Organisatie | Leerdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Inspraakverordening 2006 gemeente Leerdam |
Citeertitel | Inspraakverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2006 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 08-06-2006 Het Kontakt | 2.07.72 |
De raad van de gemeente Leerdam;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 maart 2006.
gelet op het bepaalde in artikel 150 van de Gemeentewet;
vast te stellen de ‘Inspraakverordening 2006 gemeente Leerdam’.
Artikel 2. Onderwerp van inspraak
inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
Op de inspraak is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing zoals neergelegd in afdeling 3.4 van Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 6. Intrekken oude verordening
De inspraakverordening die is vastgelegd in de raadsvergadering van 21 december 1995 en alle wijzigingen daarop, worden ingetrokken per datum inwerkingtreding van de Inspraakverordening 2006
Toelichting Inspraakverordening gemeente Leerdam 2006
In de inspraakverordening is vastgelegd hoe ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het gemeentelijk beleid kunnen worden betrokken. Welke beleidsvoornemens ter inspraak moet worden vastgelegd is deels te bepalen door het bestuursorgaan. Deels zijn er wettelijke voorschriften die verplichten tot inspraak. Het blijft aan het bestuursorgaan ter beoordeling welke beleidsvoornemens ter inspraak worden aangeboden. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.
Algemene toelichting van de Gemeentewet
Op 1 juli 2005 is de Wet Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV) in werking getreden. In verband met de invoering hiervan is onder andere artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd. Dit heeft als gevolg dat de inspraakverordening die is vastgesteld op 21 september 1995 voor 1 juli 2006 vervangen dient te worden door een nieuwe inspraakverordening.
In artikel 150 Gemeentewet (nieuw) staat:
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Er zijn veel omschrijvingen van het begrip ‘inspraak’. Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.
Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet eenzijdig gedefinieerd, dat wil zegen dat geen gedachtenwisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen. Via inspraak worden mensen in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken over het voornemen om een bepaald beleid te maken. Deze meningen worden meegenomen bij de verdere besluitvorming.
Inspraak is niet hetzelfde als spreekrecht bij raads-en commissievergaderingen, schrijven van brieven, bezoeken van spreekuren, referenda etc…
De gemeenteraad is op grond van artikel 150 van de Gemeentewet verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak. Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.
Onder beleidsvoornemen wordt verstaan het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om het vaststellen van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.
Artikel 2 Onderwerp van inspraak
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Het omvat in elk geval raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen.
Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen is dus bezwaar en beroep mogelijk.
Anders dan in de (oude) Inspraakverordening is hier niet meer opgenomen wanneer, anders dan in verband met een wettelijke verplichting uiteraard, in ieder geval inspraak wordt verleend. De bestuursorganen hebben zodoende een grotere vrijheid.
In het tweede lid is opgenomen wanneer geen inspraak wordt verleend.
In het derde lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:
de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van artikel 47 van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42 en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42);
Artikel 3 Inspraakgerechtigden
De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure zijn de woorden
‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door; belanghebbenden. Het begrip belanghebbende is gedefinieerd in artikel 1:2 Awb en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten Awb.
Afdeling 3.4 Awb bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doel het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. Bij het inwerkingtreden van de Awb in 1994 bestond naast deze afdeling nog een afdeling 3.5 die en uitgebreidere voorbereidingsprocedure kende. Met de nieuwe Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is beoogd deze twee procedures ineen te schuiven en tegelijkertijd te vereenvoudigen.
In artikel 3:11 tot en met artikel 3:18 Awb is de inspraakprocedure te vinden.
Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast bijvoorbeeld in het geval de zes weken termijn door het bestuursorgaan te lang wordt bevonden.
Uit de laatste zinsnede van het nieuwe lid tweede lid van artikel 150 Gemeentewet blijkt dat afwijkingen van afdeling 3.4 Awb zijn toegestaan (zie ook memorie van antwoord (MvA) Eerste kamer, 2000-2001, 27 023 nummer 177b, blz. 3). In de memorie van toelichting (MvT) op de wet (TK 1999-2000, 27 023, nummer 3, blz. 31) is te lezen dat in de inspraakverordening zowel geheel als gedeeltelijk kan worden afgeweken van afdeling 3.4 Awb.
In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 Awb. In artikel 3:17 Awb wordt namelijk slechts bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is bepaald.
Onder het in het tweede lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?
Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel mondelinge als schriftelijke inspraakreacties. De mondelinge inspraakreacties worden schriftelijk vastgelegd. De schriftelijke reacties kunnen aan het verslag worden gehecht.
Het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.
Onder c geeft het bestuursorgaan aan wat met de zienswijzen wordt gedaan.
In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Degenen die hebben ingesproken ontvangen een exemplaar van het eindverslag. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en eventueel ook op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent verdere communicatie te verschaffen.
In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b van de Gemeentewet.
Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, en de datum waarop de veroordeling in werking treedt (zie artikel 8).
Deze verordening treedt in werking met ingang van de derde dag na die van haar bekendmaking (artikel 142 Gemeentewet). De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.