Organisatie | Krimpen aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Krimpen aan den IJssel 2013 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-01-2015 | Onbekend | 21-03-2013 Onbekend | Onbekend |
De raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 januari 2013
overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid sub c WWB, de gemeenteraad bij
verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 30 WWB.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder :
alleenstaande: de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;
alleenstaande ouder : de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;
indien een huurwoning wordt bewoond: de geldende huurprijs per maand verschuldigd als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag (conform artikel 5 en artikel 27 Wht); |
indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;
onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerende-zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaarsdeel van de waterschapslasten.
nettominimumloon: het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum vakantiegeld, verhoogd met de aanspraak op vakantiegeld waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonheffing, premies volksverzekeringen, premies zorgverzekeringswet.
De loonbelasting en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 37 van de Wet Werk en Bijstand.
2.Als gehuwd of als echtgenoot wordt mede aangemerkt de ongehuwde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die met een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte.
3 Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd.
Hoofdstuk 2. Toeslagen- en kortingenbeleid
Artikel 3 Toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander.
Inwonende eigen kinderen van 18, 19 en 20 jaar, alsmede inwonende eigen kinderen van 21 jaar en ouder die een financiering op grond van de Wet studiefinanciering dan wel een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand met verlaging op grond van artikel 6 van deze verordening ontvangen, hebben geen invloed op de te verstrekken toeslag.
Artikel 4 Verlaging voor gehuwden
De bijstandsnorm voor gehuwden van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, wordt lager vastgesteld indien de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander.
Inwonende eigen kinderen van 18, 19 en 20 jaar alsmede inwonende eigen kinderen van 21 jaar en ouder die een financiering op grond van de Wet op studiefinanciering, dan wel een tegemoetkoming in de studiekosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming studiekosten ontvangen, hebben geen invloed op de te verstrekken bijstandsnorm.
Indien de gehuwden niet aantonen dat zij de kosten niet kunnen delen met een ander wordt een verlaging van 20% toegepast.
Artikel 5 Verlaging in verband met ontbreken van woonkosten
De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of de gehuwde lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm of de toeslag voorziet, als gevolg van de bewoning van een woning waaraan geen kosten zijn verbonden.
Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling
Indien voor de belanghebbende een combinatie van een lagere toeslag en één of meer verlagingen in verband met het delen van respectievelijk het ontbreken van woonkosten of samenloop van deze verlagingen onderling van toepassing is, bedraagt de totale verlaging niet meer dan 25% van het netto minimumloon.
In aanvulling op artikel 8 en 9 is het college bevoegd om de algemene bijstand vorm te geven binnen de wettelijke kaders en is tevens bevoegd beleidsregels vast te stellen ter uniformering van de algemene bijstandsverlening in de vorm van richtlijnen.
Artikel 11 Uitvoering en mandatering
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het nemen van de door burgemeester en wethouders te nemen bijstandsbesluiten, voor zover het individuele aanspraken op uit kering betreft:
Volgens de uitkerings- en uitvoeringsvoorschriften van de minister SZW, alsmede volgens de door het college vastgestelde richtlijnen, te mandateren aan de directeur Afdeling Samenleving (ASL), zulks onder nader door de burgemeester en wethouders te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het nemen van beheersbesluiten inzake de verlenging van bijstand, evenals het nemen van besluiten met betrekking tot de inrichting van de administratieve organisatie, te mandateren aan de directeur SSL, zulks onder nader door burgemeester en wethouders te stellen regels met betrekking tot de verantwoording van de mandatering. Voorts zijn burgemeester en wethouders bevoegd ondermandaat te verlenen.
Aldus besloten door de raad van de gemeente Krimpen aan den IJssel in zijn openbare vergadering van 21 maart 2013
De griffier, De voorzitter,
Artikel 1. Begripsomschrijving
De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de WWB.
Artikel 30 van de WWB schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de categorieën genoemd in artikel 21 WWB en heeft betrekking op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Artikel 3 Toeslag voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
Bij de vaststelling van de basisnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, is de wetgever ervan uitgegaan dat deze de bestaanskosten geheel met een ander kan delen, net zoals dat bij gehuwden het geval is. De gehuwdenuitkering dient dan ook als uitgangspunt bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag.
Artikel 30, tweede lid WWB schrijft voor dat de toeslag, onverminderd het bepaalde in artikel
27, 28 en 29 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt bepaald op het maximumbedrag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de WWB. De maximale toeslag komt neer op 20% van het netto minimumloon.
In deze verordening wordt volstaan met een verwijzing naar het bedrag zoals dat in de wet is genoemd. Dit bedrag wordt regelmatig, veelal (half)jaarlijks, bijgesteld. De artikelen 27, 28 en 29 WWB geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieën de bijstandsnorm of de toeslag lager vast te stellen. Dit betekent dat indien aanvrager voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 25 van de wet, het toch kan zijn dat er geen recht op een toeslag bestaat van 20% van het netto minimumloon, indien de gemeente daarnaast tevens gebruik maakt van de mogelijkheid om de bijstandsnorm of de toeslag te verlagen (zie ook de artikelen 4 tot en met 6 van deze verordening).
Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen worden geraamd op 10% van het minimumloon. Dientengevolge wordt de toeslag als gevolg van de optredende schaalvoordelen vastgesteld op 10% van het netto minimumloon.
Indien er sprake is van het niet mee werken aan een huisbezoek en hierdoor niet kan worden vastgesteld of belanghebbende de kosten kan delen met iemand anders wordt geen toeslag verstrekt.
Artikel 4 Verlaging voor gehuwden
Ook gehuwden kunnen schaalvoordelen genieten aangezien zij de kosten van het bestaan kunnen delen omdat zij de door hen bewoonde woning niet alleen bewonen. Deze schaalvoordelen leiden ertoe dat de gehuwdenuitkering wordt verlaagd met 10% van het netto minimumloon.
Indien er sprake is van het niet mee werken aan een huisbezoek en hierdoor niet kan worden vastgesteld of belanghebbende de kosten kan delen met iemand anders wordt een verlaging toegepast van 20%.
Artikel 5 Verlaging in verband met ontbreken van woonkosten
De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien betrokkene geen woonkosten heeft, wordt de uitkering verlaagd.
Uitgangspunt voor de verlaging is het bedrag dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hanteert als minimumbedrag bij het toepassen van huursubsidie. Omgerekend naar een percentage van het netto minimumloon bedraagt deze verlaging, afgerond, 17% van het netto minimumloon.
Artikel 6 Verlaging toeslag voor alleenstaanden van 21 jaar
De uitkering voor een alleenstaande komt, bij verstrekking van de maximale toeslag van 20% van het netto minimumloon, vrijwel overeen met het netto minimumjeugdloon voor een 21-jarige en zou daardoor een belemmering kunnen vormen voor het aanvaarden van arbeid. Daarom is er aanleiding met toepassing van artikel 29 WWB de toeslag voor deze groep op een lager niveau vast te stellen.
Als gevolg van fiscale maatregelen is de afstand tussen de netto inkomsten uit dienst- betrekking en de hoogte van de bijstandsuitkering in de afgelopen jaren vergroot. Voor 22-jarigen is inmiddels een aanmerkelijk verschil ontstaan, zodat voor deze leeftijdsgroep er geen sprake meer is van een belemmering voor het aanvaarden van arbeid.
Artikel 7 Anti-cumulatiebepaling
Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden zoals die in de verordening zijn genoemd dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Dit artikel voorziet in een beperking van bedoelde cumulatie voor zover het gaat om het toeslagenbeleid.
Gedacht is uitsluitend aan verlagingen als gevolg van:
Dit betekent in het geval dat de uitkering wordt verlaagd als gevolg van andere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor zelfstandige voorziening in het bestaan, dat de anticumulatie volgens artikel 7 niet van toepassing is.
Voor de juiste uitvoering van de verordening kan het noodzakelijk zijn dat nadere uitvoeringsregels worden vastgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om dergelijke beleidsregels vast te stellen in de vorm van richtlijnen, die in het Handboek SSL worden gepubliceerd. Het betreft niet alleen de bijstandsverlening sec, maar ook de door de raad noodzakelijk geachte aanvullingen uit hoofde van verantwoorde inkomensvoorzieningen.
Artikel 11 Uitvoering en mandatering
Met dit artikel wordt de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het college gehandhaafd, maar wordt het uit oogpunt van een efficiënte inrichting van werkprocessen noodzakelijk geacht de dagelijkse besluitvorming te mandateren aan de directeur sector Samenleving.
In principe worden alle individuele uitvoeringsbesluiten gemandateerd. Voortschrijdende ontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot het vaststellen van nadere regels in de sfeer van het afleggen van verantwoording achteraf. Daartoe kan onder andere worden gerekend de verplichting van de directeur om bij klachten de portefeuillehouder te informeren over de klacht en het onderzoek daar naar.
Het derde lid van artikel 11 somt limitatief enige uitzonderingen op. Het is op deze onderdelen gewenst niet te volstaan met een ambtelijke afdoening.