De raad van de gemeente Werkendam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30
januari 2013,
- gehoord het advies van de commissie Inwoners van 12 maart 2013,
- gelet op artikel 147, juncto artikel 108, van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de verordening ‘Activiteitenfonds gemeente Werkendam
2013’, met bijbehorende toelichting
Artikel 1 - begrippen
In deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.
Activiteiten: het totaal aan activiteiten zoals deze genoemd worden
in de bijlage bij deze verordening;
- 2.
Sociaal minimum: het bedrag van de van toepassing zijnde
(gezins)norm, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag, zoals
vastgelegd in de artikelen 20 tot en met 29 van de Wet werk en
bijstand;
- 3.
Inkomen: Het inkomen als bedoeld in art. 32 WWB. In afwijking
hiervan wordt
een bijstandsuitkering voor de beoordeling van het recht op
activiteitenfonds gezien als inkomen.
Art. 33 lid 5 WWB (pensioenvrijlating) is van overeenkomstige
toepassing.
Op het totaal van maandelijkse inkomsten wordt in mindering gebracht:
- het verschil tussen de verschuldigde maandelijkse woonlasten en de
normhuur die van toepassing is bij de laagste inkomenscategorie als bedoeld
in de Wet op de Huurtoeslag;
- een twaalfde gedeelte van de verschuldigde aanslag plaatselijke
belastingen, na aftrek van de toegekende kwijtschelding;
d. Vermogen: het vermogen als bedoeld in art. 34 WWB, te verhogen met een
bedrag van € 3.000 per volwassene;
e. Oudere: personen die aanspraak kunnen maken op een AOW-uitkering;
f. Arbeidsgehandicapte: de arbeidsgehandicapte als bedoeld in de wet Werk en
Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en de persoon met een Wajong
uitkering.
Artikel 2 - doelstelling
Het doel van de verordening is:
- 1.
Stimuleren dat inwoners van de gemeente Werkendam met een laag
inkomen actief deelnemen aan activiteiten op het gebied van cultuur,
educatie, recreatie en sport, door het verstrekken van een
financiële bijdrage in de hieraan verbonden kosten;
- 2.
Tegengaan van sociaal isolement van ouderen en arbeidsgehandicapten
met een laag inkomen, door het verstrekken van een financiële
bijdrage in een aantal kosten die bijdragen aan het tegengaan van
sociaal isolement.
Artikel 3 - hoogte bijdrage
1. De in artikel 2 bedoelde financiële bijdrage bedraagt maximaal € 165 per
jaar per volwassene.
2. De in lid 1 genoemde bijdrage wordt verhoogd met een bedrag van € 165 per
jaar voor elk ten laste komend kind tot en met 17 jaar dat tot het
huishouden van de aanvrager behoort.
- 1.
De bijdrage als genoemd in lid 2 wordt verhoogd met € 100 per jaar
per ten laste komend kind, indien het kind deelneemt aan
activiteiten van verenigingen en instellingen als genoemd onder punt
A. op de lijst die als bijlage bij deze verordening is gevoegd.
- 2.
Bijdragen als bedoeld in artikel 2 kunnen worden toegekend voor
kosten zoals die vermeld staan op de lijst die als bijdrage bij deze
verordening is gevoegd.
Artikel 4 - doelgroep en inkomensnormen
- 1.
Voor een volledige bijdrage als bedoeld in artikel 3 komt de
aanvrager in aanmerking met een inkomen tot maximaal 110% van het
sociaal minimum.
- 2.
Voor een bijdrage van 50% van het bedrag als bedoeld in artikel 3
komt de aanvrager in aanmerking met een inkomen tussen 110% en 120%
van het sociaal minimum.
- 3.
De aanvrager met een inkomen vanaf 120% van het sociaal minimum komt
niet voor een bijdrage in aanmerking.
- 4.
De aanvrager wiens vermogen hoger is dan de vermogensgrens als
bedoeld in artikel 1 onder d., komt niet voor een bijdrage in
aanmerking;
- 5.
Inwoners met een inkomen krachtens de Wet op de Studiefinanciering
(WSF) zijn van deze regeling uitgesloten.
- 6.
Inwoners die voor hun inkomensvoorziening zijn aangewezen op de zorg
van de rijksoverheid zijn van deze regeling uitgesloten.
- 7.
Degene die langer dan twaalf maanden een inkomen ontving dat lager
was dan de inkomensnormen als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dit
artikel en wiens inkomen toeneemt als gevolg van werkaanvaarding,
komt het eerste kalenderjaar na werkaanvaarding nog in aanmerking
voor een bijdrage krachtens deze verordening.
Artikel 5 - voorwaarden
Een bijdrage als bedoeld in artikel 3 wordt toegekend indien aan de
onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- 1.
De aanvrager dient op het aanvraagformulier aan te geven voor welke
activiteiten en voor welke gezinsleden de kosten gemaakt zijn;
- 2.
De aanvrager dient op het aanvraagformulier gespecificeerd aan te
geven welke uitgaven per gezinslid zijn gemaakt;
- 3.
De aanvrager dient bewijsstukken van de gemaakte kosten op verzoek
te kunnen tonen.
Artikel 6 - indiening aanvraag
- 1.
Een aanvraag om een bijdrage wordt ingediend bij het college van
burgemeester en wethouders. De aanvraag dient schriftelijk te
gebeuren via het daarvoor bestemde aanvraagformulier;
- 2.
De aanvraag kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend
tot en met twee maanden na het verstrijken van het betreffende
kalenderjaar;
- 3.
De gezinssituatie op de datum van aanvraag is leidend voor het
bepalen van het recht op een bijdrage.
- 4.
Binnen vier weken na de datum van indienen nemen burgemeester en
wethouders een beslissing op de aanvraag.
Artikel 7 - uitvoering
- 1.
Ter uitvoering van deze verordening kunnen burgemeester en
wethouders nadere werkinstructies vaststellen.
- 2.
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet nemen burgemeester
en wethouders een beslissing met inachtneming van doel en strekking
van deze verordening.
- 3.
In het kader van mandatering kunnen burgemeester en wethouders de
uitvoering van deze regeling opdragen aan daartoe aangewezen
ambtenaren.
Artikel 8 - slotbepalingen
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Activiteitenfonds gemeente
Werkendam 2013’. De verordening treedt in werking op 1 januari 2013.
De verordening ‘Activiteitenfonds gemeente Werkendam 2012’, vastgesteld op
22 mei 2012 en met ingangsdatum 1 januari 2012, komt met ingang van 1
januari 2013 te vervallen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad
van de gemeente Werkendam van 26 maart 2013.
De griffier, De voorzitter,
Mr. I. Bakker mw. Drs. C.G.J. Breuer