Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Brabantse Delta

Treasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Brabantse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingTreasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta
CiteertitelTreasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 108 Waterschapswet
  2. artikel 109 Waterschapswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-07-200911-12-2013Onbekend

15-07-2009

Onbekend

09I001800

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta

Treasurystatuut voor Waterschap Brabantse Delta

1. INLEIDING

De regelgeving over de financiën van waterschappen is veranderd met ingang van de begroting 2009 in verband met de wijziging van de Waterschapswet en de invoering van het Waterschapsbesluit. Deze regelgeving is onderling uniformer geworden, onder meer door de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido) die sinds 1 januari 2001 van kracht is, en thans door de Wet modernisering waterschapsbestel. Bovendien was de uit de Economische en Monetaire Unie (EMU) voortvloeiende verplichting om met ingang van 2004 op kwartaal- en jaarbasis financiële gegevens aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) te verstrekken uitgewerkt in een convenant tussen het CBS en de waterschappen. Dit laatste is nu meegenomen in het Waterschapsbesluit. In dit Treasurystatuut wordt het beleidskader vastgelegd met betrekking tot de treasuryfunctie.

In de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet FIDO) zijn kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De belangrijkste doelstellingen van deze wet zijn: het bevorderen van een solide financiering en kredietwaardigheid van de decentrale overheden, het beheersen van renterisico’s en het vergroten van transparantie.

Het treasurybeleid kent een tweetal kwalitatieve randvoorwaarden waaruit volgt dat zogenaamd bankieren door decentrale overheden, niet is toegestaan. De eerste voorwaarde is dat het aangaan van leningen en het uitzetten van middelen alsmede het verlenen van garanties, alleen zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. De tweede houdt in dat uitzettingen en het gebruik van derivaten een prudent karakter dienen te hebben en niet gericht behoren te zijn op het genereren van inkomen door het lopen van risico’s.

In verband met de vereisten van de Wet FIDO zijn er twee instrumenten op het gebied van treasury; allereerst het onderhavige Treasurystatuut. In dit Treasurystatuut is de beleidsmatige infrastructuur van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen richtlijnen en limieten. Het Treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het Treasurystatuut wordt er jaarlijks een treasuryparagraaf in zowel de begroting als in de jaarrekening opgenomen. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens en de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

In het Treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van het waterschap geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, financiering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

Met de vaststelling van dit Treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet.

2. BEGRIPPENKADER
2.1 Algemene begrippen

Ten behoeve van de leesbaarheid van het Treasurystatuut is geprobeerd om het aantal technische termen in dit statuut te beperken. Om misverstanden te voorkomen over de gehanteerde begrippen is het gebruik van vakjargon onafwendbaar. Daarom worden specifieke begrippen in de onderstaande begrippenlijst verklaard.

Derivaten:

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Financiering:

Het aantrekken van benodigde financiële middelen. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Kasgeldlimiet:

Een bedrag ter grootte van, een percentage, genoemd in de Wet FIDO, van het totaal van de jaarbegroting van het waterschap bij aanvang van het jaar.

Kredietrisico:

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie.

Limiet:

Een type richtlijn die de (uiterste) grens aangeeft van een bepaalde handeling, verantwoordelijkheid en/of bevoegdheid.

Liquiditeitenplanning:

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Netto-vlottende schuld:

Het gezamenlijk bedrag van:

-de opgenomen gelden met een oorspronkelijk rent typische looptijd korter dan 1 jaar;

-de schuld in rekening-courant;

-de voor een termijn van korter dan 1 jaar ter bewaking in kas gestorte gelden van derden, en

-- overige geldleningen die geen onderdeel uitmaken van de van de vaste schuld, verminderd met het gezamenlijk bedrag van contante gelden, tegoeden in rekening-courant, en de overige uitstaande gelden met een rent typische looptijd van korter dan 1 jaar.

Rating:

Een indicatie van het kredietwaardigheid risico ofwel de mate waarin de onderneming aan haar verplichtingen kan voldoen.

Rente risico:

Het gevaar van onvoorziene veranderingen van de (financiële) resultaten van het waterschap door rentewijzigingen.

Renterisiconorm:

Een bedrag ter grootte van, een percentage, genoemd in de Wet FIDO, van het totaal van de vaste schuld van waterschap bij aanvang van het jaar.

Rent typische looptijd:

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de leningvoorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie:

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling.

Richtlijn:

Een bindend voorschrift c.q. aanwijzing met betrekking tot een te volgen handelswijze.

Risicoprofiel:

Dit geeft aan in welke mate een organisatie risico’s loopt.

Toezichthouder:

De provincie Noord-Brabant die op grond van het reglement van het waterschap is belast met het toezicht op de begroting.

Treasurybeheer:

Dit omvat de daadwerkelijke uitvoering van het treasurybeleid, binnen de kaders van het Treasurystatuut. De uitvoering vindt zijn weerslag in specifieke beleidsplannen.

Treasurybeleid:

Dit beleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie:

Alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Treasuryparagraaf:

Deze is in de begroting en in de jaarrekening opgenomen waarbij het geplande c.q. gerealiseerde Treasurybeheer weergegeven wordt.

Treasurystatuut:

Het document waarin het treasury beleid is vastgelegd.

Uitzetting:

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Vaste schuld:

Het gezamenlijk bedrag van de schuld uit hoofde van de geldleningen met een oorspronkelijke rent typische looptijd van 1 jaar of langer, en de voor een termijn van 1 jaar of langer ontvangen waarborgsommen.

Vermogenswaarde:

Het geheel van de in geld uitgedrukte waarde van de bezittingen aan goederen en vorderingen.

2.2 BELANGRIJKE BEPALINGEN UIT DE WET FIDO

Publieke taak:

De invulling van de publieke taak wordt door het Algemene Bestuur bepaald en is leidend voor het treasurybeleid. De invulling van de publieke taak dient steeds plaats te vinden binnen de kaders van de door de Provincie Noord-Brabant opgedragen taken zoals opgenomen in het waterschapsreglement. In het kader van de Wet FIDO zijn in ieder geval bankachtige activiteiten niet toegestaan.

Prudent karakter:

De uitvoering van de treasurytaak moet gebaseerd worden op beleid en inzicht. Daarnaast is transparantie een belangrijk criterium. Tevens spreekt men nog van voldoende kredietwaardigheid (kredietrisico) en van een beperkt marktrisico.

Kredietwaardigheid:

Voldoende kredietwaardige partijen voor het uitzetten van middelen of het afsluiten van derivaten zijn:

-Financiële instellingen met minimaal een AA-rating van tenminste 2 erkende ratingbureau’s , zoals Moody’s, Standard & Poor’s of Fitch IBCA, of een kredietwaardigheid die minimaal vergelijkbaar is met een AA-rating.

-Instellingen aan wiens papier door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat de solvabiliteitsvrije status is toegekend. Dit betekent in de praktijk met name dat een waterschap middelen kan uitzetten bij andere Nederlandse overheden.

Marktrisico:

De waarde van financiële activa dient zo min mogelijk gevoelig te zijn voor marktbewegingen. Voorwaarde hierbij is in beginsel dat de hoofdsom van de lening e/o uitzetting in tact blijft. Hiervan is sprake bij (soorten) uitzettingen zoals:

-Daggeld

-Deposito’s

-Garantieproducten waarbij de hoofdsom is gegarandeerd

-Uitzettingen in de vorm van vastrentende waarden, bijvoorbeeld obligaties, onderhandse leningen en Medium Term Notes.

3. DOEL VAN HET TREASURYSTATUUT
3.1 Doel

Het Treasurystatuut (hierna: statuut) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financiering- en beleggingsactiviteiten van waterschap Brabantse Delta dienen plaats te vinden. In het statuut moeten de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang, duidelijkheid en transparantie garanderen.

Het statuut is een “levend” document waarbij regelmatig moet worden gecontroleerd of de inhoud nog aansluit bij de omstandigheden. Bij sterk veranderde omstandigheden kan het statuut aanpassingen vereisen.

3.2 Algemene missie

De Algemene missie van waterschap Brabantse Delta is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze missie. Meer specifiek zal de financiële continuïteit op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

Samengevat kan worden gezegd dat de publieke taak van waterschap Brabantse Delta behelst:

  • -

    Watersysteembeheer

  • -

    Zuiveringsbeheer

  • -

    Vaarwegenbeheer

Het Vaarwegenbeheer dat voor de Provincie Noord-Brabant wordt uitgevoerd, wordt in dit kader gelijk gesteld met de bovengenoemde onderdelen van de publieke taak van het waterschap Brabantse Delta.

3.3 Het treasurybeleid

Het treasurybeleid is erop gericht toegang te verkrijgen en te behouden tot de geld- en kapitaalmarkt om zo, binnen de financiële mogelijkheden van het waterschap, een optimaal rendement te verkrijgen dan wel de lasten zo veel mogelijk te reduceren. Hierbij moeten de risico’s zo goed mogelijk worden beheerst.

Investeringen, deelnemingen en beleggingen die worden gedaan in het kader van de publieke taak, waarbij bewust risico’s worden aanvaard vallen buiten de kaders van dit statuut. In de voorkomende gevallen dient hiervoor steeds afzonderlijke besluitvorming plaats te vinden.

Meer gedetailleerd zijn de doelstellingen van het treasurybeleid:

  • -

    het verkrijgen en handhaven van toegang tot de geld- en kapitaalmarkten tegen de scherpst mogelijke condities;

  • -

    het beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s, zoals rente- , koers,- liquiditeits - en kredietrisico’s;

  • -

    het minimaliseren van de interne (verwerkingskosten) en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

  • -

    het realiseren van een efficiënte en controleerbare treasuryfunctie binnen de organisatie;

  • -

    het tijdig beschikbaar hebben van betrouwbare informatie aangaande de treasury;

  • -

    het continu voldoen aan de wettelijke vereisten aangaande treasury, zoals onder meer opgenomen in de Wet FIDO en de daarbij behorende uitvoeringsregelingen.

3.4 Risico-attitude

De attitude van het waterschap Brabantse Delta ten aanzien van financieel risico is risicomijdend.

Risicomijdend houdt in ieder geval in:

  • -

    Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s te bevorderen opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt.

  • -

    Het beleid is er op gericht om te komen tot optimalisatie van de inkomende en uitgaande geldstromen.

  • -

    Het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van tijdelijke overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico’s.

  • -

    Het gebruik van derivaten is alleen toegestaan indien dit leidt tot het handhaven, verminderen of het afdekken van financiële risico’s en het beleid dienaangaande dient prudent en transparant te zijn.

4. DE ORGANISATIE VAN DE TREASURYFUNCTIE
4.1 Treasury-organisatie

De plaats van treasury binnen het waterschap Brabantse Delta is als volgt aan te geven:

  • -

    Na vaststelling van het Statuut delegeert het Algemeen Bestuur middels een delegatiebesluit het Dagelijks Bestuur voor de uitvoering van het treasurybeleid, c.q. concrete treasury-activiteiten zoals financieringen en uitzetten van gelden.

  • -

    De concrete uitvoering van het beleid wordt verzorgd door de afdeling Financieel Economische Zaken.

  • -

    Een beleidsvoorstel wordt, na behandeling door het Dagelijks Bestuur, voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.

4.2 Procedures

In de beschrijving van de Administratieve Organisatie zijn procedures opgenomen die nadrukkelijk betrekking hebben op de treasuryfunctie. In deze procedures zijn verantwoordelijkheden, activiteiten en functiescheidingen vastgelegd.

In het kader van dit Treasurystatuut zijn twee procedures opgesteld, welke als bijlage bij dit statuut zijn opgenomen. De procedures zijn: “Aangaan van leningen” en “Uitzetten van gelden”.

4.3 Functiescheiding

Door functiescheiding te creëren tussen besluitvormende, registrerende en controlerende functies wordt misbruik zoveel mogelijk voorkomen. Naast de externe controle aan het einde van het proces vindt ook tijdens de processen controle plaats naar de juistheid en legitimiteit. Het belangrijkste deel van de controle vindt dan ook intern plaats. De controle van de accountant vindt plaats in het kader van de controle op de jaarrekening. Hiermee strekt de controle van de accountant zich uit over het gehele uitvoeringstraject. De invulling hiervan is in de verordeningen en artikel 109 (verordening op de controle van het financieel beleid en beheer) neergelegd.

5. INSTRUMENTEN, RICHTLIJNEN EN VOORWAARDEN
5.1 Instrumenten

Voor het uitvoeren van transacties zijn in het kader van de treasury de volgende instrumenten ter beschikking:

  • -

    Rekening-courant faciliteiten.

  • -

    Kasgeldleningen.

  • -

    Vaste geldleningen.

  • -

    Uitzettingsvormen (zoals deposito’s).

  • -

    Specifieke rente-instrumenten (zoals derivaten).

Specifieke rente-instrumenten mogen alleen gebruikt worden voor het beheersen of verminderen van renterisico’s.

Voor het gebruik van specifieke rente-instrumenten dient vooraf een apart mandaat te zijn afgegeven door het Algemeen Bestuur.

5.2 Richtlijnen

Bij het gebruik van de bovenstaande instrumenten moet men in ieder geval voldoen aan de onderstaande richtlijnen:

5.2.1 Algemeen

  • -

    Geld wordt uitsluitend uitgezet of opgenomen op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie.

  • -

    De risiconorm voor de totale positie mag in principe niet worden overschreden.

  • -

    De rentevisie / rentescenario’s van het waterschap Brabantse Delta zijn gebaseerd op informatie opgevraagd bij gezaghebbende instanties.

5.2.2 Opnemen

  • -

    Renterisico’s op de netto vlottende schuld zijn begrensd tot de normen van de kasgeldlimiet van de Wet FIDO.

  • -

    Renterisico’s op de vaste schuld zijn begrensd tot de normen van de renterisico norm van de Wet FIDO.

  • -

    Het gebruik van specifieke rente-instrumenten dient te geschieden conform de ministeriële regeling uit hoofde van de Wet FIDO.

  • -

    Het aantrekken van leningen geschiedt conform de procedure “aangaan van leningen” zoals opgenomen in bijlage 1.

5.2.3 Uitzetten

  • -

    Risico’s bij uitzettingen worden beperkt doordat minimaal de hoofdsom is gegarandeerd.

  • -

    Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarden worden beperkt door de omvang en de (resterende) looptijd te matchen met de omvang en looptijd van de beschikbare liquide middelen.

  • -

    Het uitzetten van gelden geschiedt conform de procedure ‘uitzetten van gelden’ zoals opgenomen in bijlage 2.

5.3 Limieten

Voor het uitzetten van gelden mag men een partij alleen accepteren als tegenpartij, indien deze voldoet aan de volgende criteria;

  • -

    Kredietrisico’s bij langer dan 3 maanden uitzetten worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die voldoen aan de kredietwaardigheidseis rating AA of hoger, afgegeven door minimaal twee gerenommeerde ratingbureau’s.

  • -

    Kredietrisico’s bij korter dan 3 maanden uitzetten bij financiële instelling geldt minimaal A-rating, afgegeven door twee gerenommeerde ratingbureau’s.

  • -

    De tegenpartij is een instelling die onder financieel rechterlijk toezicht staat in een EU/EER-lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste 2 ratingbureau’s en voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste 2 ratingbureau’s;

  • -

    Voor de medewerkers van waterschap Brabantse Delta werden in het verleden hypotheken verstrekt dit is niet meer toegestaan (de lopende hypotheken is een sterfhuisconstructie);

En/Of:

-De tegenpartij is een collega-overheid of instantie binnen de Europese Unie, die de publieke taak dient en waaraan door de vigerende Centrale Bank een solvabiliteitsvrije status is toegekend.

En:

  • -

    Openbare lichamen gaan geen leningen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten.

  • -

    Openbare lichamen zetten tijdelijk overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering uitsluitend uit bij de financiële onderneming waar deze leningen zijn aangegaan, zie hiervoor de criteria van de financiële instelling.

  • -

    Indien een openbaar lichaam een nettingovereenkomst (een overeenkomst op grond waarvan de wederzijdse verplichtingen tussen partijen verrekend worden waardoor wordt bepaald wat de ene partij per saldo aan de andere partij verschuldigd is) heeft afgesloten met een financiële onderneming met betrekking tot het uitzetten van tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering als bedoeld in het tweede lid, is artikel 2 (van de Regeling tot wijziging van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en van de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden), tweede en derde lid, niet van toepassing.

5.4 Afwijking

Indien een transactie niet voldoet aan de bovengestelde criteria voor instrumenten, richtlijnen en voorwaarden zal er eerst overleg met het Dagelijks Bestuur zijn. Zij geeft vervolgens wel of niet een mandaat af voor de voorgestelde transactie en doet melding aan het Algemeen Bestuur. Indien vereist wordt vooraf schriftelijke toestemming van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant gevraagd.

6. VOORBEREIDING EN VASTSTELLING VAN HET BELEID
6.1 Algemeen

Voor het voorbereiden en vaststellen van het treasurybeleid heeft men operationele informatie nodig. De verschillende operationele informatiestromen zijn als volgt weergegeven:

Operationele informatie

Frequentie

Bron

Verstrekker

Ontvanger

Saldobepaling

Dagelijks

Elektronisch bankiersysteem en financiële administratie

Medewerker financiële administratie

Afdelingshoofd FEZ

Liquiditeitsprognose lange termijn

Per kwartaal

Liquiditeitsplanning korte termijn

Medewerker financiële administratie

Afdelingshoofd FEZ

Analyse leningen- en beleggingsportefeuille

Per kwartaal

Leningenbeheerssysteem

Medewerker financiële administratie

Afdelingshoofd FEZ

Analyse risicoprofiel

Per kwartaal

Liquiditeits- en vermogensplanning

Medewerker financieel beleid

Afdelingshoofd FEZ

Rentevisie lange en korte termijn

Per kwartaal

Financiële publicaties/bankrelaties

Medewerker financieel beleid

Afdelingshoofd FEZ

6.2 Financiële beleidscyclus / rapportages

Waterschap Brabantse Delta gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een aantal sturings- en rapportagedocumenten, die gedurende het jaar geformuleerd worden door medewerkers van de afdeling Financieel Economische Zaken.

Deze documenten zijn:

  • -

    Kadernota is de meerjarenraming: voorafgaand aan de vaststelling van de begroting behandelt het algemeen bestuur de kadernota in het voorjaar die betrekking heeft op de het begrotingsjaar alsmede de 3 of 4 daarop volgende jaren. De kadernota is een meerjarenraming, waarin de lange termijn ontwikkelingen worden geanalyseerd en doorgerekend. Dit analyseren en doorrekenen dient ook te gebeuren voor de liquiditeitsplanning en de risicoanalyse. De Kadernota vormt de basis voor de verdere begrotingsprocedure.

  • -

    Programmabegroting: in het najaar wordt de programmabegroting opgesteld waarin de treasuryparagraaf wordt opgenomen. Het treasurybeleid zoals dit in de programmabegroting wordt opgenomen wordt voorbereid door de afdeling Financieel Economische Zaken en na behandeling door het management en het Dagelijks Bestuur, vastgesteld door het Algemeen Bestuur. In, of op basis van, de treasuryparagraaf kunnen mandaten worden vastgesteld om de daadwerkelijke transacties te laten uitvoeren. Naast de treasuryparagraaf kent de begroting een korte en lange termijn liquiditeitsprognose en een rentevisie.

  • -

    Managementletters: naast de afsluitende jaarrapportage worden managementletters gemaakt. Naar aanleiding van deze rapportages kan het beleid bijgesteld worden en kunnen waar nodig voorstellen worden gedaan voor nieuwe mandaten.

  • -

    Jaarrekening: in de jaarrekening, die gezien moet worden als de verantwoording van de uitvoering van het beleid, wordt wederom een treasuryparagraaf opgenomen. Hierin wordt het beleid zoals het voorgenomen was in de treasuryparagraaf in de begroting getoetst aan het werkelijk uitgevoerde beleid. Verschillen dienen daarbij verklaard te worden.

Met name de treasuryparagraaf in de Begroting worden gebruikt om het treasurybeleid te formuleren en de treasuryparagraaf van de Jaarrekening wordt gebruikt om te toetsen. De treasuryparagrafen kennen minimaal de volgende onderwerpen:

  • -

    De algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de treasuryfunctie.

  • -

    De ontwikkeling in de financierings- en beleggingsbehoefte en het renterisico.

  • -

    Het risicobeleid: de plannen, c.q. realisatie van het beleid inzake het risicobeheer, inclusief de inzet van derivaten.

  • -

    Het cashmanagement: de plannen, c.q. realisatie van het beleid inzake het kasbeheer;

  • -

    Het financierings- en beleggingsbeleid: de plannen c.q. realisatie van het beleid voor de waterschapsfinanciering en belegging van overschotten.

  • -

    Relevante ontwikkelingen in de treasury-organisatie.

  • -

    Relevante ontwikkelingen in de informatievoorziening en systeembeheer voor de treasuryfunctie.

De genoemde documenten worden als onderdeel van de begroting of jaarrekening vastgesteld door het Algemeen Bestuur.

6.3 Mandaten

In dit kader wordt verwezen naar de “mandaatregeling”.

6.4 Tussentijdse bijstelling van het beleid

Tussentijdse bijstelling van het beleid, en daarmee samenhangende bijstelling van het mandaat, vindt plaats indien daar gebaseerd op de conclusies uit de managementletters, aanleiding toe is. Het bijgestelde mandaat moet na behandeling door het Dagelijks Bestuur in het Algemeen Bestuur vastgesteld worden.

7. UITVOERING VAN HET BELEID

Het sectorhoofd Financiën en ICT kan op basis van een door het Dagelijks Bestuur afgegeven mandaat financiële verplichtingen (geldleningen) namens het Waterschap Brabantse Delta aangaan. Het sectorhoofd gaat deze verplichtingen aan in overleg met het Hoofd van de afdeling Financieel Economische Zaken.

Een afschrift van de aangegane overeenkomst wordt bewaard op de afdeling Financieel Economische Zaken, in een genummerd dossier. De originele overeenkomst wordt vastgelegd door de afdeling Registratuur, Archief en Bibliotheek, die deze bewaart in het treasury-dossier. Een medewerker van de afdeling Financieel Economische Zaken houdt zich bezig met de administratieve afhandeling van de overeenkomsten.

8. TOETSING EN CONTROLE
8.1 Verslaglegging

Essentieel onderdeel van de planning- en controlcyclus is, dat zowel tijdens als na uitvoering van het beleid verantwoording afgelegd wordt middels verantwoordingsinformatie.

8.2 Interne controle

Controle op de uitvoering van het beleid vindt plaats middels de procedures van de administratieve organisatie (onderdeel van de financiële beheersverordening zoals bedoeld in artikel 108 lid 1 en 2 van de Waterschapswet) en de beleidsrapportage cyclus zoals eerder beschreven in 6.2.

De uitvoering van het beleid wordt getoetst en verantwoord in de treasuryparagraaf van de jaarrekening.

Bij het opstellen van de managementletters vindt bewaking en evaluatie van de treasuryparagraaf plaats.

De afdeling Financieel Economische Zaken zal van alle plannen, nota’s en besluiten dossiers aanleggen. Daarnaast legt deze afdeling een genummerd dossier aan van alle afgesloten transacties.

Om een correcte wijze van interne controle zeker te stellen, zullen de medewerkers van de afdeling Financieel Economische Zaken, welke belast zijn met de treasury-activiteiten, niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.

8.3 Externe controle

Het Waterschap Brabantse Delta zal alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle, door een registeraccountant (artikel 109 lid 2 van de Waterschapswet).

De toetsing van de rechtmatigheid van de uitvoering van het treasurybeleid is object van de reguliere controle van de accountant.

Opdrachtgever voor de externe controle is het Algemeen Bestuur

Daarnaast zal het Waterschap Brabantse Delta de volgende informatie verstrekken:

Aan de toezichthouder (Provincie Noord-Brabant):

  • a)

    Jaarlijks tezamen met de jaarrekening een opgave van:

    • -

      Het begrotingstotaal bij aanvang van het verslagjaar.

    • -

      De kasgeldlimiet bij aanvang van het verslagjaar.

    • -

      De gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het verslagjaar.

    • -

      De stand van de vaste schuld bij aanvang van het verslagjaar.

    • -

      De renterisiconorm bij aanvang van het verslagjaar.

    • -

      Het renterisico op de vaste schuld over het verslagjaar.

  • b)

    Aan het einde van ieder kwartaal een opgave van de laatst berekende gemiddelde netto-vlottende schuld en de kasgeldlimiet voor het desbetreffende kalenderjaar.

Aan het CBS:

Driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een voor het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren. Deze informatie zal door de afdeling Financieel Economische Zaken worden verzorgd.

9. BESTUURLIJKE VASTSTELLING

Artikel 108 en artikel 109 van de Waterschapswet bepalen dat het Algemene Bestuur bij verordening regels vaststelt met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van de vermogenswaarden en de controle. Met de vaststelling van dit Treasurystatuut wordt voldaan aan de verplichting zoals die is opgenomen in artikel 108 en 109 van de Waterschapswet.

Uiterlijk 14 dagen na vaststelling dient het Treasurystatuut toegezonden te worden aan de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

10. SLOTBEPALING

Dit statuut treedt in werking met ingang van de eerste dag na vaststelling door het Algemeen Bestuur. Hierbij komt het oude Treasurystatuut te vervallen.

Dit statuut kan worden aangehaald als ‘Treasurystatuut van Waterschap Brabantse Delta’.

Bijlage 1: Procedure ‘aangaan van leningen’.

Algemeen geldt dat binnen het Waterschap Brabantse Delta er naar gestreefd wordt om bij het aangaan van geldleningen het 4-ogen principe te hanteren. Vanwege de snelheid waarmee de tarieven wijzigen zal het offerte traject en het aangaan van de lening ongeveer 1 uur in beslag nemen.

Afdeling/ Functionaris

Activiteit

Omschrijving

Coördinator financiële administratie/ Hoofd afdeling FEZ

Signaleren noodzaak aangaan geldlening

Op basis van de liquiditeitenprognose wordt de noodzaak van extra liquide middelen vastgelegd.

Hoofd afdeling FEZ/ Sectorhoofd Financiën/ICT

Bepalen randvoorwaarden / Opstellen voorstel lening Informatie verstrekken aan de portefeuillehouder

Rekening houdend met bovengenoemde informatie en het bepaalde in het Treasurystatuut van het Waterschap Brabantse Delta, wordt een inventarisatie gedaan van de marktontwikkelingen teneinde te komen tot de randvoorwaarden. Hierna wordt een voorstel geformuleerd met hierin de omvang, de gewenste looptijd en het te verwachten rente percentage van de af te sluiten lening.

In gezamenlijkheid door het Hoofd afdeling FEZ en het Sectorhoofd Financiën en ICT

Opvragen en beoordelen offertes.

Telefonisch wordt bij minimaal 3 banken (waaronder de huisbankier) en/of geldmakelaars een offerte opgevraagd voor de lening. Op grond van de ontvangen offertes wordt bepaald bij welke instantie de lening wordt aangegaan (De lening met de beste condities qua rente en kosten wordt gekozen).

In gezamenlijkheid door het Hoofd afdeling FEZ en het Sectorhoofd Financiën en ICT

Afsluiten lening

Nadat is bepaald bij wie de lening wordt aangegaan wordt er telefonisch akkoord gegeven aan de betreffende instantie. Deze instantie stuurt vervolgens een schriftelijke bevestiging met de voorwaarden.

Sectorhoofd Financiën en ICT

Ondertekenen leningovereenkomst

Binnen enkele dagen zal de lening worden geformaliseerd door ondertekening van de leningovereenkomst welke vervolgens wordt geretourneerd aan de betreffende instantie.

Sectorhoofd Financiën en ICT

Afleggen verantwoording

In het portefeuillehouderoverleg en in de eerstvolgende vergadering van het Dagelijks Bestuur en van het Algemeen Bestuur wordt terugmelding gedaan van de aangegane lening met alle relevante gegevens. In de treasuryparagraaf van de jaarrekening wordt tevens verantwoording afgelegd over de gekozen handelswijze.

Medewerker financiële administratie

Inboeken lening

Na ontvangst van het geld wordt de lening ingeboekt in de financiële administratie. Tevens wordt het dossier geldleningen bijgewerkt, waarin alle relevante gegevens van de lening vastgelegd worden.

Afdeling Registratuur, Archief en Bibliotheek

Registreren/archiveren officiële leningbescheiden

De originele ondertekende leningbescheiden met bijlagen worden op de afdeling Registratuur, Archief en Bibliotheek geregistreerd en gearchiveerd in het dossier geldleningen.

Bedrijfskundige sector financiën/ICT

Toetsen procedure

(steekproefsgewijs)

De bedrijfskundige toetst of de vooraf vastgestelde procedure op een juiste wijze is gevolgd en vastgelegd.

Diversen

Vervanging

Bij bovenvermelde activiteiten geldt steeds dat bij ontstentenis van één van de betrokkenen zijn of haar plaatsvervanger kan optreden. Voorwaarde voor vervanging: er mag bij vervanging geen onafhankelijkheidsissues optreden.

Bijlage 2: procedure ‘uitzetten van gelden’.

Als we spreken over een procedure voor het uitzetten van gelden, dient gemeld te worden dat deze procedure slechts van toepassing is op het uitzetten van gelden voor een korte periode (deposito’s). Indien middelen voor een langere tijd overtollig zijn, of indien er een specifieke aanleiding is om als uitlenende partij op te treden bij een vaste geldlening, zal ten alle tijden vooraf akkoord worden gevraagd aan het Dagelijks Bestuur en de Commissie Financiële Jaarstukken.

Afdeling/ Functionaris

Activiteit

Omschrijving

Senior medewerker financiële administratie

Signaleren noodzaak uitzetten gelden

Op basis van de liquiditeitenprognose wordt de omvang van de overtollige middelen bepaald.

Hoofd afdeling FEZ/ Sectorhoofd Financiën en ICT

Bepalen randvoorwaarden / Opstellen voorstel uitzetten overtollige middelen

Rekening houdend met bovengenoemde informatie en het bepaalde in het Treasurystatuut van het Waterschap Brabantse Delta, wordt een inventarisatie gedaan van de marktontwikkelingen teneinde te komen tot de randvoorwaarden. Hierna wordt een voorstel geformuleerd met hierin minimaal de looptijd en omvang van de uitzetting en het te verwachten rente percentage.

Hoofd afdeling FEZ/ Sectorhoofd Financiën en ICT

Opvragen en beoordelen offertes

Telefonisch wordt bij minimaal 2 banken (waaronder de huisbankier) en/of geldmakelaars een offerte opgevraagd voor de uit te zetten middelen. Op grond van de ontvangen offertes wordt bepaald bij welke bank het geld wordt uitgezet (hierbij geldt de beste condities op het gebied van rente en kosten)

Hoofd afdeling FEZ/ Sectorhoofd Financiën en ICT

Accorderen uitzetting

Nadat is bepaald bij wie de overtollige middelen worden uitgezet zal er door middel van telefonisch contact accordering worden gegeven om de overtollige middelen in depot te zetten.

Hoofd afdeling FEZ

Afleggen verantwoording

In de treasuryparagraaf in de jaarrekening zal verantwoording worden gegeven over de gekozen handelswijze.

Medewerker financiële administratie

Inboeken vordering

Na debitering van het dagafschrift zal het depot worden ingeboekt in de financiële administratie. Tevens wordt het dossier "uitgezette overtollige middelen" bijgewerkt.

Bedrijfskundige sector financiën/ICT

Auditing procedure (steekproefsgewijs)

De bedrijfskundige toetst de vooraf vastgestelde procedure.

Diversen

Vervanging

Bij bovenvermelde activiteiten geldt steeds dat bij ontstentenis van één van de betrokkenen zijn of haar plaatsvervanger kan optreden. Voorwaarde voor vervanging: er mag bij vervanging geen onafhankelijkheidsissues optreden.