Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Rekenkamer Wageningen 2010 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Hoofdstuk IVb Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-06-2010 | 20-11-2013 | Onbekend | 26-04-2010 Stad Wageningen, 09-06-2010 | nr. 10.0020956, Rekenkamer Wageningen. |
PARAGRAAF 2. SAMENSTELLING EN LIDMAATSCHAP VAN DE REKENKAMER
De raad kan een lid van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2 op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 3, tweede lid, onder a, en artikel 3, derde lid, onder a, zouden kunnen leiden.
De leden van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2 ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de Rekenkamer op basis van artikel 96 van de Gemeentewet en artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden de maximale vergoeding volgens tabel IV van het genoemde Rechtspositiebesluit.
PARAGRAAF 3. DE WERKWIJZE VAN DE REKENKAMER
Artikel 7 Aanwijzing en taken voorzitter
De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de vergadering van de Rekenkamer, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de voortgang van de onderzoeken en de werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. Hij voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met de ambtelijke secretaris.
De voorzitter is verantwoordelijk voor de verdediging van onderzoeksrapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer bij bespreking in de raad of in raadscommissies, waarbij hij zich kan laten bijstaan door de overige leden van de Rekenkamer, de onderzoekers en/of deskundigen. De voorzitter onderhoudt bovendien de externe contacten en de contacten met de pers.
Artikel 9 Bevoegdheden en bereik van onderzoeken
De Rekenkamer is bevoegd, zowel schriftelijk als mondeling, alle relevante informatie te verzamelen die zij in het belang van het onderzoek noodzakelijk en wenselijk acht. De Rekenkamer kan de secretaris, onderzoekers en deskundigen die haar bij de uitvoering van haar taak terzijde staan, machtigen tot het inwinnen van deze inlichtingen en het verzamelen van deze informatie. De leden van het gemeentebestuur en degenen die in opdracht van de gemeente werkzaamheden verrichten zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de Rekenkamer gestelde termijn juist en volledig te verstrekken.
Het werkterrein van de Rekenkamer strekt zich uit over alle gemeentelijke instellingen en organisatieonderdelen. De Rekenkamer heeft bovendien de bevoegdheden zoals deze voor de (onafhankelijke) rekenkamer bepaald zijn in artikel 184, lid 1, van de Gemeentewet. De overige leden van artikel 184 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
De Rekenkamer stelt betrokkenen in de gelegenheid om, binnen een door haar te stellen termijn die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de Rekenkamer kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen waarvan de taakuitoefening (mede) onderwerp van onderzoek is of is geweest. De Rekenkamer bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.
De leden van de Rekenkamer, de secretaris, de onderzoekers, de deskundigen en anderen die ten behoeve van de Rekenkamer werkzaam zijn of zijn geweest, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hoedanigheid als lid, secretaris, onderzoeker, deskundige of medewerker, ter kennis is gekomen.
Artikel 10 Rapportage en jaarverslag
De Rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen. De Rekenkamer beoordeelt of het wenselijk is de raad tussentijds te informeren.
Alvorens een rapport openbaar te maken kan de Rekenkamer het voor een eerste reactie voorleggen aan het college. Het college dient zijn eventuele reactie binnen 15 werkdagen schriftelijk mee te delen aan de Rekenkamer. De Rekenkamer voegt de eventuele reactie van het college met haar eventuele wederreactie als bijlage toe aan het rapport.
De Rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en jaarverslagen aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 9, derde lid, tweede en derde volzin, een onderzoek heeft ingesteld, zendt de Rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.
Artikelsgewijze toelichting “Verordening rekenkamer wageningen 2010”.
Een paar leesopmerkingen vooraf: de “Verordening Rekenkamer gemeente Wageningen 2003”, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 17 maart 2003, nr. 03/15484, wordt in onderstaande toelichting kortheidshalve aangeduid als ‘de oude verordening’. Een ander punt van aandacht betreft de term ‘rekenkamer’. De Gemeentewet onderscheidt een rekenkamer en een rekenkamerfunctie. In een rekenkamerfunctie kunnen ook raadsleden zitting hebben, in een rekenkamer niet. In Wageningen is zowel in de oude als de nieuwe verordening in feite sprake van een rekenkamerfunctie. In de nieuwe Verordening is ook gekozen voor een rekenkamerfunctie, ondanks het feit dat er geen raadsleden zitting hebben. Wordt er gekozen voor een rekenkamer dan moet er voldaan worden aan de regels die de Gemeentewet stelt. Bij een rekenkamerfunctie bepaalt de raad in een verordening de regels wat meer flexibiliteit geeft. Bijvoorbeeld wanneer er gekozen wordt voor een Rekenkamer worden de leden voor zes jaar benoemd (zie artikel 81c lid 1 van de Gemeentewet), de verordening geeft de gemeenteraad de mogelijkheid om zelf de zittingsduur van de leden te bepalen. Bovendien zijn met de oude verordening goede ervaringen opgedaan. Kortheidshalve wordt de rekenkamerfunctie van Wageningen in de verordening en in onderstaande toelichting aangeduid met de term Rekenkamer of Rekenkamer Wageningen. Indien in de verordening en in onderstaande toelichting de combinatie ‘(onafhankelijke) rekenkamer’ wordt gebruikt, wordt hiermee de rekenkamer bedoeld zoals genoemd in de Gemeentewet, derhalve de tegenhanger van de rekenkamerfunctie.
Voor de herziening van de verordening is gebruik gemaakt van de oude verordening, waar mogelijk zijn bepalingen overgenomen.
Artikel 1 Instelling en doelstelling
Door opname van de term ‘rechtmatigheid’ in het tweede lid van dit artikel, wordt aangesloten bij artikel 182, eerste lid van de Gemeentewet. De artikelen 182 en 185 van de Gemeentewet zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing (artikel 81o, lid 2, Gemeentewet). In artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet is overigens bepaald: “Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.”
Artikel 2 Samenstelling rekenkamer
Dit artikel is gewijzigd ten opzichte van de oude verordening. Nieuw is dat er geen raadsleden meer lid zijn van de Rekenkamer. Nu is geregeld dat er alleen nog onafhankelijke externe leden lid zijn van de Rekenkamer. Onafhankelijkheid is een relatief begrip; dit dient derhalve nader gespecificeerd te worden. Voor deze specificatie is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Gemeentewet en in het bijzonder bij “Hoofdstuk IVa. De rekenkamer.” In de verordening heeft dit zijn weg gevonden in een aantal artikelen:
Artikel 2, tweede lid,van de verordening bepaalt dat de leden door de raad buiten zijn kring worden aangewezen en dat de leden ook overigens voldoen aan de bepalingen in artikel 81f Gemeentewet. In artikel 81f Gemeentewet zijn die functies opgenomen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van een (onafhankelijke) rekenkamer, en de uitzonderingen op de onverenigbaarheid.
In de Gemeentewet is bepaald dat de leden van een (onafhankelijke) rekenkamer voor zes jaar benoemd worden. In de verordening wordt in artikel 2, derde lid, uitgegaan van een benoeming voor drie jaar van de leden, teneinde de ontwikkelingsrichting van de Rekenkamer Wageningen zoveel mogelijk open te houden. Aan dit derde lid is in deze verordening toegevoegd dat in verband met de continuïteit de leden met nog een periode van 3 jaar kunnen worden herbenoemd. Bijvoorbeeld als alle leden tegelijk de Rekenkamer verlaten. De raad benoemt de externe leden op voordracht van de Rekenkamer (artikel 2, vierde lid, van de verordening). Dit is met name bedoeld als een verdere versterking van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer Wageningen. Overigens regelt de Gemeentewet iets dergelijks ook voor de (onafhankelijke) rekenkamer: in artikel 81c is onder meer bepaald dat de raad de leden benoemt, maar voorafgaand daaraan overleg pleegt met de rekenkamer.
In het vijfde lid van artikel 2 wordt bepaald dat de leden hun nevenfuncties openbaar moeten maken.
Artikel 3 Einde van het lidmaatschap
Artikel 3 Einde van het lidmaatschap
Artikel 3 van de verordening regelt de ontslaggronden voor de leden van de Rekenkamer. De ontslaggronden en de mogelijke ontslaggronden van de externe leden zijn volledig gelijk aan de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet, zoals vastgelegd in artikel 81c, zesde en zevende lid.
Dit artikel regelt de omstandigheden waaronder de raad een lid op non-activiteit moet of kan stellen. Overigens is dit artikel overeenkomstig artikel 81d Gemeentewet.
Artikel 5 Verboden betrekkingen en handelingen
Dit artikel regelt de verboden betrekkingen en handelingen van de leden van de Rekenkamer. Bij de (her)benoeming van externe leden zijn de desbetreffende betrekkingen en handelingen zonder meer verboden en zijn ze derhalve een uitsluitinggrond voor het lidmaatschap. Gaat een extern lid na zijn benoeming een van de genoemde betrekkingen aan of een van de genoemde handelingen verrichten, dan kàn de raad het betrokken externe lid op grond van artikel 3, derde lid, van de verordening ontslaan.
Artikel 6 Vergoeding externe leden
De standaardvergoeding voor de leden voor het bijwonen van de vergaderingen is op grond van het eerste lid gelijk aan het maximumbedrag van tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De bedragen van deze tabel worden jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken herzien. Indien de raad dit noodzakelijk acht kan hij in afwijking van het eerste lid de vergoeding met toepassing van het tweede lid hoger vaststellen dan de bedragen van tabel IV van het genoemde Rechtspositiebesluit. In artikel 13, derde lid, is ten slotte geregeld dat de vergoedingen voor de externe leden ten laste komen van het budget van de Rekenkamer.
In deze verordening is het derde lid van dit artikel toegevoegd. De vergoeding voor de leden voor het uitvoeren van (onderzoeks)werkzaamheden anders dan het bijwonen van de vergaderingen is door de gemeenteraad vastgesteld op €65,-- per uur per persoon, met een jaarlijkse indexering gebaseerd op de prijscompensatie die in de gemeentelijke begroting wordt gehanteerd.
Artikel 7 Aanwijzing en taken voorzitter
In het eerste lid is geregeld dat de voorzitter uit de leden gekozen wordt.
Artikel 8 Onderzoeksinitiatief
Artikel 8, eerste lid, vormt een van de pijlers van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer: de vrije onderzoekskeuze. Wel is het zo dat de Rekenkamer een onderzoek waartoe besloten is, ter kennisneming van de raad brengt (artikel 8, tweede lid). Voor dit laatste is om twee redenen gekozen. Op de eerste plaats wordt beoogd zo mede te waarborgen dat onderzoeken worden uitgevoerd met een voldoende bestuurlijk en maatschappelijk belang en op de tweede plaats vergroot dit de transparantie van de Rekenkamer.
In artikel 8, derde lid, is geregeld dat onderzoeksverzoeken gedaan kunnen worden door de raad, het college en de inwoners van Wageningen. Bezien vanuit de Gemeentewet is het voldoende als de raad over de genoemde mogelijkheid beschikt, maar bewust is in de verordening voor een ruimere invulling gekozen.
Om te voorkomen dat een onderzoek wordt uitgevoerd zonder een duidelijke aanleiding of probleemstelling moet ieder onderzoeksverzoek gemotiveerd zijn (artikel 8, derde lid, aanhef). Wordt het onderzoeksverzoek gedaan door de raad of het college dan dient deze tevens zoveel mogelijk van tevoren de onderzoeksvragen te formuleren (artikel 8, vierde lid): bij het uitbrengen van een rapportage moet de discussie gaan over de inhoud van het rapport en niet opnieuw over de probleemstelling of vraagstelling. Het staat de Rekenkamer overigens vrij, voorafgaande aan haar beslissing over een onderzoeksverzoek, aan het betrokken bestuursorgaan nadere voorstellen te doen omtrent probleemstelling, vraagstelling en/of onderzoeksopzet, indien deze naar de mening van de Rekenkamer onvoldoende duidelijk is of zijn.
De Rekenkamer stelt de indiener(s) van een onderzoeksverzoek schriftelijk in kennis van haar beslissing op het verzoek (artikel 8, vijfde lid). In haar afweging zal de Rekenkamer in ieder geval moeten betrekken of het onderzoeksverzoek past binnen de doelstelling van de Rekenkamer. Daarnaast zal de Rekenkamer ook moeten toetsen of een onderzoek voldoende bestuurlijk en maatschappelijk belang heeft. Doelstelling en belang sluiten een onderzoek naar incidenten in wezen uit. Voor onderzoek naar of op basis van incidenten biedt bijvoorbeeld de Gemeentewet voldoende andere instrumenten, zoals het enquêterecht van de raad.
Artikel 9 Bevoegdheden en bereik van onderzoeken
Doorgaans zal onderzoek zich richten op de gemeentelijke organisatie zelf, maar meer en meer worden taken door gemeenten in Nederland uitbesteed. In artikel 9, tweede lid, is bepaald dat onderzoeken van de Rekenkamer zich ook uitstrekken tot de uitbestede werkzaamheden. De formulering is gelijk aan een overeenkomstige bepaling voor de (onafhankelijke) rekenkamer in de Gemeentewet (artikel 183, derde lid).
Het werkterrein van de Rekenkamer strekt zich ook uit tot instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd. Omdat artikel 9, derde lid, van de verordening verwijst naar artikel 184 van de Gemeentewet, wordt deze hieronder aangehaald, zoals deze op dit moment luidt:
De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:
andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.
De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.
De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.
In het streven naar vergroting van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer past dat onderzoeken worden uitgevoerd door de Rekenkamer zelf en/of door externe onderzoekers. Bovendien wordt zo voorkomen dat medewerkers uit de ambtelijke organisatie terecht kunnen komen in een belangenconflict of verantwoordelijkheidsconflict.
Artikel 10 Rapportage en jaarverslag
Ten opzichte van artikel 185 Gemeentewet zijn er twee aanvullingen in de verordening. In het derde lid van artikel 10 is geregeld dat de Rekenkamer een conceptrapport voor een eerste reactie aan het college kan voorleggen, in lijn met de ontwikkelde praktijk. Het gaat hier evenwel om een bevoegdheid van de Rekenkamer niet om een verplichting. Wordt een conceptrapport voor een eerste reactie aan het college aangeboden, dan heeft het college een voldoende maar gelimiteerde reactietermijn. Conceptrapporten zijn overigens niet openbaar. Een rapport is altijd eerst openbaar op het moment dat de Rekenkamer het openbaar maakt.
De gelimiteerde reactietermijn van het college vloeit voort uit de wenselijkheid dat rapporten van de Rekenkamer zo snel mogelijk in de raad behandeld worden. Immers: een onderzoeksrapport boet meer of minder snel aan betekenis in, naarmate het langer onbehandeld blijft en bovendien blijven mogelijke maatregelen ter verbetering nodeloos langer uit. Om deze reden is in de verordening tevens de bepaling opgenomen dat de raad rapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer binnen een redelijke termijn bespreekt.
Artikel 12 Ambtelijke secretaris
Artikel 12, derde lid, van de verordening sluit uit dat de ambtelijke secretaris afkomstig is uit de ‘reguliere’ ambtelijke organisatie. De ambtelijke secretaris kan alleen nog afkomstig zijn uit de raadsgriffie of van buiten betrokken worden.
Door de raad is een budget vastgesteld voor onderzoek, vergaderuren en dergelijke. De Rekenkamer moet er voor zorgen binnen dit budget te blijven.