Organisatie | Gouda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2010 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2010 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Maatschappelijke zorg |
Externe bijlage | Bijlage Standaard woonvoorzieningen |
Geen
Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 12-01-2010 Goudse Post, 24-02-2010 | 11.1.2.1 | |
01-03-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 12-01-2010 Goudse Post, 24-02-2010 | 11.1.2.1 |
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 – Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond de verstrekking van een individuele voorziening
Het sportbudget wordt verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt maximaal € 3.260,00 en is bijvoorbeeld bedoeld voor de aanschaf van een sportrolstoel of handbike, inclusief onderhoud, aanpassingen en andere met het gebruik van de sportrolstoel of handbike samenhangende kosten of het lidmaatschap van een sportvereniging;
Artikel 2.2 Verplichtingen rondom het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden zoals genoemd onder 2.2 lid 1 onder a worden aan de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
een declaratie van een instantie die aan de budgethouder de hulp bij het huishouden levert, bevat het BTW nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren en de naam en het adres van de instantie en wordt namens die instantie ondertekend.
de budgethouder informeert het college elk jaar over het gebruik van de verleende voorschotten en eventueel eerder verleende voorschotten voor zover deze nog niet voor betalingen als bedoeld in lid 1 onder a waren gebruikt. De budgethouder doet dit binnen 6 weken na 31 december van het voorafgaande jaar en gebruikt daarvoor een door het college vastgesteld formulier;
Artikel 2.3 Verplichtingen rondom het persoonsgebonden budget bij overige voorzieningen
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget bij overige voorzieningen worden aan de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
de voorziening die wordt aangeschaft voldoet aan het programma van eisen en is kwalitatief verantwoord en voldoet indien van toepassing aan het Kwaliteiten Bruikbaarheids Onderzoek van Hulpmidden (KBOH) keurmerk en/of komt voor op de lijsten van het TNO-keurmerk dan wel een gelijkwaardig keurmerk goedgekeurde hulpmiddelen
Hoofdstuk 4 – Hulp bij het huishouden
Voor een voorziening hulp in het huishouden in natura dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget zoals bedoeld in artikel 3.1 a en 3.1 b van de verordening wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht als genoemd in artikel 3.1 van dit besluit.
Artikel 4.3 Ondersteuning bij het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
Houders van een persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden kunnen het persoonsgebonden budget aanwenden voor het inkopen van ondersteuning bij het voldoen aan de verantwoordelijkheden die samenhangen met het persoonsgebonden budget.
Hoofdstuk 5 – Woonvoorzieningen
Artikel 5.1 Kosten van woningaanpassing
Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woningaanpassing in de vorm van bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (volgens artikel 4.1, lid 1, onder b van de Verordening) wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten:
Artikel 5.2 Terugbetaling bij verkoop
De afschrijving zoals bedoeld in artikel 4.7 van de Verordening is als volgt: de terugbetaling bedraagt in het eerste jaar na definitieve toekenning van de woonvoorziening 100% en wordt vervolgens jaarlijks verminderd met een afschrijvingspercentage van 20% van de vastgestelde meerwaarde van de woning.
Artikel 5.3 Financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen
Het primaat van de verhuizing wordt in ieder geval niet toegepast indien de kosten van een noodzakelijke woonvoorziening, als bedoeld in artikel 4.1 onder b van de Verordening, lager zijn dan € 7.828,00-. Indien het bedrag lager is dan € 3.010,00 mag de belanghebbende niet kiezen, maar wordt de beschikking afgegeven voor woningaanpassing.
De kosten voor onderhoud en reparatie, als genoemd in artikel 4.1 onder e van de Verordening, worden volledig vergoed, mits naar het oordeel van het college geen sprake is van nalatigheid van de zijde van de belanghebbende. Het betreft de volgende voorzieningen:
Voor andere dan in de bovenstaande opsomming genoemde niet bouwkundige- of niet woontechnische woonvoorzieningen, geldt dat de kosten van onderhoud en reparatie van in bruikleen verstrekte voorzieningen voor vergoeding in aanmerking komen.
Hoofdstuk 6 – Vervoersvoorzieningen
Artikel 6.1 Hoogte persoonsgebonden budget vervoersmiddelen
Het persoonsgebonden budget voor vervoersmiddelen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 6.2 Hoogte gereduceerd tarief voor gebruik van het CVV
Het gereduceerde tarief voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoerssysteem (artikel 5.1 lid 1 onder a van de Verordening) wordt voor alle leeftijden bepaald op € 0,50 per zone in de regio Midden-Holland. Bij een rit wordt tevens één zone als opstaptarief in rekening gebracht.
Artikel 6.3 Sociaal begeleider in het CVV
De gebruiker van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer kan een sociaal begeleider meenemen onder de volgende voorwaarden:
De inkomensgrens waaronder mensen in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage in de aanschafkosten van een auto of een met een auto vergelijkbare voorziening en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, bedraagt € 21.231,00 voor alleenstaanden en € 7.392,00 voor echtparen. Dit is 150% van het verzamelinkomen op het sociaal minimum.
Artikel 6.5 Hoogte financiële tegemoetkomingen in de kosten van vervoersvoorzieningen
De hoogte van een te verlenen financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 5.1 lid 2 van de Verordening is een gemaximeerde vergoeding. Voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de volgende normbedragen op jaarbasis:
voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi, indien de persoon met beperkingen geen gebruik kan maken van het CVV en niet rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 2.944,00 op declaratiebasis of op verzoek van de persoon met beperkingen een financiële bijdrage van € 696,00;
voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi, indien de persoon met beperkingen geen gebruik kan maken van het CVV en rolstoelgebonden is, geldt een taxitegoed van € 2.944,00 op declaratiebasis of een maximale financiële bijdrage van € 1.047,00 voor een tegemoetkoming in de kosten van een ander verplaatsingsmiddel, als bedoeld in art. 5.1 lid 2 onder b van de Verordening, geldt een maximale financiële tegemoetkoming van € 407,00 en bij de indicatie rolstoeltaxi een maximale financiële bijdrage van € 496,00;
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsmutatie van het Bruto Binnenlands Product uit de meicirculaire van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Dit besluit zal worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2010 en treedt in werking op 1 maart 2010.
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gouda 2010, dat per 1 januari 2010 in werking is getreden, wordt per dezelfde datum ingetrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en wethouders van 12 januari 2010.