Organisatie | Haarlem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van parkeerplaatsen op kenteken voor mensen met een beperking in de gemeente Haarlem 2011 |
Citeertitel | Beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Haarlem 2011 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | gehandicapt, gehandicaptenparkeerkaart, gehandicaptenparkeerplaats, parkeerkaart, parkeerplaats, parkeren, Reglement verkeersregels en verkeerstekens, RVV, Wegenverkeerswet, WVW |
Geen
Wegenverkeerswet, art. 14 - 18
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2011 | Nieuwe regeling | 20-09-2011 Stadskrant, 29-09-2011 | 2011/267524 |
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Gehandicaptenvoertuig: Een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte, niet breder is dan 1,10 meter en niet is uitgerust met een motor, dan wel is toegerust met een motor waarvan de door de constructie bepaalde maximumsnelheid niet meer dan 45 km per uur bedraagt, en geen bromfiets is.
Parkeren: Het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk laden of lossen van goederen, binnen de gemeente, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Gehandicaptenparkeerplaats: Parkeerplaats aangeduid met bord E6 uit Bijlage I van het RVV 1990 waar uitsluitend mag worden geparkeerd door: a. een gehandicaptenvoertuig, of b. een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar is aangebracht, of c. indien de gehandicaptenparkeerplaats is gereserveerd voor een bepaald voertuig, dat voertuig.
Artikel 2 Werkingssfeer beleidscriteria
De beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid van het College om op grond van de Wegenverkeerswet 1994 verkeersbesluiten te nemen waarbij parkeerplaatsen, voor zover deze in eigendom en beheer van de gemeente Haarlem zijn, worden aangewezen als gehandicaptenparkeerplaatsen met vermelding van het kenteken van het desbetreffende voertuig. Voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken komt in aanmerking:
een bestuurder niet beschikt over parkeerruimte op eigen terrein en dit ook niet op een redelijke wijze kan realiseren dan wel dat de bestuurder niet beschikt over een parkeergarage of garagebox ongeacht of hiervoor een vergoeding moet worden betaald aan de eigenaar van de parkeergarage of garagebox, én
de plaats te realiseren is binnen de loopafstand / verplaatsingsmogelijkheid van de bestuurder. Indien blijkt dat binnen een straal van 100 meter geen ruimte is om een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen, dan wordt getracht om een parkeerplaats te creëren die deze afstand het meest benadert.
Bij wijziging van kenteken, zowel bij bestaande als nieuwe voertuigen, dient bestuurder deze wijziging te melden bij de afdeling Verkeer van de gemeente Haarlem. Hierdoor dient het onderbord met kenteken te worden vervangen. De kosten van het nieuwe onderbord inclusief het plaatsen van het nieuwe onderbord worden bij bestuurder in rekening gebracht.
Het College is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar het oordeel van het College tot onaanvaardbare gevolgen kan leiden/leidt, af te wijken van deze beleidsregels.
De beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van parkeerplaatsen op kenteken voor mensen met een beperking in de gemeente Haarlem 2011 treden in werking op 1 oktober 2011.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken gemeente Haarlem 2011.
Er zijn van rijkswege geen nadere regels gesteld voor het aanwijzen van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken. De beleidsregels hebben betrekking op de toewijzing van parkeerplaatsen op kenteken voor mensen met een beperking en niet op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen.
Artikel 2 Werkingssfeer beleidsregels
Tot op heden hanteert de gemeente Haarlem het beleid dat een ieder die niet in staat is zich zonder loophulpmiddelen 100 meter te verplaatsen in aanmerking kan komen voor een gehandicaptenparkeerkaart op kenteken. Dit geldt voor zowel een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder als voor een passagier. Voor de aanleg van een parkeerplaats worden tot op heden geen kosten in rekening gebracht aan de aanvrager. Er komen o.a. door de vergrijzing steeds meer aanvragen en toekenningen. Behalve de kosten neemt ook de parkeerdruk toe in sommige wijken in relatie tot de beperkte parkeercapaciteit. Dit vraagt om aanpassing van het beleid. Er moet bewuster worden omgegaan met het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken.
Uitsluitend bestuurders komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken indien zij voldoen aan de toewijzingscriteria. Passagiers komen in beginsel niet meer in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Achterliggende gedachte hiervan is dat de bestuurder de passagier voor de woning in- en uit kan laten stappen en eventueel kan begeleiden naar de woning. Er zijn echter situaties denkbaar dat hierop een uitzondering zou moeten worden gemaakt. Bijvoorbeeld indien de passagier in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart passagier en aantoonbaar permanente begeleiding nodig heeft. Of bijvoorbeeld indien de verkeerssituatie het niet toelaat om voor of vlakbij de deur van de woning te stoppen (o.a. door de aanwezigheid van een stopverbod). Een zorgvuldig medisch en/of verkeerskundig onderzoek moet deel uitmaken van het besluit tot toekenning/afwijzing van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken voor een passagier.
Voor het toekennen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is een verkeersbesluit vereist als bedoeld in artikel 15 van de Wegenverkeerswet. In artikel 3 lid 1 van de beleidsregels worden situaties genoemd op grond waarvan het verkeersbesluit wordt ingetrokken.
a. Verhuizing Bij een verhuizing van bestuurder binnen de gemeente dient de voorziening te worden verplaatst, tenzij bestuurder verhuist naar een woning waardoor bestuurder kan beschikken over een eigen parkeergelegenheid, bijvoorbeeld een oprit, een parkeergarage of een garagebox. Bestuurder dient hiervoor zelf opnieuw een aanvraag in te dienen. Bij een verhuizing buiten de gemeente dient de huidige plaats te worden opgeheven door middel van een intrekkingsbesluit.
b. Overlijden Een erfgenaam/nabestaande moet ervoor zorgdragen dat de gemeente in kennis wordt gesteld van het overlijden van de bestuurder.
Dit artikel voorziet in omstandigheden waarbij een aanvraag weliswaar niet voldoet aan de gestelde beleidsregels, maar vanuit het oogpunt van redelijkheid en billijkheid toch voor honorering in aanmerking komt. Hierbij valt te denken aan onderstaande situaties, waarbij uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat alle omstandigheden van het individuele geval moeten worden afgewogen en dat deze situaties niet-limitatief bedoeld zijn. Indien de betrokkene in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart passagier en tevens aantoonbaar permanente begeleiding behoeft. De passagier kan niet alleen worden gelaten bij zijn/haar woning wanneer de bestuurder niet in de directe omgeving van de woning het voertuig kan parkeren. Of bijvoorbeeld indien de verkeerssituatie het niet toelaat; door bijv. de aanwezigheid van een stopverbod. Een zorgvuldig verkeerskundig onderzoek maakt hier deel van uit. Tot slot valt te denken aan tijdelijke voorzieningen voor gehandicapten die een loopbeperking hebben van tijdelijke aard. Een GPP-OK kan dan voor een bepaalde termijn worden verstrekt.