Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Súdwest-Fryslân

Verordening op de heffing en invordering van Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSúdwest-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013
CiteertitelVerordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229 van de Gemeentewet
  2. 15.33 van de Wet Milieubeheer

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201301-01-2014Intrekking

13-12-2012

Ta jo tjinst

geen.
01-01-2013nieuwe regelgeving

13-12-2012

Geen bron bekend

geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel het burgemeester en wethouders d.d. 30 oktober 2012;

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet en 15.33 van de Wet Milieubeheer;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en invordering van Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepalingen

Krachtens deze verordening worden geheven:

a.  een afvalstoffenheffing;

b.  reinigingsrechten.

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.  ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van

artikel 15.33 Wet milieubeheer;

b.  grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, afkomstig van

  bedrijven en instellingen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek

worden ingezameld.

 

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

     

  • 2

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

     

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in  hoofdstuk 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

     

  • 2

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

  • 3

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

  • 4

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

     

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

     

  • 2

    In geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 5.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, moeten, in afwijking van het eerste lid, de aanslagen worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

     

  • 3

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

     

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

     

  • 2

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

     

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

     

  • 2

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

     

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor

  • 1

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

     

  • 2

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

  • 3

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

     

  • 4

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

     

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

De rechten bedoeld in hoofdstuk 4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de reinigingsrechten als bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

     

  • 2

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,= of minder is dan € 5.000,= en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke maandelijkse termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

     

  • 3

    De reinigingsrechten als bedoeld in artikel 14, tweede lid, moeten worden betaald, ingeval de kennisgeving:

    a. mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    b. schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving,

      dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen een maand na de dagtekening

      van de kennisgeving.

     

  • 4

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

     

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van reinigingsheffingen.

Artikel 19 Kwijtschelding

Er wordt geen kwijtschelding als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 verleend voor de rechten bedoeld in de hoofdstukken 2, 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 20 Overgangsrecht

De ‘Verordening reinigingsheffingen 2011’ van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 21, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

     

  • 2

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2013.

  • 3

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2013.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2012

drs. H.H. Apotheker, voorzitter

G.W. Stegenga, wnd. griffier

Tarieventabel 1  

Tarieventabel

behorende bij de ‘Verordening reinigingsheffingen 2013’.

Algemeen De bedragen genoemd in deze tabel zijn exclusief omzetbelasting (BTW) indien deze verschuldigd is.

Hoofdstuk 1  Maatstaven en jaarlijkse tarieven afvalstoffenheffing

1.

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

 

1.1.

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien  de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,  wordt gebruikt door één persoon  

€ 195.12

1.2.

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien   de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,   wordt gebruikt door twee of meer personen  

€ 233,52

1.3.

indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien    de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht,   niet permanent mag worden bewoond  

€ 195,12

Hoofdstuk 2  Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing

2.1.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting   voor het op aanvraag inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil, per keer     vermeerderd met een bedrag voor elke halve kubieke meter of gedeelte daarvan, van  

 

2.2.

Het ophalen van maximaal 2 m3 grof afval per keer van particuliere huishoudingen tijdens een reguliere grofvuilroute, is gratis.

 

2.3.

 

 

2.4.

Het achterlaten van maximaal 2 m³ per keer aan huishoudelijke afvalstoffen of grof huisvuil in een op een “Milieustraat” geplaatste container is gratis.

 

Hoofdstuk 3  Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten

3.1.

Het recht bedraagt per belastingjaar voor het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid in minicontainers met een inhoud van niet meer dan 240 liter, bedraagt per minicontainer

€ 305,88

3.2.

Wanneer voor een bij een bedrijfspand gelegen perceel een afvalstoffenheffing wordt geheven, is het in het vorige lid bedoelde recht eerst verschuldigd voor de tweede en volgende minicontainer.

 

3.3.

Wanneer naast het periodiek verwijderen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid in minicontainers met een inhoud van niet meer dan 240 liter, periodiek groente-, fruit- en tuinafval via GFT-containers met een inhoud van niet meer dan 240 liter wordt verwijderd, dan bedraagt, in afwijking van het hiervoor in het eerste lid genoemde recht per container, het recht voor de eerste minicontainer en de eerste GFT-container (zgn. stel) tezamen eveneens per jaar            

€ 305,88

Hoofdstuk 4  Maatstaven en tarieven overige reinigingsrechten

4.1

Het recht bedraagt voor:

 

4.1.1.

het ophalen van grof bedrijfsafval in een geplaatste container, per keer vermeerderd met een bedrag voor elke halve kubieke meter of gedeelte daarvan, van

 

4.1.2.

het beschikbaar stellen en het gebruik van 1000/1100 liter container, in het kader van de zogenaamde containerroute, per maand

€  15,30

4.1.3.

het ledigen van een 1000/1100 liter container in het kader van zogenaamde containerroute, per keer

€   24,39

4.1.4.

het incidenteel beschikbaar stellen, gebruiken en ledigen van een 1000/1100 liter container, per keer

€  67,11

4.1.5.

 

 

4.1.6.

Waar in dit artikel sprake is van een recht per uur kan dit recht   gesplitst worden in gedeelten van een uur, waarbij een gedeelte   van een kwartier voor een vol kwartier gerekend wordt.

 

4.1.7.

De rechten per man per uur in dit artikel worden verhoogd met een percentage van: a. 75,    indien de diensten worden verricht op maandag, dinsdag,               woensdag, donderdag en vrijdag tussen 00.00 en 07.00               uur en tussen 18.00 en 24.00 uur; b. 100, indien de diensten worden verricht op zondag, zaterdag,              Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag,              tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en de dagen              waarop de verjaardag van de Koningin en de bevrijding              1940-1945 wordt gevierd.

 

Hoofdstuk 5  Vrijstelling 

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3. en artikel 4.1.2. is het achterlaten van afvalstoffen door particuliere huishoudingen, op vertoon van een geldig identiteitsbewijs, voor een maximum van 2 kubieke meters per bezoek per maand, gratis.

Behoort bij raadsbesluit van 17 november 2011

De griffier van Súdwest Fryslân.