Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gouda

Verordening werkleeraanbod Wet investering jongeren gemeente Gouda 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGouda
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening werkleeraanbod Wet investering jongeren gemeente Gouda 2010
CiteertitelVerordening werkleeraanbod Wet investering jongeren gemeente Gouda 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is op 1 januari 2012 vervallen door het vervallen van wet WIJ.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet investering in jongeren, art. 12, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2012Nieuwe regeling

09-12-2009

Goudse Post, 03-02-2010

11.2.5

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening werkleeraanbod Wet investering jongeren gemeente Gouda 2010

 

 

De raad van de gemeente Gouda

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Gouda van 13 oktober 2009;

 

Gelet op artikel 12, eerste lid, onderdeel a, van de Wet investeren in jongeren;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren Gouda 2010.

Hoofdstuk 1 - algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • c.

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

  • 2.

    Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4.

    Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Het college beziet daarbij in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Beleidsplan
  • 1.

    De raad stelt ter uitvoering van deze verordening tweejaarlijks een beleidsplan vast.

  • 2.

    Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid bevat het advies van de Cliëntenadviesraad.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning en voorzieningen worden aangeboden.

Hoofdstuk 2 - arbeidsinschakeling en voorzieningen

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid aan.

Artikel 5 Voorzieningen

Onverminderd artikel 4, kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, voorzieningen en ondersteuning aanbieden in de vorm van:

  • a.

    scholing en opleiding;

  • b.

    stages bij bedrijven en instellingen;

  • c.

    maatschappelijke activiteiten gericht op arbeidsinschakeling;

  • d.

    sociale activering;

  • e.

    vrijwilligerswerk;

  • f.

    diagnose instrumenten;

  • g.

    sollicitatietraining;

  • h.

    motivatietraining;

  • i.

    bewegingstrajecten;

  • j.

    schuldhulpverlening.

Artikel 6 Inzet van voorzieningen

  • 1.

    Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

  • 2.

    Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

Artikel 7 Onderzoek

Het college kan een belastbaarheidsonderzoek en/of een medisch onderzoek laten doen vóórdat besloten wordt tot het aanbieden van een werkleeraanbod alsook op een moment dat het werkleeraanbod al van kracht is.

Artikel 8 Budgetplafond
  • 1.

    Het college kan een of meer budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3 – subsidies en vergoedingen

Artikel 9 Werkgeverssubsidies
  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten, als tegemoetkoming in de loonkosten en in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 3.

    Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

Artikel 10 Vergoedingen

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleeraanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Hoofdstuk 4 – Slotbepalingen

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren gemeente Gouda 2010.

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 9 december 2009.

 

De raad van de gemeente voornoemd,

 

 

, voorzitter

 

 

, griffier

Toelichting  

Algemeen

De opdracht om een werkleeraanbod te doen is neergelegd in artikel 11, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren (WIJ). Het voorschrift om een verordening vast te stellen, waarin de inhoud van het werkleeraanbod nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 12, eerste lid, onder a WIJ.

 

Doelstelling van de WIJ is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen.

 

De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. De inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar is slechts een afgeleide van het werkleeraanbod. De inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als de jongere over onvoldoende middelen beschikt, het werkleeraanbod onvoldoende inkomsten genereert of een werkleeraanbod wegens niet aan de jongere te verwijten omstandigheden niet mogelijk is.

 

Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie.

Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling.

 

Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat gemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden.

 

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken.

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen.

 

De relatie tussen enerzijds werken/leren en anderzijds de uitkering is fundamenteel anders dan de in WWB, waar het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.

 

Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden (artikel 41, eerste lid WIJ). Die verlaging geschiedt conform de regels die in de Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren Gouda 2010 zijn vastgelegd.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

 

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die meer dan eens in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de Wet werk en bijstand gedefinieerd (artikel 6, eerste lid, onderdeel d WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’ is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p.28).

Artikel 2 Opdracht aan het college

 

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er voor de duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen, waaronder bijvoorbeeld schuldhulpverlening schuldhulpverlening of een sollicitatietraining begrepen kan zijn.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, is deze bepaling opgenomen.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid is dit artikel opgenomen.

Artikel 3 Beleidsplan

De WIJ vraagt aan de gemeenteraad om het beleid in een verordening vast te leggen. Hier is gekozen voor de systematiek om niet alles in de verordening te regelen, maar ook gebruik te maken van beleidsplannen. Het eerste lid geeft aan dat de gemeenteraad, op voorstel van het college, tweejaarlijks een beleidsplan opstelt. Het tweede lid bepaalt dat de Cliëntenadviesraad wordt betrokken bij de vaststelling van en de verantwoording over het beleid. Het derde lid bepaalt dat het college nadere regels kan stellen met betrekking tot de voorwaarden waaronder algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning en voorzieningen worden aangeboden.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. De kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. Daarom is bepaald dat jongeren die direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden. Het blijft uiteraard een kwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe besloten wordt.

Artikel 5 Voorzieningen

 

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid kan het college voorzieningen en ondersteuning aanbieden. Dit is primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.

Artikel 6 Inzet van voorzieningen

 

In het eerste lid is het maatwerkprincipe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen)doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

Artikel 7 Onderzoek

 

In het kader van het voorschrift om het werkleeraanbod af te stemmen op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere (artikel 17, eerste lid, WIJ), kan het college een belastbaarheidsonderzoek en/of een medisch onderzoek laten doen bij de jongere voordat hem een werkleeraanbod wordt gedaan. Uiteraard kan ook lopende een werkleertraject een dergelijk onderzoek worden gedaan.

Artikel 8 Budgetplafond

 

De gemeente wil de mogelijkheid openlaten om een verdeling te maken van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan geen reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoe is immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid WIJ. Wel kan de invulling van het werkleeraanbod beïnvloed worden door budgettaire beperkingen. Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan dient te worden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd.

Artikel 9 Werkgeverssubsidies

 

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. Dit wordt ook als voorziening aangemerkt. In het eerste lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan in een tegemoetkoming in de loonkosten of andere bijkomende kosten.

De hoogte van de subsidies en de voorwaarden waaronder subsidie wordt verleend, worden in het beleidsplan geregeld.

Artikel 10 Vergoedingen

 

Kosten die voor de jongere verbonden zijn aan het uitvoeren van het werkleeraanbod kunnen worden vergoed op grond van dit artikel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan kosten van kinderopvang, voor zover de voorliggende voorziening (Wet Kinderopvang) daarin onvoldoende voorziet. Ook noodzakelijke reiskosten en andere kosten, bijvoorbeeld voor verplichte kleding of schoeisel, kunnen voor vergoeding in aanmerking komen, mits de kosten aantoonbaar en noodzakelijk zijn en er geen andere voorzieningen zijn. De kosten kunnen ten laste worden gebracht van het participatiebudget.

Artikelen 11 en 12 Inwerkingtreding

 

Deze artikelen spreken voor zich.