangt met een ontslag op verzoek anders dan een ontslag op verzoek met recht op gebruikmaking van de regeling FPU, of met een ontslag als gevolg van aan de ambtenaar of de gewezen ambtenaar te wijten feiten of omstandigheden en het ontslag niet ingaat binnen twee jaar nadat de dienstwoning is betrokken, kan een gedeeltelijke tegemoetkoming in verhuiskosten worden verleend.
Artikel 10.3.4 Overige voorwaarden voor toekenning
Een tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend, indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar in een periode van minder dan tien jaar voorafgaande aan het beëindigen van het dienstverband is verhuisd ten gevolge van een verplaatsing en het dagelijks bestuur een verhuizing van het gezin naar de oude woonomgeving noodzakelijk acht. Het dagelijks bestuur wint daarbij een bedrijfsmaatschappelijk advies in.
Artikel 10.3.5 Geen tegemoetkoming
Geen tegemoetkoming in verhuiskosten ingevolge de artikelen 10.3.2 en 10.3.4 wordt verleend, indien de verhuizing niet heeft plaatsgevonden binnen twee jaar nadat de verplichting tot verhuizen is opgelegd dan wel na de datum van het ontslag, het overlijden of de verplaatsing.
Artikel 10.3.6 De hoogte van de tegemoetkoming in verhuiskosten
Het in lid 1, onder c, bedoelde bedrag is in geval van verplaatsing of indiensttreding gelijk aan 12 procent van de jaarbezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief van de ambtenaar of de gewezen ambtenaar op de dag waarop de nieuwe woning kan worden betrokken, met dien verstande, dat het bedrag niet meer bedraagt dan het in artikel 8 van de Verplaatsingskostenregeling 1989 door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde maximum.
Indien het betreft een verhuizing van een gezin, waarin de echtgenoten of levenspartners beiden de ambtenaar of de gewezen ambtenaar zijn in de zin van deze regeling en afzonderlijk de opdracht hebben om te verhuizen of zijn verplaatst, wordt de tegemoetkoming berekend over de gezamenlijke jaarbezoldiging vermeerderd met het IKB-collectief.
Voor de ambtenaar of de gewezen ambtenaar als bedoeld in artikel 10.3.2, die geen eigen huishouding voert, bedraagt de tegemoetkoming als bedoeld in lid 1, sub c, de helft van de tegemoetkoming die op grond van dit artikel zou zijn toegekend. Onder eigen huishouding voeren wordt verstaan het zelfstandig bewonen van een woonruimte, voorzien van eigen meubilair en stoffering.
Artikel 10.3.7 De tegemoetkoming in reis– en pensionkosten
De ambtenaar of de gewezen ambtenaar die opdracht van het dagelijks bestuur heeft gekregen naar het woongebied te verhuizen en daarin, ondanks alle pogingen daartoe niet slaagt, heeft aanspraak op een vergoeding in verband met de kosten voor het dagelijks reizen tussen de woning en de standplaats, zolang hij bij de verhuizing in aanmerking zou kunnen komen voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten, en de te reizen afstand in de door het dagelijks bestuur, op basis van paragraaf 10.1 vastgestelde regeling woon-werkverkeer, een aanspraak geeft op een vergoeding.
Een ambtenaar of en gewezen ambtenaar als bedoeld in het eerste lid, die naar het oordeel van het dagelijks bestuur, niet dagelijks heen en weer kan reizen, heeft, tenzij van waterschapswege al dan niet tegen betaling in huisvesting wordt voorzien, aanspraak op een tegemoetkoming in de pensionkosten voor verblijf in een pension in het woongebied. Daarnaast heeft de ambtenaar of de gewezen ambtenaar aanspraak op een tegemoetkoming voor ten hoogste eenmaal per week in de reiskosten voor gezinsbezoek dan wel voor reiskosten naar de plaats waar hij nog woonachtig is. Indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar er niet in slaagt om een pension in het woongebied te betrekken en hij zich naar het oordeel van het dagelijks bestuur daartoe voldoende inspanningen heeft getroost, heeft hij tevens aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het dagelijks reizen tussen het pension nabij het woongebied en de standplaats.
Indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar als bedoeld in het eerste en tweede lid naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet alles wat redelijkerwijs van hem mag worden verwacht, heeft gedaan om zo spoedig mogelijk te verhuizen, komt hij niet langer in aanmerking voor de tegemoetkoming als bedoeld in het eerste en tweede lid.
De ambtenaar of de gewezen ambtenaar die een functie voor betrekkelijk korte duur bekleedt of voor betrekkelijk korte duur elders is geplaatst en als gevolg daarvan niet behoeft te verhuizen, kan in afwijking van paragraaf 10.1 een tegemoetkoming in de reiskosten als bedoeld in het eerste lid worden verleend dan wel een tegemoetkoming overeenkomstig het tweede lid, indien de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet dagelijks heen en weer kan reizen.
De ambtenaar of de gewezen ambtenaar die, in verband met een verplaatsing, opdracht van het dagelijks bestuur heeft gekregen om naar het toekomstige woongebied te verhuizen en die voor de datum van verplaatsing verhuist, heeft tot een maximumtermijn van drie maanden aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten voor het reizen tussen de nieuwe woning en de standplaats als bedoeld in het eerste lid dan wel op de tegemoetkoming als bedoeld in het tweede lid.
11.2 Studiefaciliteitenregeling
Artikel 11.2.1 Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief
De ambtenaar heeft ieder jaar, in aanvulling op de ontwikkelingsafspraken uit de reguliere gesprekscyclus, recht op een gesprek met de leidinggevende over opleiding, ontwikkeling, carrière en mobiliteit. Het gesprek en de afspraken, het Persoonlijk OntwikkelingsPerspectief (POP) worden vastgelegd in het personeelsdossier. Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van de ambtenaar kan indien gewenst een loopbaan- of employabilityscan zoals bedoeld in artikel 11.2.2 deel uit maken van het POP.
Artikel 11.2.4 Vergoeding en verlof bij verplichte opleiding
Indien uit de gesprekken van de gesprekscyclus of het POP-gesprek volgt dat de ambtenaar verplicht is een opleiding te volgen, waarmee direct of indirect het belang van een goede uitoefening van de huidige of toekomstige functie wordt gediend, worden de opleiding en de daaraan verbonden kosten volledig door het waterschap vergoed.
11.3 Loopbaanfaciliteitenregeling
Artikel 11.3.2 Het loopbaangesprek
Het loopbaangesprek heeft tot doel de competenties van de ambtenaar verder te ontwikkelen en in te zetten waar dat in verband met de bedrijfsvoering en de loopbaanontwikkeling van de ambtenaar belangrijk is. Het loopbaangesprek is gericht op het bevorderen van de mobiliteit van de ambtenaar. Daarnaast is het loopbaangesprek bedoeld om meer beweeglijkheid in organisatie te krijgen waardoor de flexibiliteit wordt vergroot.
Artikel 12.2 A&O-fonds Waterschappen
De stichting heeft ten doel het initiëren, stimuleren en bevorderen van (vernieuwende) activiteiten in de sector Waterschappen op het gebied van arbeidsmarkt en HRM-beleid en het uitvoeren van andere activiteiten op verzoek van het LAWA die rechtstreeks verband houden met de SAW, de werkgelegenheid en van een adequate scholing en opleiding voor de sector waterschappen.
Het A&O-fonds Waterschappen wordt gefinancierd door middel van een bijdrage van 0,12% van de loonsom per jaar van de waterschappen en van de aan de waterschappen gelieerde organisaties die de SAW volgen. Onder loonsom wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: Loon voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen (kolom 14 van de modelloonstaat van de Belastingdienst).
Bijlage II Vervangend artikel 12.1
(voor waterschappen zonder GO.)
Met de organisaties, waarbij de ambtenaren zijn aangesloten, vindt overleg plaats over de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, voor zover daarin niet wordt voorzien door het centraal arbeidsvoorwaardenoverleg in het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.
Het overleg wordt gevoerd door aan een organisatie een ontwerp van het voorgenomen besluit met toelichting toe te zenden, met het verzoek binnen een daarbij te stellen termijn, die niet korter dan veertien dagen zal zijn, het dagelijks bestuur schriftelijk haar gevoelen kenbaar te maken. Indien de organisatie dit verlangt, wordt zij tot mondelinge toelichting toegelaten.
Mocht een der deelnemers aan dit overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers aan het overleg zal hebben, dan kan een beroep worden gedaan op de Advies– en Arbitragecommissie voor de lagere overheden. De voorzitter van de Advies– en Arbitragecommissie bepaalt als dan de procedure.
Indien deze hoorbepaling wordt opgenomen, zullen nog de volgende wijzigingen in de SAW als volgt moeten worden gelezen:
in artikel 6.2.8, lid 5 en artikel 2.3.2 lid 1 van de SAW zullen de woorden ‘in de commissie volgens 12.1’ moeten worden gelezen als ‘met de organisaties’.
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 1.2 Het opmaken van nieuwe functiebeschrijvingen
Artikel 1.3 Waarderen en conversie
Artikel 1.4 Schriftelijke mededeling
Het dagelijks bestuur deelt tegelijkertijd schriftelijk aan de ambtenaar het volgende mede:
Paragraaf 2 Specifieke functiebeschrijvingen
Artikel 2.1 Procedure specifiek functiebeschrijven
De functiebeschrijving wordt ter beschikking gesteld aan de ambtenaar die de betreffende functie vervult. De ambtenaar kan zijn opmerkingen over de functiebeschrijving schriftelijk, of indien hij dit wenst mondeling, kenbaar maken. De opmerkingen worden schriftelijk vastgelegd. De ambtenaar ontvangt hiervan een kopie. De opmerkingen van de ambtenaar maken onderdeel uit van het dossier.
Paragraaf 3 Generieke functiebeschrijvingen
Artikel 3.1 Procedure generiek functie beschrijven
De commissie zal de functie in de volle omvang bezien. Zij zal zich niet beperken tot het gezichtspunt waartegen bezwaar is ingediend. Indien wordt overwogen de waardering voor een niet bestreden gezichtspunt te verlagen, stelt zij in elk geval de indiener van het bezwaarschrift en het bestuursorgaan in de gelegenheid hierover hun zienswijze naar voren te brengen. Tevens stelt zij de indiener in de gelegenheid het bezwaarschrift in te trekken.
De commissie is paritair samengesteld en bestaat uit acht leden. Drie leden namens de vakbonden, drie leden namens de werkgever en twee onafhankelijke door het LAWA aangewezen voorzitters. De commissie laat zich bijstaan door een door het LAWA benoemde secretaris. De secretaris is geen lid van de commissie. De commissie vergadert met twee leden, één namens de vakbonden en één namens de werkgever onder leiding van één voorzitter. De voorzitters en leden rouleren. Getracht wordt om het werkaanbod evenredig over de voorzitters en leden te verdelen.
Artikel 4.2 Werkwijze bezwarencommissie
Artikel 4.3 Beslissing op bezwaar
Bijlage VI: Tabel verschil duur uitkering oude en nieuwe WW
In artikel 9.2.30 is in lid 1e bepaald dat het verschil tussen de duur van de oude en nieuwe WW-uitkering berekend dient te worden. Onder de oude WW wordt verstaan de Werkloosheidswet zoals deze van kracht was op 31 september 2006. Onder de nieuwe WW wordt verstaan de Werkloosheidswet zoals deze van kracht was op 1 oktober 2006.
In de oude en nieuwe WW is de duur van de uitkering afhankelijk van het arbeidsverleden van de ambtenaar. Het arbeidsverleden is een combinatie van fictieve en feitelijke arbeidsverleden. De systematiek verschilt iets onder de nieuwe en oude WW. De duur van de WW-uitkering bij een bepaald arbeidsverleden verschilt onder de nieuwe en oude WW. In onderstaande tabel is in de laatste kolom aangegeven wat bij een bepaalde leeftijd het verschil in WW-duur is, zoals bedoeld onder artikel 9.2.30, lid 1e van de SAW.
Bijlage VII Regeling Gesprekscyclus
In de planning worden concrete afspraken gemaakt over de te behalen resultaten en competentieontwikkeling. Afspraken over (te ontwikkelen) competenties worden pas gemaakt nadat de organisatie een competentiewoordenboek/systeem heeft vastgesteld waarover overeenstemming is bereikt met de Ondernemingsraad. Tevens komen de wensen, ambities en ontwikkelmogelijkheden van de ambtenaar aan de orde en hierover worden concrete afspraken gemaakt.
De leidinggevende en de ambtenaar bespreken halverwege het jaar tenminste eenmaal de voortgang van de gemaakte afspraken. Hierbij kan onder meer aandacht worden besteed aan de wijze waarop de werkzaamheden worden verricht, de randvoorwaarden om de resultaten te bereiken, de arbeidsomstandigheden en de wijze van leidinggeven. In overleg met de ambtenaar kan de leidinggevende besluiten dat een door hem aangewezen ambtenaar het voortgangsgesprek voert.
Het voortgangsgesprek heeft tot doel de realisering van de vastgelegde planningsafspraken te volgen en te ondersteunen. Zo nodig worden de afspraken nader ingevuld, aangevuld dan wel bijgesteld. Afspraken over nadere invulling, aanvulling of bijstelling worden schriftelijk vastgelegd. Een model-voortgangsformulier is opgenomen in deel II van de SAW.
Artikel 3 Evaluatie- en beoordelingsgesprek
Indien de ambtenaar weigert deel te nemen aan het evaluatie- en beoordelingsgesprek of daaraan niet kan deelnemen terwijl uitstel naar het oordeel van de leidinggevende niet verantwoord is, kan de leidinggevende besluiten de beoordeling buiten aanwezigheid van de ambtenaar uit te brengen. De leidinggevende stelt de ambtenaar hiervan tijdig schriftelijk en gemotiveerd in kennis.
De beoordelingsbevoegde wijzigt de beoordeling, voor zover hij de bezwaren van de functionaris deelt. Wanneer hij geheel aan de bezwaren tegemoet komt, stelt hij de beoordeling vast. Indien de leidinggevende de bezwaren niet deelt wordt de beoordeling uiterlijk na 6 weken nadat deze is uitgebracht vastgesteld door de beoordelingsbevoegde.
Artikel 4 Samenloop beoordeling en planning
In overleg kan bepaald worden dat het evaluatie- en beoordelingsgesprek als bedoeld in artikel 3 samenvalt met het moment waarop afspraken worden gemaakt als bedoeld in artikel 1. Dit gesprek dient dan wel vóór 1 december van enig jaar plaats te vinden.
Bijlage Alfabetisch trefwoordenregister