Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen
CiteertitelSubsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpruimtelijke ordening, subsidie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervalt met ingang van de dag waarop de Wbb en/of de op de wet gebaseerde regelgeving in het onderwerp van deze verordening voorziet.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147
  2. Gemeentewet, artikel 149
  3. Algemene wet bestuursrecht
  4. Tijdelijke referendumwet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-03-200401-01-2006nieuwe regeling

15-03-2004

Arnhemse koerier, 24 -03-2004

SB/VJZ/03/355

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen

 

 

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Overwegende dat het ter uitwerking van het op 11 juni 2001 in werking getreden: “Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen” wenselijk is door middel van interim-beleid uitvoering te geven aan de totstandkoming van een medefinancieringsregeling ten behoeve van de sanering van de bodem van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen, op basis van de hoofdlijnen die zijn neergelegd in de Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen, welke Notitie als Bijlage 1 aan vorenbedoeld Convenant is gehecht, en nader toegelicht in de brieven die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Directeur-generaal Milieubeheer van zijn ministerie op respectievelijk 30 juli 2001 (met kenmerk LMV/2001065757) en 5 februari 2002 (met kenmerk LMV 2001137247) zonden aan de bevoegde gezagen in de zin van de Wet bodembescherming, een en ander vooruitlopend op de vastlegging van deze medefinancieringsregeling in de Wet bodembescherming en/of op deze wet gebaseerde regelgeving.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze Subsidieverordening wordt verstaan onder

  • a.

    de Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    de Wbb: de Wet bodembescherming;

  • c.

    de Subsidie: de subsidie op grond van deze verordening;

  • d.

    het Convenant: het op 11 juni 2001 in werking getreden Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen;

  • e.

    de Notitie: de Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen, die als Bijlage 1 aan het Convenant is gehecht;

  • f.

    de Circulaire Ouderdomsbepaling: de Circulaire ouderdomsbepaling bij bodemverontreiniging op in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen, Staatscourant 2002, 86;

  • g.

    een Onderneming: elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, zoals bedoeld in het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 23 april 1991, zaak C-41/90 (Höfner), Jurisprudentie 1991, blz. I-1979, met uitzondering van de onderneming die behoort tot de landbouwsector zoals bedoeld in de Communautaire richtsnoeren voor Staatssteun in de landbouwsector, Publicatieblad EG 2000, C 028 van 1 februari 2000, blz. 2;

  • h.

    een MKB-bedrijf: een kleine en/of middelgrote Onderneming zoals bedoeld in Aanbeveling 96/280/EG van de Europese Commissie van 30 april 1996, Publicatieblad EG 1996, L 107 van 30 april 1996, blz. 4;

  • i.

    een Bedrijfsterrein: het perceel waarop een Onderneming al dan niet in hoofdzaak haar bedrijfsactiviteiten verricht;

  • j.

    de Verwerving: de verkrijging van een Bedrijfsterrein in de hoedanigheid van eigenaar overeenkomstig de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek, of in de hoedanigheid van erfpachter overeenkomstig artikel 3:98 juncto de artikelen 3:83, 3:84 en 3:89 van het Burgerlijk Wetboek;

  • k.

    de Saneringskosten: de kosten

    • ·

      van voorbereiding van de sanering, voor zover na de verlening van de Subsidie in de zin van afdeling 4.2.3 Awb gemaakt, zoals: opstellen saneringsbestek, besteksraming en -gunning, draaiboek, advisering en aanschaffen, niet-duurzame kapitaalgoederen of de reële huurprijs daarvan, aanbesteding, advies keuze adviesbureau en budgetbewaking;

    • ·

      van uitvoering van de sanering, zoals: boringen, monsterneming, analyses, landmeten, pompen, graafwerk, damwanden, opvullen met schone grond, laden/lossen, transport, sloop/herstel, en bemaling;

    • ·

      van toezicht, technisch overleg, (eind)rapportage en evaluatie;

    • ·

      van tijdelijke beveiligingsmaatregelen en nazorg;

    • ·

      van

      • -

        opslag en reiniging van de verontreinigde grond; en

      • -

        stort, alleen indien het Servicecentrum Grondreiniging een ‘niet-reinigbaarverklaring’ heeft afgegeven. Het oordeel van het Servicecentrum Grondreiniging is niet vereist indien artikel 3 van de Regeling Beoordeling Reinigbaarheid Grond Bodemsanering (Staatscourant 2000, 121) van toepassing is;

    • ·

      die in verband met sanering verschuldigd zijn op grond van andere verplichtingen (zuiveringslasten, stortingsrechten, nutsbedrijven, verzekeringen, vergunningen/ontheffingen, leges, niet terugvorderbare BTW, kadastrale rechten);

  • l.

    de Netto-saneringskosten: de Saneringskosten verminderd met de omzetbelasting (BTW) indien en voor zover deze in vooraftrek kan worden genomen, alsmede verminderd met de kosten die samenhangen met andere werkzaamheden dan het onderzoek of de sanering (Samenlopende kosten) die

    • ·

      in ander verband reeds waren voorgenomen of verplicht, zoals het bouwrijp maken, het graven van een bouwput, het slopen van opstallen, de taken voor waterleidingmaatschappijen voortvloeiende uit de Waterleidingwet;

    • ·

      met een ander oogmerk extra worden verricht, bijvoorbeeld het verbeteren van de infrastructuur na sanering;

    • ·

      in een ander kader uit praktische overwegingen gelijktijdig worden uitgevoerd, zoals het vernieuwen van de riolering;

      en voorts verminderd met het concrete bedrag dat bij de Verwerving op de koopsom in mindering is gebracht met het oog op de aanwezigheid van een verontreiniging van het Bedrijfsterrein, indien en voor zover de Verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1983 en de bedoelde vermindering met het concrete bedrag blijkt uit de schriftelijke stukken die aan de Verwerving ten grondslag liggen;

  • m.

    m. het Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering: het verslag waarin voor wat betreft de sanering dan wel, in het geval van een gefaseerde sanering in de zin van artikel 38, lid 4, Wbb, voor wat betreft een fase of meerdere fasen van een sanering is opgenomen

    • ·

      een beschrijving van de getroffen saneringsmaatregelen;

    • ·

      een beschrijving van de kwaliteit van de bodem na het uitvoeren van (de fase(n) van) de sanering, waaronder mede begrepen een beschrijving van de aard en de omvang van de verontreiniging indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven;

    • ·

      indien de verontreinigde grond is afgegraven of het verontreinigde grondwater aan de bodem is onttrokken, de hoeveelheid, de kwaliteit en de bestemming van die grond onderscheidenlijk dat grondwater;

    • ·

      indien ten behoeve van de sanering grond wordt aangevoerd de hoeveelheid, de kwaliteit en de herkomst van de aangevoerde grond;

    • ·

      een evaluatie van de mate waarin de effecten van de getroffen saneringsmaatregelen overeenstemmen met de beoogde effecten;

    • ·

      indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is: een aanduiding dat de verontreiniging beperkingen in het gebruik met zich brengt, dan wel maatregelen noodzakelijk maakt;

    • ·

      de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond;

  • n.

    het College: het College van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 2 Doel van de verordening

Deze verordening heeft ten doel het verstrekken van de Subsidie ten behoeve van de sanering van de bodem van een in gebruik zijnd en blijvend Bedrijfsterrein in de gemeente Arnhem.

Artikel 3 Bevoegdheid College van Burgemeester en Wethouders

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van deze verordening berust bij het College.

Artikel 4 Verhouding Algemene subsidieverordening Arnhem 2002

De Algemene subsidieverordening Arnhem 2002 is niet van toepassing op subsidieaanvragen die onder de werking van deze verordening vallen.

Hoofdstuk 2 DE AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5 Wijze van indienen van de aanvraag

De aanvrager vraagt de Subsidie aan met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Artikel 6 De inhoud van de aanvraag

De aanvraag bevat in ieder geval:

  • a.

    de naam en het adres van de aanvrager, alsmede van de eigenaar of de erfpachter van het Bedrijfsterrein indien dat niet dezelfde persoon is als de aanvrager;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

  • d.

    gegevens omtrent de ernst van de verontreiniging ter plaatse van het Bedrijfsterrein in de zin van artikel 8.1, onder d, zoals blijkend uit de resultaten van een Nader Onderzoek in de zin van artikel 1 Wbb;

  • e.

    gegevens omtrent de urgentie van de sanering van de verontreiniging ter plaatse van het Bedrijfsterrein, zoals bedoeld in artikel 8.1, onder f, eerste ?;

  • f.

    gegevens omtrent de voorgenomen sanering van de verontreiniging, zoals blijkend uit een saneringsplan waarmee overeenkomstig het bepaalde in artikel 39, lid 2, Wbb bij beschikking is ingestemd, dan wel op de datum van dagtekening van de aanvraag, zoals bedoeld onder b, nog dient te worden ingestemd;

  • g.

    een begroting van de met de sanering verbonden Saneringskosten en Netto-saneringskosten, op basis van het onder f. bedoelde saneringsplan, waarbij heeft te gelden dat deze begroting dient te worden opgemaakt volgens een goede werkomschrijving, waarvan de kosten worden opgesteld in de vorm van een voldoende gedetailleerde inschrijfstaat en waarin een duidelijk inzicht wordt geboden in de omvang en de eenheidsprijzen van werkzaamheden, en waarbij voorts heeft te gelden dat de kosten van de opdrachtgever (zoals met betrekking tot aanbesteding, directievoering en milieukundige begeleiding) in het geval de Netto-Saneringskosten meer dan € 50.000 bedragen maximaal 10% van deze Netto-saneringskosten mogen zijn, in het geval deze kosten gelijk zijn aan of minder dan € 50.000 een bedrag ter grootte van maximaal 20% van de Netto-saneringskosten;

  • h.

    gegevens omtrent (de eigendom van en de erfpachtsituatie ter plaatse van) het Bedrijfsterrein en de juridische relatie van de onder a. bedoelde aanvrager tot het Bedrijfsterrein, zoals blijkend uit een kopie van de koopovereenkomst, een kopie van de akte van eigendomsoverdracht en, wanneer van toepassing, een kopie van de akte tot vestiging van het erfpachtrecht en de akte tot overdracht van het erfpachtrecht;

  • i.

    gegevens omtrent de Onderneming;

  • j.

    gegevens omtrent de ouderdom van de verontreiniging zoals bedoeld in de invulformulieren die zijn gehecht aan de Circulaire Ouderdomsbepaling.

Artikel 7 De ontvangst van de aanvraag

Het College bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag.

Hoofdstuk 3 DE VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8 De voorwaarden voor de Subsidie

  • 8.1.

    De Subsidie wordt, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 11.2, 11.3, 11.4 en 11.5, verleend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend door of namens de eigenaar of de erfpachter;

    • b.

      van een in gebruik zijnd Bedrijfsterrein;

    • c.

      waarvan de Verwerving door de onder a bedoelde eigenaar of erfpachter vóór 1 januari 1995 heeft plaatsgevonden;

    • d.

      welk Bedrijfsterrein op het tijdstip van het indienen van een aanvraag om Subsidie ernstig verontreinigd is in de zin van artikel 29 Wbb;

    • e.

      welke ernstige verontreiniging voor wat betreft een percentage van 80% of meer vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, hetgeen wordt bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling;

    • f.

      van welk Bedrijfsterrein de sanering van de verontreiniging

      • ·

        ofwel milieuhygiënisch urgent is in de zin van artikel 37 Wbb, en de in de beschikking ernst en urgentie in de zin van de artikelen 29 en 37 Wbb op grond van de Circulaire Bepaling Saneringstijdstip voor Gevallen van Ernstige Verontreiniging waarvoor Sanering Urgent is, Staatscourant 1997, 47, dan wel de voor deze Circulaire in de plaats komende wet- en/of regelgeving, opgenomen urgentietermijn op de dagtekening van de aanvraag voor de Subsidie, zoals bedoeld in artikel 6, onder b., wordt ingediend nog niet is verstreken;

      • ·

        ofwel verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het Bedrijfsterrein worden verricht;

    • g.

      van welk Bedrijfsterrein de ernst van de verontreiniging zoals bedoeld onder d en e en (het ontbreken van) de urgentie van de sanering zoals bedoeld onder f blijkt uit een beschikking van het bevoegde gezag in de zin van de Wbb;

    • h.

      voor welk Bedrijfsterrein de aanvraag voor de Subsidie is ingediend vóórdat met de sanering van het Bedrijfsterrein een aanvang is gemaakt overeenkomstig een saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel 39, lid 2, Wbb bij beschikking is ingestemd en deze beschikking in werking is getreden in de zin van het bepaalde in artikel 20.3 van de Wet milieubeheer;

    • i.

      terwijl het College kan instemmen met de begroting van de met de sanering van het Bedrijfsterrein verbonden Saneringskosten en Netto-saneringskosten, zoals bedoeld in artikel 6 onder g.

  • 8.2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 8.1, onder c, wordt de Subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3 en de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 8.1, onder d tot en met i, eveneens verleend aan de in artikel 8.1, onder a, bedoelde eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd Bedrijfsterrein waarvan de Verwerving na de datum van inwerkingtreding van deze Verordening in de zin van artikel 20 heeft plaatsgevonden, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      deze eigenaar of erfpachter overlegt als bijlage bij het in artikel 5 bedoelde aanvraagformulier aan het College een Verklaring overeenkomstig een door het College opgesteld model waaruit blijkt dat deze eigenaar of erfpachter zich op de datum van Verwerving jegens het College heeft verplicht het Bedrijfsterrein te (doen) saneren; terwijl

    • b.

      uit de onder a bedoelde Verklaring tevens blijkt dat de eigenaar of erfpachter naar genoegen van het College financiële zekerheid heeft gesteld voor het bedrag ter grootte van de Saneringskosten verminderd met de mogelijke aanspraak op de Subsidie die zou hebben te gelden voor de eigenaar of erfpachter van wie hij het Bedrijfsterrein heeft verworven.

Indien de eigenaar of erfpachter van een in gebruik zijnd Bedrijfsterrein aan de voorwaarden in de eerste volzin van deze bepaling voldoet, wordt hij bij de bepaling van de hoogte van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 9 gelijk gesteld met degene van wie hij rechtstreeks de eigendom of de erfpacht heeft verworven.

8.3.Het in artikel 8.1, onder h, bedoelde saneringsplan heeft betrekking op het gehele geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb.

In afwijking van de vorige volzin mag in milieuhygiënisch urgente gevallen, waarbij de verontreiniging zich over meer percelen uitstrekt dan slechts het Bedrijfsterrein, het saneringsplan betrekking hebben op uitsluitend de verontreiniging ter plaatse van het bedrijfsterrein en daarmee op een deelsanering indien aan de navolgende voorwaarden is voldaan:

  • ·

    de bron van de verontreiniging bevindt zich niet op het bedrijfsterrein; en

  • ·

    een gezamenlijke aanpak van de sanering van het gehele geval van de verontreiniging is naar het oordeel van het bevoegde gezag in de zin van de Wbb niet mogelijk; en

  • ·

    naar het oordeel van het bevoegde gezag in de zin van de Wbb bestaan geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering.

De in de vorige alinea geformuleerde uitzondering geldt uitdrukkelijk niet in het geval de sanering van de verontreiniging van het Bedrijfsterrein uitsluitend verplicht is als gevolg van de activiteiten die ter plaatse van het Bedrijfsterrein worden verricht, zoals bedoeld in artikel 8.1, onder f, tweede ?, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het eisen van de sanering van het gehele geval van verontreiniging naar het oordeel van het bevoegde gezag kennelijk onredelijk zou zijn.

Artikel 9 De hoogte van de Subsidie

  • 9.1.

    In het geval de eigenaar of erfpachter van het Bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 Wbb voor 80% of meer vóór 1 januari 1975, zoals bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling, heeft plaatsgevonden, een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking van die verontreiniging dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker(s) bedraagt de Subsidie 35% van de Netto-saneringskosten.

  • 9.2.

    In het geval de eigenaar of erfpachter van het Bedrijfsterrein waarvan de ernstige verontreiniging in de zin van artikel 29 Wbb voor 80% of meer vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt, zoals bepaald op basis van de Circulaire Ouderdomsbepaling, niet zelf heeft veroorzaakt, en evenmin een directe of indirecte betrokkenheid heeft gehad bij de veroorzaking dan wel een duurzame rechtsbetrekking heeft gehad met de veroorzaker(s) bedraagt de Subsidie

    a.bij Verwerving vóór 1 januari 1975:

60% van de Netto-saneringskosten;

    • b.

      bij Verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987:

      35% van de Netto-saneringskosten;

    • c.

      bij Verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995:

      20% van de Netto-saneringskosten;

  • 9.3.

    In afwijking van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 bedraagt de Subsidie in het geval het Bedrijfsterrein ten dienste staat aan een MKB-bedrijf

    a.in het geval zoals bedoeld in artikel 9.1:

40% van de Netto-saneringskosten;

b.bij Verwerving vóór 1 januari 1975:

70% van de Netto-saneringskosten;

c.bij Verwerving op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1987:

40% van de Netto-saneringskosten;

d.bij Verwerving op of ná 1 januari 1987 maar vóór 1 januari 1995:

25% van de Netto-saneringskosten;

  • 9.4.

    De Subsidie bedraagt in het geval de in artikel 9.2, onder b, dan wel de in artikel 9.3 onder b bedoelde Verwerving heeft plaatsgevonden op of ná 1 januari 1975 maar vóór 1 januari 1983: de in artikel 9.2, onder a respectievelijk de in artikel 9.3, onder b bedoelde Subsidie, tenzij het College op basis van de schriftelijke stukken die aan de Verwerving ten grondslag liggen van oordeel zijn dat de aanvrager ten tijde van de Verwerving op de hoogte was dan wel redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de ernstige verontreiniging van het Bedrijfsterrein.

  • 9.5.

    In geval de uitvoering van de sanering van het Bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, lid 4, Wbb in fasen geschiedt, en de ontvanger van de Subsidie, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.4, de mogelijkheid heeft een aanvraag tot vaststelling van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 12 in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, wordt de hoogte van de Subsidie, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.1 tot en met 9.4, berekend over de Netto-saneringskosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de voltooide fase(n) van de sanering.

  • 9.6.

    De Subsidie wordt met betrekking tot de sanering van een geval van ernstige verontreiniging zoals bedoeld in artikel 1 Wbb, dan wel de (deel)sanering van een Bedrijfsterrein zoals bedoeld in artikel 8.3, tweede volzin, éénmalig verleend, vastgesteld en uitbetaald, met dien verstande dat wanneer zich de situatie als bedoeld in artikel 9.5 voordoet, heeft te gelden dat de Subsidie, onverminderd de plicht tot voltooiing van de gehele sanering overeenkomstig het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 8.1, onder h, éénmalig wordt verleend, vastgesteld en uitbetaald met betrekking tot de voltooide fase(n) van de sanering.

  • 9.7.

    De Subsidie wordt niet verstrekt in het geval ten behoeve van de uitvoering van de sanering van de bodem van het Bedrijfsterrein een andere financiële bijdrage van de overheid dan deze Subsidie is, wordt dan wel kan of had kunnen worden verkregen. De Subsidie wordt evenmin verstrekt indien de saneringsverplichting voortvloeit of samenhangt met maatregelen die hadden moeten worden getroffen op grond van het Besluit tankstations milieubeheer (besluit van 20 januari 1994, Stb. 53, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 oktober 2001, Stb. 487).

Artikel 10 De beslissing op de aanvraag tot verlening van de Subsidie

10.1.Het College beslist op de aanvraag tot verlening van de Subsidie binnen een termijn van dertien weken na de ontvangst van de aanvraag.

10.2.Het College kan de in artikel 10.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van dertien weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 11 De inhoud van de beschikking tot verlening van de Subsidie

  • 11.1.

    De beschikking tot verlening van de Subsidie vermeldt in ieder geval

    • a.

      de hoogte van de Subsidie in een percentage zoals bedoeld in artikel 9; en

    • b.

      de maximale hoogte van de Subsidie in euro, op basis van het percentage zoals bedoeld onder a van de begroting van de Netto-saneringskosten zoals bedoeld in artikel 6, onder g, vermeerderd met een percentage van 15% over de Netto-saneringskosten.

  • 11.2.

    De beschikking vermeldt voorts dat de Subsidie wordt verleend onder de navolgende voorwaarden en verplichtingen:

    • a.

      in het geval wordt gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als Bedrijfsterrein, dient het Bedrijfsterrein gedurende een periode van vijf jaar na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, in gebruik te blijven als Bedrijfsterrein;

    • b.

      binnen twaalf maanden nadat door het bevoegde gezag ingevolge het bepaalde in artikel 39, lid 2, Wbb is ingestemd met het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 8.1, onder h, dient een daadwerkelijk begin te worden gemaakt met de uitvoering van de sanering;

    • c.

      de sanering van het Bedrijfsterrein dient te worden afgerond en uitgevoerd overeenkomstig het saneringsplan waarmee ingevolge het bepaalde in artikel 39, lid 2, Wbb door het bevoegde gezag is ingestemd, zoals bedoeld onder b;

    • d.

      binnen dertien weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 een aanvraag tot vaststelling van de Subsidie te worden ingediend, welke aanvraag vergezeld dient te gaan van een Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering waaruit volgt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 6, onder f;

    • e.

      de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d en in artikel 12, dient voorts vergezeld te gaan van een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de (fase(n) van de ) sanering verbonden Netto-saneringskosten op basis van het saneringsplan zoals bedoeld in artikel 6, onder f, welk financieel verslag vergezeld dient te gaan van een in opdracht en voor rekening van de aanvrager van de Subsidie door een externe accountant, zoals bedoeld in artikel 2:393, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek, opgestelde verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid met betrekking tot het financiële verslag die wordt afgegeven na toetsing van de vorenbedoelde kosten aan artikel 9 van deze verordening;

    • f.

      in het geval de Netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal worden geraamd op een bedrag dat gelijk is aan of minder dan € 50.000 dient de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d. en in artikel 12, vergezeld te gaan van minimaal twee concurrerende offertes van aannemers, terwijl deze aanvraag in het geval de Netto-Saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal worden geraamd op een bedrag hoger dan € 50.000 vergezeld dient te gaan van minimaal drie concurrerende offertes van aannemers, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering zal moeten worden bijgevoegd indien niet wordt gekozen voor de goedkoopste offerte;

    • g.

      bij de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie, zoals hierboven bedoeld onder d en in artikel 12, dient een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder inhoudende dat de Netto-Saneringskosten doelmatig zijn besteed, zijn gevoegd.

  • 11.3.

    Het College kan aan de beschikking tot verlening van de Subsidie nadere voorschriften en verplichtingen verbinden.

  • 11.4.

    De in artikel 11.3 bedoelde voorschriften kunnen de ontvanger van de Subsidie, in geval de uitvoering van de sanering van het Bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, lid 4, Wbb in fasen geschiedt, de mogelijkheid bieden een aanvraag tot vaststelling van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 12 in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5.

  • 11.5.

    De in artikel 11.3 bedoelde voorschriften kunnen, in aanvulling op het bepaalde in artikel 11.2, voorts verplichtingen bevatten met betrekking tot de verwezenlijking van de uitvoering van de sanering van de bodem van het Bedrijfsterrein.

Hoofdstuk 4 DE VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 12 De aanvraag tot vaststelling van de Subsidie

  • 12.1.

    De ontvanger van de Subsidie dient binnen dertien weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden zijn afgerond, zoals vermeld in het Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij het College een aanvraag in tot vaststelling van de Subsidie, met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 12.2.

    In geval de uitvoering van de sanering van het Bedrijfsterrein overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, lid 4, Wbb in fasen geschiedt, en de ontvanger van de Subsidie overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.4 de mogelijkheid is geboden een aanvraag tot vaststelling van de Subsidie in te dienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid maar niet de volledige sanering is voltooid, dient de ontvanger van de Subsidie binnen dertien weken na de datum waarop de feitelijke saneringswerkzaamheden met betrekking tot de fase van de sanering die in het kader van het bepaalde in artikel 9.5 bij de bepaling van de hoogte van de Subsidie als laatste dient te worden meegerekend zijn afgerond, zoals vermeld in het Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering, bij het College een aanvraag in tot vaststelling van de Subsidie, met behulp van een door het College vastgesteld en ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

  • 12.3.

    De in de artikelen 12.1 en 12.2 bedoelde aanvraag tot vaststelling van de Subsidie bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van de beschikking die gevraagd wordt;

    • d.

      een Schriftelijk verslag van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in het geval waaruit blijkt dat de sanering is uitgevoerd en afgerond overeenkomstig het saneringsplan, zoals bedoeld in artikel 11.2, onder d;

    • e.

      een financieel verslag ter zake van de daadwerkelijk met de (fase(n) van de) sanering verbonden Netto-saneringskosten en een aan dit financiële verslag gehechte verklaring omtrent de rechtmatigheid en de getrouwheid, zoals bedoeld in artikel 11.2, onder e;

    • f.

      minimaal twee concurrerende offertes van aannemers in het geval de Netto-saneringskosten op een tijdstip gelegen direct vóór de aanvang van de uitvoering van de (fase(n) van de) sanering in totaal op een bedrag gelijk aan of minder dan € 50.000 werden geraamd, dan wel minimaal drie concurrerende offertes van aannemers in het geval de Netto-Saneringskosten op bedoeld tijdstip in totaal een bedrag op hoger dan € 50.000 werden geraamd, waarbij steeds heeft te gelden dat een schriftelijke motivering dient te worden bijgevoegd indien bij de uitvoering van de (fase(n) van de sanering van het Bedrijfsterrein niet is gekozen voor de goedkoopste offerte, zoals bedoeld in artikel 11.2, onder f;

    • g.

      een verklaring van de milieukundige begeleider en de directievoerder inhoudende dat de Netto-Saneringskosten doelmatig zijn besteed, zoals bedoeld in artikel 11.2, onder g.

Artikel 13 De ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie

Het College bevestigt onverwijld de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie.

Artikel 14 De beslissing op de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie

  • 14.1

    Het College beslist op de aanvraag tot vaststelling van de Subsidie binnen een termijn van dertien weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 14.2

    Het College kan de in artikel 14.1 bedoelde termijn, met redenen omkleed, eenmalig met een termijn van dertien weken verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte gesteld.

Artikel 15 De inhoud van de beslissing tot vaststelling van de Subsidie

De beschikking tot vaststelling van de Subsidie vermeldt in ieder geval

  • a.

    of is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen voor de verlening van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 11, met uitzondering van het bepaalde in artikel 11.2, onder a; en

  • b.

    in het geval aan de voorwaarden voor de verlening van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 11, met uitzondering van het bepaalde in artikel 11.2, onder a, is voldaan:de hoogte van de Subsidie in euro, zoals bepaald op basis van de berekening waarin het percentage zoals bedoeld in artikel 11.1, onder a, juncto artikel 9 wordt gerelateerd aan de daadwerkelijk in het kader van de sanering gemaakte Netto-saneringskosten, zoals bedoeld in artikel 12.3, onder e; alsmede

  • c.

    dat in het geval is gesaneerd naar een meer gevoelig gebruik dan gebruik als Bedrijfsterrein, moet blijven worden voldaan aan de voorwaarde zoals bedoeld in artikel 11.2, onder a, op straffe van wijziging of intrekking van het besluit tot vaststelling van de Subsidie zoals bedoeld in artikel 17.

Hoofdstuk 5 DE UITBETALING, DE INTREKKING, DE WIJZIGING EN DE TERUGVORDERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 16 De uitbetaling van de Subsidie

  • 16.1

    De Subsidie wordt door het College uitbetaald als bijdrage ineens binnen acht weken na de beslissing als bedoeld in de artikelen 14 en 15.

  • 16.2

    Op de Subsidie wordt geen voorschot verleend.

Artikel 17 De intrekking, de wijziging en de terugvordering van de Subsidie

  • 17.1

    Met betrekking tot de intrekking en de wijziging van het besluit tot verlening en het besluit tot vaststelling van de Subsidie zijn de artikelen 4:48 en 4:49 Awb onverkort van toepassing.

  • 17.2

    Met betrekking tot de terugvordering van de Subsidie is artikel 4:57 Awb onverkort van toepassing.

  • 17.3

    Het besluit tot vaststelling van de Subsidie kan in ieder geval worden ingetrokken dan wel gewijzigd zoals bedoeld in artikel 17.1, of teruggevorderd zoals bedoeld in artikel 17.2 in het geval het College na de vaststelling van de Subsidie is gebleken dat niet aan de in artikel 11.2, onder a, bedoelde voorwaarde is voldaan.

Hoofdstuk 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze subsidieverordening zijn belast de bij besluit van het College aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 19 Evaluatie doeltreffendheid en effecten subsidie in de praktijk

Het in artikel 4:24 Awb bedoelde verslag wordt voor het eerst één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, zoals bedoeld in artikel 20, gepubliceerd.

Artikel 20 Inwerkingtreding en werkingsduur

  • 20.1

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag nadat deze verordening is bekend gemaakt.

  • 20.2

    Deze verordening vervalt met ingang van de dag waarop de Wbb en/of de op die wet gebaseerde regelgeving in het onderwerp van deze verordening voorziet.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Subsidieverordening Bodemsanering Bedrijfsterreinen Arnhem. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 maart 2004.

De griffier, De voorzitter,

TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING BODEMSANERING BEDRIJVENTERREINEN

Algemene toelichting

Als gevolg van de ondertekening door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Economische zaken, en vertegenwoordigers van de Colleges van Gedeputeerde Staten van de Provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging VNO-NCW en de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland is op 11 juni 2001 het Convenant Bodemsanering in gebruik zijnde en blijvende Bedrijfsterreinen (hierna te noemen: het Convenant) in werking getreden. Ingevolge het Convenant verplicht het bedrijfsleven zich tot de sanering van verontreinigde Bedrijfsterreinen, waar tegenover staat dat een overheidssubsidie kan worden verkregen ten behoeve van de sanering van Bedrijfsterreinen waarvan de verontreiniging in belangrijke mate vóór 1 januari 1975 is veroorzaakt.

De totstandkoming van het Convenant vormt een uitwerking van de BEleidsVERnieuwing Bodemsanering (hierna te noemen: BEVER) die is vastgelegd in het Eindrapport BEVER van 21 september 2000. Het op dit Eindrapport gebaseerde Kabinetsstandpunt Beleidsvernieuwing Bodemsanering is door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij brief van 16 januari 2002 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer gezonden (Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, nr. 28 199, nr. 1). De (verdere) implementatie van BEVER zal onder meer plaats vinden door middel van de aanpassing van de wet- en regelgeving, in het bijzonder in het kader van de Wet bodembescherming.

In de brieven die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Directeur-generaal Milieubeheer van zijn ministerie op respectievelijk 30 juli 2001 (met kenmerk LMV/2001065757) en 5 februari 2002 (met kenmerk LMV 2001137247) aan de bevoegde gezagen in de zin van de Wet bodembescherming zonden, gaven zij aan dat de mogelijkheid dient te bestaan om reeds nu, voorafgaand aan de vastlegging in wet- en/of regelgeving, door middel van Interim-beleid uitwerking te geven aan hetgeen in het kader van het Convenant is afgesproken. Deze Subsidieverordening bedoelt aan dat Interim-beleid nader vorm te geven, nu de gemeente als bevoegde gezag in de zin van de Wet bodembescherming in afwachting van de vorenbedoelde wet- en/of regelgeving met de daadwerkelijke uitvoering van het Interim-beleid is belast.

Zoals uit de navolgende bepalingen van de Subsidieverordening blijkt, kan het Interim-beleid op dit moment nog geen uitwerking geven aan alle elementen van de, zogenoemde, Bedrijvenregeling die in de als Bijlage 1 aan het Convenant gehechte Notitie Bodemsanering Bedrijfsterreinen (hierna te noemen: de Notitie) zijn neergelegd. Het Interim-beleid vindt in het bijzonder een begrenzing in het feit dat haar tijdelijk karakter noodzakelijkerwijs met zich brengt dat een aantal vereisten om in aanmerking te komen voor een overheidsbijdrage ten behoeve van de sanering van een Bedrijfsterrein, anders dan in de Notitie vermeld, gedurende de looptijd van het Interim-beleid niet relevant is dan wel niet wordt gesteld (waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de plicht tot aanmelding vóór 31 december 2005), en de hoogte van de te verkrijgen overheidsbijdrage wordt bepaald aan de hand van de in de Notitie voor de periode tot 1 januari 2011 genoemde percentages.

Bij aanvang van de sanering vanaf 1 januari 2011 zullen lagere percentages gaan gelden.

Zoals bekend, stelt de Algemene wet bestuursrecht de nodige eisen aan (de procedure omtrent) het verlenen van een overheidsbijdrage in de vorm van een subsidie. Met die eisen is bij het concipiëren van deze verordening rekening gehouden. De verordening is opgesteld conform het landelijke model.

ATIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

In deze bepaling wordt een aantal begrippen dat in de navolgende bepalingen van de Subsidieverordening wordt gebruikt, van een omschrijving voorzien. Een aantal van de omschrijvingen wijkt af van de omschrijving die wordt gebruikt in de Notitie. Dat is het gevolg van het feit dat voortschrijdend inzicht tot de conclusie heeft geleid dat de nu opgenomen omschrijving beter voldoet aan de bedoelingen die bij het formuleren van hetgeen in de Notitie is te lezen hebben bestaan, waarmee de nu opgenomen omschrijving bijdraagt aan de helderheid waaraan een Subsidieverordening, gelet op haar praktische bruikbaarheid, dient te voldoen.

Voor wat betreft de omschrijving onder g. van het begrip Onderneming kan nog worden opgemerkt dat deze, zoals ook volgt uit de brieven van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 juli 2001 en de Directeur-generaal Milieubeheer van zijn ministerie van 5 februari 2002, mede aansluit bij de omschrijving van dit begrip zoals die in de jurisprudentie in kader van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 en artikel 2, lid 1, onder d, van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 wordt gehanteerd.

De omschrijving van het Schriftelijk verslag van de uitvoering van de sanering is opgenomen aangezien de vigerende Wet bodembescherming geen omschrijving van dit verslag (in het algemeen ook wel aangeduid als: evaluatierapport) kent, terwijl dit verslag, zoals uit de navolgende bepalingen blijkt, in deze Subsidieverordening een belangrijke plaats inneemt.

Artikel 2

Uiteraard blijkt het doel van deze Subsidieverordening ook reeds uit hetgeen in de considerans is genoteerd. Het lijkt echter voor alle duidelijkheid, en ter vermijding van ieder misverstand, juist ook in deze bepaling (kort en krachtig) aan te geven welk doel door middel van de Subsidieverordening wordt gediend.

Artikel 3

Ingevolge de Gemeentewet is de Gemeenteraad in het kader van de subsidieverstrekking bevoegd. De wens bestaat dat het College de desbetreffende bevoegdheden uitoefent, omdat in dat geval alle met de sanering samenhangende besluiten, zowel op basis van de Wet bodembescherming als op basis van deze Subsidieverordening in één hand liggen.

Artikel 4

Artikel 4

Binnen de gemeente Arnhem is een algemene subsidieverordening vingerend. In artikel 2 van deze algemene subsidieverordening is de mogelijkheid gecreëerd om gebruik te maken van een specifieke verordening. Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt daar de termijnen van aanvraag en verstrekking van subsidie anders dienen te liggen dan in de algemene subsidieverordening is bepaald. Verder wordt hiermee voldaan in het bepaalde in artikel 12, lid 3, onder b, van de Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2002 dat de gemeente de subsidieverordening overeenkomstig het door de minister vastgestelde model heeft opgesteld om voor de in deze verordening bedoelde gevallen in aanmerking te komen voor een bijdrage ter vergoeding van de kosten van subsidie aan derden.

Artikel 5

Een aanvraagformulier horende bij de Subsidieverordening wordt vastgesteld.

Artikel 6

De vermelde vereisten zijn ontleend aan artikel 4:2 Awb, alsmede aan het in artikel 5 genoemde aanvraagformulier.

Artikel 7

De formulering van deze bepaling is gebaseerd op artikel 3:17, lid 2, Awb, waarin is te lezen dat het bestuursorgaan de aanvrager ‘onverwijld’ een bewijs van ontvangst van de aanvraag dient te zenden.

Artikel 8

In artikel 8.1 zijn de voorwaarden opgenomen waaraan (in ieder geval) dient te worden voldaan, wil de Subsidie kunnen worden toegewezen. Opmerking verdient het feit dat deze voorwaarden niet op alle punten overeenstemmen met de voorwaarden die in de Notitie zijn opgenomen. Zie daarover de Algemene toelichting.

In de aanhef van artikel 8.1 wordt er voor alle volledigheid op gewezen dat mede het bepaalde in de artikelen 11.2, 11.3, 11.4 en 11.5 in acht dient te worden genomen.

De eigenaar/erfpachter moet de aanvraag tot subsidieverlening en –vaststelling doen. Een ander mag ook de aanvraag doen, maar doet dit namens de eigenaar/erfpachter. Laatstgenoemde zal dan ook altijd een handtekening op het aanvraagformulier moeten zetten. De subsidie zal vervolgens worden verstrekt aan de aanvrager (zijnde de maker van de kosten); dat kan dus ook een ander dan de eigenaar/erfpachter zijn.

Artikel 8.2 vormt een nadere uitwerking van hetgeen in de Notitie, blz. 7, onder 7. “Overdraagbaarheid van de aanspraak op medefinanciering”, is te lezen, en heeft tot doel de aanspraak op medefinanciering onder een aantal nader omschreven voorwaarden ook in de interim-periode overdraagbaar te maken, in die zin dat degene die het bedrijfsterrein heeft verworven op een tijdstip nadat deze Subsidieverordening in werking is getreden aanspraak kan maken op een Subsidie van dezelfde omvang als waarop zijn voorganger recht had kunnen doen gelden. Het model van de in artikel 8.2 bedoelde Verklaring wordt vastgesteld.

Artikel 8.3 is een uitwerking en verduidelijking van hetgeen in de Notitie, blz. 3, onder 5 over de reikwijdte van de regeling, is te lezen. Overeenkomstig het bepaalde in de Wet bodembescherming is als voorwaarde voor de subsidieverlening gesteld dat een saneringsplan –en daarmee een sanering- het gehele geval van ernstige verontreiniging in de zin van artikel 1 Wbb betreft, ook wanneer dat Bedrijfsterrein deel uitmaakt van een groter geval van verontreiniging in de zin van artikel 1 Wbb. Wanneer een gezamenlijke aanpak van de verschillende percelen waarop het geval van verontreiniging is gelegen niet mogelijk is, de bron van de verontreiniging niet op het Bedrijfsterrein is gelegen en ook geen milieuhygiënische bezwaren tegen een deelsanering bestaan, kan echter worden gekozen voor een deelsanering die zich beperkt tot de perceelgrenzen van het Bedrijfsterrein. Die weg staat echter in beginsel niet open, zo blijkt uit de tweede volzin van de hier besproken bepaling, wanneer zich de situatie van artikel 8.1, onder f, tweede , voordoet (niet–milieuhygiënisch urgente gevallen, waarvan de sanering verplicht is op grond van bijvoorbeeld bouwactiviteiten). In dat geval zal de sanering van het gehele geval van ernstige verontreiniging ter hand moeten worden genomen, tenzij het een dermate omvangrijk geval van diffuse verontreiniging betreft dat het vereiste van sanering van het gehele geval kennelijk onredelijk zou uitpakken. Deze laatste uitzondering ziet op de situatie dat gesaneerd wordt als gevolg van bouwactiviteiten in een binnenstad waar ter plaatse van een groot aaneengesloten gebied een diffuse verontreiniging aanwezig is die als één geval van ernstige verontreiniging dient te worden beschouwd. In een dergelijke situatie kan van de bouwende ondernemer in redelijkheid niet worden gevergd (nagenoeg) de gehele binnenstad te saneren.

Uiteraard staat ook bij deze deelsanering voorop dat de sanering niet slechts mag bestaan uit het herschikken van de grond op het Bedrijfsterrein. Met een dergelijke herschikking zal immers geen wezenlijke verbetering van de bodemkwaliteit worden bereikt.

De situatie kan zich voordoen dat reeds voor of na de inwerkingtreding van de subsidieverordening een instemmende beschikking op een deelsanering is verkregen en deze deelsanering ook al is aangevangen of uitgevoerd. In dat geval kan voor het restant van het geval een apart saneringsplan worden ingediend waarop volgens de Wbb uitgaande van het (resterende) geval zal moeten worden beschikt. Een aanvraag tot subsidieverlening voor de uitvoering van dat nieuwe saneringsplan voor het restant van het geval zal worden beoordeeld op grond van de voorwaarden van de subsidieverordening.

Van bovenvermelde situatie dient te worden onderscheiden de situatie dat op grond van artikel 38, lid 4, Wbb door het bevoegde gezag is ingestemd met een saneringsplan ten aanzien van een gefaseerde sanering ingevolge artikel 38, lid 4, Wbb en al één of meer fasen van deze sanering is (zijn) uitgevoerd voordat de subsidieaanvraag is ingediend. In dat geval zal geen subsidie meer voor de resterende fasen van de sanering kunnen worden aangevraagd omdat niet is voldaan aan het in artikel 8.1, sub h genoemde vereiste dat de subsidieaanvraag moet zijn ingediend voordat met de te subsidiëren activiteit (het saneren) is begonnen.

Voor alle duidelijkheid dient er nog op te worden gewezen, dat, zoals eveneens op de zojuist bedoelde plaats in de Notitie is te lezen, steeds voor de gevallen van ernstige verontreiniging waarvan de sanering niet-urgent is, de doelstelling heeft te gelden volgens welke in het jaar 2023 sprake moet zijn van een beheerste situatie. In dit geval geldt in beginsel dat geen aanspraak kan worden gemaakt op de Subsidie, maar dat is anders in het geval de voorkeur wordt gegeven aan het treffen van saneringsmaatregelen.

Artikel 9

Aangezien de Notitie een ruimere periode op het oog heeft waarin de subsidieregeling van kracht dient te zijn, kunnen de in de Notitie opgenomen percentages in deze als interim-beleid bedoelde Subsidieverordening niet steeds onverkort in de artikelen 9.1, 9.2, 9.3 en 9.4 worden overgenomen. Zie daarover ook de Algemene toelichting.

In artikel 9.6 is aangegeven dat de subsidie eenmalig wordt verleend, vastgesteld en uitbetaald. Dat geldt ook in geval de uitvoering van de sanering overeenkomstig het bepaalde in artikel 38, lid 4, van de Wbb in fasen geschiedt. Indien dat in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald (zie artikel 11.4), kan de ontvanger van de subsidie een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen wanneer een of meer fasen van de sanering zijn voltooid. Voor de voltooide fasen wordt dan de subsidie vastgesteld en uitbetaald. Voor de fasen die nog niet zijn voltooid, kan de aanvrager niet op een later tijdstip alsnog een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen. Voor deze fasen komt hij dan ook niet meer in aanmerking voor vaststelling en uitbetaling van subsidie. Wel blijft hij verplicht om de gehele sanering te voltooien.

Artikel 10

Bij de bepaling van de beslistermijn dient in ogenschouw te worden genomen dat ingevolge artikel 4:13, lid 1 Awb een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. Die termijn is in artikel 10.1 gesteld op dertien weken.

Artikel 11

Met het oog op artikel 4:31, lid 1 Awb dient overeenkomstig het bepaalde in artikel 11.1 in de beschikking tot verlening van de Subsidie zowel aan te worden gegeven op welke wijze de hoogte van de Subsidie wordt bepaald, alsook het bedrag waarop de Subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Het opslagpercentage van 15% zoals vermeld in artikel 11.1, onder b, is opgenomen ter voorkoming van excessieve (meer)kosten.

Artikel 12

De in artikel 12.1 genoemde termijn is in overeenstemming met hetgeen wordt bepaald in artikel 4:44 Awb. In de Verordening Bodembescherming Arnhem is voor het indienen van een Schriftelijk verslag een termijn van 13 weken na afronding van de saneringswerkzaamheden opgenomen.

De vermelde vereisten zijn ontleend aan artikel 4:2 Awb, alsmede aan het, bij deze Subsidieverordening vast te stellen aanvraagformulier.

Artikel 13

Zie de Toelichting op de ontvangstbevestiging van de aanvraag bij artikel 7.

Artikel 14

Zie de toelichting bij artikel 10, in verband met het bepaalde in artikel 4:13 Awb.

Artikel 16

Artikel 4:52, lid 2, Awb bepaalt dat het subsidiebedrag binnen vier weken na de subsidievaststelling wordt betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. Dat laatste is in artikel 16.1 het geval. Gelet op de financieringssystematiek in de relatie tussen het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de subsidieverlenende instantie is gekozen voor een termijn van acht weken. Mede gelet op deze financieringsstructuur, en de mogelijkheid ook te opteren voor de vaststelling en betaling van een Subsidie nadat een of meer fasen in de uitvoering van de sanering van een Bedrijfsterrein is voltooid, is, in overeenstemming met artikel 4:54 Awb, uitdrukkelijk bepaald dat geen voorschot op de Subsidie wordt verleend.