Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Ede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Ede
CiteertitelVerordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Ede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nieuwe regeling met ingang van 1 mei 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, artikel 8, eerste lid, onder i

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-201301-01-2015nieuwe regeling

25-04-2013

Ede Stad 1-5-2013

738580
01-01-2015Ingetrokken

11-12-2014

Gemeenteblad, 2014, 662

21706

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Ede

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013, kenmerk 741420;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel i, van de Wet werk en bijstand;

besluit vast te stellen de “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Ede”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Wet werk en bijstand;

  • -

    bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet werk en bijstand;

  • -

    verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Wet werk en bijstand.

Hoofdstuk 2 Wijze van verrekening van de boete wegens recidive

Artikel 2. Verrekenen zonder beslagvrije voet

  • 1.

    Het college verrekent de recidiveboete gedurende drie maanden zonder inachtneming van enige beslagvrije voet.

  • 2.

    De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de maand volgend op de dagtekening van het besluit waarmee de bestuurlijke recidiveboete is opgelegd.

Artikel 3. Verrekenen met beslagvrije voet

  • 1.

    In afwijking van artikel 2, eerste lid kan het college op verzoek van de belanghebbende besluiten gedurende een, twee of drie van de verrekenmaanden wel een beslagvrije voet toe te passen, indien:

    • a.

      de belanghebbende aannemelijk maakt dat vanwege het ontbreken van inkomsten en/of bezit verrekening op de wijze, bedoeld in artikel 2, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

    • b.

      anderszins sprake is van dringende redenen.

  • 2.

    Bij het bepalen van de beslagvrije voet bedoeld in het eerste lid wordt rekening gehouden met de inkomsten en het bezit van de belanghebbende en diens gezin.

  • 3.

    De beslagvrije voet wordt bij toepassing van het eerste en tweede lid op ten hoogste 80% van de toepasselijke bijstandsnorm gesteld, waarbij geen aanpassing op grond van extra woonlasten of kosten van de zorgverzekering plaatsvindt.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet werk en bijstand, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2013.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2013 gemeente Ede”.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 april 2013, nr. V.R. 2013/13.

De raad voornoemd.

De griffier, w.g. HAGELSTEIN

De voorzitter, w.g. VAN DER KNAAP

Toelichting

Algemeen deel

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de Wet werk en bijstand (WWB) introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college van burgemeester en wethouders (verder college) is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht genomen worden. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive, dan dient er een forsere verrekening plaats te vinden en kan het college besluiten gedurende maximaal drie maanden de volledige uitkering te verrekenen.

De WWB verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

In het kader van pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een door hen opgelegde recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen (volgens de regels van zijn gemeentelijke verordening). De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet daarbij niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken toch een beslagvrije voet in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de WWB is geregeld dat het college dat de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college bij de beslissing op dat verzoek handelt analoog aan de regels die in de eigen gemeentelijke verordening zijn vastgelegd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

In deze bepaling zijn een aantal begrippen nader omschreven.

Bezit De verordening kent een definitie van het begrip bezit. Het gaat daarbij om (de waarde van) alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens in de bijstand begrepen gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Bezittingen kunnen zowel bestaan uit geld als op geld waardeerbare goederen.

Bij het begrip bezit zoals dat in deze verordening wordt gebruikt, gaat het nadrukkelijk niet om het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de WWB. Eventueel aanwezige schulden spelen immers geen rol en worden dus ook niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, van de WWB zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege de volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Een uitzondering is gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.

Verrekenen De WWB kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2. Verrekenen zonder beslagvrije voet

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden. De verrekening vindt plaats in de drie maanden volgend op de bekendmaking van de recidiveboete. Van belanghebbende wordt verwacht dat hij alle aanwezige inkomsten en bezittingen aanwendt om gedurende de periode van verrekening zonder (aanvullende) bijstand in zijn onderhoud te voorzien.

Artikel 3. Verrekenen met beslagvrije voet

Hoewel het hier gaat om een herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht zijn er situaties (dringende redenen) denkbaar waarin volledige verrekening niet aanvaardbaar wordt geacht. Het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet gedurende drie maanden kan kwalijke maatschappelijke consequenties hebben. Dat moet voorkomen worden, aangezien de regeling daarmee zijn doel voorbij zou schieten. Die situaties komen aan de orde in artikel 3. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden waaraan het college zal moeten toetsen. Het initiatief ligt echter nadrukkelijk bij de belanghebbende. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

In lid 1, onderdeel a is geregeld dat het college kan besluiten in afwijking van artikel 2 toch een (nader te bepalen) beslagvrije voet te respecteren wanneer volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Voorkomen moet worden dat een belanghebbende door de volledige verrekening op straat komt te staan, nu dit de problematiek alleen maar verergert, met alle maatschappelijke kosten van dien. Indien bij de belanghebbenden andere, niet in zijn uitkering begrepen personen inwonen (bijvoorbeeld ouders of kinderen met eigen inkomen) wordt ervan uitgegaan dat dezen de huurverplichtingen (tijdelijk) overnemen, zodat er geen dreiging van uitzetting is.

Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen dan een dreigende huisuitzetting kan het college rekening houden met de bescherming van een beslagvrije voet (onderdeel b). Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende en diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. De aanwezigheid van minderjarige kinderen kan hierbij een rol spelen.

In het tweede lid is bepaald dat bij het bepalen van een beslagvrije voet wordt gekeken naar hetgeen de belanghebbende aan inkomsten verwerft, en wat hij aan bezit heeft dat hij meteen kan aanwenden (bijvoorbeeld banktegoeden) of te gelde kan maken (bijvoorbeeld een auto). Afhankelijk van hetgeen de belanghebbende ter beschikking staat, kan de periode van volledige verrekening worden verkort, en/of kan er toch een zeker beslagvrije voet worden gehanteerd.

Op grond van het derde lid wordt deze beslagvrije voet echter niet hoger dan 80% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 4. Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60b, derde lid, van de WWB is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn. Gelet op de hoogte van de recidiveboete zal deze verrekening echter niet heel veel voorkomen.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.