Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Schiedam 2012-2 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Schiedam 2012-2 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Regels over de verlening van de langdurigheidtoeslag en categoriale bijzondere bijstand aan personen van pensioengerechtigde leeftijd. |
Deze regeling is vervangen door de Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Schiedam 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2015 | intrekking | 16-12-2014 | VR 64/2014 | |
17-01-2013 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe verordening | 13-12-2012 Het Nieuwe Stadsblad, gemeenteberichten d.d. 09-01-2013 | VR 104/2012 |
De raad van de gemeente Schiedam;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13-11-2012 (12INT00468), betreffende het vaststellen van de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Schiedam 2012-2
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, artikel 35 en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
overwegende dat het gemeentebestuur op grond van de Wet werk en bijstand bij verordening regels dient te stellen over de verlening van de langdurigheidstoeslag;
overwegende dat het gemeentebestuur ook regels wil stellen over de verlening van categoriale bijzondere bijstand aan personen van pensioengerechtigde leeftijd.
gelezen het advies van de raadscommissie Samenleving en Bestuur van 03-12-2012
In deze verordening wordt verstaan onder:
Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op inkomenstoeslag als inkomen gezien;
Onverminderd het bepaalde in artikel 35 en 36 van de wet komt in aanmerking voor de inkomenstoeslag of de inkomenstoeslag ouderen, de belanghebbende die:
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 13 december 2012.
de griffier, J. Gordijn
de voorzitter, C.H.J. Lamers
Vanuit het minimabeleid worden burgers die aan het werk kunnen gestimuleerd om aan het werk te gaan en burgers die dat niet kunnen of niet meer hoeven extra financieel ondersteund. Om optimaal te kunnen bijdragen aan deze doelstelling is de langdurigheidstoeslag, een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand, hiermee in overeenstemming gebracht. In artikel 8 WWB is bepaald dat in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag vastgelegd moeten worden.
Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op:
- de hoogte van de langdurigheidstoeslag;
- de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen.
De wetgever heeft bepaald dat het recht op de langdurigheidstoeslag alleen van toepassing is op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Daarom wordt in deze verordening een onderscheid gemaakt tussen de inkomenstoeslag (langdurigheidstoeslag) en de inkomenstoeslag ouderen (categoriale bijzondere bijstand voor personen van pensioengerechtigde leeftijd).
De gedachte achter de inkomenstoeslag is dat personen die een inkomen op het sociaal minimum ontvangen en geen zicht hebben op een inkomensverbetering, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Dit geldt zowel voor personen die werken als personen waarvan niet verwacht wordt dat zij (binnen afzienbare tijd) kunnen gaan werken.
Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand, waar de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van is, kan geen onderscheid gemaakt worden naar de bron van het inkomen. Dit betekent dan ook dat werkenden met een langdurig, laag inkomen voor de inkomenstoeslag in aanmerking komen.
Afschaffen huishoudinkomenstoets
Op 1 januari 2012 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB) en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking getreden. Eén van de grote wijzigingen uit deze wet betrof de invoering van de zogenaamde huishoudinkomenstoets. Met de ‘Wet afschaffing huishoudinkomenstoets’, in werking getreden op 18 juli 2012, is de huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 afgeschaft. Wel is er een overgangsbepaling opgenomen voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden. In deze verordening zijn de wijzigingen als gevolg van de afschaffing van de huishoudinkomenstoets opgenomen.
Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Voor een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.
Het begrip ‘laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de bijstandsnorm, waarbij twee doelgroepen worden omschreven, namelijk alleenstaande(n) (ouders) en gezinnen. Door het inkomen 10% boven bijstandsniveau te stellen, worden werkenden met een laag inkomen in staat gesteld om een beroep te doen op de inkomenstoeslag. Met het stellen van de inkomensnorm op 110% van de bijstandsnormen, wordt daarnaast geanticipeerd op de plannen van het kabinet om de WWB zodanig aan te passen dat categoriale bijzondere bijstandsverlening aan burgers met een inkomen boven 110% van de bijstandsnorm niet mogelijk is.
Naast de voorwaarden voor het recht op inkomenstoeslag en inkomenstoeslag ouderen zoals gesteld in artikel 2 van deze verordening, zijn in artikel 3 de uitsluitingsgronden benoemd. Aan de hand van deze uitsluitingsgronden wordt de doelgroep voor het recht op de inkomenstoeslag bepaald. Hierbij is met name aandacht geschonken aan het uitgangspunt dat het minimabeleid werken moet stimuleren. Daarom is er geen recht op inkomenstoeslag voor hen die door het nakomen van de opgelegde arbeidsverplichtingen, dan wel door het volgen van opleiding of scholing in staat geacht moeten worden binnen afzienbare termijn een hoger inkomen te kunnen verkrijgen. Bij gehuwden of samenwonenden moet voor het recht op inkomenstoeslag één van beide partners ontheven zijn van de arbeidsverplichting.
Artikel 4 – Hoogte van de inkomenstoeslag
De hoogte van de inkomenstoeslag en inkomenstoeslag ouderen is afhankelijk van de gezinssituatie, namelijk is er sprake van een alleenstaande (ouder) of is er sprake van een gezin. Daarnaast krijgt de burger of het gezin een toeslag wanneer er sprake is van volledige zorg voor ten laste komende kinderen.
Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen voor een indexering waarvan de hoogte jaarlijks automatisch meebeweegt met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen soms twee maal per jaar worden geïndexeerd en de inkomenstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar.
Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezocht bij de ‘Wet afschaffing huishoudinkomenstoets’. Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude ‘Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Schiedam 2012’ nog van kracht tot uiterlijk 1 januari 2013. Het gaat hierbij om mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Op grond van artikel 78w WWB blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013.