Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zuidhorn

Beleidsregels Terug- en invorderning WWB, IOAW en IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZuidhorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Terug- en invorderning WWB, IOAW en IOAZ
CiteertitelBeleidsregels Terug- en invorderning WWB, IOAW en IOAZ
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-04-201301-01-2021Onbekend

09-04-2013

Westerkwartier, 17-04-2013

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Terug- en invorderning WWB, IOAW en IOAZ

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn;

 

Stelt vast dat het noodzakelijk is een aantal aspecten van het terug- en invorderen van vorderingen in een beleidsregel te regelen;

 

En besluit vast te stellen:

 

de Beleidsregels Terug- en Invordering WWB, IOAW en IOAZ

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben de zelfde betekenis als in de WWB,IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bruteren: het verhogen van de vordering met de loonbelasting en premies volksverzekeringen waarvoor de gemeente die de uitkering verstrekt krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 inhoudingsplichtig is, voor zover deze belasting en premies niet verrekend kunnen worden met de door het college af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidhorn;

    • c.

      Fraudevordering: vordering in verband met ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende uitkering als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht;

    • d.

      Inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17 eerste lid WWB, artikel 13 eerste lid IOAW/IOAZ en artikel 30 c tweede en derde lid Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • e.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • f.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • g.

      Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de WWB en de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

    • h.

      WWB: de Wet werk en bijstand.

Artikel 1:2 Bepaling m.b.t. de bevoegdheid tot herziening, intrekking, terugvordering en brutering

Het college acht zich verplicht tot de aanpak van fraude. In dit kader:

  • a.

    Herziet dan trekt het college het recht op uitkering in, indien de uitkering tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend;

  • b.

    Maakt het college ten volle gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals deze haar op grond van artikel 58 tweede lid en artikel 59 WWB alsmede artikel 25 tweede lid en artikel 26 IOAW/IOAZ, toekomt; en

  • c.

    Bruteert het college de vordering, welke zijn ontstaan door gebruik te maken van de onder sub b genoemde, bij gebreke van niet tijdige betaling.

Artikel 1:3 Uitzonderingen voortvloeiende uit de jurisprudentie

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 aanhef en onder sub b vordert het college een door haar na ontvangst van een signaal ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekte uitkering niet terug, voor zover deze uitkering ook 6 maanden na ontvangst van dit signaal nog onterecht of tot een te hoog bedrag is verleend, tenzij de belanghebbende in dit kader de inlichtingenplicht geschonden heeft.

  • 2.

    Onder een signaal als genoemd in het eerste lid wordt verstaan relevante informatie waaruit kan worden afgeleid dat sprake is van een dusdanige fout, dat het college op grond daarvan actie zou moeten ondernemen.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2, aanhef en onder sub b beperkt het college de terugvordering tot het bedrag dat te veel aan bijstand zou zijn verstrekt, zou de belanghebbende wel aan de inlichtingenplicht hebben voldaan, indien sprake is van intrekking van het recht op bijstand over een langere periode omdat de belanghebbende over de gehele periode in beperkte mate beschikte over in aanmerking te nemen vermogen.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 aanhef en onder sub c ziet het college af van brutering indien sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van de belanghebbende en hem niet verweten kan worden dat de betaling van de schuld niet al is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heef. t

Hoofdstuk 2 Geheel of gedeeltelijk afzien van verdere terugvordering

Artikel 2:1 Reikwijdte

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op fraudevorderingen die op of na 1 januari 2013 zijn ontstaan.

Artikel 2:2 Afzien van terugvordering of van verdere terugvordering na het voldoen van de betalingsverplichting

  • 1.

    In afwijking van artikel 1:2 tweede lid besluit het college af te zien van terugvordering of van verdere terugvordering van de uitkering indien de belanghebbende:

    • a.

      Gedurende 5 jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en tenminste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

    • b.

      Gedurende 5 jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en tenminste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

    • c.

      Gedurende 10 jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.

  • 2.

    In beginsel wordt een besluit als bedoeld in het eerste lid onder sub a of b slechts genomen als de belanghebbende daarom schriftelijk heeft verzocht. Tot toepassing van het eerste lid, aanhef en onder sub c wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

  • 3.

    De in het eerste lid onder sub a en b genoemde termijn van 5 jaar is 3 jaar indien het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering niet te boven is gegaan.

Artikel 2:3 Uitzonderingen

  • 1.

    Artikel 2:2 is niet van toepassing ten aanzien van vorderingen die:

    • a.

      Het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht dan wel tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

    • b.

      Door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

  • 2.

    Het op basis van artikel 2:2 genomen besluit tot (gedeeltelijk) afzien van terugvordering wordt ingetrokken, indien op een later tijdstip blijkt dat de belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Artikel 2:4 Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen

In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 tweede lid ziet het college af van het nemen van een terugvorderingbesluit indien de terug te vorderen uitkering een bedrag van € 125,-- netto per kalenderjaar niet te boven gaat.

Artikel 2:5 Geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering bij schulden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 60 c WWB en artikel 29 a IOAW/IOAZ verleent het college medewerking aan een schuldregeling indien:

    • a.

      Redelijkerwijs is te voorzien is dat de belanghebbende dat niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      Redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit tot stand zal komen; en

    • c.

      De vordering van de gemeente wegens teruggevorderde uitkering tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien:

    • a.

      De terugvordering van de uitkering het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende dan wel de vordering ziet op bijstand die is verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van artikel 48 tweede lid aanhef en onder sub b WWB;

    • b.

      De vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 3.

    Het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling wordt ingetrokken indien:

    • a.

      Niet binnen 12 maanden nadat het besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      De belanghebbende de aan de schuldregeling verbonden verplichting ondanks eerdere waarschuwing blijft schenden; dan wel

    • c.

      Onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Hoofdstuk 3 Invordering

Artikel 3:1 Algemeen

  • 1.

    Het college start de invordering gelijktijdig met de afgifte van het besluit tot terugvordering en hanteert daarbij de in artikel 4:87 Awb de genoemde betalingstermijn van 6 weken.

  • 2.

    Het gelijktijdig met het terugvorderingsbesluit afgegeven invorderingsbesluit omvat daarbij de volgende punten:

    • a.

      De hoogte (van het saldo) de vordering;

    • b.

      De betalingsverplichting om de vordering in zijn geheel te voldoen;

    • c.

      De datum waarop de betalingsverplichting in gaat;

    • d.

      De mogelijkheid voor belanghebbende om binnen 6 weken na verzenddatum van de beschikking als bedoeld in artikel 4:87 Awb een betalingsregeling te treffen;

    • e.

      De rechtsgevolgen bij niet-nakoming van de betalingsverplichting als beschreven in afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en eventueel wettelijke rente en afdeling 4.4.4 over aanmaning en invordering bij dwangbevel;

    • f.

      De vermelding dat het aangaan van nieuwe schuldverplichtingen niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een opgelegde betalingsverplichtingen behoudens bijzondere onvoorziene omstandigheden.

Artikel 3:2 Verrekening

Onverminderd het bepaalde in artikel 60 vierde lid WWB en artikel 28 tweede lid IOAW/IOAZ en ongeacht de artikel 3:1 genoemde betalingsregeling gaat het college indien mogelijk meteen na afgifte van het besluit tot terugvordering over tot verrekening van de vordering met eventueel recht op bijstand of een uitkering in het kader van de IOAW/IOAZ.

Artikel 3:3 Uitstel van betaling

  • 1.

    Het college verleent uitstel van betaling indien haar ambtshalve dan wel op basis van een gemotiveerd verzoek van de belanghebbende duidelijk is dat de belanghebbende geen mogelijkheid heeft om binnen de gestelde betalingstermijn tot algehele aflossing van de vordering over te gaan.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende beschikt over een aflossingscapaciteit verbindt het college aan het verleende uitstel de voorwaarde dat de belanghebbende deze aflossingscapaciteit aanwendt ter aflossing van de openstaande schuld.

  • 3.

    Het uitstel wordt ingetrokken indien de belanghebbende de nader overeengekomen aflossing niet nakomt.

Artikel 3:4 Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit (met een uitkering)

  • 1.

    Indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW of IOAZ bedraagt de aflossingsverplichting tenminste 6 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de maximale toeslag, dan wel de van toepassing zijnde grondslag als bedoeld in artikel 5, derde lid en volgende van de IOAW en IOAZ per maand inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475D van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt met een betalingsvoorstel van de debiteur ingestemd voor zover daarmee de vordering binnen een periode van 24 maanden in zijn geheel kan worden afgelost en het voorgestelde aflossingsbedrag tenminste € 50,-- per maand bedraagt.

  • 3.

    In het geval van beslaglegging door een derde kan de aflossingsverplichting ingevolge de bovengenoemde leden voor alle vorderingen worden bepaald op de volledige beslagruimte zoals aangegeven in artikel 475 d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Artikel 3:5 Vaststelling van de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit (zonder uitkering)

  • 1.

    De hoogte van het maandelijkse aflossingsbedrag bij beëindiging of intrekking van de uitkering wordt gesteld op het bedrag dat de belanghebbende maandelijks al afloste tijdens de bijstandsperiode of de periode waarin een uitkering op grond van IOAW of IOAZ is ontvangen.

  • 2.

    Indien tijdens het nemen van een terugvorderingsbesluit een ander inkomen wordt ontvangen dan de bijstandsuitkering of een uitkering op grond van IOAW of IOAZ, maar waarbij het inkomen inclusief vakantietoeslag niet meer bedraagt dan € 150,-- per maand bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag wordt de aflossingsverplichting gesteld op tenminste 6% van de toepassing zijnde bijstandsnorm of grondslag inclusief vakantietoeslag, maar niet meer dan het bedrag ingevolge artikel 475 d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

  • 3.

    Bij een inkomen met een hoger verschil tussen de bijstandsnorm of grondslag inclusief vakantietoeslag dan € 150,-- per maand bedraagt het aflossingsbedrag per maand tenminste 10% van de bijstandsnorm + 50% van het meerdere boven de bijstandsnorm dan wel grondslag inclusief vakantietoeslag.

  • 4.

    In afwijking van de voorgaande leden wordt met een betalingsvoorstel van de debiteur ingestemd voor zover daarmee de vordering binnen een periode van 24 maanden in zijn geheel wordt afgelost en het voorgestelde aflossingsbedrag tenminste € 50,-- per maand bedraagt.

Artikel 3:6 Verzoek tot wijziging van een betalingsverplichting door belanghebbende

  • 1.

    De belanghebbende kan een schriftelijk verzoek doen onder bijvoeging van zijn financiële en andere relevante gegevens tot

    • a.

      Wijziging van de eerder vastgestelde betalingsverplichting, of

    • b.

      Tijdelijk uitstel van de opgelegde betalingsverplichting, omdat de belanghebbende meent de eerder vastgestelde periodieke aflossingsverplichting niet te kunnen voldoen.

  • 2.

    Binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek neemt het college een besluit over dit verzoek.

  • 3.

    Het verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting schort de lopende verplichting niet op tenzij er sprake is van dringende redenen.

Artikel 3:7 Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, wordt na een aanmaning als bedoeld in artikel 4:112 Awb, het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479 b tot met 479 g, behouden 479 e tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering of beslag in de zin van het Tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op basis van een executoriale titel die verbonden is aan een dwangbevel bedoeld in artikel 4:114 jo 4:117 Awb.

Artikel 3:8 Wettelijke rente

Er wordt in alle gevallen geen wettelijke rente in rekening gebracht.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4:1 Vervallen

Hierbij worden de beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand welke op 1 januari 2005 inwerking zijn getreden ingetrokken en komen hierbij te vervallen.

Artikel 4:2 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW of IOAZ”.

Artikel 4:3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.