Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingRegeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant
CiteertitelRegeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerppersoneelsbeleid, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Art. 9, eerste lid, onder b, treedt in werking op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip, gekoppeld aan het moment waarop de Werkkostenregeling binenn de provincie toegepast gaat worden.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, art. F.4, eerste en vierde lid.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-04-201329-06-2013Nieuwe regeling

16-04-2013

Provinciaal Blad, 2013, 67

3384672

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel F4, eerste lid en vierde lid, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;

Gezien de in het Georganiseerde overleg tijdens de overlegvergadering van 7 maart 2013 bereikte instemming;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 juni 2012 de “ Vervoersvisie 2012 Personeel PNB” hebben vastgesteld ter vervanging en herziening van het Vervoerplan dat op 13 oktober 2000 door Provinciale Staten is vastgesteld;

Overwegende dat in de Vervoersvisie uitgangspunten en doelstellingen zijn geformuleerd die gericht zijn op het behoud van de positie van maatschappelijke verantwoorde en aantrekkelijke werkgever, het vertrouwen in de medewerkers en de keuzevrijheid, het voorkomen van onnodig vervoer en beperken van nadelige gevolgen voor het milieu en de gezondheid en het structureel bezuinigen op de vervoerskosten;

Overwegende dat de Vervoersvisie de uitgangspunten voor het verplaatsen van medewerkers voor woon- en werkverkeer en dienstreizen bevat en geen regels voor vergoedingen van deze vervoersbewegingen;

Overwegende dat de bestaande regelingen niet passen binnen de Vervoersvisie 2012 en bovendien Gedeputeerde Staten de bestaande regelingen uit het oogpunt van harmonisatie en deregulering willen samenvoegen tot een nieuwe regeling;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling en daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    carpoolen: met meerdere personen samen in één auto het woon-werkverkeer afleggen;

  • b.

    deelnemer: deelnemer aan deze regeling;

  • c.

    dienstreis: voor het verrichten van de werkzaamheden van de deelnemer naar het oordeel van de leidinggevende noodzakelijke reis buiten de plaats van tewerkstelling en het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats;

  • d.

    openbaar vervoer: georganiseerd personenvervoer dat voor iedereen toegankelijk is, zoals bus, trein, tram, metro, veerpont en vliegtuig;

  • e.

    plaats van tewerkstelling: gebouw, gebouwencomplex of terrein waar of van waaruit de deelnemer naar het oordeel van de leidinggevende gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • f.

    vervoerskaart: door de provincie beschikbaar gestelde en door de vervoerder uitgegeven kaart, waarmee de deelnemer de kosten van woon-werkverkeer of dienstreizen kan betalen;

  • g.

    woon-werkverkeer: reis van de woning van de deelnemer naar de plaats van tewerkstelling en terug.

Artikel 2 Doelgroep

Een vergoeding op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door een persoon:

  • a.

    die door Gedeputeerde Staten is aangesteld in vaste of tijdelijke dienst;

  • b.

    met wie Gedeputeerde Staten op grond van hoofdstuk H van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd is aangegaan.

Artikel 3 Te vergoeden activiteit

Op grond van deze regeling kan een vergoeding worden verstrekt voor:

  • a.

    reiskosten van woon-werkverkeer;

  • b.

    reis- en verblijfskosten van dienstreizen.

Hoofdstuk 2 Woon-werkverkeer

§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 4 Vervoermiddelen woon-werkverkeer

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van dit hoofdstuk een vergoeding voor het daadwerkelijk afleggen van woon-werkverkeer met een van de volgende middelen van vervoer:

  • a.

    fiets;

  • b.

    openbaar vervoer;

  • c.

    carpoolen;

  • d.

    taxi;

  • e.

    een combinatie van de vervoermiddelen, bedoeld onder a tot en met d.

Artikel 5 Vorm van vergoeding
  • 1 Gedeputeerde Staten vergoeden de kosten voor gebruik van de vervoermiddelen, bedoeld in artikel 4, rechtstreeks aan de vervoerder.

  • 2 Voor zover vergoeding niet kan plaatsvinden op de wijze als omschreven in het eerste lid, kan een vergoeding worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag aan de deelnemer.

  • 3 Voor toepassing van het eerste en tweede lid bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoers- of stallingsbewijs gelet op:

    • a.

      beschikbare en van toepassing zijnde abonnementen;

    • b.

      de meest doelmatige reis;

    • c.

      de administratieve lasten voor de provincie.

Artikel 6 Fiets met trapondersteuning

Voor de toepassing van paragraaf 2 en 3 wordt met een fiets gelijk gesteld een fiets met trapondersteuning.

§ 2 Fiets
Artikel 7 Weigeringsgrond

Een vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets wordt geweigerd indien de deelnemer in de afgelopen vijf jaren een vergoeding hiervoor heeft ontvangen.

Artikel 8 Vergoeding
  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer per fiets komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      aanschaf van een fiets;

    • b.

      accessoires bij de fiets;

    • c.

      verzekeringspremie.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, omvat:

    • a.

      de kosten van aanschaf van de fiets met bijbehorende accessoires tot een maximum van € 749 voor de periode, bedoeld in artikel 7;

    • b.

      de premie voor een verzekering tegen diefstal en cascoschade tot een verzekeringswaarde van maximaal € 749 gedurende een periode van drie jaren.

Artikel 9 Verplichtingen
  • 1 De deelnemer die een vergoeding voor woon-werkverkeer per fiets heeft ontvangen, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen ten aanzien van het gebruik van de fiets:

    • a.

      de deelnemer gebruikt de fiets meer dan 50% van de werkbare dagen per jaar voor het gehele traject van het woon-werkverkeer; of

    • b.

       [dit onderdeel is nog niet in werking getreden].

  • 2 Onverminderd het eerste lid, heeft de deelnemer in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      terugbetaling van een evenredig deel van de ontvangen vergoeding indien hij voor het verstrijken van de periode, bedoeld in artikel 7, uit dienst treedt;

    • b.

      de fiets voor eigen rekening onderhouden en in een gebruiksklare staat houden;

    • c.

      de fiets door de provincie laten voorzien van een registratiesticker.

  • 3 Onverminderd het eerste en tweede lid, heeft de deelnemer in geval van diefstal van de fiets gedurende de periode, bedoeld in artikel 7, de volgende verplichtingen;

    • a.

      bij de politie aangifte doen van diefstal;

    • b.

      verstrekken aan Gedeputeerde Staten van het van de politie ontvangen aangiftebewijs en proces-verbaal;

    • c.

      aanschaffen van een minimaal gelijkwaardige fiets.

  • 4 De terugbetaling, bedoeld in het tweede lid, onder a, vindt plaats door middel van inhouding op de laatste salarisbetaling.

Artikel 10 Wijziging periode
  • 1 In aanvulling op artikel 9, derde lid, vangt een nieuwe periode van vijf jaren als bedoeld in artikel 7 aan, indien:

    • a.

      de diefstal, bedoeld in artikel 9, derde lid, plaatsvindt gedurende de looptijd van de verzekering van drie jaren;

    • b.

      de deelnemer een nieuwe fiets aanschaft, en

    • c.

      de deelnemer de nieuwe fiets gedurende tenminste drie jaren verzekert tegen diefstal en casco.

  • 2 De premie voor de verzekering, bedoeld in het vorige lid, onder c, wordt vergoed met inachtneming van artikel 8, tweede lid, onder b.

Artikel 11 Sanctie
  • 1 Indien een deelnemer niet voldoet of heeft voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, vorderen Gedeputeerde Staten de vergoeding naar evenredigheid terug.

  • 2 De terugvordering vindt plaats door middel van inhouding op de eerstvolgende salarisbetaling aan de deelnemer.

§ 3 Openbaar vervoer
Artikel 12 Vergoeding hoofdtraject
  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer per openbaar vervoer komt het volgende in aanmerking:

    • a.

      vervoersabonnement;

    • b.

      vervoersbewijs;

    • c.

      stalling.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, onder b, is gelijk aan de kosten voor een vervoersbewijs voor de goedkoopst beschikbare klasse.

  • 3 Indien de deelnemer kiest voor het afleggen van het woon-werkverkeer per trein in de eerste klasse, zijn de meerkosten van het vervoersbewijs eerste klasse voor rekening van de deelnemer.

  • 4 Indien Gedeputeerde Staten de kosten van het openbaar vervoer rechtstreeks aan de vervoerder betalen, houden zij de meerkosten, bedoeld in het vorige lid, in op de eerstvolgende salarisbetaling aan de deelnemer.

Artikel 13 Vergoeding voor- of natraject
  • 1 In aanvulling op artikel 12 komt de deelnemer in aanmerking voor vergoeding van het voor- of natraject.

  • 2 Om voor vergoeding van stallingskosten van het voor- of natraject, bedoeld in het vorige lid, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de deelnemer legt het voor- of natraject af met een fiets of bromfiets;

    • b.

      de deelnemer gebruikt minstens 50% van de werkbare dagen zijn fiets of bromfiets ten behoeve van het voor- of natraject en stalt deze in de desbetreffende rijwielstalling.

§ 4 Carpoolen
Artikel 14 Vereisten

Om voor vergoeding van woon-werkverkeer via carpoolen als bedoeld in artikel 4, onder c, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de deelnemer is lid van een carpoolteam dat voldoet aan de volgende vereisten:

    • 1°.

      de teamleden wonen buiten een straal van 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling;

    • 2°.

      de teamleden rijden geheel of gedeeltelijk via dezelfde route naar de plaats van tewerkstelling;

    • 3°.

      de teamleden behoren tot de doelgroep van deze regeling, bedoeld in artikel 2;

    • 4°.

      het team carpoolt tenminste 12 keer per kwartaal;

    • 5°.

      de teamleden sluiten gezamenlijk een carpoolovereenkomst met de provincie, waarin tenminste het aantal te vergoeden kilometers enkele reis wordt vastgelegd;

    • 6°.

      het team wijst uit zijn midden een contactpersoon aan en maakt die bekend aan Gedeputeerde Staten;

  • b.

    de deelnemer is een chauffeur in het carpoolteam.

Artikel 15 Vergoeding
  • 1 Voor vergoeding van woon-werkverkeer via carpoolen komen in aanmerking:

    • a.

      de kosten van de door tenminste twee teamleden gezamenlijk gereden kilometers van de kortste route enkele reis;

    • b.

      de kosten van eventuele omrijdkilometers enkele reis om gezamenlijk de weg te vervolgen.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de gereden kilometers van de kortste route volgens het systeem Routenet.

  • 3 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 0,19 per kilometer.

Artikel 16 Parkeerplaats

Het carpoolteam kan, voor zover beschikbaar, de auto parkeren op het daarvoor tot 9.30 uur ‘s ochtends gereserveerde gedeelte van het parkeerterrein van het provinciehuis, mits:

  • a.

    de auto daadwerkelijk is gebruikt om op die dag te carpoolen;

  • b.

    het door de provincie verstrekte bewijs van carpoolen zichtbaar achter de voorruit van de auto wordt achtergelaten.

§ 5 Taxi
Artikel 17 Vereisten

Om voor vergoeding van woon-werkverkeer per taxi als bedoeld in artikel 4, onder d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de deelnemer kan tijdelijk wegens ziekte, blessure of invaliditeit niet op andere wijze naar de plaats van tewerkstelling komen;

  • b.

    taxi is de meest doelmatige vorm van vervoer gelet op:

    • 1°.

      de reisafstand;

    • 2°.

      de reistijd;

    • 3°.

      de beschikbaarheid van andere vervoermiddelen.

Artikel 18 Vergoeding

De daadwerkelijk gemaakte kosten van woon-werkverkeer per taxi komen volledig voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 3 Dienstreizen

§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 19 Soorten vergoeding voor dienstreis

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van dit hoofdstuk een vergoeding voor het daadwerkelijk en op de meest doelmatige wijze afleggen van een dienstreis voor:

  • a.

    de volgende middelen van vervoer:

    • 1°.

      fiets;

    • 2°.

      openbaar vervoer;

    • 3°.

      motorrijtuig;

    • 4°.

      taxi;

    • 5°.

      een combinatie van de vervoermiddelen, bedoeld in het eerste tot en met vierde onderdeel;

  • b.

    noodzakelijke verblijfskosten gedurende de dienstreis.

Artikel 20 Doelmatig vervoer
  • 1 Dienstreizen worden per fiets, fiets met trapondersteuning, bromfiets, openbaar vervoer of met een combinatie van deze vervoermiddelen afgelegd.

  • 2 Indien gebruik van vervoermiddelen als bedoeld in het eerste lid, ondoelmatig is, wordt de dienstreis afgelegd met een eigen motorrijtuig al dan niet in combinatie met vervoermiddelen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Indien in de situatie, bedoeld in het tweede lid, gebruik van het eigen motorrijtuig niet mogelijk is, stellen Gedeputeerde Staten een motorrijtuig beschikbaar.

  • 4 Gedeputeerde Staten bepalen met inachtneming van de voorgaande leden, de meest doelmatige vorm van vervoer.

Artikel 21 Vorm van vergoeding
  • 1 Gedeputeerde Staten vergoeden dienstreizen als bedoeld in artikel 19 rechtstreeks aan de aanbieder van de dienst.

  • 2 Voor zover vergoeding van dienstreizen als bedoeld in artikel 19 niet kan plaatsvinden overeenkomstig het eerste lid, verstrekken Gedeputeerde Staten een vergoeding in de vorm van een geldbedrag aan de deelnemer.

  • 3 Voor toepassing van het eerste en tweede lid bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoers- of stallingsbewijs gelet op:

    • a.

      beschikbare en van toepassing zijnde abonnementen;

    • b.

      de meest doelmatige reis;

    • c.

      de administratieve lasten voor de provincie.

Artikel 22 Begin- en eindpunt dienstreis
  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt de plaats van tewerkstelling als begin- en eindpunt van de dienstreis.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de woning van de deelnemer of een andere plaats als beginpunt of eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt indien:

    • a.

      de deelnemer doorgaans met de trein reist; of

    • b.

      het minder efficiënt is om voor aanvang of na afloop van de dienstreis eerst naar de plaats van tewerkstelling te reizen gelet op:

      • 1°.

        het aantal kilometers dat extra zou moeten worden afgelegd;

      • 2°.

        de extra reistijd.

Artikel 23 Ambulant
  • 1 In aanvulling op de artikelen 25 tot en met 33 zijn de artikelen 34 en 35 van toepassing op de vergoeding van dienstreizen afgelegd door een deelnemer:

    • a.

      die uit hoofde van zijn functie overwegend op een wisselende plaats anders dan het provinciehuis of een regiokantoor zijn werkzaamheden dient te verrichten;

    • b.

      van wie de functie als ambulant is aangemerkt.

  • 2 Het eerste lid is slechts van toepassing gedurende de periode dat de werkzaamheden ambulant zijn.

Artikel 24 Buitenlandse dienstreizen
  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken uitsluitend een vergoeding voor een dienstreis naar het buitenland indien zij vooraf toestemming hebben verleend voor die reis.

  • 2 Voorafgaande toestemming als bedoeld in het vorige lid is niet vereist indien:

    • a.

      de dienstreis naar België wordt afgelegd;

    • b.

      de dienstreis naar het buitenland in Nederland begint, en:

      • 1°.

        het reisgedeelte buiten Nederland beperkt is;

      • 2°.

        de grensoverschrijding niet noodzakelijkerwijs leidt tot uitgaven voor maaltijden of overnachting in het buitenland

§ 2 Fiets
Artikel 25 Vergoeding
  • 1 Bij dienstreizen per fiets komen de kosten voor de gereden kilometers met de eigen fiets in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt € 0,19 per kilometer.

Artikel 26 Gelijkgestelde vervoermiddelen

Voor de toepassing van deze paragraaf worden een fiets met trapondersteuning en een bromfiets gelijk gesteld met een fiets.

§ 3 Openbaar vervoer
Artikel 27 Vergoeding
  • 1 Bij dienstreizen per openbaar vervoer komen de kosten van een vervoersbewijs voor de goedkoopst beschikbare klasse in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 Indien de deelnemer in geval van een dienstreis per trein kiest voor het afleggen van een reis in de eerste klasse, vindt volledige vergoeding plaats indien reizen per eerste klasse doelmatiger is gelet op:

    • a.

      de te verwachten drukte in de trein;

    • b.

      het kunnen verrichten van werkzaamheden in de trein.

§ 4 Eigen motorrijtuig
Artikel 28 Vergoeding
  • 1 Bij dienstreizen met een eigen motorrijtuig komen de gereden kilometers met het eigen motorrijtuig in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt, na verrekening van verschuldigde belastingen, € 0,28 per gereden kilometer.

  • 3 Gedeputeerde Staten dragen zorg voor afdracht van de verschuldigde belasting, bedoeld in het tweede lid.

§ 5 Taxi
Artikel 29 Vergoeding

De daadwerkelijk gemaakte kosten van dienstreizen per taxi komen volledig voor vergoeding in aanmerking.

§ 6 Verblijfskosten
Artikel 30 Verblijfskosten

Onder verblijfskosten wordt verstaan:

  • a.

    kosten van maaltijden en kleine uitgaven;

  • b.

    kosten van logies;

  • c.

    tol-, veer-, parkeer- en stallingskosten.

Artikel 31 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven
  • 1 Om voor vergoeding van maaltijden en kleine uitgaven als bedoeld in artikel 30, onder a, in aanmerking te komen, heeft de dienstreis tenminste vier uren geduurd.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komt een deelnemer slechts voor vergoeding van kleine uitgaven ‘s avonds en vergoeding van ontbijt in aanmerking indien een overnachting gedurende de dienstreis noodzakelijk is geweest.

  • 3 Onverminderd het eerste lid komt de deelnemer slechts voor een vergoeding van lunch of avondmaaltijd in aanmerking, indien de periode van 12.00 tot 14.00 uur, respectievelijk van 18.00 uur tot 20.00 uur, geheel in de dienstreis is gevallen.

  • 4 De daadwerkelijk gemaakte kosten van maaltijden en kleine uitgaven komen voor vergoeding in aanmerking.

  • 5 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, bedraagt maximaal:

    • a.

      voor binnenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling binnenland;

    • b.

      voor buitenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling buitenland.

Artikel 32 Kosten van logies
  • 1 Indien de deelnemer gedurende de dienstreis heeft overnacht, komen de daadwerkelijke gemaakte kosten van de overnachting in aanmerking voor vergoeding.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in het vorige lid, bedraagt maximaal:

    • a.

      voor binnenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling binnenland;

    • b.

      voor buitenlandse dienstreizen: het bedrag dat hiervoor is vastgesteld in de Reisregeling buitenland.

Artikel 33 Kosten van tol-, veer-, parkeer- en stallingskosten

Indien de deelnemer gedurende de dienstreis tol-, veer-, parkeer- of stallingskosten heeft gemaakt, worden de daadwerkelijk gemaakte kosten volledig vergoed.

§ 7 Ambulante werkzaamheden
Artikel 34 Vergoeding vervoer
  • 1 De deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de deelnemer gebruikt de hem ter beschikking gestelde auto alleen voor de uitoefening van de ambulante werkzaamheden;

    • b.

      de deelnemer parkeert de hem ter beschikking gestelde auto dagelijks na het afronden van zijn werkzaamheden op de plaats van tewerkstelling;

    • c.

      de deelnemer houdt een sluitende rittenadministratie bij met de door Gedeputeerde Staten ter beschikking gestelde registratiemiddelen of andere wettelijk erkende methoden, om aan te tonen dat de auto niet privé wordt gebruikt.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, onder b, mag de deelnemer de hem ter beschikking gestelde auto na afloop van zijn werkdag mee naar huis nemen indien de leidinggevende hem hiervoor om reden van efficiency toestemming heeft verleend.

  • 3 Indien een deelnemer, die toestemming heeft de auto mee naar huis te nemen, langdurig afwezig is, bezorgt hij de auto op een door de leidinggevende aangewezen locatie.

Artikel 35 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven
  • 1 In afwijking van artikel 31, eerste lid, voor zover betrekking hebbend op kleine uitgaven overdag, ontvangt de deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt, voor iedere dag waarop ambulante werkzaamheden zijn verricht een vergoeding voor kleine uitgaven overdag volgens de Reisregeling binnenland.

  • 2 In afwijking van artikel 31, derde lid, voor zover betrekking hebbend op de lunch, wordt de deelnemer van wie de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt, slechts een vergoeding verstrekt indien er voor hem geen mogelijkheid is om een meegebrachte lunch te nuttigen dan wel tegen betaling een lunch van de werkgever te ontvangen.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 36 Vereisten vergoedingsaanvraag

Een aanvraag voor een vergoeding voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    aanvragen worden ingediend bij Gedeputeerde Staten;

  • b.

    aanvragen worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier;

  • c.

    een aanvraag bevat tenminste het volledig ingevulde aanvraagformulier;

  • d.

    een aanvraag heeft tenminste betrekking op een periode van een kalendermaand;

  • e.

    een aanvraag als bedoeld in onderdeel d wordt ingediend na afloop van de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, doch niet later dan 31 januari van het jaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • f.

    in afwijking van onderdeel d kan een aanvraag voor vergoeding van dienstreizen direct na afloop van de desbetreffende dienstreis worden ingediend.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 37 Intrekking
  • 1 De Regeling reis- en verblijfkosten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

  • 2 De Regeling reis- en verblijfkosten ambulante functies provincie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

  • 3 Het Carpoolreglement wordt ingetrokken.

Artikel 38 Overgangsrecht
  • 1 Voor vervoer dat heeft plaatsgevonden voor inwerkingtreding van deze regeling blijft de Regeling reis- en verblijfkosten Noord-Brabant zijn werking behouden.

  • 2 In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 7 tot en met 11 van deze regeling van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling en waarvan de vergoedingstermijn van vijf jaren nog niet is verstreken.

  • 3 De Regeling reis- en verblijfkosten ambulante functies provincie Noord-Brabant blijft zijn werking behouden voor zover het vervoer heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 39 Evaluatie

Gedeputeerde Staten onderzoeken binnen een jaar na de inwerkingtreding van deze regeling de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel 9, eerste lid, onder b, dat in werking treedt op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

Artikel 41 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 16 april 2013

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

 

Toelichting behorende bij de Regeling vergoeding vervoers- en verblijfskosten Noord-Brabant

Algemeen

Op 13 oktober 2000 hebben Provinciale Staten het Vervoerplan vastgesteld. Het Vervoerplan geeft uitgangspunten in de keuze van medewerkers van de Provincie bij het afleggen van dienstreizen en woon-werkverkeer. Naar aanleiding van een evaluatie in 2003 is het Vervoerplan op 7 november 2003 gewijzigd. Het Vervoerplan heeft plaatsgemaakt voor de Vervoersvisie 2012. De aanleiding voor deze nieuwe visie is divers. Zowel beleidsinhoudelijke inzichten als keuzemogelijkheden voor het in te zetten vervoersinstrumentarium zijn sinds de laatste aanpassing van het Vervoerplan gewijzigd. Bovendien was de terminologie en samenstelling verouderd en was het Vervoerplan niet meer actueel. Tot slot heeft ook de Agenda van Brabant bijgedragen aan de actualisatieslag en een geheel nieuwe Vervoersvisie omdat deze is gericht op meer en breder samenwerken met andere overheden en op bezuiniging van uitgaven op het Vervoerplan.

In deze door Gedeputeerde Staten vastgestelde Vervoersvisie 2012 zijn de volgende uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd:

  • - de positie van de maatschappelijk verantwoorde en aantrekkelijke werkgever dient behouden te blijven;

  • - uitgegaan dient te worden van het vertrouwen in de medewerkers;

  • - medewerkers moeten zelf kunnen kiezen waarmee ze van en naar het werk komen;

  • - maatwerk moet mogelijk zijn en blijven;

  • - de provincie heeft een voorbeeldfunctie ten aanzien van haar eigen beleid;

  • - op de uitgaven van de Vervoersvisie dient tot 1 januari 2016 per jaar € 180.000 bezuinigd te worden ten opzichte van de uitgaven van 2011.

Voorts zijn de volgende hoofddoelstellingen zijn geformuleerd:

  • - het optimaal benutten van slimme manieren om elkaar te ontmoeten;

  • - het zoveel mogelijk voorkomen van onnodig vervoer bij woon- en werkverkeer en dienstreizen van de provinciale medewerkers;

  • - indien vervoer plaatsvindt, dan dienen de nadelige gevolgen van het vervoer voor milieu en de gezondheid zoveel mogelijk beperkt te worden;

  • - vanuit het vertrouwen dat medewerkers zelf verantwoorde keuzes maken bij noodzakelijke vervoersbewegingen.

Regeling

De Vervoersvisie 2012 wordt in deze regeling voor het gehele vervoersinstrumentarium vertaald met vergoedingen voor de verschillende vervoersmiddelen. Het kiezen van de wijze van vervoer is aan de medewerker waarbij het vertrouwen dat de medewerker de juiste keuze maakt die past binnen de vervoersvisie het uitgangspunt is. Met de wijze van vergoeden en de hoogten is beoogd deze juiste keuze te stimuleren en bijvoorbeeld het gebruik van de auto voor woon-werkverkeer te ontmoedigen. Het verminderen van bureaucratie, administratieve lasten en deregulering zijn bovenop de uitgangspunten van de Vervoersvisie 2012 zelf, belangrijke uitgangspunten voor de regeling.

Juridisch kader

Behalve de beleidsbasis gelegd in de Vervoersvisie 2012 wordt deze regeling beheerst door de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, het Burgerlijke Wetboek, Belastingregelgeving en jurisprudentie. In artikel F4, eerste lid van de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Provincies (verder: CAP) is de grondslag gelegd voor vergoeding van dienstreizen. In het vierde lid van hetzelfde artikel ligt de basis voor de vergoeding van woon-werkverkeer zolang dit niet apart in de CAP is geregeld. Voorts is in de CAP een regeling over schadevergoeding en aansprakelijkheid van de werkgever bij dienstreizen opgenomen. Deze wordt uitgelegd bij het desbetreffende artikel in de regeling.

Belastingtechnische aspecten; Werkkostenregeling

Met deze regeling is geanticipeerd op nieuwe ontwikkelingen in de fiscale regelgeving, met name de invoering van de Werkkostenregeling. Onder deze regeling kunnen, binnen bepaalde grenzen, belastingvrije vergoedingen en verstrekkingen worden gegeven.

Opbouw regeling

Hoofdstuk 1 van de regeling bevat de begripsbepalingen en de reikwijdte van de regeling: doelgroep en te vergoeden activiteiten. Hoofdstuk 2 richt zich op de vergoeding van woon-werkverkeer. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de verstrekkingen in natura, zoals de vervoerskaart, en de vergoedingen in geld van de gemaakte kosten voor het vervoer. Per vervoermiddel is een paragraaf opgenomen waarin de vereisten waaraan de deelnemer dient te voldoen, de hoogte van de vergoeding en de verplichtingen zijn opgenomen. Hoofdstuk 3 regelt de vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen. De opbouw is hetzelfde als woon-werkverkeer. Dit betekent een onderscheid tussen verstrekkingen in natura en de vergoeding van gemaakte kosten. Vervolgens zijn per paragraaf de vereisten, hoogte vergoeding en verplichtingen voor de verschillende vervoermiddelen uitgewerkt. Voor ambulante werkzaamheden zijn aparte bepalingen opgenomen in hoofdstuk 4. Vervolgens bevat hoofdstuk 5 voorschriften omtrent het aanvragen van de vergoeding of indienen van de declaratie en hoofdstuk 6 slotbepalingen zoals overgangsrecht en inwerkingtreding van de regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Woorden als vervoersbewijs en stallingsbewijs zijn niet omschreven omdat deze hier dezelfde betekenis hebben als in het normale spraakgebruik.

Voor de omschrijving van de begrippen bromfiets en motorrijtuig wordt verwezen naar de Wegenverkeerswet 1994 waar in artikel 1, aanhef en onderdelen c en e, een omschrijving is gegeven voor deze begrippen. Tot het begrip ‘bromfiets’ behoren volgens deze omschrijving ook elektrische scooters en snorfietsen aangezien de omschrijving alleen een maximumsnelheid en maximumvermogen bevat.

onderdeel c. dienstreis Iedere medewerker verricht de werkzaamheden die zijn opgedragen door de leidinggevende en door de leidinggevende noodzakelijk worden geacht voor de uitoefening van de functie. Een dienstreis is daar onderdeel van en derhalve omschreven als door de leidinggevende noodzakelijk geachte reis.

onderdeel e. plaats van tewerkstelling De plaats van tewerkstelling is nadrukkelijk niet afgebakend tot het provinciehuis en mogelijke regiokantoren maar strekt zich uit tot iedere plaats van waaruit gewoonlijk werkzaamheden worden verricht.

onderdeel f. vervoerskaart De reikwijdte en mogelijkheden van een vervoerskaart worden bepaald door de vervoerder die de kaart uitgeeft. Dit betekent dat in gevallen waarin de vervoerskaart die mogelijkheden biedt ook parkeren, stallen van fietsen en dergelijke kan worden betaald met de vervoerskaart.

Artikel 2 Doelgroep

De doelgroep bestaat uit medewerkers met een aanstelling of arbeidscontract van bepaalde tijd of onbepaalde tijd. Medewerkers die op uitzend- of inhuurbasis werkzaam zijn bij de provincie, kunnen aanspraak maken op reis- en verblijfvergoeding bij hun werkgever, voor zover deze dergelijke faciliteiten biedt. Overigens bepaalt de CAO van uitzendkrachten dat de arbeidsvoorwaarden van het inlenend bedrijf van toepassing zijn.

Artikel 3 Te vergoeden activiteit

Tot dienstreizen behoren alle mogelijke dienstreizen door de medewerkers verricht, dit betekent ook dienstreizen die verricht zijn wegens zogeheten ambulante werkzaamheden. Voor de uitleg van het begrip ambulante werkzaamheden wordt verwezen naar artikel 23 en de toelichting op dat artikel.

Hoofdstuk 2 Woon-werkverkeer

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 4 Vervoermiddelen woon-werkverkeer

Een van de uitgangspunten van de Vervoersvisie 2012 is het zoveel mogelijk beperken van de nadelige gevolgen van het vervoer voor milieu en gezondheid, daar waar het woon-werkverkeer niet te vermijden is. Derhalve worden de meer milieuvriendelijke vormen van vervoer vergoed, uitgaande van de juiste keuze door de deelnemer, uitgaande van doelmatigheid en beschikbaarheid van vervoermiddelen.

In dit artikel wordt tegelijk het vereiste gesteld dat vergoeding wordt verstrekt wegens daadwerkelijk afleggen van woon-werkverkeer met een van de genoemde vervoermiddelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat geen treinabonnement wordt verstrekt, als niet met het openbaar vervoer wordt gereisd.

Artikel 5 Vorm van vergoeding

Gedeputeerde Staten verstrekken de vergoeding in natura of in de vorm van een geldbedrag.

Eerste lid Het eerste lid ziet op verstrekking in natura. Dit kan op verschillende manieren. Onder andere door het verstrekken van een vervoerskaart of stallingsbewijs, maar ook door het taxivervoer te regelen dan wel een vaste taxivervoerder aan te bieden. Het aantal verstrekkingen in natura neemt in de toekomst toe door de op handen zijnde flexibele abonnementsvormen van aanbieders van openbaar vervoer zoals de NS. De vereisten om voor een verstrekking in natura in aanmerking te komen zijn dezelfde als die voor een geldbedrag. Die vereisten zijn per vervoermiddel opgenomen.

Derde lid Gedeputeerde Staten bepalen voorafgaand aan de reis welk vervoersbewijs voor het door de medewerker gekozen vervoermiddel het meest doelmatig is. Administratieve lasten zijn met name bepalend in die gevallen dat sprake is van een preferred supplier, zoals bij het taxivervoer, of een raamcontract met een vervoerder.

Artikel 6 Fiets met trapondersteuning

De definitie van fiets met trapondersteuning is gegeven in artikel 1, onder ea, van de Wegenverkeerswet 1994. Hierin is bepaald dat het gaat om fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor met een in de begripsomschrijving opgenomen vermogen en maximumsnelheid.

§ 2 Fiets

Artikel 7 Weigeringsgrond

De vergoeding wordt verstrekt voor een periode van vijf jaren. Indien een deelnemer in de afgelopen vijf jaren deze vergoeding reeds heeft ontvangen, ontvangt hij derhalve geen vergoeding. De vergoeding wordt ook verstrekt aan medewerkers in tijdelijke dienst of met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Dit betekent wel dat zij een evenredig deel van de vergoeding moeten terugbetalen als het tijdelijke dienstverband of contract niet overgaat in een vaste aanstelling, en dus de periode van vijf jaren niet kan worden vol gemaakt.

Artikel 9 Verplichtingen

Eerste lid Indien een deelnemer een vergoeding heeft ontvangen, dient hij meer dan 50% van de werkbare dagen dan wel 2400 kilometer op jaarbasis fietsend het gehele traject van het woon-werkverkeer af te leggen []. De huidige belastingregeling bepaalt de norm van meer dan 50%. Deze verplichting maakt een combinatie met bijvoorbeeld woon-werkverkeer per openbaar vervoer of carpoolen mogelijk op de dagen dat niet gefietst wordt, en houdt tegelijk de fietsvergoeding doelmatig door de minimumeis.

Met het juist invullen van het declaratieformulier wordt aangetoond of aan de verplichtingen wordt voldaan.

In onderdeel b is opgenomen dat een fietsvergoeding kan worden verstrekt indien jaarlijks minimaal 2400 km wordt gefietst. Deze bepaling dient pas in werking te treden vanaf het moment dat de nieuwe fiscale regeling (de Werkkostenregeling) door de provincie wordt toegepast. Dit zal naar verwachting het geval zijn met ingang van 1 januari 2014. Om die reden is in artikel 40 opgenomen dat deze bepaling pas in werking treedt op een nader te bepalen datum.

Vierde lid Het terug te betalen bedrag wordt verrekend met de laatste salarisbetaling. Dit is toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

Artikel 10 Wijziging periode

In geval van diefstal gedurende de periode dat de fiets is verzekerd tegen diefstal, ontvangt de deelnemer van de verzekeringsmaatschappij een uitkering, waarmee hij een vervangende gelijkwaardige fiets kan aanschaft. De oorspronkelijke periode waarvoor de fietsvergoeding is ontvangen, loopt in principe gewoon door. Indien ter vervanging een nieuwe fiets is aangeschaft, kan deze in principe een volledige vergoedingsperiode van vijf jaar mee. Hiertoe is artikel 10 opgenomen. Indien aan de genoemde vereisten is voldaan, start een nieuwe periode van vijf jaren en worden onder dezelfde voorwaarden de kosten voor een verzekering van die fiets vergoed.

Artikel 11 Sanctie

Omdat de vergoeding wordt verstrekt op het moment van aankoop van de fiets, maar nadrukkelijk verplichtingen worden opgelegd ten aanzien van het daarop volgende gebruik, is gekozen voor een sanctie in de vorm van een terugbetaling naar evenredigheid van de verstrekte vergoeding. De controle vindt plaats aan de hand van de registratiesticker die op grond van artikel 9, tweede lid, onder c, is aangebracht op de fiets.

Tweede lid De terugvordering vindt plaats door verrekening met de laatste salarisbetaling. Dit is toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet.

§ 3 Openbaar vervoer

Artikel 12 Vergoeding hoofdtraject

Bij het bepalen van de vergoeding dient artikel 5, eerste lid, in acht te worden genomen. Dit betekent dat de kosten van een vervoersabonnement, vervoersbewijs of de stalling in principe door Gedeputeerde Staten rechtstreeks aan de vervoerder of aanbieder van de stalling worden vergoed, tenzij dit niet kan.

Tweede lid De bus, metro en tram kennen één klasse, voor die vervoermiddelen is deze bepaling vooralsnog niet van toepassing.

Derde lid Uitgaande van de keuzevrijheid van iedere deelnemer, kan een vanwege Gedeputeerde Staten verstrekte vervoerskaart worden omgezet in eerste klasse tegen bijbetaling door de medewerker.

Vierde lid De meerkosten van een eersteklasvervoersbewijs worden verrekend met de salarisbetaling. Dit is toegestaan op grond van artikel 117 van de Ambtenarenwet mits wordt gehouden aan de beslagvrije voet.

Artikel 13 Vergoeding voor- of natraject

Eerste lid Vergoeding van woon- werkverkeer beperkt zich niet tot vergoeding van het hoofdbestanddeel van het vervoer. Ook het voor- en natraject komen voor deze vergoeding in aanmerking mits afgelegd met een van de vervoermiddelen als bedoeld die op grond van artikel 4 voor vergoeding in aanmerking komen.

Tweede lid Aan het vergoeden van stallingskosten gemaakt in het voor- of natraject zijn extra vereisten gesteld. Uitgangspunt bij hierbij is dat iedere deelnemer, ongeacht of deze parttime of fulltime werkt, recht heeft op vergoeding van de stallingskosten voor het voor- en natraject mits tenminste de helft van de werkbare dagen gebruik wordt gemaakt van de fiets voor het voor- of natraject en die fiets dan in de stalling wordt geplaatst. Daarom is er geen onderscheid in vergoeding tussen verschillende soorten dienstverbanden of aanstellingen.

§ 4 Carpoolen 

Artikel 14 Vereisten

Voor het carpoolen wordt een carpoolteam gevormd met tenminste twee personen die op grond van een aanstelling of dienstverband als bedoeld in artikel 2 van deze regeling, werkzaam zijn bij de provincie. Dit team bestaat uit meerijders – dit zijn medewerkers die geen chauffeur zijn in het team- en deelnemers – dit zijn medewerkers die chauffeur zijn in het team en vergoeding vragen op grond van de regeling. In het declaratieformulier wordt tot uitdrukking gebracht dat voldaan wordt aan de vereisten. Hiertoe houdt het team per kwartaal een agenda bij waarin per dag is aangegeven welk teamlid chauffeur was en welke teamleden hebben meegereden.

Artikel 15 Vergoeding

Tweede lid In de regeling is er bewust voor gekozen een vergoeding te geven op basis van de kortste route. De chauffeur behoudt natuurlijk de mogelijkheid een andere route af te leggen, maar dit heeft geen invloed op de hoogte van de vergoeding. In de praktijk is gebleken dat verschillende programma’s of systemen, verschillende berekeningen geven van de afstand. Met de keuze van het systeem Routenet is gekozen voor een vaste maatstaf om iedere discussie te voorkomen.

Artikel 16 Parkeerplaats

Iedere deelnemer aan de carpoolregeling ontvangt een carpoolpasje of carpoolvignet. Op de dagen dat een deelnemer als chauffeur van het carpoolteam rijdt, kan hij gebruik maken van de parkeerplaatsen die voor carpoolers ter beschikking zijn gesteld op het parkeerterrein van het provinciehuis. Dit kan betekenen dat er meerdere auto’s van een carpoolteam op het desbetreffende deel van het parkeerterrein staan, mits deze die dagen allemaal gebruikt zijn om te carpoolen. Op de dagen dat de deelnemer niet carpoolt, kan hij tot 9.30 uur niet van deze plaatsen gebruik maken.

§ 5 Taxi

Artikel 17 Vereisten

Onder b Deze bepaling is opgenomen met het oog op het doelmatig gebruik van andere wijzen van vervoer denk bijvoorbeeld aan het tijdelijk gebruik van de elektrische scooter van de provincie.

Artikel 18 Vergoeding

Op grond van artikel 5, eerste lid, vergoeden Gedeputeerde Staten de kosten van het vervoer rechtstreeks aan het taxibedrijf, tenzij dit niet kan. Op grond van het derde lid van dit artikel bepalen Gedeputeerde Staten het meest doelmatige vervoersbewijs. Dit betekent dat de keuze voor een taxibedrijf in eerste instantie beperkt is tot de preferred supplier, het taxibedrijf waarmee Gedeputeerde Staten een raamcontract hebben afgesloten. Indien de rit niet binnen dit contract valt, kan een andere taxivervoerder worden gekozen.

Hoofdstuk 3 Dienstreizen

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 19 Soorten vergoeding voor dienstreis

Dit artikel bepaalt reeds dat alleen vergoeding wordt verstrekt indien de reis daadwerkelijk en op de meest doelmatige wijze wordt afgelegd.

Voor de omschrijving van de begrippen bromfiets en motorrijtuig wordt verwezen naar de Wegenverkeerswet 1994 waar in artikel 1, aanhef en onderdelen c en e, een omschrijving is gegeven voor deze begrippen. Tot het begrip ‘bromfiets’ behoren volgens deze omschrijving ook elektrische scooters en snorfietsen aangezien de omschrijving alleen een maximumsnelheid en maximumvermogen bevat.

Artikel 20 Doelmatig vervoer

Dit artikel geeft uitwerking aan het in artikel 19 ingevoerde doelmatige wijze van afleggen van de dienstreis. Nadrukkelijk is in de Vervoersvisie 2012 een voorkeursvolgorde bepaald voor het afleggen van dienstreizen, met het oog op het verminderen van het gebruik van dienstauto’s en huurauto’s en met het oog op de geformuleerde uitgangspunten. Deze voorkeursvolgorde is verwerkt in de regeling.

De doelmatigheid van een vervoermiddel voor een dienstreis wordt onder andere bepaald door het vervoermiddel waarmee de medewerker doorgaans zijn woon-werkverkeer aflegt, de bereikbaarheid van de bestemming met de fiets of het openbaar vervoer, de mogelijkheid om werkzaamheden te kunnen verrichten in het openbaar vervoer, de af te leggen afstand, de verwachte reistijd, het moment van de dag waarop de dienstreis wordt afgelegd, de aard van de afspraak, overige afspraken op dezelfde dag, de beschikbaarheid van vervoermiddelen van de provincie en de hoeveelheid bagage die de deelnemer bij zich draagt.

Artikel 21 Vorm van vergoeding

Gedeputeerde Staten verstrekken de vergoeding in natura of in de vorm van een geldbedrag. Eerste lid Het eerste lid ziet op vergoeding in natura. Dit kan op verschillende manieren. Onder andere door het verstrekken van een vervoerskaart of stallingsbewijs, maar ook door het taxivervoer te regelen dan wel een vaste taxivervoerder aan te bieden of het betalen van de verblijfskosten rechtstreeks aan de aanbieder van het verblijf. Het aantal verstrekkingen in natura neemt in de toekomst toe door de op handen zijnde flexibele abonnementsvormen van aanbieders van openbaar vervoer zoals de NS. De vereisten om voor een verstrekking in natura in aanmerking te komen zijn dezelfde als die voor een geldbedrag. Die vereisten zijn per kostensoort opgenomen.

Derde lid Gedeputeerde Staten bepalen voorafgaand aan de reis welke vorm van vervoer het meest doelmatig is. Administratieve lasten zijn met name bepalend in die gevallen dat sprake is van een preferred supplier, zoals bij het taxivervoer, of een raamcontract met een vervoerder.

Artikel 22 Begin- en eindpunt dienstreis

De Vervoersvisie 2012 gaat uit van de verantwoordelijkheid van de medewerker dat hij een doelmatige keuze maakt ten aanzien van zijn vervoersbewegingen. Uit dit uitgangspunt volgt, dat de medewerker zijn dienstreis dusdanig plant dat het aantal vervoersbewegingen optimaal is. Vanuit die optiek hoeft de plaats van tewerkstelling niet altijd gelijk te zijn aan het vertrekpunt voor de dienstreis. Vanwege de dienstreis kan het voorkomen dat een medewerker extra kosten maakt voor woon-werkverkeer vanwege het ongebruikelijke reizen met zijn auto, daar waar hij doorgaans kiest voor openbaar vervoer of de fiets (of carpoolen). Voor die gevallen komen de extra kosten voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 23 Ambulant

In deze regeling is geen lijst opgenomen met ambulante functies. Ambulant is niet gekoppeld aan een functie, maar aan de werkzaamheden. Eventuele afwijkende vergoedingen en faciliteiten (zoals de beschikbaarheid van een auto van de provincie) voor ambulante werkzaamheden gelden uitsluitend gedurende de periode dat de werkzaamheden als ambulant worden aangemerkt. De hoofdregel is dat voor dienstreizen gedurende ambulante werkzaamheden dezelfde vergoedingen gelden. Uitzonderingen of aanvullingen hierop zijn opgenomen in paragraaf 7 van dit hoofdstuk.

§ 3 Openbaar vervoer

Artikel 27 Vergoeding

Bij het bepalen van de vergoeding dient artikel 21, eerste lid, in acht te worden genomen. Dit betekent dat de kosten van een vervoersabonnement, vervoersbewijs of de stalling in principe door Gedeputeerde Staten rechtstreeks aan de vervoerder of aanbieder van de stalling worden vergoed, tenzij dit niet kan.

§ 4 Eigen motorrijtuig

Artikel 28 Vergoeding

Indien tijdens een dienstreis met het eigen motorrijtuig of een motorrijtuig van de Provincie een verkeersongeval plaatsvindt, is dit een arbeidsongeval.

De provincie neemt de geleden schade voor zijn rekening als de deelnemer schade lijdt aan zijn eigen auto voor zover geen sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid of andere in de wet of jurisprudentie opgenomen uitzonderingen. Dit geldt ook voor schade aan mede-inzittenden. De vergoeding vindt plaats naar billijkheid. Hierover hoeven geen aparte afspraken te worden gemaakt aangezien dit geregeld is in artikel F3, derde lid, van de CAP.

Bij schade als gevolg van een tweezijdig ongeval waarbij de wederpartij als veroorzaker wordt aangewezen, dient de schade door de wederpartij vergoed te worden. In dat geval is er geen sprake van no-claim korting en eigen risico. In geval er geen wederpartij is of de wederpartij is niet aansprakelijk, dient de verzekering van de medewerker de schade op de provincie te verhalen. Ook dan is er geen sprake van no-claim korting of eigen risico.

Voor medewerkers die meer dan 10.000 kilometer per jaar als dienstreis voor de provincie afleggen, geldt in het CAP een afwijkende bepaling. In de CAP, artikel F3, derde lid onder b, is hiertoe opgenomen dat de Provincie de schade niet vergoedt bij 10.000 of meer dienstkilometers per jaar, en per kilometer een vergoeding gelijk of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer. In de toelichting is aangegeven dat er vanuit wordt gegaan dat de kilometervergoeding de medewerker financieel in staat stelt eventuele schade voor zijn rekening te nemen.

Tweede lid De kilometervergoeding is netto bepaald. De deelnemer ontvangt de vergoeding vrij van belastingen. Mocht belasting worden geheven dan komt deze voor rekening van de provincie.

§ 5 Taxi

Artikel 29 Vergoeding

Op grond van artikel 21, eerste lid worden de kosten van het vervoer door Gedeputeerde Staten rechtstreeks aan het taxibedrijf vergoed, tenzij dit niet kan. Dit betekent dat de keuze voor een taxibedrijf in eerste instantie beperkt is tot de preferred supplier, het taxibedrijf waarmee Gedeputeerde Staten een raamcontract hebben afgesloten. Indien de rit niet binnen dit contract valt, kan een andere taxivervoerder worden gekozen.

§ 6 Verblijfskosten

Artikel 31 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven

Derde lid Vergoeding van lunch of avondmaaltijd kan alleen verstrekt worden als in de dienstreis daadwerkelijk de periode van de lunch of avondmaaltijd valt. Als een dienstreis halverwege de lunch of avondmaaltijd eindigt, is hiervan geen sprake en komt de deelnemer niet in aanmerking voor een vergoeding. Onder de tijd van de dienstreis valt overigens de reis zelf maar ook de betreffende werkzaamheden. Als vanzelfsprekend wordt in beginsel de lunch of avondmaaltijd zelf niet tot de dienstreis gerekend.

Vijfde lid Reisregeling binnenland en Reisregeling buitenland zijn regelingen voor ministeries waaronder de hoogte van de vergoedingen voor de verschillende vervoermiddelen en verblijfskosten zijn opgenomen. De bedragen zijn maximum bedragen. Dit betekent dat de daadwerkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen tot maximaal het bedrag in de desbetreffende Reisregeling.

Artikel 32 Kosten logies

Eerste lid De regeling treedt niet in de beoordeling van de noodzaak van een overnachting. Deze noodzaak is overigens van verschillende factoren afhankelijk zoals het tijdstip waarop de dienstreis plaatsvindt, de duur van de dienstreis, de locatie van de dienstreis en afstand tot de woning van de deelnemer.

Tweede lid Reisregeling binnenland en Reisregeling buitenland zijn regelingen voor ministeries, waarin onder meer de hoogte van de vergoedingen voor de verschillende vervoermiddelen en verblijfskosten zijn opgenomen. De bedragen zijn maximum bedragen. Dit betekent dat de daadwerkelijk gemaakte kosten voor vergoeding in aanmerking komen tot maximaal het bedrag in de desbetreffende Reisregeling.

§ 7 Ambulante werkzaamheden

De hoofdregel is dat voor dienstreizen gedurende ambulante werkzaamheden dezelfde vergoedingen gelden als voor overige medewerkers die een dienstreis afleggen. Uitzonderingen en aanvullingen hierop zijn opgenomen in paragraaf 7 van dit hoofdstuk.

Artikel 34 Vergoeding vervoer

Tweede lid Ook de deelnemer die de hem ter beschikking gestelde auto na afloop van zijn werkdag mee naar huis mag nemen, heeft de verplichting om een sluitende rittenadministratie bij te houden als bedoeld in het eerste lid onder c om aan te tonen dat de auto niet privé wordt gebruikt. De kilometers die afgelegd zijn voor woon-werkverkeer vallen niet onder privé-kilometers.

Derde lid Of sprake is van langdurige afwezigheid is naar het oordeel van de leidinggevende. Dit is van meerdere factoren afhankelijk zoals de aard van de afwezigheid, de lengte van de afwezigheid in verhouding tot de inspanning die de medewerker moet leveren om de auto daadwerkelijk beschikbaar te maken voor gebruiken door anderen en de verwachting dat de auto gedurende de afwezigheid daadwerkelijk wordt gebruikt. Zo kan bijvoorbeeld een vakantie van twee weken als langdurig worden aangemerkt indien de medewerker nagenoeg geen apparatuur die bij zijn werkzaamheden hoort, uit de auto hoeft te verwijderen. En een langere afwezigheid van vier weken niet als langdurig worden aangemerkt, indien de inspanning om de auto gebruiksklaar op te leveren groot is, terwijl de verwachting dat er gebruik van wordt gemaakt zeer klein is omdat het hoogzomer is waarin veel medewerkers op vakantie zijn.

Artikel 35 Kosten van maaltijden en kleine uitgaven

Eerste lid Indien sprake is van ambulante werkzaamheden wordt onderscheid gemaakt tussen de kleine vergoeding overdag en de overige vergoeding van maaltijden en kleine uitgaven. De regeling voor de kleine vergoeding overdag is afwijkend van de bepalingen over kleine vergoedingen zoals opgenomen in artikel 31. De vergoeding wordt gegeven voor iedere dag dat een dienstreis wordt gemaakt ongeacht de werkelijk gerealiseerde kosten. Deze bepaling is een tegemoetkoming voor de specifieke omstandigheden die gelden voor ambulante werkzaamheden en geldt slechts voor de periode waarin de werkzaamheden als ambulant zijn aangemerkt.

Tweede lid Indien sprake is van ambulante werkzaamheden geldt dat de lunch slechts dan wordt vergoed indien er geen mogelijkheid om een meegebrachte lunch te nuttigen, dan wel tegen betaling een lunch van de werkgever te ontvangen.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 36 Vereisten vergoedingsaanvraag

In artikel C.2 van de CAP is de betalingstermijn vastgelegd van onder andere de vergoeding van kosten van dienstreizen en woon-werkverkeer. In het tweede lid is opgenomen dat deze wordt betaald bij de salarisbetaling in de maand na de aanvraag.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 38 Overgangsrecht

Eerste lid Naar aanleiding van het inwerkingtreden van deze regeling, dienen medewerkers zich bewust te zijn van het gekozen vervoer voor woon-werkverkeer en dienstreizen. Eventueel lopende abonnementen worden geëvalueerd en waar nodig stopgezet of omgezet indien de huidige wijze niet doelmatig is.

Tweede lid Ingeval van een vergoeding voor de aanschaf van de fiets is de regeling in die zin gewijzigd dat het aantal werkbare dagen waarop deze fiets gebruikt dient te worden is teruggebracht tot 50% of 2400 kilometer per jaar. Verschillende regimes op dit vlak gedurende een overgangsperiode van maximaal ruim vier jaar, is niet uitvoerbaar. Derhalve is gekozen voor een overgangsregeling waarbij de verplichtingen van deze Regeling van toepassing zijn op reeds uitbetaalde aanvragen die nog in de vijfjaren termijn zijn.

Derde lid In de voorgaande regeling ontvangen medewerkers met ambulante werkzaamheden een gestaffelde kilometervergoeding. Deze gestaffelde kilometervergoeding is gewijzigd in een vaste netto-vergoeding per kilometer. De voorgaande kilometervergoeding wijkt gemiddeld genomen niet af van de nieuwe systematiek. Deze wijziging behoeft geen overgangsrecht.

Artikel 40 Inwerkingtreding

De provincie past de Werkkostenregeling op dit moment nog niet toe. Dit betekent dat artikel 10, eerste lid, onder a, nog niet binnen de fiscale vergoedingsregeling past. Deze bepaling treedt derhalve past in werking zodra de Werkkostenregeling ook bij de provincie wordt toegepast.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donkdrs. W.G.H.M. Rutten