Overheidsorganisatie | Gemeente Tubbergen |
---|---|
Officiële naam regeling | Kapverordening |
Citeertitel | Kapverordening (1994) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-03-2007 | 09-11-2010 | Artt. 2, 6 | 05-03-2007 Gemeenteblad 2007, 7 | 07.1092 | |
30-07-1999 | 14-03-2007 | Artt. 2, 4, 5a, 6, 7, 8, 9, 10, 11 | 13-07-1999 Gemeenteblad 1999, 10 en 12 | 7/6268 | |
08-09-1994 | 30-07-1999 | Nieuwe regeling | 05-09-1994 Gemeenteblad 1994, 36 | Geen |
De raad van de gemeente Tubbergen;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 1994;
overwegende dat het gewenst is de kapverordening te wijzigen in verband met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht alsmede om die verordening op enkele punten aan te passen en dat het aanbeveling verdient daartoe een geheel nieuwe verordening vast te stellen;
gelet op artikel 149 Gemeentewet en artikel 15 van de Boswet;
besluit:
vast te stellen de volgende
KAPVERORDENING 1994
1. In deze verordening wordt verstaan onder:
houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;
hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.
het afzetten van hakhout: het vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;
campingterrein: een terrein met daarbij behorende voorzieningen, bestemd voor het houden van recreatief nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van tenten, tentwagens, kampeerauto' s of caravans.
2. In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.
1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.
2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;
vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
kweekgoed;
houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die
ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are
ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 7.
houtopstanden op erven en in tuinen bij woningen binnen de bebouwde kommen, voorzover het betreft bomen met een diameter kleiner dan 400 mm gemeten aan de voet van de boom;
houtopstanden op campingterreinen, voorzover deze geen deel uitmaken van een het campingterrein afschermende groenstrook dan wel, bij het ontbreken daarvan, voorzover deze niet zijn gelegen binnen 10 meter afstand tot de perceelsgrens van het terrein;
houtopstanden op sportterreinen, voorzover deze geen deel uitmaken van een bij het sportterrein behorende afschermde groenstrook dan wel, bij het ontbreken daarvan, voorzover deze niet zijn gelegen binnen 10 meter afstand van de perceelsgrens van het terrein;
het vellen van houtopstanden in het kader van gemeentelijke landschapsonderhoudsprojecten.
3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor het afzetten van berkenhakhout tussen 1 november en 15 februari en van ander hakhout dan berkenhakhout tussen 1 november en 1 april mits:
van het voornemen om het hakhout af te zetten tenminste één week voordat het afzetten plaats vindt kennis wordt gegeven aan burgemeester en wethouders;
geen hout op het hakhoutperceel wordt verbrand;
het hakhoutperceel zodanig wordt afgerasterd en afgerasterd wordt gehouden dat beschadiging door weidend vee is uitgesloten;
het hakhout op de stobben 10 tot 15 jaar oud is.
1. De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
2. Wanneer de directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorpsschoon.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant.
2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
1. De vergunning treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de termijn afloopt voor het indienen van een bezwaarschrift. Indien gedurende die termijn bij de president van de rechtbank een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan wordt de vergunning niet van kracht voordat op dat verzoek is beslist.
2. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen bij het verlenen van een vergunning bepalen dat de vergunning, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, terstond in werking treedt.
1. Indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt vervalt de vergunning één jaar nadat zij onherroepelijk is geworden. Op verzoek van de vergunninghouder kan deze termijn door burgemeester en wethouders worden verlengd.
2. De vergunning geldt zowel voor de verkrijger als voor zijn rechtsopvolgers.
1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.
3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.
Indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 2, artikel 4, artikel 5 of artikel 7, schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschift niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen personen.
1. Deze verordening kan worden aangehaald als "Kapverordening", al dan niet met de toevoeging van het jaartal 1994.
2. Zij treedt in werking op de dag volgend op die van bekendmaking.
3. Met ingang van die datum vervalt de Kapverordening. Zij wordt voortaan aangehaald als "Kapverordening 1988".
Aldus vastgesteld in de openbare
raadvergadering van 5 september 1994,
De secretaris, De voorzitter,
mr. T.P. van Deutekom, mr. J.A.M.L. Houben