Organisatie | Schouwen-Duiveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland 2006 |
Citeertitel | Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland 2006 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Huisvestingswet, art. 30
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-10-2006 | 01-07-2015 | Vervanging Huisvestingsverordening | 28-09-2006 Ons Eiland, 12-10-2006 | 28 september 2006/9 |
De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 juli 2006;
overwegende dat in het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad in de dorpskernen in de gemeente moet worden voorkomen dat het aantal tweede woningen ongecontroleerd toeneemt;
gelet op de betreffende bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Huisvestingswet, in het bijzonder artikel 30;
vast te stellen de volgende “Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland 2006”
Artikel 1. Werkingsgebied verordening
Deze verordening is van toepassing op de kernen Brouwershaven, Bruinisse, Burgh-Haamstede, Dreischor, Ellemeet, Kerkwerve, Nieuwerkerk, Noordgouwe, Noordwelle, Oosterland, Ouwerkerk, Renesse, Scharendijke, Serooskerke, Sirjansland, Zierikzee en Zonnemaire, voor de gebieden zoals is aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte situatietekeningen.
Onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van een tot bewoning bestemd gebouw als tweede woning, wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van zodanig gebouw ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf.
Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert.
Het verbod, vervat in artikel 2, geldt niet ten aanzien van iemand die een woning als tweede woning in gebruik heeft op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening en de rechthebbende op die woning beschikt over een onttrekkings-vergunning op grond van de “Huisvestingsverordening gemeente Schouwen-Duiveland 1997”, zoals deze is vastgesteld op 27 maart 1997.
De woningen, waarop deze uitzondering betrekking heeft, zijn geregistreerd op een lijst die als bijlage bij deze verordening is opgenomen.
Deze uitzondering heeft een persoonlijk karakter en geldt voor de rechthebbende op een tot permanente bewoning bestemd gebouw op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening en eenmalig voor een opvolgende rechthebbende, indien de opvolging het gevolg is van vererving, voor het overige geldt het verbod onverkort.
Burgemeester en wethouders worden gemachtigd de nadere regels als bedoeld in artikel 35 van de Huisvestingswet vast te stellen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland 2006”.
Deze verordening treedt in werking op de 8e dag na die waarop zij bekend is gemaakt.
Op de datum van inwerkingtreding vervallen de “Huisvestingsverordening Schouwen-Duiveland 1997”, vastgesteld op 27 maart 1997, alsmede het raadsbesluit van 27 juni 2002 inzake het werkingsgebied van genoemde Huisvestingsverordening.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 28 september 2006.
de griffier, de wnd. voorzitter,
Ontheffingscriteria op grond van onredelijke bouwkosten
Indien een woning niet (geheel) voldoet aan de criteria in het Bouwbesluit genoemd, kan een ontheffing, ingevolgde artikel 4 van de Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland, verleend worden als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
·de woning voldoet niet (geheel) conform de bepalingen in het Bouwbesluit
·de woning is op basis van redelijkheid, tegen lonende kosten, daartoe ook niet geschikt te maken.
Hiervoor zal het advies worden gevraagd van de Afdeling Ruimte en Milieu (cluster vergunningverlening)
De ontheffing verliest zijn kracht op het moment dat:
Artikelsgewijze toelichting Gebruiksverordening tweede woningen Schouwen-Duiveland.
Artikel 1. Werkingsgebied verordening
Deze verordening is van toepassing op de 17 kernen van deze gemeente. Per kern is het werkingsgebied aangegeven op bij de verordening behorende situatie-tekening. Duidelijk is dat van de werking van de verordening zijn uitgesloten die panden die zijn aangeduid met een andere bestemming dan de bestemming wonen.
In dit artikel is het verbod vastgelegd, inhoudende dat een woning niet mag worden gebruikt als tweede woning. Of iemand een woning als tweede woning in gebruik heeft wordt getoetst aan het criterium of hij of een ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert. Inherent hieraan is dat zal moeten worden gecontroleerd of iemand al dan niet zijn hoofdverblijf heeft.
Ten einde bestaande rechten te handhaven is in de verordening een overgangsbepaling opgenomen inhoudende dat een op een eerder tijdstip verleende onttrekkingsvergunning, wordt aangemerkt als een ontheffing als bedoeld in artikel 4 van de verordening. Daarnaast geldt eenmalig dat in het geval van vererving bij versterf van een tot bewoning bestemd gebouw het met de verordening strijdig recreatieve gebruik mag worden gecontinueerd. Voor de opvolgende rechthebbende en de rechthebbende die anders dan door vererving een woning verkrijgt, geldt het verbod onverkort.
De lijst die behoorde bij de Huisvestingsverordening Schouwen-Duiveland 1997 en als zodanig het overgangsrecht bepaalde, is als bijlage bij de verordening opgenomen. Degenen die niet over een dergelijke vergunning beschikken, doch desondanks menen daarvoor in aanmerking te moeten komen, kunnen gebruik maken van de hardheidsclausule, die in artikel 6 is opgenomen.
In artikel 4 is de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van ontheffing. Ontheffing geeft aan dat slechts in bijzondere gevallen en bij wijze van uitzondering een ontheffing wordt verleend.
Dit uitgangspunt sluit nauw aan op de bedoelingen van de verordening en dat is het toeroepen van een halt aan de ongecontroleerde uitbreiding van het aantal (illegale) tweede woningen.
De ontheffing heeft een persoonlijk karakter. Hiermee is tevens aangegeven dat bij wijziging van het eigendom de ontheffing komt te vervallen en de woning waarvoor ontheffing is verleend vervolgens weer voor permanente bewoning moet worden gebruikt.
De verordening kent één ontheffingsgrond, namelijk op grond van onredelijke bouwkosten.
Om hiervoor in aanmerking te komen, dient men aan de criteria te voldoen die worden vermeld in de bijlage met betrekking tot artikel 4. Dit is een beleidsregel.
Er bestaan geen duidelijke bezwaren tegen een lex silencio positivo. Het is zelfs wenselijk dat het bestuur, op deze wijze aan haar beslistermijn wordt gebonden en dat bij niet tijdig beslissen de uitkomst in het voordeel van de aanvrager uitvalt. Hiermee wordt ook vooruitgelopen op het wetsontwerp van de nieuwe Huisvestingswet, waarbij voor deze vergunning een lex silencio positivo wordt ingevoerd. Paragraaf 4.1.3.3 Awb wordt daarom van toepassing verklaard.
De Huisvestingswet biedt in artikel 35 de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels, die overwegend van procedurele aard zijn. Zekerheidshalve is deze bevoegdheid hier vastgelegd.
Nu onderwerpen over het behandelen van aanvragen c.a. nadrukkelijk zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht, zal de behoefte aan het vaststellen van deze nadere regels niet groot zijn.
Teneinde onrechtvaardigheden in de toepassing van de verordening te ondervangen, is in artikel 6 voorzien in een hardheidsclausule.
Artikel 7 en 8. Citeertitel en in werking treding.
Deze artikelen spreken voor zich, zodat een nadere toelichting achterwege kan blijven.