Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Beleidsregels Wet BIBOB

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet BIBOB
CiteertitelBeleidsregels Wet BIBOB
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordeelingen door het openbaar bestuur
  2. Algemene Wet bestuursrecht, art. 4:81
  3. Drank- en Horecawet, art. 3
  4. Algemene Plaatselijke Verordening, art. 2.3.1.2
  5. Algemene Plaatselijke Verordening, art. 3.2.1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-04-201312-12-2020nieuwe regeling

08-04-2013

Arnhemse Koerier, 17-04-2013

2013.0.032.158

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet BIBOB

 

 

Beleidsregels Wet BIBOB

Hoofstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b.

    advies: het advies, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • c.

    beschikkingen: alle besluiten waarop de wet van toepassing is (beschikkingen; weigeringen, intrekkingen, voorschriften en beperkingen);

  • d.

    besluit: het Besluit Bibob;

  • e.

    bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college;

  • f.

    betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder;

  • g.

    Bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren resp. de beschikking in te trekken dan wel een advies aan te vragen;

  • h.

    Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • i.

    wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • j.

    (semi)publiekrechtelijke organisatie: een organisatie die als kenmerk heeft dat er sprake is van wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en waarbij er sprake is van een publieke financiering.

Artikel 2. Doel

  • 1.

    De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast;

  • 2.

    Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot

    a.beschikkingen zoals bedoeld in:

    • I.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

    • II.

      artikel 7 van de wet jº artikel 2.3.1.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

    • III.

      artikel 7 van de wet j° artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm;

    • IV.

      artikel 7 van de wet j° artikel 30 c, eerste lid onder b van de Wet op de kansspelen j° artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm.

  • 2.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de wet toe met betrekking tot de intrekking van de in het eerste lid genoemde vergunningen.

Artikel 3a Uitzondering

Het bepaalde in artikel 3 geldt niet voor beschikkingen aangevraagd door een (semi)publieke organisatie.

Artikel 4. Bijzondere situaties

1.Behalve op de in artikel 3 genoemde categorieën, past het bestuursorgaan de wet toe:

  • a.

    ten aanzien van bijzondere gevallen waarbij aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

  • b.

    in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jº 26 van de wet wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofstuk 3. Procedure

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1.

    In alle in artikel 3 en 4 bedoelde gevallen moet betrokkene de Bibob-vragen beantwoorden die zijn opgenomen in de bestaande vergunningaanvraagformulieren, het algemeen vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob en het bijbehorende bijlagenvel;

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vragen, het algemeen vragenformulier en het bijbehorende bijlagenvel worden door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld;

  • 3.

    Weigering om de in het eerste lid bedoelde Bibob-vragen en/of algemeen vragenformulier en bijlagenvel in te vullen kan een grond opleveren om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken.

Artikel 6. Regulier afhandelen

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen, noch de weigeringsgronden op grond van de wet van toepassing zijn;

  • 2.

    Het bestuursorgaan weigert de aanvraag of gaat over tot het intrekken van beschikkingen indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde vergunningen van toepassing zijn.

Artikel 7. Ultimum remedium

  • 1.

    Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering, danwel intrekking op grond van de wet mogelijk is;

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan om een advies vragen in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling én indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 8. Motivering

Het voornemen om een advies aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan het Bureau aan te vragen. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 van deze beleidsregels;

  • 2.

    In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 10. Opschorten beslistermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan vier weken nadat het bestuursorgaan een advies heeft aangevraagd;

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde (beslis)termijn wordt verlengd indien het Bureau zijn adviestermijn op grond van artikel 15, derde lid van de wet, verlengt. Deze verlenging bedraagt niet meer dan vier weken;

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 11. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1.

    Het bestuursorgaan weigert in elk geval een aanvraag of gaat over tot intrekking van de beschikking op grond van de wet, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, de beschikking intrekken, indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen;

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is de aanvraag te weigeren, de beschikking in te trekken op grond van de wet, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na datum van publicatie in de Arnhemse Koerier.

Artikel 13. Overgangsrecht

Deze beleidsregels zijn van toepassing op ná de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen als bedoeld in artikel 3 en 4 van deze beleidsregels.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Wet BIBOB”.

Artikel 15. Bekendmaken en ter inzage leggen

  • 1.

    Het besluit tot vaststelling wordt bekendgemaakt middels publicatie in de Arnhemse Koerier;

  • 2.

    Het besluit ligt tevens ter inzage in het Gemeentelijk Informatiecentrum.

Artikelsgewijze toelichting bij de Beleidsregels Wet BIBOB

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels worden twee definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet BIBOB. Het gaat om de definities “beschikkingen” en “betrokkene”. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de wet niet in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet op subsidies van toepassing.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities “aanvraag”, “bestuursorgaan”, “(semi)publieke organisatie” en “Bibobtoets”.

Artikel 3. Categorieën

Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet BIBOB. Voor een stad met een omvang als Arnhem is het echter van belang- ter bestrijding van de criminaliteit- hiervan gebruik te maken. Op deze wijze wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden. Met Arnhem vergelijkbare steden maken of hebben dezelfde keuze reeds gemaakt. Voorgesteld wordt de wet vooralsnog niet in de volle breedte toe te passen. Dit is nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregels. In artikel 3 wordt voorgesteld de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico’s op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen (incl. coffeeshops), seksinrichtingen, escortbedrijven en speelautomatenhallen.

Artikel 3a Uitzondering

Een uitzondering wordt gemaakt voor (semi)publieke organisaties. Daarbij wordt met name gedacht aan overheidsinstanties, gezondheidszorg, energiebedrijven, openbaar vervoerbedrijven en woningbouwcorporaties

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 betekent niet dat de gemeente zich hiermee verplicht de toepassing van het Bibobinstrumentarium te beperken tot deze aangewezen categorieën. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 genoemde situaties namelijk ook besluiten tot de inzet van het Bibobinstrumentarium:

  • a.

    in bijzondere gavallen waarin het vermoeden bestaat dat een weigerings- /intrekkingsgrond uit de wet van toepassing aanwezig is;

  • b.

    in het geval het Openbaar Ministerie op grond van artikel 26 van de wet adviseert om een advies aan te vragen.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een Bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om Bibobvragen te beantwoorden. In dit kader zijn door het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 30 van de wet, Bibobvragen, die worden opgenomen in de reguliere aanvraagformulieren, en een algemeen vragenformulier op grond van artikel 30 van de Wet Bibob inclusief bijlagenvel opgesteld. Deze zijn door het bestuursorgaan bij openbaar bekend te maken besluit vastgesteld.

De Bibobvragen en het algemeen vragenformulier inclusief bijlagenvel hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd kan het bestuursorgaan o.a. proberen meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van de aanvrager. Het bestuursorgaan zal -pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden- moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de wet of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 7. Ultimum remedium

Dat toepassing van de Wet BIBOB slechts mogelijk is, indien alle het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 7. Ingevolge het tweede lid van artikel 7 bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau Bibob:

  • 1.

    Na de Bibob-toets zijn er nog vragen over:

  • a.

    de bedrijfsstructuur: het is onduidelijk welke activiteiten de ondernemer gaat ontplooien. De aanvrager kan niet aangeven wat voor soort zaak hij gaat exploiteren en wat voor publiek hij gaat bedienen;

  • b.

    de financiering van het bedrijf;

  • c.

    de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financierder van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting;

  • d.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • e.

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

  • 2.

    De Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag, dan wel een bestaande beschikking, een advies aan Bureau Bibob te vragen.

Artikel 9. Informatieplicht

Indien het bestuursorgaan van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het Bureau Bibob gerechtvaardigd is, dient het de aanvrager van dit voornemen op de hoogte te stellen. Deze informatieplicht is in het eerste lid van artikel 9 opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het Bureau Bibob neemt een verzoek om advies namelijk niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.

Artikel 13. Overgangsrecht

Dit artikel bepaalt dat lopende aanvragen volgens het “oude regime” afgehandeld worden. In de gevallen dat dit niet wenselijk is, dient direct na de vergunningverlening bekeken te worden of hierin voorzien kan worden middels intrekking van de beschikking.