Organisatie | Urk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Urk 2013 |
Citeertitel | Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Urk 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | welzijn |
geen
Art. 149 Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-04-2013 | Onbekend | 28-03-2013 Het Urkerland | 2013.01435 |
op voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Urk d.d. 25 januari 2013
gezien het advies van commissie II d.d. 14 maart 2013
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is in aanvulling op de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen nadere eisen te stellen aan de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen;
Vast te stellen de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Urk 2013”.
In deze verordening wordt verstaan onder peuterspeelzaal hetgeen daaronder wordt verstaan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
1. In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan
groepsspeelruimte beschikbaar.
2. Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen
1. De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.
2. De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:
a. voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;
b. een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;
c. ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.
Artikel 4 Aanwijzing toezichthouders
1. Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van de bij deze verordening gestelde
2. Burgemeester en wethouders wijzen de directeur van de GGD aan als toezichthouder.
Artikel 5 Onderzoek door de toezichthouder
1. De toezichthouder onderzoekt na een aanvraag als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid van de
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen of de instandhouding redelijkerwijs zal
plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.
2. Onverminderd het eerste lid onderzoekt de toezichthouder jaarlijks of de exploitatie van een
peuterspeelzaal plaatsvindt in overeenstemming met de voorschriften uit deze verordening.
3. Naast het onderzoek, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de toezichthouder incidenteel
onderzoek verrichten naar de naleving van de bij deze verordening gestelde voorschriften.
Artikel 6 Vastleggen onderzoeksresultaten
1. De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek bij een peuterspeelzaal
2. Indien de toezichthouder oordeelt dat door de houder de bij of krachtens artikel 2 en 3 gegeven
voorschriften niet zijn of zullen worden nageleefd, vermeldt hij dat in het rapport.
3. Alvorens het rapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de houder in de gelegenheid van
het ontwerprapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De
toezichthouder vermeldt de zienswijze van de houder in een bijlage bij het rapport.
4. De toezichthouder zendt het inspectierapport onverwijld aan de houder, die een afschrift
daarvan zo spoedig mogelijk ter inzage legt op een voor ouders en personeel toegankelijke
5. De toezichthouder maakt het inspectierapport uiterlijk drie weken na de vaststelling daarvan
6. De toezichthouder stelt burgemeester en wethouders in kennis van de vaststelling van het
Burgemeester en wethouders kunnen artikel 2 en 3 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voorzover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze verordening voldoet de houder van een peuterspeelzaal aan de voorschriften uit deze verordening.