Organisatie | Tubbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale zekerheid |
Geen
Besluit maatschappelijke ondersteuning
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2015 | artt. 1, 6, 30, | 07-12-2009 Gemeenteblad 2009, 21 | I09.9409 | |
01-01-2007 | 01-01-2010 | Nieuwe regeling | 11-09-2006 Gemeenteblad 2006, 19 | 06.6483 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aan-gaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.
persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de budgethouder een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven, waaronder begrepen een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964, waarop de bij of krachtens deze verordening gestelde regels van toepassing zijn;
Artikel 2 Beperkingen (in het toekennen)
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die, waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt bij nadere regeling vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden.
Artikel 4 Voorziening in natura
Aan een beschikking tot verstrekking van een voorziening in natura kunnen voorschriften worden verbonden.
Artikel 5 Financiële tegemoetkoming
Aan een beschikking tot verstrekking van een financiële tegemoetkoming kunnen voorschriften verbonden worden.
Artikel 6 Persoonsgebonden budget
Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
de omvang van het persoonsgebonden budget wordt gerelateerd aan de kosten die redelijkerwijs zijn gemoeid met de voorziening, waarbij als uitgangspunt geldt dat voor hulp bij het huishouden de vergelijkingsbasis is gelegen in de hoogte van het minimumloon met een opslag voor eventuele door burgemeester en wethouders noodzakelijk geachte aanvullende kosten en dat voor hulpmiddelen de vergelijkingsbasis is gelegen in de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie goedkoopste adequate te verstrekken voorziening in natura;
Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. De omvang van deze eigen bijdrage of financiële tegemoetkoming wordt vastgelegd in een nadere regeling van het college.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden
Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 4, 5 en 6 van de wet, niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid, waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.
Artikel 13 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren of deel uitmaken van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 14 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 13, onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.
Artikel 15 Soorten individuele woonvoorzieningen
De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:
Artikel 16 Primaat van de verhuizing
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor een voorziening, als bedoeld in artikel 15, onder d., in aanmerking worden gebracht indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 17 Frequentie van woningaanpassingen
Het college verleent geen financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 13 onder b, c en d, indien de noodzaak van het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van de beperkingen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden.
Artikel 21 Terugbetaling bij verkoop
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen, die meer bedraagt dan een bij nadere regeling van het college vastgesteld bedrag, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar naar gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning schriftelijk mee te delen aan het college.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 22 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 23 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek
Artikel 24 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 22, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien:
Artikel 25 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan een bij nadere regeling van het college vast te stellen inkomensgrens wordt een voorziening, als bedoeld in artikel 22, niet verstrekt.
Artikel 26 Omvang in gebied en in kilometers
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 27 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 28 Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 27, onder a vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen, die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling, geen adequate oplossing bieden.
Een persoon, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet, kan voor de in artikel 27, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien een voorziening, als bedoeld in artikel 27 onder a, niet aanwezig is en aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen, die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling, geen adequate oplossing bieden.
Artikel 29 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 , komt een persoon, die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling, uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
Hoofdstuk 7 Verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Artikel 31 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De aanvraag dient te worden ingediend bij het door het college aan te wijzen loket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend
Artikel 33 Samenhangende afstemming
Het college stelt nadere regels vast omtrent de wijze waarop de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.
Artikel 34 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college direct uit eigen beweging mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 38 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening. en de hierop berustende nadere regelgeving, geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de CBS-prijsindex voor gezinsconsumptie.
Het college stelt nadere regels vast over de wijze waarop deze verordening wordt uitgevoerd en de wijze waarop verstrekkingen in het kader van deze verordening worden gecontroleerd .