Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Renkum

Maatregelverordening WWB, IOAW IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Renkum
Officiële naam regelingMaatregelverordening WWB, IOAW IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum 2013
CiteertitelMaatregelverordening WWB, IOAW IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, sub b en sub h en art. 18

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-201301-01-201301-01-2015nieuwe regeling

27-03-2013

Hoog en Laag, 10-04-13

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelverordening WWB, IOAW IOAZ en Bbz 2004 gemeente Renkum 2013

De raad van de gemeente Renkum,

  • ·

    Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2013;

  • ·

    Gezien het advies van de Commissie Inwoners van 11 maart 2013;

  • ·

    Gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet alsmede artikel 8, eerste lid, onderdeel b, artikel 8, eerste lid, onderdeel h en artikel 18 van de WWB, artikel 9a twaalfde lid, artikel 12, eerste lid, onderdeel b en artikel 41, artikel 35, eerste lid, onderdeel b van de IOAW en artikel 35, eerste lid, onderdeel b van de IOAZ;

  • ·

    Gelet op het vervallen van het boeten- en maatregelenregime van de Abw voor de zelfstandigen die gebruik maken van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004).

  • ·

    Gelet op de inwerkingtreding van de wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving.

Besluit vast te stellen de navolgende verordening:

MAATREGELVERORDENING WWB,Bbz 2004, IOAW EN IOAZ

GEMEENTE RENKUM 2013

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de WWB, de Bbz 2004, de IOAW en de IOAZ, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening worden verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand, waaronder begrepen het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004);

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • e.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

    • f.

      Benadelingsbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van verplichting ten onrechte is verleend als bijstand op grond van de WWB en Bbz2004;

    • g.

      Bijstandsnorm: de op grond van hoofdstuk 3 van de WWB van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

    • h.

      Grondslag IOAW/IOAZ: de bruto grondslag, als bedoeld in artikel 5 van de IOAW en artikel 5 van de IOAZ;

    • i.

      Maatregel: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, tweede lid WWB, artikel 9a twaalfde lid WWB danwel het verlagen van de uitkering op grond van artikel 20, tweede lid IOAW of artikel 20, eerste lid IOAZ;

    • j.

      Uitkering: de bijstand op grond van de WWB, Bbz 2004, de uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ;

    • k.

      Re-integratieverordening: de Re-integratieverordening WWB, IOAW, IOAZ gemeente Renkum 2009, zoals deze thans luidt of haar opvolgers;

    • l.

      belanghebbende: de alleenstaande, de alleenstaande ouder of ieder van de gehuwden.

HOOFDSTUK 2 DE MAATREGEL

Artikel 2 Opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 9a twaalfde lid WWB of de uit de WWB, de IOAW, de IOAZ en de uit artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet SUWI voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich ten opzichte van het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2. De maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid van de gedraging en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.

Artikel 3 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1. In aanvulling op artikel 18, tweede lid van de WWB, artikel 9a twaalfde lid WWB, artikel 20, derde lid van de IOAW of artikel 20, derde lid van de IOAZ ziet het college af van een maatregel indien:

    • a.

      De gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden; of

    • b.

      het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 2. Indien het college afziet van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan middels een schriftelijk besluit op de hoogte gesteld.

  • 3. Een besluit tot het afzien van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen als genoemd in het tweede lid wordt, voor de toepassing van de recidiveregeling als bedoeld in artikel 9 tot en met 13, gelijk gesteld met een besluit tot oplegging van een maatregel.

Artikel 4 Berekeningsgrondslag

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm, de grondslag IOAW/IOAZ, de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag.

  • 2. De maatregel kan niet meer bedragen dan de uitkering waarop de belanghebbende recht gehad zou hebben indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

Indien het college besluit tot het opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de duur van de maatregel;

  • c.

    het percentage van de maatregel;

  • d.

    het bedrag waarmee de norm of inkomensvoorzieningsnorm wordt verlaagd;

  • e.

    indien van toepassing: de reden om af te wijken van een (standaard)maatregel door

middel van de afstemming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van deze verordening.

Artikel 6 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1. De maatregel wordt toegepast met ingang van de eerste dag van de maand waarin het besluit tot het opleggen van een verlaging aan belanghebbende is bekendgemaakt, rekening houdend met het feit dat een maatregel niet eerder kan ingaan dan de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Indien de maatregel niet kan worden toegepast omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, dan wordt deze maatregel alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering, mits de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de maatregelwaardige gedraging komt te liggen.

  • 3. Indien de maatregel niet kan worden toegepast met toepassing van lid 1 en 2 van dit artikel, dan wordt de maatregel alsnog toegepast indien belanghebbende binnen een periode van 6 maanden opnieuw een uitkering gaat ontvangen.

  • 4. Een maatregel wordt opgelegd voor de duur van één of meerdere kalendermaanden.

  • 5. Indien het zelfstandigen betreft die een uitkering voor levensonderhoud in de vorm van een geldlening op grond van de Bbz 2004 hebben ontvangen, kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd bij de definitieve vaststelling van de bijstand.

Artikel 7 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in artikel 2, eerste lid van deze verordening bedoelde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van meerdere in artikel 2, eerste lid van deze verordening bedoelde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid van deze verordening niet verantwoord is.

HOOFDSTUK 3 HET NIET NAKOMEN VAN DE RE-INTEGRATIEVERPLICHTINGEN EN DE VERPLICHTING TOT EEN TEGENPRESTATIE

Artikel 8 Indeling in categorieën

Gedragingen van een belanghebbende waarbij de verplichtingen op grond van artikel 9 van

de WWB, artikel 9a van de WWB, artikel 37 van de IOAW of artikel 37 van de IOAZ niet of onvoldoende zijn nagekomen, dan wel waardoor een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan is betoond door het niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel gesubsidieerde arbeid, worden onderscheiden in een aantal categorieën.

  • 1.

    Eerste categorie:

  • a.

    het zich niet (tijdig) laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut

werknemersverzekeringen of het niet (tijdig) laten verlengen van de registratie;

  • 2.

    Tweede categorie:

  • a.

    het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te

aanvaarden;

b.het niet in voldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot

arbeidsinschakeling;

  • c.

    het niet of in onvoldoende mate naar vermogen meewerken aan het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden.

  • 3.

    Derde categorie:

  • a.

    gedragingen die de inschakeling naar arbeid belemmeren;

  • b.

    het niet of in onvoldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden

voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder mede begrepen sociale activering,

en het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot

arbeidsinschakeling of aan het opstellen en evalueren van een plan van aanpak als

bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10, eerste lid van de WWB of artikel

37, eerste lid, onderdeel e van de IOAW respectievelijk IOAZ;

c.het niet of in onvoldoende mate nakomen van een verplichting, opgelegd op grond

van artikel 55 van de WWB;

d.gedragingen die hebben geleid tot het intrekken van de ontheffing die verleend is op grond

van artikel 9a WWB.

  • 4.

    Vierde categorie:

  • a.

    het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 9 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid van deze verordening wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      5% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ, gedurende een maand, bij een gedraging van de eerste categorie;

    • b.

      10% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ, gedurende een maand, bij een gedraging van de tweede categorie;

    • c.

      20% van de bijstandsnorm of grondslag IOAW/IOAZ, gedurende een maand, bij een gedraging van de derde categorie;

    • d.

      100% van de bijstandsnorm of de grondslag IOAW/IOAZ, gedurende een maand, bij een gedraging van de vierde categorie, met dien verstande dat bij het niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid van geringe omvang de hoogte van de maatregel wordt vastgesteld naar de mate waarin de belanghebbende inkomen zou hebben kunnen verwerven of heeft verloren.

  • 2.

    Het college ziet af van het opleggen van de maatregel wegens een gedraging van de eerste categorie en volstaat met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij in de afgelopen twee jaar al eerder een schriftelijke waarschuwing is gegeven voor deze gedraging.

  • 3.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid sub a tot en met c wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een gedraging uit dezelfde categorie.

  • 4.

    Indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit opnieuw schuldig maakt aan een gedraging waaraan een maatregel was verbonden als bedoeld in het eerste lid sub d, wordt de duur van de maatregel verdubbeld.

  • 5.

    In aanvulling op het derde en vierde lid wordt bij herhaalde voortzetting van het maatregelwaardige gedrag, de maatregel opgelegd voor de duur van dit gedrag.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL

Artikel 10 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid en artikel 3, tweede lid, van deze verordening wordt een maatregel opgelegd, indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, anders dan door gedragingen als bedoeld in artikel 9 van deze verordening, heeft betoond als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de WWB of artikel 38 eerste lid Bbz 2004. De maatregel bedraagt:

    • a.

      100% van de bijstandsnorm, gedurende één maand, indien belanghebbende zijn recht op een uitkering ter hoogte van het sociaal minimum krachtens een sociale verzekering of een daarmee naar aard en doel overeenkomende buitenlandse regeling of private verzekering, niet ten gelde maakt;

    • b.

      een verlaging van de bijstandsnorm evenredig aan de middelen die belanghebbende zou kunnen hebben ontvangen, gedurende één maand;

    • c.

      100% van de bijstandsnorm, gedurende de periode dat belanghebbende niet op bijstand zou zijn aangewezen indien hij op verantwoorde wijze de middelen waarover hij beschikte of redelijkerwijs kon beschikken zou hebben aangewend.

    • d.

      Als er verplichtingen voortvloeiend uit de wet geschonden worden, anders dan de inlichtingenplicht. geldt een verlaging van 20% van de van toepassing zijnde norm of grondslag tot aan het moment waarop de bijstandsgerechtigde dit verzuim herstelt.

  • 2.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een zodanige gedraging. Waar de hoogte van de maatregel 100% bedraagt, conform het gestelde in het eerste lid onder c., wordt de duur van de maatregel verdubbeld.

  • 3.

    Ingeval de maatregel wordt opgelegd op een incidentele bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag bedraagt de maatregel 50% van het bedrag aan bijzondere bijstand of langdurigheidstoeslag waarop belanghebbende recht zou hebben gehad.

4 Als de belanghebbende heeft nagelaten eerst gratis rechtshulp te vragen aan het

Juridisch Loket alvorens een advocaat te raadplegen en daardoor niet in aanmerking komt voor verlaging van de eigen bijdrage, wordt op de bijzondere bijstand een verlaging toegepast die gelijk is aan de korting die belanghebbende anders zou hebben ontvangen.

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt ten opzichte van het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden, die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, de Bbz 2004, de IOAW of de IOAZ, wordt een maatregel opgelegd van 20% van de bijstandsnorm dan wel de grondslag IOAW/IOAZ, gedurende een maand.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien uitsluitend sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

  • 3.

    De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een zodanige gedraging.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Citeertitel, inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordeningen

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Maatregelverordening WWB, Bbz 2004, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2013.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de dag van publicatie en werkt terug tot en met 1 januari 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Renkum

op 27 maart 2013.

De griffier,

J.I.M. Le Comte

De voorzitter,

J.P. Gebben