Organisatie | Aalsmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening precariobelasting 2013 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 29-11-2012 Nieuwe Meerbode, 13-12-2012 | 2012/12317-GR |
De raad van de gemeente Aalsmeer;
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders met registratienummer 2012/12295;
gelet op artikel 228 van Gemeentewet;
vast te stellen de ‘Verordening op de heffing en invordering van een precariobelasting 2013’.
A. Motorbrandstofinstallaties en dergelijk
voor het hebben van een installatie voor de levering van benzine of andere motorbrandstoffen, olie, lucht of water per jaar:
B. Leidingen, buizen, kabels en dergelijke
Voor het hebben van een (ge)leiding, kabel, buis en dergelijke, voor de nutsvoorzieningen gas, water en elektriciteit per strekkende meter, gemeten op de grond of op het water per jaar | |
Voor het hebben van een automatisch verkooptoestel of een dergelijke inrichting, niet vallende onder punt A., per 1/2 m² frontoppervlak per jaar | |
G. Woonschepen met een langer verblijf dan 14 al dan niet achtereenvolgende dagen in hetzelfde kalenderiaar
Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het Iwartaai, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.
Belasting als bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor:
het hebben van voorwerpen betreffende tijdelijke kleinschalige activiteiten met niet-commerciële doelstellingen van culturele, maatschappelijke en sociale instellingen, of daarmee gelijk te stellen instellingen met ideële motieven, waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verriclit door vrijwilligers.
Artikel 9. Tijdstip van betaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.
In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen meer is dan € 100 doch minder is dan € 3500 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
in afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 100 doch meer is dan € 3500 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.