Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening woninggebonden subsidies 1992 |
Citeertitel | Verordening woninggebonden subsidies 1992 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
datum inwerkingtreding is bij benadering vermeld
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-07-2010 | Nieuwe regeling | 30-06-2010 Goudse Post, 28-07-2010 | 7.2.8 |
Paragraaf 1: begripsbepalingen
budget: bedrag aan geldelijke steun dat jaarlijks door de minister aan de gemeente beschikbaar wordt gesteld, alsmede het bedrag dat resteert van in vorige jaren toegekende budgetten:
1. sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en ingrijpende voorzieningen aan woningen, te noemen het budget jaarlijkse bijdragen, of
2. huurwoningen van beleggers en premiewoningen, of
3. toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden,of
1. voorziening aan huurwoning dan wel een complex huurwoningen waarvan de bouw is voltooid vóór 1 januari 1946 en waarvan de kosten verminderd met de op grond van paragraaf 6 van hoofdstuk 3 verleende toeslagen per woning meer bedragen dan de in het Besluit genoemde minimale kosten;
2. indien het bepaalde onder 1 betrekking heeft op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen worden getroffen die in financieel opzicht vergelijkbaar zijn wordt uitgegaan van gemiddelde kosten van de voorzieningen;
kosten van het verkrijgen in eigendom: de door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten van de bouw van woningen of van de voorzieningen aan woningen die kunnen bestaan uit de som van:
1. de aanneemsom voor het verrichten van de werkzaamheden;
2. de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woningbouw 1991;
3. de kosten van een centrale verwarmingsinstallatie, een liftinstallatie en andere onroerende installaties;
4. het architectenhonorarium, indien en voorzover dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de Bond van Nederlandse Architecten of het protocol voor de sociale huur;
5. het toezicht op de uitvoering;
6. de aansluiting op de nutsvoorzieningen;
7. de leges voor de omgevingsvergunning en de precariorechten;
8. de verschuldigde en niet verrekenbare omzetbelasting;
10. de huurderving voor zover deze verband houdt met het treffen van voorzieningen;
11. renteverlies voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;
12. het honorarium van deskundigen op het gebied van constructies;
13. het honorarium van deskundigen op installatietechnisch of bouwfysisch gebied;
14. de kosten van een garantiecertificaat, dat is afgegeven door een door de minister erkende, ter zake deskundige, instantie;
15. de kosten van administratie ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van de werkzaamheden;
16. het honorarium van notarissen en makelaars;
17. door burgemeester en wethouders goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten niet zijn voorzien of tijdens de bouw tussen de aannemer en de opdrachtgever zijn overeengekomen;
18. de prijs van de bouwrijpe grond;
19 een vergoeding van door de verhuurder verstrekte tegemoetkomingen voor door de huurder aangebrachte voorzieningen, voor zover deze gehandhaafd kunnen blijven en een of meer te treffen voorzieningen overbodig maken;
20. de kosten van financiering;
21. de kosten van bodemsanering;
22. de boekwaarde te slopen panden;
23. overige door burgemeester en wethouders vast te stellen kosten;
Paragraaf 2: grondslag en werkingssfeer
Op grond van deze verordening kunnen burgemeester en wethouders geldelijke steun verlenen voor het:
Paragraaf 4: vaststelling en verdeling van de deelbudgetten
Jaarlijks neemt de raad een verdeelbesluit uiterlijk binnen 16 weken na ontvangst van de budgetbrief.
Paragraaf 5: raadpleging belanghebbende personen en organisaties
Deze verordening wordt slechts gewijzigd wanneer over het ontwerp door burgemeester en wethouders voorafgaand geraadpleegd zijn de lokaal of regionaal toegelaten instellingen en andere naar oordeel van de raad daarvoor in aanmerking komende natuurlijke en rechtspersonen, waaronder woonconsumentenorganisaties.
2. verlenen en vaststellen van geldelijke steun
Paragraaf 1: de aanvraag om geldelijke steun
en aanvraag om het verlenen van geldelijke steun geschiedt op een door burgemeester en wethouders vastgesteld en door de initiatiefnemer volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier.
Een aanvraag als bedoeld in artikel 22 gaat in elk geval vergezeld van de volgende gegevens:
a. de geraamde kosten van het verkrijgen in eigendom dan wel van het treffen van ingrijpende voorzieningen;
b. bestekken, werkomschrijvingen, en tekeningen (bestaande en nieuwe toestand) van het bouwplan;
c. de berekening van het binnenwerkse kernoppervlakte en de bruto inhoud per woningtype volgens N.E.N. 2580;
d. een opgave van het aantal woningen waarop het bouwplan betrekking heeft;
e. een opgave van de woninggrootte (= aantal kamers) per woningtype;
f. de gegevens voor een kosten/kwaliteitstoets conform het door de minister van VROM ontwikkelde model;
g. een overzicht van de huurprijzen c.q. verkoopprijzen v.o.n. per woningtype.
h. gegevens inzake de lokatie van de woningen die worden gebouwd dan wel waaraan voorzieningen worden getroffen, waaronder een schets van de situatie van het bouwplan;
i. gegevens inzake de geluidbelasting aan de gevel van de woningen, die worden gebouwd dan wel waaraan voorzieningen worden getroffen, bepaald overeenkomstig de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99) of de Luchtvaartwet (Stb. 1958, 47);
j. gegevens inzake het bouwjaar van de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen;
k. een bouwtechnisch rapport van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen;
l. een tijdsplanning van de voorgenomen (bouw)werkzaamheden.
Paragraaf 2: de verlening van geldelijke steun
Indien de aanvraag om verlening van geldelijke steun naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan artikel 22 en artikel 23, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de initiatiefnemer onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de aanvraag aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.
De noodzaak van een bouwplan als bedoeld in artikel 29, onder a, wordt geacht te zijn aangetoond, indien dit plan opgenomen is in het verdeelbesluit als bedoeld in artikel 13.
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de geldelijke steun verklaart de begunstigde met gebruikmaking van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld en volledig ingevuld en ondertekend formulier dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Paragraaf 4: de vaststelling van geldelijke steun
Indien de gereedmelding naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan het bepaalde in artikel 33, eerste lid, of artikel 34, eerste en tweede lid doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst schriftelijk mededeling aan de begunstigde onder vermelding van de nog te leveren gegevens en houden zij behandeling van de gereedmelding aan totdat de gevraagde gegevens zijn geleverd.
Paragraaf 5: de intrekking van geldelijke steun
Indien geldelijke steun is verleend of vastgesteld en gebleken is dat de gegevens op grond waarvan de geldelijke steun werd verleend onjuist waren en waarvan de aanvrager wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze onjuist waren, kunnen burgemeester en wethouders hun besluit tot verlening van geldelijke steun intrekken en kunnen zij een reeds betaalde bijdrage geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terugvorderen.
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot het verlenen of vaststellen van een toeslag ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden intrekken, indien de verlening van de geldelijke steun, op grond van artikel 12 , tweede lid, onder a of b, voor dezelfde woningen wordt ingetrokken.
Paragraaf 6: nadere bepalingen
Burgemeester en wethouders delen een besluit als bedoeld in dit hoofdstuk onverwijld schriftelijk mee aan hetzij de initiatiefnemer hetzij de begunstigde, onder vermelding van de gronden waarop het besluit berust.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing, tenzij in hoofdstuk 3 hiervan nadrukkelijk is afgeweken.
3. bepalingen per subsidiecategorie
Paragraaf 1: sociale huurwoningen
Burgemeester en wethouders kunnen aan een toegelaten instelling ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 12, tweede lid, onder a.1, geldelijke steun verlenen voor het bouwen van sociale huurwoningen.
Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van:
Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de initiatiefnemer voor woningen met vijf of meer kamers ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Een dergelijk verzoek wordt gelijktijdig met de aanvraag om geldelijke steun bij burgemeester en wethouders ingediend.
Indien toepassing van het bepaalde in het eerste lid betrekking heeft op het bouwen van een aantal sociale huurwoningen, die een administratieve eenheid vormen, geldt het van toepassing zijnde bedrag, genoemd in het eerste lid, als de gemiddelde koopsom van de bouwrijpe grond van de in dat complex opgenomen woningen.
Een gereedmelding bedoeld in artikel 33, eerste lid, gaat in aanvulling op de verklaring bedoeld in artikel 34 vergezeld van een opgave van de gereedkomingsdatum van het bouwplan.
De geldelijke steun wordt uitbetaald in jaarbedragen, voor de eerste maal één jaar na de gereedkomingsdatum en telkens één jaar nadien.
Burgemeester en wethouders beëindigen de uitbetaling van geldelijke steun voor een sociale huurwoning en stellen de geldelijke steun opnieuw vast op het op dat moment ontvangen bedrag, indien de eigendom van een sociale huurwoning waarvoor geldelijke steun is verleend, overgaat op een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, of indien de woning gesloopt wordt.
Paragraaf 2: sociale koopwoningen
Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 12, tweede lid, onder a.2, geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijke persoon die de woning als eigenaar zal bewonen.
Voor toepassing van deze paragraaf wordt onder kosten van verkrijgen in eigendom verstaan:
in gevallen waarin een woning wordt gebouwd op grond waarop een recht van opstal rust of waarop een recht van erfpacht is gevestigd dan wel de grond en de woning afzonderlijk in eigendom worden verkregen of de grond reeds geruime tijd eigendom is van de eigenaar, wordt als koopsom van de bouwrijpe grond aangehouden een door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag;
Een aanvraag om geldelijke steun gaat in aanvulling op de gegevens van artikel 23 vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.
Het bepaalde in artikel 52, tweede lid, onder c, is niet van toepassing, indien de aanvraag betrekking heeft op een woning die geheel of in belangrijke mate wordt gebouwd door degene die de woning als eigenaar zal bewonen.
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 33, eerste lid, gaat naast de in artikel 34 bedoelde verklaring vergezeld van de volgende gegevens:
een door de Inspecteur der Directe Belastingen te verstrekken origineel formulier, waarop is aangegeven het definitief vastgestelde of nog vast te stellen inkomen, dan wel het bruto loon van de personen bedoeld in bijlage VI van het Besluit; op dit formulier wordt tevens aangegeven of bedoelde personen wel of niet vermogensbelasting verschuldigd zijn;
Een gereedmelding als bedoeld in artikel 33, eerste lid, gaat naast het in artikel 54 gestelde vergezeld van
Burgemeester en wethouders stemmen slechts in met het verzoek bedoeld in artikel 33, tweede lid, mits
de eigenaar of diens erfgenaam over het jaar dat voorafgaat aan het tijdstip waarop hij de woning betrekt geen vermogensbelasting in de zin van de Wet op de vermogensbelasting 1964 (Stb. 520) verschuldigd is, dan wel geen gemeenschappelijke huishouding voert met een persoon die krachtens die wet vermogensbelasting verschuldigd is.
De som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit op grond waarvan de geldelijke steun wordt berekend, wordt bepaald aan de hand van de in artikel 54 genoemde gegevens, over het jaar voorafgaande aan het jaar waarin de geldelijke steun is verleend.
Indien de geldelijke steun wordt uitbetaald als bijdrage-ineens geldt als voorwaarde dat de woning gedurende tenminste één jaar is bewoond door de eigenaar of ingeval van overlijden van de eigenaar diens in de woning woonachtige erfgenaam of ingeval van vertrek van de eigenaar uit de woning diens in de woning woonachtige gewezen partner.
Burgemeester en wethouders stellen de geldelijke steun opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien zij constateren dat de som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het besluit zodanig is gestegen ten opzichte van de som van de inkomens op grond waarvan de geldelijke steun werd vastgesteld, respectievelijk op grond waarvan een herziene vaststelling als bedoeld in dit artikel heeft plaatsgevonden, dat daarbij volgens het Besluit een ander bedrag aan geldelijke steun moet worden vastgesteld.
Ten behoeve van een vaststelling als bedoeld in artikel 61 dient de eigenaar, binnen acht weken nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald, onderscheidenlijk telkens vijf jaar nadien een door de Inspecteur der Directe Belastingen verstrekte opgave van inkomens over te leggen van die personen waarvan het inkomen ingevolge het Besluit deel uitmaakt van de som van inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit over de in het Besluit bepaalde periode.
Indien de in het eerste lid genoemde gegevens niet of onvoldoende binnen de in het eerste lid genoemde termijn vanwege de eigenaar worden overgelegd doen burgemeester en wethouders daarvan schriftelijk mededeling aan de eigenaar onder vermelding van de nog te leveren gegevens en de termijn waarbinnen zij geleverd dienen te zijn.
Burgemeester en wethouders besluiten omtrent een vaststelling als bedoeld in artikel 61 binnen zes maanden nadat de in artikel 62, eerste lid bedoelde gegevens zijn verstrekt.
Op een daartoe strekkend verzoek stellen burgemeester en wethouders de geldelijke steun eenmalig opnieuw vast overeenkomstig het in het Besluit bepaalde, indien uit dit verzoek blijkt dat in het kalenderjaar waarin de eigenaar de woning heeft betrokken of in een van de vier daaropvolgende kalenderjaren een van de personen van wie het inkomen medebepalend is geweest voorde som van de inkomens bedoeld in bijlage VI van het Besluit en met wie de eigenaar in bedoeld kalenderjaar een gemeenschappelijke huishouding heeft gevoerd, geen inkomen heeft genoten, doch in het jaar voorafgaande aan dat jaar wel een inkomen heeft genoten.
Paragraaf 3: ingrijpende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 12, tweede lid, onder a.3 of 4, geldelijke steun verlenen voor:
Burgemeester en wethouders verlenen slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen indien:
Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 31 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat:
indien de in het eerste lid onder a bedoelde kosten betrekking hebben op een aantal administratief in een plan voor het treffen van voorzieningen samengevoegde woningen en aan die woningen voorzieningen worden getroffen, die in financieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, geldt het daartoe in het Besluit bepaalde.
Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op artikel 29 en 31 slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen onder de voorwaarde, dat niet tot verkoop van de woning wordt overgegaan tot aan het moment van vaststelling van de geldelijke steun conform de bepalingen van deze verordening, tenzij voor een zodanige verkoop vooraf door burgemeester en wethouders toestemming is verleend.De bedoelde toestemming kan slechts worden verleend, indien de nieuwe eigenaar zich verbindt tot het naleven van de voorwaarden en bepalingen, waaronder de geldelijke steun is verleend, met inbegrip van de leden 2 en 3 van dit artikel.
Burgemeester en wethouders kunnen aan de verlening van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen beheersvoorschriften verbinden. Bedoelde beheersvoorschriften gelden voor een door hen vast te stellen termijn na gereedmelding van het plan, welke termijn niet langer mag zijn dan 10 jaar. Die voorschriften hebben betrekking op een of meer van de volgende punten:
Burgemeester en wethouders leggen de voorschriften op in de vorm van een door de eigenaar van de te verbeteren woning te ondertekenen bereidverklaring tot het nakomen van bedoelde beheervoorschriften en betreffende beeindiging of terugbetaling van geldelijke steun als bedoeld in artikel 38 dan wel artikel 72, alsmede, een boete-kettingbeding. De weigering tot het tekenen van een in het vorige lid bedoelde bereidverklaring leidt tot weigering van de geldelijke steun.
Een gereedmelding met betrekking tot verleende geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen gaat bovendien vergezeld van een gespecificeerd overzicht van alle rekeningen en betalingsbewijzen inzake de werkzaamheden. Burgemeester en wethouders kunnen ermee instemmen, dat in plaats van rekeningen en betalingsbewijzen een verklaring van een registeraccountant wordt overlegd omtrent de juistheid van het overzicht.
Paragraaf 4: huurwoningen van beleggers
Artikel 50, onder a, b en d, is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat ingeval de woning tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.
Burgemeester en wethouders verlenen in aanvulling op de voorwaarde van artikel 29 en 31 slechts geldelijke steun onder de voorwaarde dat
Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 12, tweede lid, onder b.2., geldelijke steun verlenen ten behoeve van een natuurlijk persoon die de woning als eigenaar zal bewonen of een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die de woning zal verhuren.
Indien een woning bewoond zal worden door de eigenaar, gaat een aanvraag om geldelijke steun, in aanvulling op de gegevens van artikel 23, vergezeld van een verklaring van de initiatiefnemer dat het aangaan van de koopovereenkomst of de koop- en aanneemovereenkomst niet afhankelijk wordt gesteld van het tegen een meerprijs afnemen van voorzieningen, leveringen of diensten.
Artikel 50 is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat, indien de woning een huurwoning is die tot stand wordt gebracht krachtens meerdere, onderscheidene overeenkomsten van koop, aanneming en andere, daarmede samenhangende overeenkomsten, als kosten van het verkrijgen in eigendom wordt aangehouden het door burgemeester en wethouders te bepalen bedrag.
Paragraaf 6: toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden
Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget genoemd in artikel 12, tweede lid, onder c, een toeslag verlenen aan de initiatiefnemer ten behoeve van de bouw van woningen en het treffen van ingrijpende voorzieningen.
Een aanvraag om een toeslag vindt plaats op een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier.
Burgemeester en wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen van geldelijke steun als bedoeld in paragrafen 1 tot en met 5.
Burgemeester en wethouders houden bij het verlenen en vaststellen van een toeslag en de bepaling van de hoogte daarvan rekening met de projectgrootte, de locatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan.
Paragraaf 7 huurverlagingstoeslagen
Burgemeester en wethouders kunnen ten laste van het deelbudget als genoemd in artikel 12, tweede lid, onder d, aan een toegelaten instelling die een sociale huurwoning beheert die is gebouwd ter vervanging van een andere woning of waaraan ingrijpende voorzieningen zijn getroffen een toeslag verlenen ten behoeve van het verlagen van de huurprijs.
Burgemeester en wethouders verlenen een toeslag en stellen deze vast in aanvulling op een besluit tot het verlenen van geldelijke steun als bedoeld in paragraaf 1 of 3.
4. overgangs- en slotbepalingen
Op aanvragen die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en waarop een bijdrage is verleend, blijven de bepalingen van de verordening op grond waarvan de bijdrage is verleend van toepassing.
Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Woninggebonden Subsidies 1992.
Deze regeling treedt in werking drie dagen na de datum afkondiging.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 17december1992.
De raad van de gemeente voornoemd,
drs. A.W. v.d. Spek , secretaris
Gewijzigd in de openbare vergadering van 30 juni 2010.
De algemene bepalingen van hoofdstuk 1 alsmede de standaardbepalingen van hoofdstuk 2 gelden voor alle onderdelen. Specifieke bepalingen of aanvullingen op deze algemene bepalingen staan in hoofdstuk 3. Indien de bepalingen van hoofdstuk 1 en 2 niet nadrukkelijk zijn uitgezonderd, zijn zij naast de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden van toepassing.
a. Er wordt een onderscheid in de begunstigde en de initiatiefnemer gemaakt. In veel gevallen zullen deze één en dezelfde persoon of organisatie zijn, maar bij v. sociale koop is de begunstigde (meestal) niet dezelfde als de initiatiefnemer.
b. De budgetten bevatten ook het restant van de in vorige jaren van het Rijk verkregen bedragen. Dit restant kan zowel positief als negatief zijn.
g. In het reservefonds woninggebonden subsidies worden de vrijvallende middelen gestort. Vrijvallende middelen zijn meevallers voor de kas indien jaarlijkse bijdragen voortijdig worden verminderd of beëindigd alsmede rentebaten. Deze gelden uit dit fonds dienen in het belang van de volkshuisvesting te worden besteed.
m.2. Met het in financieel opzicht vergelijkbaar maken van de voorzieningen die aan woningen moeten worden getroffen, kan voorkomen worden dat woningen, waaraan een relatief kleine investering moet worden gepleegd, door samenvoeging met andere woningen, waaraan hoge investeringen nodig zijn, onder de BWS-bepalingen worden gebracht.
o. Er is een opsomming gegeven van die kosten die bij het vaststellen van de kosten van het verkrijgen in eigendom een rol kunnen spelen. De term 'kosten van het verkrijgen in eigendom' is gebruikt ter vervanging van het vaak gebruikte begrip 'stichtingskosten' en sluit ook de kosten van het treffen van voorzieningen in.In paragraaf 2, 4 en 5 van hoofdstuk 3 zijn de kosten van het verkrijgen in eigendom apart omschreven; deze gelden voor de sociale koopwoningen als ook de huurwoningen van beleggers en premiewoningen.
r. In verband met het mogelijk stellen van prioriteiten is een onderscheid gemaakt in sociale en particuliere huurwoningen.
s. Voorafgaand aan de ontwikkeling van een bouwplan sluiten gemeente en opdrachtgever een projectovereenkomst, overeenkomstig artikel 5 van de raamovereenkomst tussen gemeente en corporaties. Overeenkomstig het gestelde in het verdeelbesluit geldt dit ook voor opdrachtgevers niet zijnde corporaties.
t. Definiëring van sociale huurwoningen is nodig om deze woningen bij het stellen van prioriteiten bij voorrang in aanmerking te doen komen voor geldelijke steun anders dan uit het deelbudget sociale huurwoningen; de gestelde voorwaarden in paragraaf 1 van hoofdstuk 3 zijn op zichzelf immers voldoende duidelijk om vast te stellen wanneer geldelijke steun verstrekt kan worden.Voor toepassing van hoofdstuk 3, paragraaf 3, worden alle woningen in eigendom van toegelaten instellingen en gemeenten aangemerkt als sociale huurwoning (zie artikel 41 van bedoelde paragraaf).
u. Een woning, waarmee reeds met de bouw is begonnen maar nog niet is voltooid, kan als te bouwen woning worden beschouwd bij toepassing van de mogelijkheid van artikel 14. Essentie van de bepaling is dat het gaat om nieuwgebouwde woningen. Deze omzetting zal naar verwachting slechts bij uitzondering plaatsvinden. Overigens kan hetgeen in de toelichting onder t in het eerste gedeelte omtrent sociale huurwoningen is gesteld analoog op sociale koopwoningen worden toegepast, met dien verstande dat naar de voorwaarden in paragraaf 2 van hoofdstuk 3 kan worden verwezen.
x. Zie de toelichting bij artikel 13.
z. Indien het verlenen van geldelijke steun betrekking heeft op een aantal woningen dat in een plan voor het treffen van voorzieningen een administratieve eenheid vormt en waaraan voorzieningen worden getroffen die in bouwtechnisch en financieel opzicht met elkaar vergelijkbaar zijn, gelden als kosten van het verkrijgen in eigendom de gemiddelde kosten van de voorzieningen per in dat plan opgenomen woning. Een bouwtechnische maatregel kan zowel van bouwtechnische als woontechnische aard zijn. Groot-onderhoud valt buiten het begrip voorziening.
c. Een onzelfstandige woonruimte is niet uitgesloten van verlening van geldelijke steun. In het kader van de prioriteitsstelling op grond van het 'verdeelbesluit' kan worden aangegeven onder welke omstandigheden geldelijke steun wordt verleend.
d. Voor woningen in eigendom van of te bouwen door gemeenten kan geldelijke steun worden verleend. Hierbij gelden dezelfde voorwaarden als voor toegelaten instellingen.
e. Verbouw van bestaande panden geen woningen zijnde wordt gelijkgesteld aan nieuwbouw.
In artikel 7 wordt het verlenen van de toeslag gekoppeld aan het verlenen van geldelijke steun op grond van artikel 5.
Door middel van het stellen van prioriteiten en voorwaarden wordt de noodzaak, de soberheid en de doelmatigheid van het bouwen van woningen of het treffen van voorzieningen aan woningen vastgesteld. Op grond van gestelde prioriteiten (eerste lid) kunnen bouwplannen bij voorrang boven andere plannen worden gehonoreerd (zie ook artikel 27). Als een bouwplan niet aan gestelde nadere voorwaarden (tweede en derde lid) voldoet, wordt een aanvraag om geldelijke steun afgewezen (zie artikel29, onder c).
Over de prioriteiten en nadere voorwaarden worden vooraf belanghebbende organisaties geraadpleegd en wordt vastgelegd dat burgemeester en wethouders bij het doen van hun voorstel aan de raad ingaan op de tijdens de raadpleging naar voren gebrachte argumenten.
Het vaststellen van deelbudgetten is een belangrijk sturingsinstrument bij het verlenen van geldelijke steun. Het is mogelijk een gedeelte van het budget te sparen. Dit kan door de deelbudgetten gezamenlijk lager vast te stellen dan het budget waartoe zij behoren. Bij sociale koopwoningen en eventueel toeslagen wordt pas na het budgetjaar bekend welk beslag op het budget is gelegd. De toereikendheid van het budget kan dan slechts onder vooronderstellingen worden vastgesteld.
Ook kan het voorkomen dat er minder woningen, dan aanvankelijk voorgenomen, kunnen worden gebouwd doordat er als gevolg van een stijging van de rente hogere subsidies dan geraamd moeten worden verleend. Het deelbudget ingrijpende voorzieningen bestaat uit twee onderdelen te weten een budget voor het treffen van voorzieningen aan sociale huurwoningen en een budget voor het treffen van voorziening aan particuliere huurwoningen. Op basis van de prioriteiten kan bijvoorbeeld het treffen van ingrijpende voorzieningen onderscheid gemaakt worden tussen particuliere en sociale huurwoningen. Ook kan een deel van het budget uitsluitend worden besteed ten behoeve van woningen in bepaalde met name genoemde wijken. In principe kan zelfs een deelbudget worden vastgesteld per bouwplan, al ligt dat niet voor de hand. Ook de toeslagen kunnen eventueel worden gesplitst in deelbudgetten en worden ingezet ten behoeve van bepaalde categorieën woningen, woningen in bepaalde wijken of gegadigden.
Op grond van een verdeelbesluit krijgen de initiatiefnemers vooraf inzicht in hun mogelijkheden om voor een bouwplan op een bepaalde lokatie voor geldelijke steun vanuit een deelbudget in aanmer-king te komen, indien zij in concreto een aanvraag indienen. Initiatiefnemers krijgen op deze wijze een redelijke mate van zekerheid dat zij hun planontwikkelingskosten niet tevergeefs maken. Een ver-deelbesluit is slechts globaal van inhoud en geeft nog geen aanspraak op geldelijke steun voor een concreet bouwplan. Het verdeelbesluit kan voor de onderscheiden deelbudgetten een meer of minder gedetailleerde inhoud hebben. De vaststelling van deelbudgetten (artikel 12) en het nemen van een verdeelbesluit zullen vaak samenvallen.
De gemeente kan mogelijk over meer middelen beschikken dan over de in artikel 12 genoemde deelbudgetten, b.v. rente op kasgelden en vrijvallende middelen als gevolg van ingetrokken beschikkingen. Deze middelen maken geen deel uit van de budgetten, maar maken deel uit van het reservefonds. Deze gelden dienen in het belang van de volkshuisvesting te worden besteed.Burgemeester en wethouders kunnen alsnog beschikken over een deel van het budget dat gespaard is, voorzover de raad hiertoe vooraf toestemming heeft gegeven en na raadpleging van de functionele raadscommissie. Indien besloten is gebruik te maken van de mogelijkheid een gedeelte van het budget te sparen, dan kunnen burgemeester en wethouders hierover alsnog beschikken.
Bedoeld is de omzetting van sociale huurwoningen in sociale koopwoningen en vice versa én de omzetting van huurwoningen belegger in premiewoningen en vice versa.De machtiging van burgemeester en wethouders kan onderdeel uitmaken van het verdeelbesluit.
Na het nemen van het verdeelbesluit, waarin tevens de deelbudgetten worden vastgesteld, kan de minister een besluit tot toekenning van een budget geheel of gedeeltelijk intrekken. De gemeente dient de reeds aangegane verplichtingen na te komen. Op grond van artikel 16 kan in dergelijke gevallen de omvang van de deelbudgetten nader worden vastgesteld.
Dit artikel heeft betrekking op overeenkomsten ter uitvoering van de verordening. Deze overeenkomsten kunnen worden gesloten door burgemeester en wethouders. Betreft het overeenkomsten met een verstrekkend karakter, dan zal de raad deze zelf sluiten.
Het systeem van deze verordening gaat uit van vier onderscheiden momenten:
- de aanvraag van de geldelijke steun (paragraaf 1);
- de verlening van de geldelijke steun (paragraaf 2);
- de gereedmelding van een bouwplan (paragraaf 3);
- de vaststelling van de geldelijke steun (paragraaf 4).
De aanvraag wordt gedaan door de initiatiefnemer, ten behoeve van wiens project ook de geldelijke steun wordt verleend. Op dat moment is nog niet altijd bekend wie de begunstigde zal zijn. De begunstigde doet de gereedmelding. De gereedmelding is tegelijkertijd het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de geldelijke steun. De vaststelling en uitbetaling hebben dan ook rechtstreeks betrekking op de begunstigde, zijnde degene die de geldelijke steun ontvangt.
Op grond van het Besluit moet de gemeente het bouwplan toetsen op soberheid en doelmatigheid en op de noodzaak van het bouwen dan wel het treffen van de voorzieningen. De gevraagde gegevens zijn nodig voor deze beoordeling en om het bouwplan te kunnen toetsen aan door de gemeente gestelde prioriteiten.
1. Om te kunnen beoordelen in hoeverre het beschikbare deelbudget wordt benut of dreigt te worden overschreden, is het nodig tijdig een overzicht te hebben van het totaal aantal gedane aanvragen. Dit is mede van belang met het oog op het tijdige vaststelling van het 'verdeelbesluit' van het daarop volgende jaar.Aanvragen worden in principe op volgorde van binnenkomst behandeld met inachtneming van de termijnen van artikel 26. Aanvragen die in het verdeelbesluit zijn opgenomen, behoeven alleen aan de subsidievoorwaarden te worden getoetst. Bij het vaststellen van het verdeelbesluit heeft de raad uiteraard rekening gehouden met de prioriteiten, gesteld op grond van artikel 9.
2. Aanvragen die na 1 oktober worden ingediend behoeven niet te worden afgewezen. Zij kunnen worden aangehouden tot het volgende jaar. De aanhouding geeft geen recht op het verlenen van geldelijke steun in het volgende jaar. Beoordeling van de aanvraag geschiedt op basis van de in het jaar van verlening van geldelijke steun geldende criteria.In het geval dat er voor minder dan 50% van het budget aan geldelijke steun is verleend, wordt het belang van de volkshuisvesting bepaald niet gediend wanneer op grond van een te late indiening van het plan de te verlenen geldelijke steun niet ten laste van het betreffende budget van dat jaar zou kunnen worden gebracht. In dit geval worden met toepassing van artikel 96 afwijkingen op de uiterste indieningsdatum toegestaan.
3. Om te voorkomen dat plannen jarenlang worden aangehouden, kan aanhouding slechts eenmaal plaatsvinden. In het volgende jaar dient wel een positieve of negatieve beslissing te worden genomen. Het staat de initiatiefnemer vrij opnieuw een aanvraag in te dienen.
In de verordening komen meer bepalingen voor, die rechtstreeks voortkomen of een afgeleide zijn van beginselen van behoorlijk bestuur. Het bepaalde in artikel 25 is daar een voorbeeld van. Ook wanneer de bepaling zou worden weggelaten, moet de ontvangst van een aanvraag binnen een redelijke termijn worden bevestigd. Voordeel van opneming van de bepaling is dat, in het geval niet binnen de gestelde termijn een reactie is gekomen, de indiener mag veronderstellen dat bij de indiening kennelijk 'iets is misgegaan'. In dat geval is het raadzaam contact op te nemen.
In het algemeen zal er vooroverleg plaatsvinden waardoor de termijn van acht weken niet altijd nodig zal zijn. Soms zal de termijn echter te kort kunnen zijn, bijvoorbeeld om alle gegevens te kunnen controleren. Het tweede lid biedt daarom de mogelijkheid tot verlenging van de termijn.
1. Dit artikel geeft de mogelijkheid tot aanhouding, indien een bouwplan niet in het verdeelbesluit is opgenomen. Dit voorkomt dat aanvragen die in het begin van het jaar worden gedaan, gehonoreerd zouden moeten worden, omdat zij aan de voorwaarden voldoen terwijl andere plannen voorrang verdienen op grond van het gemeentelijk beleid.
2. Indien de beslissing omtrent het verlenen van geldelijke steun voor een bouwplan eenmaal is aangehouden, moet het volgende jaar dan wel een positieve of negatieve beslissing worden genomen. Zie ook de toelichting bij artikel 22, derde lid.
3. Op deze manier zijn burgemeester en wethouders vrij te bevorderen dat bouwplannen die in het verdeelbesluit zijn opgenomen, alsnog in het betreffende jaar worden ingediend dan wel dat bouwplannen die niet in het verdeelbesluit zijn opgenomen, in plaats van de eerstgenoemde plannen wanneer deze geen doorgang vinden, voor subsidie in aanmerking te brengen.
Om de doelmatigheid te kunnen beoordelen is het nodig om een relatie met de kosten te leggen. Ook kan een relatie gelegd worden tussen de kwaliteit en de voorgestelde aanvangshuur. Met betrekking tot de noodzaak van het treffen van voorzieningen kunnen burgemeester en wethouders aangeven dat naast andere voorzieningen ook bouwtechnische voorzieningen aan het casco moeten worden getroffen. Zie ook de toelichting op artikel 9 van hoofdstuk 1.
d. Wanneer een bouwplan voldoet aan de criteria van deze verordening maar er om andere redenen geen bouwvergunning kan worden verleend, zou een verplichting aangegaan moeten worden terwijl het bouwplan niet gerealiseerd mag worden.
e. In beginsel mag niet worden begonnen met de bouw voor de aanvraag is behandeld. De verordening biedt de ruimte om vooruitlopend op het besluit tot verlening van geldelijke steun toestemming te verkrijgen al met de bouw te beginnen zonder het recht op subsidie te verliezen. Het is echter niet de bedoeling dat woningen die reeds gebouwd of ingrijpend verbeterd zijn, alsnog voor geldelijke steun in aanmerking komen.Wanneer burgemeester en wethouders besluiten in te stemmen met het begin van de bouw, wordt het bouwplan wel getoetst aan de vereisten op grond van deze verordening. Alleen de afwijzingsgrond dat niet met de bouw mag worden gestart voordat geldelijke steun wordt verleend, vervalt dan.
f. Realisatie van (gesubsidieerde) woningen op verontreinigde grond is ook in de huidige omstandigheden niet toegestaan. Een voorwaarde voor subsidieverstrekking door het Rijk is dat bij de aanvraag voor subsidie een verklaring van burgemeester en wethouders is gevoegd, die inhoudt dat de bodem ter plekke is onderzocht en geschikt is bevonden of voor de aanvang van de bouw geschikt wordt gemaakt voor de bouw van woningen.
b. Het artikel dient ertoe om vroegtijdig te kunnen bepalen welke projecten (nog) geen doorgang vinden. Dat kan aanleiding zijn het budget anders te benutten. Op grond van artikel 41 kan eventueel ontheffing van deze bepaling worden gegeven. Voor de verlenging van de termijn moeten goede gronden aanwezig zijn.
c. Gereedmeldingstermijnen zijn gewenst om de voortgang van de plannen te garanderen en om te voorkomen dat er onnodig lang een verplichting tot uitbetaling van subsidie blijft bestaan. Ook is een gereedmelding nodig om te kunnen toetsen of aan de subsidievoorwaarden voor het verlenen van de geldelijke steun is voldaan.
d. Het gaat hierbij niet om de informatie die de gemeente over de besteding van de budgetten aan het Rijk moet leveren maar om informatie over de afzonderlijke bouwplannen. Het Rijk zal deze informatie steekproefsgewijs opvragen. Het Rijk heeft deze informatie nodig voor de bepaling van de hoogte van de normbedragen, toeslagen en dergelijke. Ook heeft het Rijk de informatie nodig voor de evaluatie van het beleid.De gemeente gebruikt deze informatie ook voor het eigen beleid. Om te voorkomen dat de gemeente deze informatie te allen tijde aan subsidie-aanvragers moet vragen is deze bepaling opgenomen.
De gereedmelding van de woning vindt plaats door de begunstigde en niet door de initiatiefnemer. In veel gevallen zullen initiatiefnemer en begunstigde dezelfde zijn, zoals bij sociale huurwoningen. Dit hoeft echter niet altijd zo te zijn. Bij sociale koopwoningen is dit het meest duidelijk het geval: daar is de koper de begunstigde en (veelal) b.v. een projectontwikkelaar of bouwondernemer de initiatiefnemer. Wanneer dat het geval is, heeft de initiatiefnemer geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. Om deze reden is ervoor gekozen de gereedmelding door de begunstigde te laten plaatsvinden. Wanneer er een toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden wordt toegekend, wordt deze aan de initiatiefnemer verleend. Deze moet dan eveneens een gereedmelding indienen.
Het gerealiseerde bouwplan moet overeenstemmen met het door burgemeester en wethouders goedgekeurde bouwplan, inclusief nader aangebrachte en goedgekeurde wijzigingen. Om te voorkomen dat iedere voorwaarde daadwerkelijk moet worden gecontroleerd, is ervoor gekozen een verklaring te vragen. Indien later alsnog zou blijken dat de woning(en) niet goedgekeurde afwijkingen bevat, kan de subsidie alsnog worden ingetrokken en eventueel worden teruggevorderd.Dat geldt ook voor de kosten van verkrijgen in eigendom op basis waarvan een kosten-kwaliteitstoets wordt uitgevoerd en eventueel voor de toeslag voor plaatselijk verschillende omstandigheden en de huurverlagingstoeslag. Omdat de gemeente controle moet kunnen uitoefenen, moeten de rekeningen en betalingsbewijzen beschikbaar worden gehouden.
De hoogte van de geldelijke steun ligt, met uitzondering van de toeslagen, op grond van het Besluit vast. Voor sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en ingrijpende voorzieningen wordt deze vastgesteld aan de hand van een bij ministerile regeling vastgestelde tabel.Voor de vaststelling van de hoogte van de subsidie voor sociale huurwoningen en ingrijpende voorzieningen is de datum van verlenen van geldelijke steun bepalend, omdat de op die datum geldende rijksrekenrente uitgangspunt is. Bij sociale koop wordt in principe uitgegaan van de datum waarop de notariële akte is verleden.De jaarlijkse bijdrage voor sociale huur en ingrijpende voorzieningen is vervolgens ten minste 10% van de hoofdsom. Voor een sociale koopwoning is de jaarlijkse bijdrage altijd 10% van de hoofdsom, mits deze hoger is dan een krachtens ministeriële regeling vastgesteld minimum bedrag. (Zie bijlage VI van het Besluit). Voor premiewoningen en beleggerswoningen ligt de hoogte van de subsidie tijdens het jaar van aanvraag reeds vast. De bijdrage voor beleggerswoningen wordt in vijf jaarbedragen uitbetaald.
Het onderscheid tussen het eerste lid, onder b, en het tweede lid betreft verwijtbaarheid. Indien er geen sprake is van verwijtbaarheid wordt de subsidie vastgesteld op grond van de juiste gegevens dan wel beperkt tot het bedrag dat al is betaald. Indien er wel sprake is van verwijtbaarheid kunnen burgemeester en wethouders de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen met vergoeding van de wettelijke rente.
Dit artikel geeft aan dat het besluit moet zijn gemotiveerd en vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Dit artikel strekt ertoe voor de gestelde termijn een algemene ontheffingsgrond te geven voor burgemeester en wethouders om indien nodig betrokkenen meer tijd te gunnen.Het kan dan bijvoorbeeld gaan om het aanleveren van noodzakelijke gegevens of om het verlengen van (tussentijdse) gereedmeldingstermijnen.
Het is om verschillende redenen noodzakelijk te weten welke huurprijzen voor de nieuw te bouwen woningen zullen gelden:
- Op grond van de Huurprijzenwet woonruimte dient de huur vastgesteld te worden door de minister. Het verzoek om vaststelling van de huurprijzen wordt door de gemeente gedaan, na een ontvangen voorstel van de verhuurder bij de aanvraag.
- In samenhang met andere gegevens van het bouwplan wordt de gemeente in staat gesteld om te beoordelen of het bouwplan past binnen de gemeentelijke prioriteiten en voldoet aan de nadere voorwaarden.
- Ingeval een toeslag wordt verstrekt: de hoogte van de toeslag kan afhankelijk zijn van de aanvangshuur (zie ook de toelichting op paragraaf 6 van dit hoofdstuk).
De aanvangshuur moet voor elke woning van het plan bij aanvraag worden opgegeven. (Zie ook toelichting op artikel 44.)
Het Besluit stelt als voorwaarde voor geldelijke steunverlening dat de voorgestelde aanvangshuurprijs bij aanvraag niet lager mag zijn dan het krachtens het besluit bepaalde minimum (prijspeil 1992: 6,25%) en niet hoger mag zijn dan de krachtens het besluit bepaalde maximale huurprijs (prijspeil 1992: /690,--) exclusief een huurverlagingstoeslag op grond van paragraaf 7). Het maximum heeft betrekking op een individuele woning dus niet op een complexgemiddelde. De maximum huurprijs is niet van toepassing op woningen met meer dan vier kamers. De toetsing geschiedt reeds bij de aanvraag en niet bij de aanvang van de eerste verhuur. Indexering is derhalve niet mogelijk boven het maximum.
Het genoemde bedrag kan periodiek bij ministerile regeling worden verhoogd.
Het Besluit bepaalt dat woningen slechts ten laste van het budget jaarlijkse bijdragen mogen worden gesubsidieerd, indien de koopsom van de bouwrijpe grond niet hoger is dan het krachtens het besluit bepaalde maximum in de provincie Zuid-Holland (prijspeil 1992: ƒ25.500,--). Het genoemde bedrag kan periodiek bij ministeriële regeling worden gewijzigd.
Met het oog op de betaling van de geldelijke steun is het van belang te weten wanneer de woningen (gemiddeld) zijn voltooid (zie artikel 47).
Gezien het betalingsritme van het rijk aan de gemeente ligt het in de rede de eerste betaling anderhalf jaar na de aanvang van de gemiddelde gereedkomingsdatum te verrichten.
De kosten van het verkrijgen in eigendom worden gedefinieerd als de som van de koopsom van de grond en de koop- of koop/aanneemsom van de woning. Tot deze kosten worden ook de overdrachtskosten gerekend. Als er voor één van beide geen of relatief weinig kosten worden gemaakt omdat de woning op grond wordt gebouwd die reeds geruime tijd in bezit is, of omdat de woning voor een belangrijk deel door de eigenaar zelf wordt gebouwd, worden de kosten van het verkrijgen in eigendom door burgemeester en wethouders bepaald. Zij zullen daarbij uitgaan van de waarde in het maatschappelijk verkeer of van vergelijkbare grondprijzen van vergelijkbare woningen in de regio.Datzelfde geldt voor het geval waarin de grond geen eigendom wordt, maar in erfpacht wordt uitgegeven. In dat geval zal worden uitgegaan van het bedrag waarvoor de erfpacht kan worden afgekocht, of, als dat niet mogelijk is, van de uitgifteprijs van gronden voor soortgelijke woningen, gelegen in de gemeente, of indien dergelijke gronden in de gemeente niet aanwezig zijn, in een naburige gemeente.
Geldelijke steun voor een sociale koopwoning wordt alleen verstrekt aan de eerste eigenaar van de woning, of degene die binnen een jaar na de eigendomsoverdracht aan de eerste eigenaar, eigenaar van de woning is geworden. In het eerste lid, sub d, wordt bepaald dat de geldelijke steun aan de eigenaar ook wordt verleend als na een (echt)scheiding diens partner de woning bewoont. De geldelijke steun komt in dat geval slechts te vervallen, indien eigendomsoverdracht (aan de partner) plaatsvindt.In geval van overlijden van deze eigenaar gaat geldelijke steun over op diens erfgenamen die de woningen blijven bewonen.In aanvulling op de algemene eisen en voorwaarden gelden voor de sociale koopsector enkele merendeels uit het Besluit voortvloeiende voorwaarden. Onder andere is bepaald dat de risicoverrekening moet worden afgekocht, zodat onvoorziene bouwkostenstijgingen niet ten laste van de koper kunnen worden gebracht.
De gereedmelding van een sociale koopwoning vindt plaats door de begunstigde, dat wil zeggen de eigenaar van de woning. Naar aanleiding van die gereedmelding wordt de subsidie die de begunstigde zal ontvangen, vastgesteld. Met de gereedmelding moeten daarom ook de benodigde inkomensgegevens worden bepaald. Die gegevens moeten betrekking hebben op het jaar voorafgaande aan het jaar waarin voor de betreffende woning geldelijke steun is verleend. Er moet een door de inspecteur der directe belastingen afgegeven formulier worden overlegd. Voor dit formulier wordt in de regel het IB-60-formulier gebruikt. Hierop staat het over dat jaar aangeslagen bedrag aan belastbaar inkomen vermeld. Indien uit dat formulier echter blijkt dat men over dat jaar nog aangeslagen moet worden, omdat een ingediende aangifte nog niet is behandeld, dan dient voorlopig uitgegaan te worden van het vermelde aangegeven belastbaar inkomen. In dat geval wordt de vaststelling van de hoogte van de subsidie aangehouden tot het moment dat alsnog een kopie van het definitieve aanslagbiljet wordt overlegd.Indien er geen aangifte is ingediend, met andere woorden men valt uitsluitend onder de Wet op de loonbelasting, dan staat op de IB-60-formulier het brutojaarloon vermeld. Bij de bepaling van het zuivere inkomen als bedoeld in artikel 9 van de hiervoorgenoemde wet dient dan hiervan te worden uitgegaan. Aan de hand van het IB-60-formulier wordt tevens beoordeeld of men vermogensbelasting verschuldigd is.
De vaststelling van de geldelijke steun en het aantal jaarbedragen waarin deze wordt uitbetaald, gebeurt geheel conform het Besluit. Dat geldt ook voor de voorwaarden waaronder de geldelijke steun als eenmalige bijdrage wordt uitbetaald. Dat betekent, dat de subsidie wordt vastgesteld aan de hand van een krachtens het Besluit vastgestelde subsidietabel waarin de subsidie afhankelijk wordt gesteld van inkomen en rente. Voor de vaststelling wordt uitgegaan van de tabel zoals die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend (beschikkingsjaar). De inkomens aan de hand waarvan de subsidie wordt berekend hebben betrekking op het jaar daaraan voorafgaand. Ze worden gedefinieerd conform het Besluit (bijlage VI). De rente wordt bepaald op het moment van het verlijden van de transportakte, of als er geen akte is verleden op het moment van vaststelling van de geldelijke steun.
De betaling vindt in het algemeen jaarlijks plaats. De betaling van het eerste (en elk volgend) jaarbedrag vindt plaats binnen een half jaar nadat de begunstigde een zogenaamde bewoningsverklaring heeft ingezonden.
Burgemeester en wethouders beoordelen regelmatig of de geldelijke steun nog terecht wordt verstrekt. De betaling van geldelijke steun wordt stopgezet, indien zij constateren dat dat niet het geval is.Om dat te kunnen bepalen moet de begunstigde jaarlijks op een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier verklaren dat hij/zij de woning als eigenaar bewoont (bewoningsverklaring). Burgemeester en wethouders staken de betaling van geldelijke steun zodra zij vaststellen dat degene die de subsidie ontvangt, of diens erfgenamen, of diens gewezen partner niet meer in de woning woont, of zodra de subsidie-ontvanger niet langer eigenaar is van de woning.
Op grond van het Besluit stellen burgemeester en wethouders de geldelijke steun ook opnieuw vast als blijkt dat zich een inkomenswijziging heeft voorgedaan. De geldelijke steun wordt dan opnieuw vastgesteld aan de hand van de nieuwe som van de inkomens, maar op basis van de subsidietabel volgens het Besluit die gold op het moment dat de geldelijke steun werd verleend. Een herziene vaststelling vindt volgens het Besluit echter alleen plaats, indien deze leidt tot een verlaging van de geldelijke steun.
Als blijkt dat de som van de inkomens het volgens het Besluit geldende maximum heeft overschreden, wordt de betaling van geldelijke steun conform het Besluit beëindigd. Datzelfde is het geval indien bij hernieuwde vaststelling van de geldelijke steun blijkt dat het opnieuw vastgestelde bedrag aan geldelijke steun kleiner dan of gelijk aan de tot dat moment ontvangen geldelijke steun is.Om te kunnen constateren of een wijziging als bovenbedoeld zich heeft voorgedaan, toetsen burgemeester en wethouders iedere vijf jaar de som van de relevante inkomens. De eerste keer dat zij dat doen, is nadat het vijfde jaarbedrag is uitbetaald en vervolgens steeds vijf jaar nadien. Om dat te kunnen beoordelen moeten burgemeester en wethouders beschikken over de benodigde inkomensgegevens. Deze moeten door de eigenaar voor een bepaald tijdstip worden verstrekt. Doet hij/zij dat niet, of niet tijdig, dan wordt de betaling van de geldelijke steun stopgezet en de geldelijke steun verlaagd tot het tot dat moment uitbetaalde bedrag.
Burgemeester en wethouders kunnen gedurende de eerste vijf jaar waarin geldelijke steun wordt verstrekt deze ook opnieuw vaststellen op verzoek van de begunstigde.Zij doen dat uitsluitend als één van de inkomens waarop de vaststelling van de geldelijke steun oorspronkelijk was gebaseerd, is komen te vervallen. In dat geval kan de geldelijke steun op een hoger bedrag worden vastgesteld. De hiervoor beschreven reguliere inkomenstoets vindt dan vervolgens steeds vijf jaar na deze hernieuwde vaststelling plaats.
De in het eerste lid onder b. bedoelde verklaring is een rechtstreeks gevolg van het Besluit dat bepaalt, dat alleen geldelijke steun mag worden verstrekt als de initiatiefnemer verwacht dat op termijn een kostendekkende exploitatie mogelijk is. Volgens het Besluit is een dergelijke verklaring voor beide in artikel 65 genoemde categorieën nodig.
In dit artikel worden aanvullende eisen en voorwaarden gesteld voor het verlenen van geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen.
De maximum huurprijs ligt volgens het Besluit voor woningen waarvoor in 1992 geldelijke steun wordt verleend op /690,--. Volgens het Besluit kan de minister dit bedrag jaarlijks verhogen met de trendmatige huurverhoging. De huurprijs mag daarnaast de maximaal redelijke huurprijs niet te boven gaan ingevolge het Besluit huurprijzen woonruimte (zie ook artikel 61 van het Besluit).
Voor het treffen van ingrijpende voorzieningen zal overleg moeten worden gevoerd met de bewoners van de woningen waaraan de voorzieningen worden getroffen of hen vertegenwoordigende organisaties. Ten aanzien van sociale verhuurders is dat ook vastgelegd in het Besluit toegelaten instellingen volkshuisvesting. Hier geldt de eis voor zowel sociale als particuliere verhuurders. Indien op enigerlei wijze blijkt dat geen of onvoldoende overleg met de bewoners heeft plaatsgevonden, of dit overleg van onvoldoende kwaliteit blijkt te zijn geweest, dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan de aanvraag worden afgewezen.
De minimale kosten van het treffen van voorzieningen aan woningen waarvoor geldelijke steun wordt verleend bedragen het krachtens het besluit bepaalde minimum in de provincie Zuid-Holland (prijspeil 1992: ƒ53.000,--).
Voor de gestelde voorwaarden met betrekking tot warmte-isolatie wordt verwezen naar het Besluit. Daarin wordt bepaald dat de warmteweerstand groter dan 1,3 Kw moet zijn. Tevens is bepaald dat hiervan ontheffing kan worden verleend in een aantal gevallen, te weten:
1. indien de gevel niet geschikt is voor het aanbrengen van spouwmuurisolatie;
2. indien het dak niet geschikt is voor het aanbrengen van isolatie tussen dakbedekking en dakbeschot. Volgens het Besluit is dat in de regel het geval bij hellende daken;
3. indien de betrokken woning een monument is in de zin van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 en voor het treffen van isolerende voorzieningen geen toestemming wordt verleend op grond van artikel 11 van die wet.
De drie genoemde ontheffingsgronden kunnen worden toegepast als de warmte-isolerende voor-zieningen niet, of slechts tegen hoge kosten kunnen worden aangebracht.
In het eerste lid wordt bepaald dat subsidie kan worden verstrekt aan degene die de voorzieningen bekostigt. Hiermee wordt het in theorie mogelijk gemaakt om subsidie voor het treffen van voorzieningen aan de huurder van een woning te verstrekken, maar in het gemeentelijk beleid kunnen zodanige prioriteiten worden gesteld dat subsidiring van huurders niet wenselijk is.
2. Hoewel huurwoningen in veel gevallen als totaalpakket op de markt worden aangeboden, kunnen zich situaties voordoen, waarbij de eigenaar-verhuurder de deelprodukten (grond, ontwerp, financiering, uitvoering) afzonderlijk in eigendom verkrijgt. Omdat hier geen sprake is van één overeenkomst van koop en aanneming, wordt op basis van de afzonderlijke overeenkomsten het bedrag vastgesteld dat voor de toepassing van deze regeling kan worden aangehouden als de kosten van het verkrijgen in eigendom van de woning. Zie ook de toelichting bij artikel 50.
Premiewoningen kunnen zowel in de huursector als in de koopsector worden gebouwd. In het geval er in de koopsector wordt gebouwd, dient, overeenkomstig het bepaalde in artikel 50, een aantal aanvullende gegevens geleverd te worden. Zie toelichting op artikel 50.
De nadere voorwaarden komen overeen met de nadere voorwaarden bij sociale koopwoningen.
Dit artikel komt overeen met het bepaalde in artikel 50. Zie de toelichting aldaar.Evenals de koper van een sociale koopwoning dient de koper van een premiewoning bij de gereedmelding een aantal aanvullende documenten te overleggen.
Toeslagen ten behoeve van plaatselijk verschillende omstandigheden komen in de plaats van wat in de oude regelingen 'kopkostenbijdragen' werden genoemd. In de verordening wordt verder van toeslag gesproken. Een toeslag is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent het verlenen en vaststellen van geldelijke steun van toepassing.
In tegenstelling tot andere vormen van geldelijke steun is bij het verlenen van een toeslag de initiatiefnemer altijd de begunstigde. De initiatiefnemer zal dus ook het verzoek om vaststelling en uitbetaling van de toeslag moeten doen. Indien de initiatiefnemer niet tevens de begunstigde is voor de geldelijke steun in aanvulling waarop de toeslag wordt verleend, zal hij/zij derhalve afzonderlijk een gereedmelding als bedoeld in artikel 32 moeten verzorgen.
Een toeslag wordt verleend in aanvulling op geldelijke steun. Toeslagen worden niet verleend, indien niet is voldaan aan de vereisten voor de verlening van geldelijke steun in aanvulling waarop toeslagen worden verstrekt.
De volgende elementen spelen bij de vaststelling van toeslagen onder meer een rol: de projectgrootte, de lokatie en andere specifieke kenmerken van het bouwplan die de stichtingskosten beïnvloeden, zoals bodemgesteldheid, bereikbaarheid en de mate van geluidbelasting, de aanvangshuur c.q. koopprijs van de woningen en andere soorten van geldelijke steun voor de betreffende woningen.
Een toeslag ten behoeve van huurverlaging is een vorm van geldelijke steun en als zodanig zijn de algemene bepalingen van hoofdstuk 2 omtrent de verlening en vaststelling van geldelijke steun van toepassing.
De verlening van geldelijke steun is gekoppeld aan door de raad te stellen prioriteiten en nadere voorwaarden.
Een toeslag ten behoeve van huurverlaging kan slechts verleend worden aan toegelaten instellingen of ingezet worden ten behoeve van woningen die van gemeentewege gebouwd of verbeterd worden.De bestedingsmogelijkheden van het budget voor toeslagen ten behoeve van huurverlaging zijn verbreed ten opzichte van de oude situatie ('stadsvernieuwingstoeslagen'). Een bijdrage uit dit budget kan door de verhuurder aangewend worden voor de verlaging van de huur van een woning die is gebouwd zowel in stadsvernieuwings- als in uitbreidingsgebieden. Ook woningen die ingrijpend verbeterd worden, komen in aanmerking voor een toeslag.
De aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging maakt integraal deel uit hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het bouwen van een sociale huurwoning, hetzij van de aanvraag voor geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen aan een sociale huurwoning.
Omdat een aanvraag om een toeslag ten behoeve van huurverlaging slechts gehonoreerd kan worden indien de, in de toelichting op artikel 90 genoemde, aanvragen om geldelijke steun gehonoreerd worden, wordt in dit artikel de koppeling gelegd naar het besluit tot verlening van de geldelijke steun.
Voor het vaststellen van de hoogte van de geldelijke steun zijn burgemeester en wethouders gehouden aan de, ingevolge artikel 8, door de gemeenteraad gestelde prioriteiten en nadere voorwaarden met betrekking tot de inzet van toeslagen ten behoeve van huurverlaging.
Uit de wijze van uitbetaling blijkt, dat de toeslag ten behoeve van huurverlaging gelijktijdig wordt uitbetaald met de geldelijke steun ingevolge paragraaf 1 of paragraaf 3.
Er wordt gehandeld namens burgemeester en wethouders met als gevolg dat alle handelingen rechtstreeks worden toegerekend aan burgemeester en wethouders. Op besluiten van de betreffende ambtenaar, genomen namens burgemeester en wethouders, is direct de Wet AROB van toepassing. Dit heeft tot gevolg dat belanghebbenden eerst een bezwaarschrift zullen moeten indienen bij burgemeester en wethouders binnen 6 weken na de dag van verzending van het besluit, alvorens in tweede instantie beroep openstaat bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State.
Voor de toepassing van de verordening geldt een algemene hardheidsclausule. Een hardheidsclausule kan slechts in bijzondere omstandigheden worden toegepast. Uiteraard blijven burgemeester en wethouders bij gebruikmaking van deze mogelijkheid gehouden aan de regels van het Besluit, als regeling van hoger aard.