Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Telecommunicatieverordening Gemeente Arnhem

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTelecommunicatieverordening Gemeente Arnhem
CiteertitelTelecommunicatieverordening Gemeente Arnhem
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ingetrokken bij de inwerkingtreding van de Telecommunicatieverordening gemeente Arnhem 2008 op 28 november 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Telecommunicatiewet, art. 5:2, lid 4
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200028-11-2009nieuwe regeling

13-04-1999

Arnhemse Koerier, 26-05-1999

mow/bst/1999/63

Tekst van de regeling

Intitulé

Telecommunicatieverordening Gemeente Arnhem

 

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet:

    Telecommunicatiewet;

  • 2.

    openbaar telecommunicatienetwerk:

    telecommunicatienetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder g van de wet;

  • 3.

    omroepnetwerk:

    omroepnetwerk als genoemd in artikel 1.1, onder o van de wet;

  • 4.

    kabels:

    kabels, genoemd in artikel 1.1, onder r van de wet;

  • 5.

    openbare gronden:

    openbare wegen en wateren, als genoemd in artikel 1.1, onder s van de wet;

  • 6.

    aanbieder:

    aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk;

  • 7.

    werkzaamheden:

werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden;

  • 8.

    gedoogplichtige:

    degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid van de wet;

  • 9.

    college:

    college van burgemeester en wethouders;

  • 10.

    melding:

    melding als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder a van de wet;

  • 11.

    instemmingsbesluit:

    besluit van het college als bedoeld in artikel 5.2, derde lid, aanhef en onder b van de wet.

Artikel 2 Tijdstip van melding van voorgenomen werkzaamheden

  • 1.

    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt in ieder geval acht weken vóór de aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

  • 2.

    Worden de werkzaamheden verricht binnen het gebied van de gemeente zoals omschreven op de bij deze verordening behorende kaart of als bij werkzaamheden meerdere gedoogplichtigen zijn betrokken, dan meldt de aanbieder uiterlijk dertien weken vóór aanvang van de werkzaamheden het voornemen daartoe bij het college.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

  • 1.

    Voor de melding maakt de aanbieder gebruik van een daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de melding verstrekt de aanbieder in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de door de Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit afgegeven registratie;

    • b.

      naam, adres en telefoonnummer van degene die de kabel in eigendom heeft, degene die de kabel beheert en degene die de kabel exploiteert;

    • c.

      een opgave van de soort kabel en het beoogde gebruik;

    • d.

      welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden gesteld van de datum van aanvang, beëindiging en de aard van de voorgenomen werkzaamheden;

    • e.

      een uitvoeringsplan met daarin opgenomen:

      • 1.

        een opgave van het gewenste tracé zowel aangegeven op een door het college ter beschikking gestelde topografische kaart(en) als in gedigitaliseerde vorm in een door het college aangegeven formaat;

      • 2.

        een opgave van de objecten die ten tijde van de werkzaamheden worden geplaatst, alsmede van de situering daarvan;

      • 3.

        een omschrijving van eventuele opbrekingen;

      • 4.

        de doorsnede van de eventuele kabelgoot;

      • 5.

        de lengte en breedte van de kabelsleuf;

      • 6.

        de maatregelen voor de bereikbaarheid van in de openbare grond aanwezige kabels en leidingen;

      • 7.

        het tijdstip van aanvang en beëindiging van de voorgenomen werkzaamheden;

      • 8.

        naam, adres en telefoonnummer van:

        • A.

          de aannemer(s) of onderaannemer(s) die belast is (zijn) met de werkzaamheden;

        • B.

          de contactpersoon ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 3.

    Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen inzake de gegevens die bij de melding worden verstrekt.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

  • 1.

    Het college kan aan het instemmingsbesluit voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van:

    • a.

      openbare orde;

    • b.

      het voorkomen of beperken van schade of overlast;

    • c.

      de bruikbaarheid van de openbare gronden;

    • d.

      het veilig en doelmatig gebruik van de openbare gronden;

    • e.

      het doelmatige beheer en onderhoud van de openbare gronden;

    • f.

      de bescherming van het uiterlijke aanzien van de omgeving;

    • g.

      de bescherming van groenvoorzieningen.

  • 2.

    Ter bescherming van de belangen als genoemd in het eerste lid, kan het college in ieder geval aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen verbinden over het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en geleidingen, en een zekerheidsstelling voor de nakoming van verplichtingen die gesteld zijn bij de voorschriften en beperkingen aan het instemmingsbesluit.

  • 3.

    De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en medegebruik van voorzieningen dient te geschieden overeenkomstig de Arnhemse richtlijnen uitvoering kabelwerkzaamheden.

  • 4.

    Na gereedkomen van het werk dan wel in het instemmingsbesluit aangegeven onderdelen van het werk dient het tracé zoals het daadwerkelijk is gerealiseerd zowel aangegeven te worden op een door het college ter beschikking gestelde topografische kaart(en) als in gedigitaliseerde vorm in een door het college aangegeven formaat.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Indien de kabel wordt overgedragen aan een nieuwe aanbieder gaan de rechten en plichten die betrekking hebben op de kabel van de oude aanbieder over op de nieuwe aanbieder.

Artikel 6 Melding wijziging

  • 1.

    De aanbieder stelt het college onverwijld in kennis van het feit dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel verandert of het feit dat de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in of op openbare grond.

  • 2.

    De aanbieder geeft op verzoek van het college aan of de in dat verzoek aangeduide kabel voor zover gelegen in openbare grond deel uitmaakt van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk, anderszins in gebruik is of in het geheel niet meer gebruikt wordt.

Artikel 7 Overgangsbepaling

De aanwezigheid van kabels en kabelwerken in of op openbare gronden, voor zover deze zijn aangelegd met toepassing van hoofdstuk VI van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, dient door de aanbieders binnen een jaar na inwerkingtreding van deze verordening te worden gemeld aan het college via het aanmeldingsformulier als genoemd in artikel 3, tweede lid.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.2, vierde lid van de wet.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Telecommunicatieverordening gemeente Arnhem.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Arnhem van 10 mei 1999.

De secretaris, De voorzitter,

Toelichting Telecommunicatieverordening gemeente Arnhem

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1.Wet

De verordening is gebaseerd op de Telecommunicatiewet (TW). Deze wet is de opvolger van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen, die op zijn beurt de Telegraaf- en Telefoonwet van 1904 heeft vervangen.

2.Openbaar telecommunicatienetwerk

De Telecommunicatiewet omschrijft een openbaar telecommunicatienetwerk als een telecommunicatienetwerk dat onder meer voor de verrichting van openbare telecommunicatiediensten wordt gebruikt of een telecommunicatienetwerk waarmee aan het publiek de mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten ter beschikking wordt gesteld. Deze omschrijving valt in twee delen uiteen. In de eerste plaats geldt dat een openbaar telecommunicatienetwerk wordt gebruikt voor het verrichten van openbare telecommunicatiediensten. Dit betekent dat de betreffende telecommunicatiedienst beschikbaar is voor het publiek. Deze dienst wordt openbaar aangeboden en is beschikbaar voor een ieder die van dat aanbod gebruik wil maken. Dit betekent dat telecommunicatiediensten die uitsluitend beschikbaar zijn voor leden van een besloten gebruikersgroep, niet openbaar zijn. Het kan bijvoorbeeld gaan om een besloten netwerk op een bedrijventerrein.

In het tweede deel van de omschrijving wordt gesproken over de "mogelijkheid tot overdracht van signalen tussen netwerkaansluitpunten". Hiermee wordt onder meer gedoeld op huurlijnen. Een huurlijn wordt in de TW in artikel 1, onder i, gedefinieerd als het aan het publiek ter beschikking stellen van transparante transmissiecapaciteit tussen twee netwerkaansluitpunten van een telecommunicatienetwerk, zonder routeringsfunctie waarover gebruikers kunnen beschikken als onderdeel van de geleverde huurlijn.

Met een voorbeeld zal worden verduidelijkt wat hiermee precies wordt bedoeld. Stel dat een bedrijf twee filialen met elkaar wil verbinden door middel van een kabel voor telecommunicatie en dataverkeer. De kabel is voor exclusief gebruik van het bedrijf. Er doen zich twee mogelijkheden voor:

  • -

    het bedrijf neemt een aanbieder van openbare telecommunicatienetwerken in de arm. Die zorgt ervoor dat de kabel wordt gelegd en exploiteert deze in het vervolg. Het bedrijf huurt vervolgens de lijn. Deze huurlijn is te beschouwen als een openbaar telecommunicatienetwerk en moet dus worden gedoogd;

  • -

    het bedrijf laat in eigen beheer en voor eigen kosten de kabel leggen en exploiteert de lijn zelf. Het betreft een niet-openbaar netwerk, waarvoor de gemeente niet gedoogplichtig is.

Overigens kan tijdens de exploitatie van deze lijn de status van de lijn als openbaar telecommunicatienetwerk wijzigen. Het gedoogregiem wijzigt dan ook!

3.Omroepnetwerk

De Telecommunicatiewet omschrijft een omroepnetwerk in artikel 1, onder o als technische inrichtingen, of onderdelen daarvan, die worden gebruikt om met gebruik van kabels of radioverbindingen tussen punten programma's te verspreiden naar een of meer bij anderen in gebruik zijnde gronden, woningen of niet tot woning dienende gebouwen. In de meeste gevallen zal het gaan om het kabeltelevisienetwerk, met behulp waarvan radio- en televisieprogramma's worden doorgegeven. De aanbieder van een omroepnetwerk kan via ditzelfde netwerk ook openbare telecommunicatiediensten aanbieden, dan wel het netwerk als openbaar telecommunicatienetwerk gebruiken. Voor de Telecommunicatiewet zijn dit twee verschillende activiteiten en is een afzonderlijke registratie verplicht.

4.Kabels

Onder het begrip kabels vallen, overeenkomstig artikel 1, onder r, van de Telecommunicatiewet, niet alleen de feitelijke kabels, maar ook de ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen. Tevens worden tot het begrip kabels gerekend: de inrichtingen bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen kabels in, op of boven openbare gronden enerzijds en kabels in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds, dan wel tussen laatstgenoemde kabels onderling. Of een bepaald object dat een aanbieder wil aanbrengen onder de omschrijving van het begrip kabels valt, is in de eerste plaats een technisch vraagstuk. Daarnaast moet ook worden bezien welke objecten gemeenten in het verleden hebben gedoogd. Materieel bezien moet onder de Telecommunicatiewet namelijk hetzelfde worden gedoogd als onder de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Formeel bezien valt op dat de letterlijke omschrijving van het begrip kabels in de Telecommunicatiewet is verruimd ten opzichte van de omschrijving uit de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. Dit komt doordat nu ook kabelwerken onder de omschrijving van kabels zijn gebracht, terwijl deze in de Wet op de telecommunicatievoorzieningen afzonderlijk waren gedefinieerd. De kabelwerken uit de Wet op de telecommunicatievoorzieningen moesten echter ook worden gedoogd. De invoering van de Telecommunicatiewet betekent op dit punt dus geen verruiming van de mogelijkheden voor aanbieders om objecten te plaatsen.

Onder de Telecommunicatiewet vallen alleen openbare kabels. Werkzaamheden aan andere kabels blijven onderworpen aan de bepalingen van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Arnhem (APV).

5.Openbare gronden

Tot het begrip openbare gronden rekent de Telecommunicatiewet, artikel 1, onder s, openbare wegen, met inbegrip van de daartoe behorende stoepen, glooiingen, bermen, sloten, bruggen, viaducten, tunnels, duikers, beschoeiingen en andere werken, alsmede wateren met de daartoe behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen, die voor een ieder toegankelijk zijn. Onder het begrip openbare gronden wordt ook het begrip weg, zoals gebruikt wordt in de APV begrepen. Het begrip openbare gronden is echter ruimer dan het begrip weg uit de APV, aangezien hieronder ook de wateren met de daarbij behorende bruggen, plantsoenen, pleinen en andere plaatsen die voor een ieder toegankelijk zijn worden gerekend.

6.Aanbieder

Het begrip aanbieder wordt gedefinieerd als een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk. Voor deze aanbieders geldt de verplichting, zoals genoemd in artikel 5.2, derde lid, van de Telecommunicatiewet om voorafgaand aan de aanvang van werkzaamheden ten behoeve van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk deze werkzaamheden te melden en vervolgens een instemmingsbesluit van burgemeester en wethouders af te wachten.

7.Werkzaamheden

Werkzaamheden in verband met het aanleggen, in stand houden en opruimen van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden betreffen ook de werkzaamheden die verband houden met het medegebruik van voorzieningen. Bij het medegebruik van voorzieningen moet onder andere gedacht worden aan het medegebruik van kabelgoten of geleidingen. Voor dergelijke werkzaamheden geldt ook de meldingsplicht en is eerst een instemmingsbesluit vereist voordat zij mogen worden uitgevoerd.

8.Gedoogplichtige

In artikel 5.1, eerste lid bepaalt de Telecommunicatiewet dat een ieder verplicht is om het aanleggen en in stand houden van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk in en op openbare gronden, alsmede het opruimen daarvan, te gedogen. De beheerders van openbare gronden moeten dus goedvinden, gedogen, dat aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk of een omroepnetwerk kabels in hun grond leggen. Tot de beheerders van het openbare gebied behoren gemeenten, provincies, waterschappen, het rijk en particulieren in het bezit van openbare grond.

9.College

Ten behoeve van de leesbaarheid van de verordening wordt het college van burgemeester en wethouders aangeduid met het college. Waar in de Telecommunicatiewet wordt gesproken over het college, wordt de Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (OPTA) bedoeld en niet burgemeester en wethouders.

10. en 11. Melding en instemmingsbesluit

In artikel 5.2, derde lid van de Telecommunicatiewet staat dat een aanbieder van een openbaar telecommunicatienetwerk of van een omroepnetwerk slechts overgaat tot het verrichten van werkzaamheden indien deze:

  • -

    het voornemen daartoe heeft gemeld bij burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente; en

  • -

    van burgemeester en wethouders instemming heeft verkregen over tijdstip, plaats en werkwijze van uitvoering van de werkzaamheden.

Een aanbieder mag dus niet eerder met de werkzaamheden beginnen dan nadat hij instemming daarvoor heeft verkregen van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Tijdstip van melding

De Telecommunicatiewet bepaalt in artikel 5.2, vierde lid dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels stelt inzake het tijdstip, voorafgaand aan het verrichten van werkzaamheden waarop de melding uiterlijk moet zijn gedaan. Artikel 2 van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gekozen is voor een termijn van acht weken. Deze termijn sluit aan bij de termijn als genoemd in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het staat burgemeester en wethouders uiteraard vrij eerder op een melding te besluiten.

Een uitzondering hierop hebben wij gemaakt voor onder meer het centrumgebied en de hoofdroutes. Wij verwachten dat de werkzaamheden in het centrumgebied en de hoofdroutes meer coördinatie en andere werkzaamheden vergen dan elders in de stad. De termijn hiervoor is gesteld op 13 weken.

Artikel 3 Melding werkzaamheden

Artikel 5.2, vierde lid van de Telecommunicatiewet bepaalt onder meer dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt, waaronder een uitvoeringsplan. Artikel 3 van de verordening is hiervan een nadere uitwerking. Gegevens die op basis van artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht, zoals de dagtekening van de aanvraag, moeten worden vermeld, zijn niet nog eens opgenomen in de opsomming van artikel 3. De verplichting op deze gegevens te verstrekken volgt immers rechtstreeks uit de Algemene wet bestuursrecht.

In het eerste lid van artikel 3 is het gebruik van een aanmeldingsformulier voorgeschreven. Een ordelijke en efficiënte afhandeling van de aanvraag wordt immers bevorderd door de gebruikmaking van een speciaal daartoe bestemd formulier.

In de opsomming uit het tweede lid van artikel 3 wordt allereerst de registratie, afgegeven door de Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit (Opta) genoemd. De Opta is per 1 augustus 1997 ingesteld in verband met de liberalisering van de Europese telecommunicatiemarkt. De taken van de Opta zijn: toezicht op de telecommunicatiemarkt, beslechting van geschillen, uitgifte van nummers en de registratie van marktpartijen. Voor het aanleggen of aanbieden van een openbaar telecommunicatienetwerk, huurlijnen of een omroepnetwerk is een registratie door de Opta vereist.

Een aanbieder kan ook niet-openbare netwerken aanleggen. Bij de melding wordt derhalve gevraagd aan te geven om wat voor soort kabel het gaat. Kabels in eigen beheer of voor eigen exploitatie vormen een niet-openbaar netwerk. De gemeente is voor deze lijnen niet gedoogplichtig op grond van de Telecommunicatiewet. Voor werkzaamheden aan deze lijnen dient een vergunning op grond van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Arnhem te worden verleend.

Tevens moet worden aangegeven wie vooraf in kennis worden gesteld van de voorgenomen werkzaamheden. Gedacht kan worden aan burgers of ondernemers die overlast zullen ondervinden van de werkzaamheden. In sommige gevallen kan het ook noodzakelijk zijn dat de politie en de brandweer op de hoogte worden gesteld. Dit zal zich vooral voordoen wanneer de werkzaamheden met wegversperringen gepaard gaan.

Uit het uitvoeringsplan moet voorts blijken op welke wijze de werkzaamheden worden uitgevoerd. Van belang is onder andere dat de kabels zo worden aangelegd dat de bereikbaarheid voor in de grond reeds aanwezige kabels blijft behouden. Om die reden is het van belang waar de kabelsleuf precies wordt gesitueerd.

Het derde lid ziet op de situatie dat de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van andere gedoogplichtigen. In dat geval dienen ook de belangen van deze gedoogplichtigen bij het instemmingsbesluit te worden betrokken. Uit artikel 5.2, eerste en tweede lid, van de Telecommunicatiewet vloeit immers voort dat de gemeente met de coördinatie wordt belast van de werkzaamheden aan telecommunicatie- en omroepnetwerken binnen haar grondgebied en dat de gemeente hierbij andere belangen moet betrekken. Gelet hierop is in het derde lid van artikel 3 van de verordening opgenomen dat de uitkomst van het overleg tussen de aanbieders en de andere gedoogplichtigen uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding aan burgemeester en wethouders wordt gemeld. De aanbieder kan op deze wijze tegelijkertijd met de melding aan burgemeester en wethouders de andere gedoogplichtigen benaderen. Ter voorkoming van discussie over de aanvang van de vier weken termijn zal de ontvangst van een melding bevestigd moeten worden. Voordat tot instemming wordt besloten, dient het resultaat van dit overleg bij de gemeente bekend te zijn. Deze procedure draagt bij aan een redelijke afdoeningstermijn door burgemeester en wethouders. Indien de belangen van de andere gedoogplichtigen niet overeenkomen met de belangen van de gemeente, ligt het vervolgens op de weg van burgemeester en wethouders om de belangen zo goed mogelijk tegen elkaar af te wegen.

In het vierde lid is opgenomen dat burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen voor de gegevens die bij de melding worden verstrekt. Het is mogelijk dat burgemeester en wethouders bij werkzaamheden in het centrum andere eisen stellen aan het uitvoeringsplan dan bij werkzaamheden in het landelijke gebied. Door het stellen van nadere regels kan hierin onderscheid worden gemaakt. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels is gebaseerd op artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet. Indien burgemeester en wethouders bij een individuele melding menen dat er onvoldoende gegevens zijn overlegd om een beslissing te nemen over de instemming, kan het op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht nadere gegevens opvragen.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen bij instemming

Uit artikel 5.2, tweede lid van de Telecommunicatiewet volgt dat de gemeente bij de coördinatie andere werkzaamheden en andere belangen waarin de Telecommunicatiewet niet voorziet, moet betrekken. Gedacht kan worden aan de belangen zoals genoemd in het eerste lid van artikel 4 van de verordening. Bij de formulering van deze belangen is aansluiting gezocht bij de terminologie uit de model-APV van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

De belangenafweging kan ertoe leiden dat aan het instemmingsbesluit voorschriften of beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen niet zodanig belemmerend werken dat niet meer gesproken zou kunnen worden van de gedoogplicht van de gemeente. Een dergelijke aanpak zou in strijd zijn met de Telecommunicatiewet. Artikel 5.2, tweede lid, van de Telecommunicatiewet bepaalt immers dat de coördinatie niet mag leiden tot een zodanige vertraging van voorgenomen werkzaamheden dat redelijkerwijs niet meer kan worden gesproken van gedogen.

In het instemmingsbesluit kan het tijdstip van aanvang van de voorgenomen werkzaamheden op enige tijd na het aanvangstijdstip genoemd in de melding van de voorgenomen werkzaamheden worden gesteld. De gedoogplicht wordt hierdoor in beginsel niet geschonden. In de Nota naar aanleiding van het verslag van 29 december 1997 zegt de minister hierover: "Of dit tijdstip één maand of zes maanden verder weg kan zijn gelegen is niet aan de wetgever om voor een en altijd te bepalen. Van gemeente tot gemeente, maar zelfs binnen een gemeente kunnen de omstandigheden verschillen. Denk hierbij aan omstandigheden als: buitenwijk, centrum, soort grond, wanneer meest recente opbreking."

De wetgever heeft gelet op deze diversiteit geen termijn willen stellen waarbinnen met de werkzaamheden moet zijn begonnen. Burgemeester en wethouders zullen daarom voor elke concrete situatie moeten afwegen of op de aanvangsdatum van de voorgenomen werkzaamheden ook daadwerkelijk een aanvang kan worden gemaakt.

De coördinatieplicht brengt met zich mee dat vanuit de gemeenten zo veel mogelijk onderzocht wordt of verschillende verzoeken tot werkzaamheden in de openbare grond niet kunnen worden gecombineerd. Dit voorkomt dat een weg bijvoorbeeld om het halve jaar wordt opengebroken. Voor burgers, ondernemers etc. kan dit veel overlast met zich meebrengen. Daarnaast kan het ook in het belang van de aanbieders zijn om gezamenlijk de kosten van het openbreken van de grond te dragen.

Niet alleen beperkingen in de tijd kunnen aan het instemmingsbesluit worden verbonden, maar ook voorschriften of beperkingen omtrent de wijze van uitvoering. Een bepaald traject van de kabel kan, gelet op de belangen die genoemd worden in het eerste lid, op grote bezwaren stuiten. Het is dan van belang om samen met de aanbieder te onderzoeken of de kabel ook via een ander traject kan worden aangelegd. Burgemeester en wethouders kunnen vervolgens instemming geven voor een van de melding afwijkend traject.

Werkzaamheden ten behoeve van huisaansluitingen (en onder huisaansluitingen worden verstaan de - in de regel - loodrechte verbinding tussen "huis" en "kabel" met een maximum van 10 meter kabel in openbare grond) komen dikwijls in een gemeente voor. Deze kleine werkzaamheden dienen op grond van de Telecommunicatiewet te worden gemeld bij de gemeente. Om te voorkomen dat de gemeente voor elke huisaansluiting een apart instemmingsbesluit moet nemen, kan in het instemmingsbesluit voor het "moedertraject" worden opgenomen dat de instemming ook geldt voor toekomstige huisaansluitingen. Door in een voorschrift te bepalen dat werkzaamheden hiervoor vooraf moeten worden gemeld aan burgemeester en wethouders, blijft de gemeente op de hoogte van waar en wanneer de openbare grond wordt opengebroken.

Er kan ook een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden, waarin wordt geregeld hoe te handelen bij storingen aan het telecommunicatie- of omroepnetwerk. Indien zich een storing voordoet, dient deze immers dikwijls direct verholpen te worden. Het vooraf melden en het wachten op voorafgaande instemming is dan niet in alle gevallen mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan een storing die zich in het weekend voordoet. Indien de storing direct verholpen moet worden, is het van belang dat wel achteraf melding wordt gemaakt van de werkzaamheden. Met het oog daarop kan een voorschrift aan het instemmingsbesluit worden verbonden, dat bepaalt dat indien bij storing de daarvoor uit te voeren werkzaamheden niet vooraf gemeld kunnen worden en burgemeester en wethouders niet vooraf gevraagd kan worden om instemming, binnen 48 uren na de werkzaamheden het college alsnog hiervan in kennis wordt gesteld.

Bij de kamerbehandeling van de Telecommunicatiewet heeft de minister gesteld dat de gemeente een marktpartij kan verplichten om kabelgoten te gebruiken die voor andere aanbieders toegankelijk zijn. In de verordening wordt uitdrukkelijk bepaald dat een voorschrift hierover aan het instemmingsbesluit kan worden verbonden. Dit betekent niet alleen dat een marktpartij door burgemeester en wethouders kan worden verplicht om van bestaande kabelgoten gebruik te maken, maar ook dat een marktpartij kan worden verplicht om nog niet aanwezige kabelgoten te realiseren. Omdat dit grote kosten met zich mee kan brengen voor een aanbieder, moet de gemeente zich er terdege van bewust zijn dat het verbinden van een dergelijk voorschrift aan het instemmingsbesluit op een daadkrachtige motivering moet berusten. Overigens zijn de aanbieders van telecommunicatiewerken, verplicht, op basis van artikel 5.10 van de Telecommunicatiewet, om elkaar medegebruik van voorzieningen (waaronder kabelgoten) te verlenen, mits daar een redelijke vergoeding tegenover staat. Dit is echter een zaak waar de gemeente buiten staat.

Ook kunnen burgemeester en wethouders een voorschrift of beperking aan het instemmingsbesluit verbinden waarbij een zekerheid wordt verlangd over de nakoming van bepaalde verplichtingen. In het bestuursrecht is het verbinden van een financiële voorwaarde aan een besluit in beginsel toegestaan als daarmee de met het besluit meespelende belangen worden gediend. Als voorbeeld kan genoemd worden het verbinden van een voorschrift aan het instemmingsbesluit inhoudende dat een waarborgsom moet worden gestort om de verharding weer in de oude staat terug te brengen.

Artikel 5.2, vierde lid, onder c van de Telecommunicatiewet bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening in ieder geval regels vaststelt over de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsingen en opruiming en van medegebruik van voorzieningen. Gelet hierop moet in het derde lid van artikel 4 van de verordening een verwijzing naar de in de gemeente gebruikte technische vereisten worden opgenomen. Veel gemeenten gebruiken in de praktijk een handboek met technische gegevens waaraan graafwerkzaamheden moeten voldoen. Een verwijzing hiernaar in artikel 4 van de verordening zorgt ervoor dat de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud en verplaatsing, alsmede het opruimen van kabels en het medegebruik van voorzieningen, dient te geschieden overeenkomstig deze technische vereisten.

De Telecommunicatiewet laat de publiekrechtelijke bevoegdheden van de gemeente en andere overheden die zijn gebaseerd op specifieke wettelijke regelingen onverlet. Dat wil zeggen dat de aanbieder van een telecommunicatie- of omroepnetwerk bij deze overheden de benodigde vergunningen, ontheffingen etc. dient aan te vragen (bijvoorbeeld een vergunning op basis van de keur van het waterschap als de kabel in een dijklichaam of watergang wordt aangelegd). Het ontbreken van een dergelijke vergunningen of ontheffingen kan echter geen reden zijn om het instemmingsbesluit te weigeren. De coördinatieplicht omvat dus niet het coördineren van andere beschikkingen dan hetgeen nodig is voor het instemmingsbesluit.

Het instemmingsbesluit zal bekendgemaakt moeten worden overeenkomstig artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht. Toezending van het instemmingsbesluit aan de aanvrager, welke meestal de aanbieder zal zijn, ligt dan in de rede. De Algemene wet bestuursrecht vereist niet dat besluiten die, ingevolge artikel 3:41, aan een of meer belanghebbenden zijn gericht, openbaar bekendgemaakt worden.

Tegen het instemmingsbesluit kunnen belanghebbenden bezwaar aantekenen bij burgemeester en wethouders. Vervolgens staat ingevolge artikel 17.1 van de Telecommunicatiewet beroep open op de arrondissementsrechtbank te Rotterdam en ingevolge artikel 20 van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie hoger beroep bij het College van beroep voor het bedrijfsleven (CBB). Is er schade veroorzaakt die verband houdt met de gedoogplicht, dan beperkt het recht op schadevergoeding, ingevolge artikel 5.4 van de Telecommunicatiewet, zich voor eigenaren en beheerders van openbare gronden tot vergoeding van de kosten van de voorzieningen en van de meerdere kosten van onderhoud. Artikel 5.9 van de Telecommunicatiewet bepaalt dat een eis tot schadevergoeding aanhangig gemaakt dient te worden bij de kantonrechter in wiens ambtsgebied de onroerende zaak is gelegen waaraan schade wordt toegebracht. Hoger beroep tegen de uitspraak van de kantonrechter is voorts toegestaan.

Artikel 5.7 van de Telecommunicatiewet regelt de kostenvergoeding in het geval dat de kabels verplaatst moeten worden. Indien de gemeente als gedoogplichtige wil dat kabels worden verplaatst in verband met de oprichting van een gebouw of de uitvoering van werken, dan dient de aanbieder dit op eigen kosten te doen. In andere gevallen moeten de kosten van het verplaatsen worden vergoed aan de aanbieder. Ontstaat een geschil over de kosten, dan kan de Opta om een beschikking worden gevraagd, waartegen beroep openstaat bij de bovengenoemde arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB.

Artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet geeft een regeling voor bomen en beplanting die hinderlijk zijn voor de telecommunicatie- of omroepnetwerken. Rechthebbenden van bomen of beplantingen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van de aanbieder van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk om deze te snoeien of in te korten indien deze hinderlijk zijn of worden voor het aanleggen, in stand houden en exploiteren van deze netwerken. De Opta is bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien de rechthebbende niet voldoet aan een dergelijk verzoek van de aanbieder. De aanbieders kunnen, ingevolge het derde lid van artikel 5.8 van de Telecommunicatiewet, ook zelf tot het opsnoeien van takken of inkorten van wortels overgaan. Er moet dan wel sprake zijn van ernstige belemmering of storing van de telecommunicatie. Artikel 5.9 van de Telecommunicatiewet bepaalt verder dat de rechthebbenden ten aanzien van de bomen of beplantingen het recht op schadevergoeding aanhangig kunnen maken bij de kantonrechter. Hoger beroep hiervan is toegelaten.

Ontstaat er een geschil over de gedoogplicht ex artikel 5.1, tweede lid van de Telecommunicatiewet van interlokale en internationale kabels in niet-openbare gronden, met uitzondering van huizen en aangrenzende tuinen, dan kan op basis van artikel 5.3, tweede lid, van de Telecommunicatiewet de Opta als geschillenbeslechter optreden. De Opta kan vervolgens een beschikking afgeven waartegen beroep openstaat bij de Rotterdamse arrondissementsrechtbank en hoger beroep bij het CBB. De Telecommunicatiewet kent ten aanzien van deze gedoogplicht geen beperking toe aan de omvang van het verzoek tot schadevergoeding. Alle schade kan opgevoerd worden in een procedure voor de kantonrechter. Hoger beroep is hierop mogelijk.

Worden kabels boven de grond aangebracht zonder dat deze de grond raken of in en aan gebouwen bijbehorende gronden, dan is een ieder verplicht om deze te gedogen. Is er schade geleden, dan kan deze via de voornoemde procedure bij de kantonrechter aanhangig worden gemaakt. In de artikelen 5.5 en 5.9 van de Telecommunicatiewet is dit nader geregeld.

Indien de aanbieder zonder voorafgaande melding of zonder instemming van burgemeester en wethouders werkzaamheden verricht, wordt in strijd gehandeld met artikel 5.2, derde lid van de Telecommunicatiewet. Dit vormt een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten (WED). Ook het handelen in strijd met artikel 5.2, derde lid van de Telecommunicatiewet, inhoudende het handelen in strijd met het in het instemmingsbesluit opgenomen tijdstip van aanvang of voltooiing en de wijze van uitvoering, is onder de werking van de WED gebracht. Handhaving van deze artikelen vindt plaats door de daarvoor in artikel 17 van de Wet op de economische delicten aangewezen ambtenaren.

Naast deze strafrechtelijke handhaving is bestuursrechtelijke handhaving mogelijk. Burgemeester en wethouders kunnen via een bestuursdwangprocedure ex artikel 125 van de Gemeentewet of een dwangsomprocedure ex artikel 125 van de Gemeentewet juncto artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht naleving van de bepalingen uit de verordening afdwingen.

Artikel 5 Zakelijk karakter instemmingsbesluit

Aan het instemmingsbesluit wordt een zakelijk karakter meegegeven. In de situatie dat een nieuwe aanbieder van de kabel gebruikmaakt, is het gewenst dat ook voor hem de voorschriften en beperkingen gelden die aan het instemmingsbesluit zijn verbonden. Het is bijvoorbeeld van belang dat ook een nieuwe aanbieder zich houdt aan het voorschrift over het ruimen van de kabel indien deze niet meer ten dienst staat van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk.

Artikel 6 Melding wijziging

Voor de gemeente is het van belang om een actueel overzicht te hebben en te houden van de ondergrondse infrastructuur. Daarbij gaat het niet alleen om waar welke kabels liggen, maar ook wie de eigenaar is, de beheerder of de exploitant. Om deze reden is in de verordening een verplichting opgenomen om de wijziging van het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel te melden. Het eigendom, de exploitatie of het beheer kunnen in verschillende handen liggen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de aanbieder niet alleen degene is die gebruikmaakt van de kabel, de exploitant, maar ook het eigendom van de kabel heeft, terwijl het beheer van de kabel is uitbesteed aan een aannemer die alle onderhoudswerkzaamheden uitvoert. Tevens is het van belang voor de gemeente om te weten of de kabels nog steeds ten dienste staan van een openbaar telecommunicatie- of omroepnetwerk. Zijn de kabels niet meer openbaar, dan zijn ze niet meer gedoogplichtig. Dit is bijvoorbeeld van belang voor de precarioheffing. De heffing van precariobelasting is namelijk niet toegestaan over openbare telecommunicatiekabels, maar wel over niet-openbare kabels.

Artikel 7 Overgangsbepaling

Het is wenselijk dat de gemeente binnen afzienbare tijd een volledig overzicht heeft van de kabels die in het verleden in de grond zijn gelegd. Artikel 7 van de verordening voorziet hierin voor zover kabels zijn gelegd op grond van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen. De aanbieders van de kabels en kabelwerken, die in het verleden zijn gelegd, moeten de aanwezigheid daarvan melden bij burgemeester en wethouders met het daartoe bestemde aanmeldingsformulier. Voor toekomstige werkzaamheden aan kabels en kabelwerken die voor de inwerkingtreding van de Telecommunicatiewet zijn aangebracht, geldt, op grond van artikel 20.5, eerste lid van de Telecommunicatiewet, het regime van de Telecommunicatiewet.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Artikel 5.2, vierde lid van de Telecommunicatiewet verplicht de gemeenteraad een verordening vast te stellen. Dit artikel treedt op 1 juni 1999 in werking. Voor werkzaamheden die na het tijdstip van inwerkingtreding van de Telecommunicatiewet, zijnde 15 december 1998, moeten worden uitgevoerd maar voor het in werking treden van de verordening, geldt wel de melding en het vereiste van een instemmingsbesluit.

Artikel 9 Citeertitel

Ter onderscheid van telecommunicatieverordeningen van andere gemeenten is in de citeertitel de naam van de gemeente Arnhem opgenomen.