Organisatie | Veenendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen |
Citeertitel | Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 26-10-2016 | nieuwe versie | 15-12-2011 - | 2011,2011.00021A | |
04-08-2011 | 01-07-2010 | 31-08-2016 | nieuwe versie | 12-05-2011 Veenendaalse krant, 2011-07-27 | 2011,2011.00021A |
De raad van de gemeente Veenendaal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 maart 2011, nummer 2011.00021A;
het noodzakelijk is het verlagen van de uitkering van belanghebbende van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, werkloze werknemer van 50 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar en de gewezen zelfstandige van 55 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar, bij wijze van sanctie te regelen;
artikel 147, eerste lid, Gemeentewet, artikel 8, eerste lid, onder b van de Wet werk en bijstand (WWB), artikel 35, eerste lid onder b van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen ( IOAZ);
St. 2010, 839 waarin is bepaald dat de artikelen 18, lid 2 en 3 en artikel 53a van de WWB met ingang van 1 juli 2011 in werking treden, voor zover het betreft zelfstandigen als bedoeld in artikel 78f WWB.
vast te stellen de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2010).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 Het opleggen van een maatregel
Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wetten of de artikel 30c van de Wet Suwi voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.
De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw één van de verplichtingen genoemd in de WWB, IOAW en IOAZ schendt. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 8 eerste lid onder c van deze verordening.
Wanneer de laatste verwijtbare gedraging onder artikel 14 valt wordt in plaats van de duur, de hoogte van de maatregel verdubbeld.
De duur van de maatregel kan door het college voor ten hoogste vier maanden worden opgelegd wanneer belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan drie of meer verwijtbare gedragingen in een periode van 24 maanden. Deze periode vangt aan op de dag van bekendmaking van het besluit, waarbij een maatregel is opgelegd naar aanleiding van de eerste verwijtbare gedraging. Wanneer de laatste verwijtbare gedraging onder artikel 14 valt wordt de hoogte van de maatregel verviervoudigd met een maximum van 4 maanden uitkeringsnorm.
Het college heroverweegt de in artikel 4, lid 2 van deze verordening bedoelde verlaging, of de verlaging die (na een eerdere heroverweging) voor een periode langer dan drie maanden is voortgezet, binnen een termijn van ten hoogste drie maanden na de datum van het besluit tot verlaging of voortzetting van de verlaging.
Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld:
Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
Artikel 10 Samenloop van gedragingen
Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan twee of meer verwijtbare gedragingen welke tegelijkertijd worden geconstateerd en die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, lid 1 van deze verordening inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.
Hoofdstuk 2 Het niet nakomen van de verplichtingen
Artikel 11 Indeling in categorieën
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van de geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van de geboden voorziening, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdig beëindigen van het traject.
Artikel 12 De hoogte van de maatregel
het geven van een schriftelijke waarschuwing bij gedragingen van de eerste categorie. Wanneer binnen een periode vanéén jaar, te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wederom niet tijdig de inschrijving als werkzoekende bij het UWV-werkbedrijf is verlengd, wordt een maatregel opgelegd van
5% van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens
Indien de belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor verlening van de bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing.
Wanneer binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop een schriftelijke waarschuwing is gegeven wederom niet tijdig de verplichting van artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ wordt nagekomen, wordt met toepassing van de artikelen 18 en 54 WWB en artikelen 17 en 37 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5% van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Artikel 14 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente
Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 WWB en artikel 13 IOAW en IOAZ, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de bijstand, wordt de maatregel vastgesteld op 10% van het benadelingsbedrag met een afronding van € 10,- naar boven en een minimumbedrag van € 50,-.
Artikel 15 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente
Wanneer het niet nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven, wordt met toepassing van artikel 18 WWB en artikel 20 IOAW en IOAZ een maatregel vastgesteld van 5% procent van de uitkering gedurende een maand, onverminderd artikel 2, lid 2 van deze verordening.
Hoofdstuk 4 Overige gedragingen
Artikel 16 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid
Indien aan de belanghebbende bijzondere bijstand is verleend voor het vrijwillige eigen risico in de zorgverzekering wordt een maatregel opgelegd ter hoogte van 100% over de daarvoor verleende bijzondere bijstand wegens het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Artikel 17 Zeer ernstige misdragingen
Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ wordt onverminderd artikel 2, tweede lid, een maatregel opgelegd. Deze gedragingen worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Hoofdstuk 5 Regelingen in verband met de wijzigingen in de Wwb en intrekking van de Wij per 1 januari 2012
Artikel 18b Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak
Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren als bedoeld in artikel 11, wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.
Artikel 20 Intrekking oude regeling
De Verordening Maatregelen van 30 september 2010 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21 genoemde datum van inwerkingtreding.