Organisatie | Overbetuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Wijziging Reglement van orde gemeenteraad 2010 (eerste wijziging) |
Citeertitel | Wijziging Reglement van orde gemeenteraad 2010 (eerste wijziging) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 16
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-07-2010 | 29-06-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 29-06-2010 Hét Gemeente Nieuws; 07-07-2010 | 10rb000081 |
18-03-2010 | 11-03-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 11-03-2010 Hét Gemeente Nieuws; 17-03-2010 | 09RB000227 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
De raad kan, eventueel op voorstel van de voorzitter, de secretaris verzoeken in de vergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren. De fractienaam mag niet in strijd zijn met de openbare orde en goede zeden.
Als één of meer leden van een of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Voor het splitsen dan wel het vormen van nieuwe fracties is geen toestemming van de raad vereist.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
In spoedeisende gevallen kunnen de voorzitter of het raadspresidium na het versturen van de schriftelijke oproep tot uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van een vergadering een aanvullende voorlopige agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verstuurd, en openbaar gemaakt.
Het raadspresidium kan één of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het versturen van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het versturen van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord, ongeacht of men inspreekt op meerdere onderwerpen en/of namens meerdere personen. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er in totaal, over alle agendapunten bij elkaar, meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.
Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming
Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mee, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming begint. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.
De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht een voorstel tot verandering aan de raad te doen, als de ontwerp-besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft wat gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering moet ten minste 32 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier worden ingediend. Een voorgestelde verandering wordt voor de raadsvergadering, waarin de betreffende besluitenlijst wordt vastgesteld, schriftelijk ter kennis gebracht aan de raad. De voorzitter raadpleegt de raad, die besluit of en welke veranderingen zoals opgenomen in het overzicht zullen worden aangebracht. De veranderingen worden opgenomen in de concept-besluitenlijst van de betreffende vergadering.
een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthoudenof zich het bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist, en bij niet hoofdelijke stemming, als aanwezige leden hierom verzoeken, onder aantekening dat zij hebben tegengestemd of zich van stemming hebben onthouden;
De leden van de raad en de overige aanwezigen spreken vanaf de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter. De leden van de raad die tijdens het betoog nadere toelichting van de spreker verlangen op hetgeen deze heeft gezegd, maken daarvoor gebruik van de interruptiemicrofoons in de zaal. Ook de interrupties worden tot de voorzitter gericht.
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
Als een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Als de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen om het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.
Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 32 Stemming over personen
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
Artikel 33 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming het meeste aantal stemmen hebben verkregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.
In spoedeisende gevallen, dit ter beoordeling van de voorzitter en de griffier, moet het initiatiefvoorstel, om in behandeling genomen te kunnen worden, tenminste twee werkdagen voor aanvang van de vergadering schriftelijk bij de griffier worden ingediend. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van die betreffende vergadering. Bij vaststelling van de agenda wordt in stemming gebracht of het initiatiefvoorstel op de agenda opgenomen blijft.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 32 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen (met de mogelijkheid van verlenging van deze termijn met 30 dagen). Als beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Het eerste agendapunt na de opening van de vergadering is gereserveerd voor het vragenuur, tenzij er bij de voorzitter of de griffier geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het raadspresidium bepalen dat het vragenuur op eenlater tijdstipwordt geagendeerd. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.
Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 32 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het raadspresidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen als hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of als het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 44 Procedure begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het raadspresidium, vaststelt.
Artikel 45 Procedure jaarrekening
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het raadspresidium, vaststelt.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 46 Verslag en verantwoording
Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen of in een andere organisatie of institutie, heeft het recht om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur of gemeenschappelijk orgaan aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Artikel 50 Opheffing geheimhouding
Als de raad, op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.
Artikel 54 Intrekking oude reglement
Het Reglement van Orde gemeenteraad, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 27 mei 2008, wordt ingetrokken.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering
van 11 maart 2010.
DE RAAD VOORNOEMD,
de griffier,
drs. A.J. van den Brink
de voorzitter,
E. Tuijnman.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand van de raad. Daarom dient hij in elke vergadering van de raad aanwezig te zijn. De Gemeentewet eist dat de raad de veravnging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid).
Dit artikel behoeft geen toelichting.
De raad bepaalt zelf haar agenda en heeft daarvoor een raadspresidium ingesteld die concept-agenda’s voor raad en raadscommissies voorbereid. Dit artikel regelt de samenstelling van het raadspresidium. De voornaamste taak van het raadspresidium is het vaststellen van (voorlopige) agenda’s voor raad en commissies: artikel 11, eerste lid van dit Reglement van Orde van de raad en artikel 11, eerste lid van de Verordening op de raadscommissies.
Het artikel geeft aan dat de commissievoorzitters en waarnemend raadsvoorzitter de enige stemgerechtigde leden van het presidium zijn.
De griffier functioneert cq. is tevens secretaris van dit overleg en bij afwezigheid vervangt de plaatsvervangend griffier hem.
Hoewel het presidium een agendatechnische en dus géén politieke taak heeft,is er voor gekozen om de vz. van de auditcommissie als volwaardige adviseur toe te laten treden tot het presidium.
Het seniorenconvent is een zeer waardevol gremium van en voor de raad en haar voorzitter. Dit convent functioneert als een “reflecterende groep van wijzen” . Het gaat daarbij juist niet om primair politieke zaken; een politiek inhoudelijke discussie kent binnen het seniorenconvent géén plaats. Alle onderwerpen die wel aan de orde komen zijn van nature vertrouwelijk van aard. Daarom is het seniorenconvent altijd een besloten vergadering.
De cultuur waarin het seniorenconvent het best werkt is één die past bij een reflecterende groep van wijzen. Dat wil zeggen: géén monologen, maar dialoog. En uiteraard respect en vertrouwen in elkaar waarbij ieder de ruimte wordt geboden. Het spreekt dan voor zich dat ieder van de wijzen het convent bij elkaar kan roepen en invloed kan hebben op de agenda. De burgemeester is als raadsvoorzitter in principe de voorzitter.
Het seniorenconvent zal – als zich géén uitzonderlijke bijzonderheden voordoen, in ieder geval eenmaal per jaar bij elkaar komen om te reflecteren over het functioneren van raadsvoorzitter/burgemeester en het functioneren van de raad als geheel. Deelnemers zijn daarbij de raadsvoorzitter en alle fractievoorzitters ondersteund door de griffier. Het spreekt voor zich dat het hierbij dan gaat om de fractievoorzitters zelf en niet om vervangers. Bij andere onderwerpen zou uit praktische overwegingen – mits het onderwerp zich ertoe leent – ook de mogelijkheid geboden kunnen worden om een plaatsvervanger te sturen. Mocht een onderwerp daarom vragen kan uiteraard ook een wethouder of iemand uit de ambtelijke organisatie gevraagd worden om bij dat onderwerp aanwezig te zijn.
Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties
Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders
De formulering van het eerste lid benadrukt dat de raad en niet de voorzitter een commissie instelt, die het zogenaamde geloofsbrievenonderzoek verricht als de voorzitter van het centraal stembureau nieuwe leden heeft benoemd. De commissie welke de geloofsbrieven onderzoekt brengt verslag uit. Dit kan zowel mondeling als schriftelijk. Het onderzoek van het proces verbaal (onderzoek naar het verloop van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag) gebeurt alleen in de eerste bijeenkomst van de nieuwe raad na verkiezingen.
Er is een verschil in procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. Na een raadsverkiezing kunnen de raadsleden op de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de eed of verklaring en belofte afleggen. De voorzitter zal hen hiervoor oproepen. Bij tussentijdse vacaturevervulling kan de eed of verklaring en belofte aansluitend aan de beslissing van de raad over de toelating van het betrokken raadslid plaatsvinden. Dit heeft te maken met het feit dat er geen beroep open staat tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad. Zodra de beslissing aan het betrokken raadslid is meegedeeld, treedt de beslissing in werking en kan het lid worden beëdigd als raadslid.
Artikel 3 is toegevoegd ter verduidelijking. Na de gemeenteraadsverkiezingen heeft de commissie voor het geloofsbrievenonderzoek een extra taak, zij adviseert de raad ook over het verloop van de verkiezingen (of dit op wettige wijze is gebeurd) en het vaststellen van de uitslag (is deze juist vastgesteld). Zij doet dit op basis van het proces-verbaal van het centraal stembureau. De raad dient op basis van dit advies een besluit te nemen over het verloop van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag.
De raad heeft dus de bevoegdheid om te besluiten tot het hertellen van de stemmen en zelfs de bevoegdheid om te besluiten tot een herstemming, beide eventueel in een deel van de gemeente bij een aantal specifieke stembureaus. Het proces-verbaal vormt de aanleiding tot een besluit tot hertelling of herstemming. Dit dient concrete aanwijzingen te bevatten waarop de raad tot een dergelijk besluit over gaat. Het feit dat een fractie een klein aantal stemmen te weinig heeft om een extra zetel te behalen is geen valide motivering om tot hertelling over te gaan. Een proces-verbaal waaruit blijkt dat de keizers bezwaar hebben gemaakt over de onzorgvuldige wijze waarop het stembureau na sluiting de stemmen heeft gesteld, kan dit wel zijn.
Het zesde lid geeft invulling aan een leemte in de Gemeentewet. Uit de Kieswet vloeit het geloofsbrieven onderzoek van raadsleden voort. Aangezien de wethouder geen gekozen volksvertegenwoordiger is, is hierover niets in de Kieswet geregeld. De Gemeentewet geeft wel aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder maar niet op welk moment deze getoetst worden. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (artikel 36a, 36b, 41b en 41c van de Gemeentewet). Het ligt voor de hand om voor het benoemen van wethouders ook een commissie voor het onderzoek naar de geloofsbrieven in te stellen. Vandaar dat er een zesde lid aan dit artikel is toegevoegd. Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten maar uit de raad wordt benoemd, de incomptabiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden. De benoemde wethouder legt vervolgens de eed of verklaring en belofte af (Gemeentewet artikel 41a.). Dit is noodzakelijk om zijn functie te kunnen uitoefenen. Daarom is lid 6 toegevoegd.
Het stemmen over een kandidaat wethouder is een zogenaamde vrije stemming; stemmen op de voorgestelde persoon of op een ander. Er is geen sprake van voordracht of een anderszins beperkte keuze. Hierdoor mag een eventueel raadslid die ter benoeming is voorgesteld ook aan deze stemming deelnemen; het raadslid kan immers een andere naam opgeven dan de eigen naam. Artikel 28 van de Gemeentewet (het onthouden van stemming) is hier niet van toepassing.
Een raadslid dat benoemd wordt tot wethouder mag raadslid blijven totdat de geloofsbrieven van zijn opvolger zijn goedgekeurd (artikel 36b, lid 2 van de Gemeentewet).
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de nieuwe raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst had vermeld. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de naam van de fractie mee.
In de loop van de zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.
Het is ook mogelijk dat een raadslid zijn lidmaatschap niet opzegt maar uit een fractie stapt. Hij kan als zelfstandige fractie verdergaan of zich aansluiten bij een bestaande fractie. Uitgangspunt van ons kiesstelsel is dat volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel worden gekozen en benoemd (dit laatste door de voorzitter van het stembureau). Dit uitgangspunt is gebaseerd op artikel 27 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat elk bindend mandaat van een lid van de raad nietig is. De volksvertegenwoordiger handelt namelijk naar eigen overtuiging en is bij stemming niet gebonden aan lastgeving. Geen andere persoon of instantie kan hem rechtens bindende instructies opleggen met betrekking tot zijn stemgedrag. Het is de individuele volksvertegenwoordiger die een mandaat van de kiezer heeft gekregen. De volksvertegenwoordiger heeft daardoor ook de mogelijkheid om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan.
Ook de Kieswet gaat niet uit van politieke partijen, een zetel ‘hoort’ dan ook niet bij een partij maar is verbonden aan de volksvertegenwoordiger die daardoor ook de mogelijkheid heeft om tussentijds van fractie te veranderen of zelfstandig verder te gaan
Ook kan een fractie besluiten om haar naam te veranderen. Dit staat de fractie vrij om te doen. Op grond van deze bepaling heeft de raad geen zeggenschap over wijzigingen in de samenstelling, fusies en splitsingen van fracties en de naamvoering. De raad kan hier dus geen besluit overnemen.
In alle gevallen is een mededeling aan de voorzitter van de raad voldoende. In de regel vindt twee keer een mededeling plaats: door de persoon in kwestie zelf en door de fractie. De raad is gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering nadat hiervan mededeling is gedaan rekening te houden met de nieuwe situatie.
In de praktijk levert een nieuwe naamvoering van een fractie soms problemen op, bijvoorbeeld doorat een naam sterk lijkt op de naam van een al bestaande partij. Daarom is bepaald dat de naam getoetst dient te worden aan de afwijzingsgronden uit artikel G 3 van de Kieswet. Dit is een logische voorwaarde. Indien de nieuwe fractie wil meedoen aan de eerstvolgende raadsverkiezingen zal dit ook gebeuren.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Het eerste lid heeft tot doel enige regelmaat in de vergaderingen van de raad aan te brengen. In het tweede lid is het eindtijdstip van de vergadering tot uitdrukking gebracht en hoe te handelen indien op dat moment niet de gehele agenda is afgewikkeld. Het derde lid brengt tot uitdrukking dat de voorzitter in het bepalen van een andere dag en/of ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg pleegt in het raadspresidium. Op deze wijze houdt het raadspresidium ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het vierde lid is een nadere uitwerking van artikel 17, eerste lid, van de Gemeentewet. In dit artikel is de vergaderfrequentie neergelegd.
In artikel 19, eerste lid Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. Het eerste lid bepaalt dat de voorzitter ten minste zeven werkdagen (is vrijdag) vóór een vergadering de leden een brief (de schriftelijke oproep) stuurt, waarin de vergadering wordt aangekondigd. De brief vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.
Het tweede lid stelt verplicht dat de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, tegelijkertijd met de oproep aan de leden wordt verstuurd.
Het raadspresidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige agenda. Op die agenda vermeldt het raadspresidium welke onderwerpen bespreekpunten zijn en waarover op een andere wijze kan worden beraadslaagd dan door middel van twee spreektermijnen als bedoeld in artikel 23. En neemt zij onderwerpen als hamerstuk op als de raadscommissie daarover zo (unaniem) geadviseerd heeft. Daarnaast komen de stukken ter kennisname apart op de agenda (of bij de lijst post raad onder punt ingekomen stukken).
In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om zeven werkdagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van de vergadering (zie ook het voorgaande artikel, het derde lid).
Het derde lid heeft tot doel om de raad een actieve rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via de leden van het raadspresidium onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.
Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar een commissie te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.
Het laatste lid regelt dat de raad op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.
Artikel 12 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel is op 16 april 2009 licht gewijzigd. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad kunnen worden uitgenodigd om bij de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging kan deelnemen. Uit hoffelijkheid sluit je de wethouder niet uit en nu dus ook volgens de wet niet. De wet geeft niet aan dat wethouder zelf kan bepalen wanneer hij het woord voert. De raad bepaalt zelf de orde van de vergadering en dus wanneer een wethouder het woord voert. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft verder aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken wethouder.
Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk dikwijls alle wethouders zullen worden uitgenodigd. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen. Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.
Vaak zal het uitnodigen van de portefeuillehouder gebeuren in het raadspresidium waar de voorlopige agenda’s worden vastgesteld. Onze praktijk is dat met het vaststellen van de agenda automatisch ook de portefeuillehouders worden uitgenodigd en daarmee ook voor de beraadslaging.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die het voorstel onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden zoveel mogelijk stukken gelijktijdig met het versturen van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.
Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukkenof ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.
Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.
De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.
Artikel 14 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.
In de gemeente Overbetuwe betekent dit dat de vergadering in ieder geval openbaar bekend wordt gemaakt op de gemeentepagina in het in de gemeente te verspreiden huis-aan-huisblad of in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en zo mogelijk door plaatsing op de website van de gemeente ter openbare kennis gebracht.
De bijhorende stukken liggen ter inzage in het gemeentehuis, bibliotheken en dorpshuizen in de gemeente. Daarnaast wordt geprobeerd om de agenda en zoveel mogelijk van de bijhorende stukken op de website van de gemeente te plaatsen.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet. In dit artikel wordt de procedure vastgelegd. De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 Gemeentewet.
De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en het quorum aanwezig is.
De aanstelling van een griffier heeft tot gevolg dat de secretaris niet meer aanwezig hoeft te zijn in de vergadering. Hij kan daar overigens wel toe worden uitgenodigd. De griffier is overeenkomstig artikel 3 in elke vergadering aanwezig en heeft daarom een eigen zitplaats.
Op grond van artikel 12 kunnen wethouders worden uitgenodigd om in de vergadering aanwezig te zijn. Ook andere personen kunnen uitgenodigd worden om ter vergadering aanwezig te zijn. De voorzitter is de aangewezen persoon om voor een zitplaats voor hen te zorgen.
Bij het aantreden van een nieuwe raad is een indeling van zitplaatsen van fracties in de raadszaal direct nodig. Op dat moment is er nog geen nieuw presidium benoemd en kan de raadsvoorzitter dit uiteraard niet met het presidium overleggen. Vandaar dat gesproken wordt van “waar mogelijk”.
Artikel 17 Opening vergadering; quorum; bezinning
Het quorum is het door de wet vastgestelde aantal leden dat aanwezig moet zijn om een vergadering door te kunnen laten gaan. Als er minder leden aanwezig zijn is de besluitvorming in principe ongeldig. Dit betekent dat de vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering als het quorum niet is gehaald.
In artikel 1 wordt aangegeven dat “andere aanwezige burgers” gebruik kunnen maken van het spreekrecht. Raadsleden kunnen dus niet gebruik maken van het spreekrecht. Op grond van de artikelen 3, 4, 12 en 40a van dit reglement van orde kunnen, naast de raadsleden, de griffier, de secretaris en de wethouders al deelnemen aan de beraadslagingen. Daarbij hebben raadsleden het recht van interpellatie, het ‘vragenrecht’ (mondeling als schriftelijk) en de mogelijkheid een voorstel van orde te doen. Raadsleden hebben verschillende middelen waarmee zij hun opmerkingen kunnen aangeven in de vergadering, die andere burgers niet hebben. Daarom worden raadsleden uitgesloten van het spreekrecht.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot de geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op deze wijze een doelgerichte bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van de raad. Voor onderwerpen die niet op de agenda staan, zouden burgers gebruik kunnen maken van het burgerinitiatief.
In het artikel zijn specifieke onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. De reikwijdte van deze procedures houdt niet in dat alle burgers zich hierover kunnen uitspreken. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Burgers kunnen zich ook niet uitlaten over gedragingen, waarover zij op grond van artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht. Burgers kunnen ook niet inspreken op de reguliere agendapunten. Dit zijn de agendapunten: 1) opening, 2) vragenuur, 3) vaststelling agenda, 4) spreekrecht publieke tribune, 5) vaststelling besluitenlijst, 6) ingekomen stukken mededelingen. Tot slot is uitdrukkelijk opgenomen dat niet het woord gevoerd kan worden over de onderwerpen die niet op de agenda staan. Echter kunnen bij vaststellen van de agenda onderwerpen worden toegevoegd aan de agenda. Als dit zo is dat kan er voor gekozen worden om te inventariseren of er eventuele insprekers aanwezig zijn. Het gaat dan wel om onderwerpen die formeel bij het vast stellen van de agenda worden toegevoegd aan de agenda. Dus niet over mededelingen, uitleg etc. die bijv. na de opening van de vergaderingen gedaan worden.
De achtergrond van het beperken van tijd is dat erna nog een hele vergadering plaatsvindt, die ook ettelijke uren in beslag kan nemen. De voorzitter verdeelt dan ook de spreektijd evenredig over de sprekers. Hij kan echter in bijzondere gevallen van de maximale lengte van de spreektijd afwijken. Een voorbeeld van zo’n bijzonder geval is bijvoorbeeld het feit dat de spreker een grotere groep van burgers vertegenwoordigt. In een dergelijke situatie kan ook voor andere praktische oplossingen gekozen worden zoals het beleggen van een aparte hoorzitting. Het is echter wel zo dat een inspreker in principe maximaal 5 minuten spreekrecht krijgt, ongeacht of hij op 1 of meerdere onderwerpen inspreekt of namens meerdere personen spreekt.
Artikel 19 Primus bij hoofdelijke stemming
Om te voorkomen dat altijd dezelfde persoon moet beginnen bij de stemming is er gekozen voor deze manier om de ‘primus’ aan te wijzen.
De ontwerp-besluitenlijst wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep toegestuurd aan de leden en de overige personen zoals genoemd in artikel 3. Omdat wethouders (artikel 12), de burgemeester, de griffier en de secretaris ook het woord kunnen voeren in de vergadering, kunnen zij in dat geval tevens een voorstel tot verandering van de notulen aan de raad doen. Een wijziging moet uiterlijk 32 uur voor de betreffende vergadering schriftelijk zijn ingediend. In geval dat een raadsvergadering bijv. op dinsdag om 20.00 uur aanvangt, is de deadline voor aanleveren dus de maandag voorafgaand aan de vergadering, vóór 12.00 uur. Mocht deze maandag géén werkdag zijn, dan verschuift deze deadline naar de laatste werkdag daarvoor (bijv. vrijdag vóór 12.00 uur).
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning van de raad. Daarom is in dit artikel de griffier aangewezen om voorstellen tot wijzigingen van de besluitenlijst in ontvangst te nemen, de besluitenlijst op te stellen en de besluitenlijst, samen met de voorzitter, te ondertekenen.
De besluitenlijst bevat in ieder geval het besluit dat is genomen, wie voor en tegen het besluit was en wat de argumenten van de tegenstemmers waren om tegen te stemmen. Het heeft geen zin om de argumenten van de voorstemmers te noteren, omdat die in het geval van een voorstel van het college, meestal overeen komen met de argumenten van het college. Alleen in zwaarwegende gevallen kan de griffier op verzoek van een raadslid de (afwijkende) argumenten van een voorstemmer laten opnemen in de besluitenlijst.
De geluidsopname van de raadsvergadering is in de vorm van een cd-rom ook beschikbaar voor raadsleden en burgers. Deze opname wordt op verzoek verstrekt.
Artikel 21 Ingekomen stukken;mededelingen
Over de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard, bijv. ter kennisname, afwijzen, doorsturen naar raadscommissie/ college, etc. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijkediscussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. De schriftelijke mededelingen van het college aan de raad komen in principe ook bij de raad binnen. De mededelingen zijn dan ook een ingekomen stuk. Verder bewaakt de voorzitter de orde van de vergadering. De raad stelt op voorstel van het presidium de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.
De regels geven duidelijker structuur aan het debat. In principe is het de bedoeling dat namens een fractie slechts één persoon spreekt vanaf de spreekplaats. Uiteraard kunnen meer leden van de fractie gebruik maken van de interruptiemicrofoons. De in het derde lid genoemde bevoegdheid van de voorzitter is vooral bedoeld om te voorkomen dat sprekers door de veelheid aan interrupties niet meer aan hun betoog toe komen, of dat ze niet meer in staat zijn het op gestructureerde wijze af te handelen. Van de raadsleden zelf wordt verwacht dat zij wel gebruik maken van de interrupties, om zodoende het debat te verlevendigen en te concentreren op de belangrijke punten, maar dat zij daarbij wel fatsoenlijk met elkaar blijven omgaan.
Het zesde lid vormt een uitzondering op de algemene regel dat een lid slechts het woord voert na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Deze volgorde kan gewijzigd worden indien een lid een voorstel van orde doet.
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.
De bedoeling van het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 25 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat raadsleden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslaging niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. In het tweede lid is bepaald dat naast leden die het woord voeren, ook wethouders, de secretaris, de griffier of andere personen, die het woord voeren, tot de orde geroepen worden. Indien zij hieraan geen gehoor geven, kan hen het woord worden ontzegd. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.
Door de toevoeging ‘of een lid van de raad’ wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend.
Tevens wordt in dit artikel geregeld dat er geschorst kan worden voor onderling overleg. Zo kan er een goede afstemming binnen het college, maar ook binnen een en/of meerdere fracties plaatsvinden.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).
Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen
De raad kan op grond van de artikelen 3, 4 respectievelijk 12 bepalen dat de griffier, de secretaris en de wethouder(s) deelnemen aan de beraadslagingen. De burgemeester heeft het recht (het woord te voeren en) deel te nemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 21, eerste lid, van de Gemeentewet.
In dit artikel wordt uitdrukkelijk geregeld dat ook bijvoorbeeld burgers aan de beraadslaging zouden kunnen deelnemen als de raad daartoe beslist.
In het tweede lid wordt het begrip ‘beslissing’ gebruikt. Het gaat hier niet om het besluitbegrip in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat alle leden in een stemverklaring aangeven wat zij in de beraadslaging ook al naar voren hebben gebracht. Daarnaast mogen zij niet het karakter hebben van een derde termijn. De stemverklaring is vooral bedoeld om nog enkele korte argumenten naar voren te brengen die niet of onvoldoende aan de orde zijn geweest, of om uitleg te geven waarom een lid anders zal stemmen dan de rest van zijn of haar fractie. De stemverklaringen worden gegeven voor de hoofdelijke oproep van de leden dat de stemming begint.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Als geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming
Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. In de praktijk zal het stemmen meestal gebeuren doordat de voorzitter vraagt om bij hand opsteken aan te geven wie voor – en vervolgens wie tegen – een voorstel is.
Let op: ieder raadslid dat in de vergadering aanwezig is (en niet door artikel 28 van de Gemeentewet van deelname aan stemming is uitgesloten), is verplicht om een stem vóór, of een stem tegen, uit te brengen. Echter mag iedereen meestemmen bij de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
De beslissing over stemonthouding is voorbehouden aan het individuele raadslid. De raad en de raadsvoorzitter kunnen hierover niet een besluit nemen. Zij kunnen alleen een waarschuwing afgeven dat het te nemen besluit wel eens aanvechtbaar zou kunnen zijn in o.a. een bezwaarschriftenprocedure of bij de bestuursrechter. Het is de verantwoordelijkheid van het individuele raadslid. Indien een raadslid wel heeft meegestemd, maar dat niet had mogen doen, is het raadsbesluit nog niet ongeldig. Het zich onthouden van stemmen is een uitzondering op de regel; een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 van de Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht om stelling in te nemen en te stemmen.
Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.
Artikel 31 Stemming over amendementen en moties
Dit artikel regelt de volgorde van stemming m.b.t. moties, amendementen etc. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorliggende voorstel. Een motie strekt niet tot de wijziging van een voorliggend besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond.
Artikel 32 Stemming over personen
De stemming gebeurt door middel van behoorlijk ingevulde stembriefjes. Een blanco stembriefje wordt niet aangemerkt als een behoorlijk stembriefje. Een blanco of verkeerd ingevuld stembriefje telt wel mee bij de bepaling van het quorum. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is niet in de wet geregeld. De raad oordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld en heeft bij twijfel het laatste woord.
Bij een benoeming stelt de raad een specifiek persoon aan in een bepaald ambt. Op het stembiljet wordt de naam van de te benoemen persoon of personen met daarachter de opties ‘voor’ of ‘tegen’ vermeld. Onder voordracht wordt verstaan het als kandidaat voorstellen van een persoon voor een bepaald ambt. Een voordracht is voor de raad bindend, op stembiljetten dienen de namen van de voorgedragen persoon of personen te worden vermeld met daarachter de opties ‘voor’ of ‘tegen’. Bij een aanbeveling wordt voorgesteld om bepaalde personen voor een bepaald ambt voor te dragen, de raad mag van de aanbeveling afwijken. Het betreft hier een vrije stemming (zie ook toelichting bij artikel 7). Op de stembiljetten kunnen de namen van de aanbevolen personen worden vermeld met de opties ‘voor’ of ‘tegen’ en een eventuele vrije ruimte voor een kandidaat naar eigen keuze.
De griffier verleent de ambtelijke ondersteuning aan de raad en is daarom belast met de vernietiging van de stembriefjes (zevende lid).
Artikel 33 Herstemming over personen
De wijziging van het tweede lid strekt ertoe verwarring over de term ‘herstemming’ in artikel 32, tweede lid, van de Gemeentewet te voorkomen.
Artikel 34 Beslissing door het lot
In dit artikel wordt de beslissing door het lot nader uitgewerkt, zodat daar achteraf geen discussie over kan plaatsvinden.
Het recht van amendement is neergelegd in artikel 147b van de Gemeentewet. Dit artikel verplicht de raad nadere regels te stellen. Deze nadere regels staan in het tweede tot en met het vierde lid. Op basis van artikel 147b van de Gemeentewet is de raad verplicht een amendement te behandelen.
Voor een effectief gebruik van dit instrument is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft (geen drempelsteun). Een raadslid heeft geen steun nodig van andere raadsleden voor het indienen van een amendement. Het is een recht voor elk individueel raadslid. Door het recht van amendement kan de regelgevende taak van de raad reëel inhoud krijgen en mede ten dienste staan van de inkadering en de controle door de raad. Ook kleine fracties en individuele raadsleden worden zo in staat gesteld actief deel te nemen aan de effectuering van de controlerende, vertegenwoordigende en budgettaire functie van de raad.
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college of op initiatiefvoorstellen indienen; de zgn. amendementen. Er kunnen geen amendementen worden ingediend op een motie.
Volgorde van stemming is: eerst de (sub)amendementen en dan het betreffende voorstel. Als de stemming over een amendement staakt, mag niet opnieuw over het voorstel gestemd worden. Het voorstel wordt aangehouden en in de volgende raadsvergadering wordt opnieuw gestemd over het amendement waarover de stemmen staken.
In het eerste artikel van dit reglement is de definitie van het begrip motie gegeven. Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard), het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen of om het doen van een verzoek. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom is het college formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats.
Ook hiervoor geldt dat individuele raadsleden zonder belemmeringen gebruik kunnen maken van dit instrument. Raadsleden kunnen zonder drempelsteun een motie indienen.
In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt: motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Bij de wijziging van de Gemeentewet van april 2009 is dit artikel 49 gewijzigd. Voortaan is het een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. In dien hij dit zelf doet, dient de raad actie te ondernemen.
Artikel 37 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Voorbeelden van voorstellen van orde zijn:
Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Bij het staken van de stemmen is het voorstel niet aangenomen, (artikel 32, lid 4 Gemeentewet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 38).
Artikel 147a, eerste lid, van de Gemeentewet geeft een raadslid het recht een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad in te dienen. Ook hiervoor geldt dat er geen drempelsteun nodig is. Het eerste tot en met het derde lid van artikel 38 voorzien in de behandeling van het voorstel. Artikel 147a, derde lid, van de Gemeentewet bepaalt in tegenstelling tot artikel 147a, tweede lid, dat voor andere initiatiefvoorstellen dan een verordening geen verplichte behandeling voorgeschreven is. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.
Wil een initiatiefvoorstel in behandeling kunnen worden genomen dan moet het schriftelijk worden ingediend bij de griffier. Bij voorkeur wordt het voorstel eerst behandeld in het raadspresidium. Het raadspresidium kan dan na overleg met de initiatiefnemer de datum van behandeling bepalen. Het raadspresidium beslist dan ook over de agendering van het voorstel. Op deze wijze is een zorgvuldige behandeling het best verzekerd. Er blijft evenwel een mogelijkheid om initiatiefvoorstellen direct in de raad te brengen. Deze methode heeft echter vanwege de beperkte voorbereidingsmogelijkheden geen voorkeur. Verder geldt dat alle voorstellen moeten passen in het format voor raadsvoorstellen dat de griffier in overleg met de secretaris heeft opgesteld.
Het tweede lid handelt over een initiatiefvoorstel in spoedeisende gevallen. Of er sprake is van een spoedeisend geval is ter beoordeling aan de voorzitter en de griffier. Het voorstel moet ook in dit geval worden ingediend bij de griffier. De voorzitter plaatst het voorstel, na overleg met de griffier, op de agenda van de betreffende vergadering, als het voorstel tenminste twee werkdagen voor de aanvang van die vergadering is ingediend. Anders niet. Dit laat overigens de mogelijkheid onverlet voor het individuele raadslid om op grond van artikel 11, derde lid, het initiatiefvoorstel toch aan de agenda toe te voegen. Bij het vaststellen van de agenda wordt het voorstel in stemming gebracht. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het bij een initiatiefvoorstel gaat om een raadsbesluit. Een raadsbesluit heeft een belangrijke juridische betekenis waarvoor een goede voorbereiding het uitgangspunt moet zijn. Daarom de spoedeisende procedure in lid 2, zodat het voorstel in ieder geval nog verspreid kan worden en er een beperkte mogelijkheid bestaat voor voorbereiding. Op grond van artikel 11, derde lid kan de raad ook nog ter vergadering zelf onderwerpen aan de agenda toevoegen. Dit moet vooral gezien worden in het licht van onderwerpen waarover extra informatie wordt gevraagd, onderwerpen die acuut in de politieke belangstelling staan en waarvan de raad het belangrijk vindt om deze te bespreken. Dit is van een ander accent dan het nemen van een raadsbesluit, zoals met een initiatiefvoorstel gebeurt.
Als de raad andere voorwaarden voor het indienen van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een verordening, wenselijk acht, kunnen deze op basis van het vierde lid worden vastgesteld. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid. De raad bepaalt of een voorstel in strijd is met de wet, het algemeen belang, het belang van de gemeente of het gemeentelijk beleid.
Bij de wijziging van het model reglement in 2010 is het vijfde lid geschrapt. Het vijfde lid gaf de mogelijkheid een wethouder na een motie van wantrouwen direct te ontslaan (artikel 49 Gemeentewet). Zonder de bepaling in het vijfde lid was deze ontslagmogelijkheid niet mogelijk door procedureregels van het reglement van orde. Bij de wijziging van de Gemeentewet van april 2009 is artikel 49 gewijzigd, hierdoor is deze bepaling overbodig geworden en geschrapt.
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken als het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.
Als de raad van oordeel is dat een voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel nader te onderbouwen. De raad bepaalt echter of, en wanneer het voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan het raadspresidium overlaten.
Op grond van artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet komt aan individuele leden het recht toe mondelinge vragen te stellen aan het college of de burgemeester. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerde onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig. In principe is gekozen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid. Maar Bij wijze van ‘gentleman’s agreement’ is het gebruikelijk dat de raad een interpellatieverzoek van een lid of fractie alleen om zwaarwegende redenen afwijst. Zo kunnen ook de kleinere fracties in staat worden gesteld om hun punt te maken. Voorwaarde is dan wel dat leden en fracties niet al te lichtvaardig naar dit instrument grijpen.
De wethouders zijn geen lid van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek. Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd.
Artikel 41 Schriftelijke vragen
Op grond van deze bepaling kan een raadslid schriftelijke vragen stellen aan het college of de burgemeester, al naar gelang wie verantwoordelijk is. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
De verantwoordelijke wethouder of de burgemeester dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, als de beantwoording niet binnen de gestelde termijn kan plaatsvinden.
In de voorgestelde procedure van lid 6 wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven.
Deze bepaling vormt een invulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Bewust is gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden. In het vragenuur krijgt de raad de mogelijkheid over vooraf ingebrachte onderwerpen (leden van) het college aan de tand te voelen. Het vragenuur wordt standaard in de raadsvergadering gehouden.
Het karakter van het vragenuur verschilt dan ook van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur.
In het tweede lid is een aanmeldingstermijn van 32 uur voor vragen opgenomen vanwege het feit dat wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van raadsleden.
In geval dat een raadsvergadering bijv. op dinsdag om 20.00 uur aanvangt, is de deadline voor aanleveren dus de maandag voorafgaand vóór 12.00 uur. Mocht deze maandag géén werkdag zijn, dan verschuift deze deadline naar de laatste werkdag daarvoor (bijv. vrijdag vóór 12.00 uur).
In dit artikel wordt de procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.Een uitzondering daarbij wordt gemaakt voor gevallen waarin het verschaffen van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
In principe kunnen de genoemde inlichtingen ook worden gevraagd door middel van mondelinge of schriftelijke vragen, maar in voorkomende gevallen kan de raad ook wensen dat er een debat over de gevraagde inlichtingen plaats vindt. Dit artikel beoogt dat te regelen.
Hoofdstuk 5 Begroting en rekening
Artikel 44 Procedure begroting en Artikel 45 Procedure jaarrekening
Deze artikelen geven aan dat de raad in principe ieder jaar een andere procedure kan voorstellen om de begroting en jaarrekening voor te bereiden c.q. te behandelen. Er is dus geen vaste procedure voor.
Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties
Artikel 46 Verslag en verantwoording
Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.
In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). En wordt aangegeven dat bespreking in een commissie kan plaatsvinden.
In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 40.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.
Het vierde lid voorziet erin dat het artikel ook van toepassing is op andere organisatie, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd; zoals privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen.
Hoofdstuk 7 Besloten vergadering
Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig versturen van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van de besluitenlijst.
De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden, vervalt het spreekrecht en de mogelijkheid om als toehoorder op de tribune aanwezig te zijn. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
De door de raad benoemde raadscommissieleden niet zijnde raadslid, kunnen de besloten vergaderingen welals toehoorder bijwonen. Gelet op het feit dat zij wel in besloten commissievergaderingen over dezelfde onderwerpen mogen vergaderen, is het vreemd om hen hierbij de toegang te ontzeggen.
In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.
In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet. In overeenstemming met artikel 20 is de griffier verantwoordelijk voor de besluitenlijst van de raadsvergadering. Dit geldt ook voor de besluitenlijst van een besloten vergadering.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 jo. artikel 55 van de Gemeentewet noodzakelijk.Op deze wijze is duidelijk dat artikel 47 naar artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet verwijst.
Alle stukken die vertrouwelijk of geheim zijn zullen op blauw papier worden verspreid. Dit betekent dat een raadslid aan de kleur van het papier al kan afleiden of een stuk geheim dan wel vertrouwelijk is of niet.
Artikel 50 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overlegd. Het kan dus gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (als de burgemeester daar niet toe bereid is). Er is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.
Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers
Artikel 51 Toehoorders en pers
De hier aangegeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen.
Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 54 Intrekking oude reglement
Hiermee wordt het geldende Reglement van Orde gemeenteraad, zoals vastgesteld op 27 mei 2008, ingetrokken.
Dit artikel bepaalt op welke datum het reglement in werking treedt.