Organisatie | Leerdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Monumentenverordening 1989 |
Citeertitel | Monumentenverordening 1989 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 12-03-2010 | nieuwe regeling | 08-11-2001 Het Kontakt | 1.853 |
De raad van de gemeente Leerdam;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 1989. nr . V.1989-093.
gelet op artikel 168 van de gemeentewet en de artikelen 12 en 15 van de Monumentenwet;
HOOFDSTUK, 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening verstaat onder:
onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet vastgestelde registers.
de door de raad ingestelde commissie of aanwezige instantie, met als taak burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet en deze verordening.
HOODFSTUK 2 BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN.
Paragraaf 1 . De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst.
Burgemeester en wethouders doen binnen twee maanden nadat de monumentencommissie is gehoord, schriftelijk mededeling van het besluit in lid 2 aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Bij overschrijding van de termijn worden burgemeester en wethouders geacht niet tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst te hebben besloten.
Burgemeester en wethouders kunnen ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, leden 2 en 3, achterwege.
Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet of die zijn geplaatst op een lijst van monumenten, op grond van een monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.
Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst. Evenzo bij inschrijving in het provinciale monumentenregister.
Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten.
Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 5 moet schriftelijk worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Daarbij worden de door hen verlangde gegevens overgelegd.
Indien blijkt dat de aanvrager niet de verlangde gegevens heeft overgelegd, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager binnen een maand na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid alsnog binnen veertien dagen de door hen aan te geven ontbrekende gegevens over te leggen .
Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager niet binnen de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen de in dat lid bedoelde ontbrekende gegevens heeft overgelegd, is de aanvrager niet-ontvankelijk in zijn aanvraag met ingang van de dag, volgend op de laatste dag van de in dat lid bedoelde termijn van veertien dagen. Ingeval toepassing is gegeven aan het tweede lid en de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders de in het tweede lid bedoelde ontbrekende gegevens in onvoldoende mate heeft overgelegd, verklaren zij de aanvrager binnen veertien dagen na de dag waarop hij die gegevens heeft overgelegd niet-ontvankelijk.
Indien de aanvrager ontvankelijk is in zijn aanvraag, leggen burgemeester en wethouders de aanvraag voor een ieder ter inzage. De terinzagelegging wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt, waarbij mededeling wordt gedaan van de mogelijkheid om binnen een termijn van veertien dagen bezwaren in te dienen bij burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders brengen de aanvraag en de daartegen ingebrachte bezwaren terstond ter kennis van de monumentencommissie. Binnen twee maanden na afloop van de bezwarentermijn brengt de monumentencommissie haar advies uit aan burgemeester en wethouders.
Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vergunning binnen vier maanden na de indiening dan wel ontvankelijkverklaring van de aanvraag.
Zij kunnen hun beslissing voor ten hoogste twee maanden verdagen; hiervan doen zij de aanvrager onmiddellijk schriftelijk mededeling.
Indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het achtste lid wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van hun besluit aan de monumentencommissie en aan degenen die hun bezwaren kenbaar hebben gemaakt.
Een vergunning blijft buiten werking gedurende 30 dagen na de datum waarop zij is verleend dan wel van rechtswege is verleend. Indien gedurende die termijn beroep is ingesteld op grond van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen, blijft de vergunning buiten werking totdat op dat beroep is beslist, tenzij met toepassing van artikel 1G7 van de Wet op de Raad van State (Stb. 1986, 670) op een desbetreffend verzoek beslist wordt de schorsing op te heffen.
Verlening van de vergunning ingevolge het negende lid wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Stb. 1975, 284).
Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 6 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.
De vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:
De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
HOOFDSTUK 3 BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN.
Burgemeester en wethouders zenden onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument met de ingediende bedenkingen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van twee weken, genoemd in Monumentenwet 1988, art. 12
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing
De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaar, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op de gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de derde dag na die, waarop zij is afgekondigd.
Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, lid 2 van de Monumentenwet.