Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling water Noord-Brabant 2013
CiteertitelSubsidieregeling water Noord-Brabant 2013
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpsubsidies, water, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen. 

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201402-10-2014Art. 1.9, 1.10

17-12-2013

Provinciaal Blad, 2013, 187

S0277053
24-08-201301-01-2014Art. 3.6, 3.7, 3.11,

20-08-2013

Provinciaal Blad, 2013, 115

3434148
01-04-201324-08-2013Nieuwe regeling

19-03-2013

Provinciaal Blad, 2013, 49

3370774

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 20 november 2009 het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015 ‘Waar water werkt en leeft’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat in het uitvoeringsprogramma bij dit plan middelen beschikbaar zijn gesteld voor initiatieven van derden die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het provinciale waterbeleid ten aanzien van onder meer venherstel, de inzet van alternatieven voor de openbare watervoorziening en herstel van wijst;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 23 november 2010 de Subsidieregeling water Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling water Noord-Brabant aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 § 1 Herstel van kansrijke vennen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    beheerplan: ontwerp-beheerplan of vastgesteld beheerplan op grond van de Natuurbeschermingswet 1998;

  • b.

    Habitat- of Vogelrichtlijngebied: beschermd gebied als bedoeld in richtlijn 92/43/EEG en richtlijn 79/409/EEG;

  • c.

    TOP-lijstgebied: gebied dat als ‘natte natuurparel’ is aangeduid op de kaart van bijlage III van de Verordening water Noord-Brabant;

  • d.

    ven: ven, vennencomplex of zwakgebufferd wiel dat met vennen vergelijkbare levensgemeenschappen herbergt.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      waterschappen;

    • b.

      natuurterreinbeherende organisaties;

    • c.

      gemeenten, particuliere grondeigenaren en particuliere natuurterreinbeheerders in samenwerking met:

      • 1°.

        de Coöperatieve Bosgroep Zuid-Nederland U.A.; of

      • 2°.

        een doelgroep genoemd onder a of b;

    • d.

      een samenwerkingsverband van de doelgroepen als genoemd onder a tot en met c.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het herstellen van vennen.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling uitvoering soortenbeleid Noord-Brabant of de Subsidieregeling leefgebieden van bedreigde plant- en diersoorten Noord-Brabant.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op herstel van een ven:

    • 1°.

      dat voorkomt in de lijst Kansrijke Vennen in bijlage 1; of

    • 2°.

      waaraan op Plankaart 1 ‘Waterhuishoudkundige functies’ van bijlage 2 de functie waternatuur is toegekend en waarvan herstel kansrijk is gelet op de uitkomsten van het vooronderzoek;

  • b.

    ter behoud van het projectresultaat zijn afspraken gemaakt en vastgelegd over de taakverdeling en de wijze waarop het beheer en onderhoud na afloop van het project wordt uitgevoerd;

  • c.

    indien het project ligt in een TOP-lijstgebied, waarbij hydrologische herstelmaatregelen noodzakelijk zijn in de omgeving van het ven:

    • 1°.

      voorziet het project in een gekoppelde aanpak met de verdrogingsbestrijding in het TOP-lijstgebied; of

    • 2°.

      voorziet het project in een gekoppelde aanpak met de verdrogingsbestrijding in het TOP-lijstgebied met uitzondering van de tijdsplanning indien de kans op duurzaam herstel van het ven niet hieronder lijdt.

  • d.

    aan het project ligt een uitgevoerd vooronderzoek ten grondslag, waarbij onderzoek is gedaan met inachtneming van de uitgangspunten van bijlage 3 ten aanzien van:

    • 1°.

      venkarakteristieken;

    • 2°.

      knelpunten voor de thema’s verzuring, vermesting en verdroging;

    • 3°.

      het maatregelenpakket voor het ven zelf en voor de omgeving;

    • 4°.

      de waterbodemkwaliteit door middel van een indicatief bodemonderzoek, voor zover wordt gebaggerd.

  • e.

    de resultaten van het indicatieve bodemonderzoek, bedoeld onder d, onderdeel 4°:

    • 1°.

      onderbouwen ten minste de begrote baggerkosten;

    • 2°.

      geven ten minste inzicht in de kwaliteit van de waterbodem na de herstelwerkzaamheden.

  • f.

    het project voorziet in projectmonitoring zoals beschreven in bijlage 4, waarbij de parameters worden betrokken van:

    • 1°.

      de in het project betrokken doelsoorten en overige aandachtsoorten;

    • 2°.

      de fysisch-chemische waterkwaliteit;

    • 3°.

      de vegetatiestructuur;

    • 4°.

      de effecten op de waterhoudendheid, het grondwaterpeil en de grondwaterkwaliteit van het ven, voor zover in het kader van het project hydrologische maatregelen worden getroffen.

  • g.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten van deze paragraaf;

    • 2°.

      indien een beheerplan is vastgesteld, een verwijzing naar de daarin opgenomen paragraaf, waarin het venherstelproject als maatregel wordt genoemd;

    • 3°.

      een sluitende begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van maatregelen voor aanpassing van de waterhuishouding van een ven;

    • b.

      kosten van maatregelen tot behoud, herstel en ontwikkeling van het ven als leefgebied van specifiek aan deze biotoop verbonden flora en fauna;

    • c.

      baggerkosten:

      • 1°.

        indien geen sprake is van vervuilde bagger en een ven wordt hersteld met maatregelen ter verhoging van de buffercapaciteit in zeer zwak tot zwak gebufferde vennen, tot een maximum van € 350.000; of

      • 2°.

        indien het ven is gelegen in een TOP-lijstgebied dat tevens deel uitmaakt van een Vogel- of Habitatrichtlijngebied en het ven van groot ecologisch belang is gelet op het zeldzame ventype of de aanwezigheid van herstelmogelijkheden voor zeldzame, kwetsbare of bedreigde soorten vennen, tot een maximum van € 700.000.

    • d.

      kosten van plaggen, bekalken en andere ondersteunende maatregelen ten behoeve van hydro-ecologisch herstel, die niet gesubsidieerd of subsidiabel zijn op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Noord-Brabant 2010 of de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Noord-Brabant;

    • e.

      externe kosten van een vooronderzoek dat is uitgevoerd conform de uitgangspunten van bijlage 3, inclusief de kosten voor het opstellen van een definitief uitvoeringsplan en het bestekgereed maken, tot maximaal twaalf maanden voorafgaand aan de ontvangst van de subsidieaanvraag;

    • f.

      legeskosten;

    • g.

      kosten van ontwerp, aanleg en uitvoering van de projectmonitoring en periodieke evaluatie van de meetresultaten van projectmonitoring zoals omschreven in bijlage 4;

    • h.

      kosten van communicatiemiddelen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zijn, indien sprake is van een ven in een TOP-lijstgebied waarbij subsidie voor verdrogingsbestrijding is aangevraagd of verstrekt op grond van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied, uitsluitend de kosten subsidiabel die de eenheidsprijs, bedoeld in artikel 15 van de Tijdelijke subsidieregeling inrichting landelijk gebied Noord-Brabant, te boven gaan.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • b.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • c.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • d.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • e.

    interne apparaats- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari 2015.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, vast op € 0.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 500.000.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door een afweging te maken op basis van de volgende criteria:

    • a.

      het project is opgenomen in een beheerplan en ligt in een Vogel- of Habitatrichtlijngebied, te waarderen met 6 punten;

    • b.

      het project ligt in een Vogel- of Habitatrichtlijngebied en is niet opgenomen in een beheerplan, te waarderen met 5 punten;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in combinatie met verdrogingsbestrijding binnen een TOP-lijstgebied, te waarderen met 5 punten;

    • d.

      de mate waarin het project bijdraagt aan een gunstige combinatie met andere maatregelen in het gebied met betrekking tot vermesting en verzuring, te waarderen met maximaal 2 punten.

  • 4 Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      met de uitvoering van het project wordt binnen twee maanden na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening gestart, tenzij in die beschikking een andere termijn is bepaald;

    • b.

      het project is uiterlijk binnen twee jaar na de bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, tenzij in die beschikking een andere termijn is bepaald;

    • c.

      na afloop van de termijn waarin de projectmonitoring, bedoeld in artikel 1.6, onder f, heeft plaatsgevonden, zendt de subsidieontvanger de resultaten ervan binnen drie maanden aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 Onverminderd het eerste lid heeft de subsidieontvanger bij een subsidie van € 125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig uitstel verlenen van de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, indien de subsidieontvanger uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het einde van de bepaalde termijn daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een proces-verbaal van oplevering met betrekking tot de werkzaamheden ten behoeve van venherstel.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan aan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een proces-verbaal van oplevering met betrekking tot de werkzaamheden ten behoeve van venherstel.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken voor subsidies van € 25.000 en hoger een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 2 Alternatieven openbare watervoorziening

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt onder laagwaardig gebruik verstaan: gebruik anders dan voor menselijke consumptie.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door drinkwaterbedrijven als bedoeld in artikel 1 van de Drinkwaterwet.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het ontwikkelen of het toepassen van alternatieven voor grondwater ten behoeve van laagwaardig gebruik; of

  • b.

    het toepassen van grondwaterbesparende maatregelen.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd en gerealiseerd in Noord-Brabant;

    • b.

      het project is innovatief:

    • c.

      het project heeft een voorbeeldwerking;

    • d.

      het project is gericht op de verbetering van de werkwijze ten opzichte van de bestaande werkwijze, onder meer door integraliteit en duurzaamheid.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd en gerealiseerd in Noord-Brabant;

    • b.

      het project getuigt van een kosteneffectieve aanpak;

    • c.

      bij het project is geen alternatief voor grondwater ten behoeve van laagwaardig gebruik mogelijk.

  • 3 Onverminderd het eerste en het tweede lid, liggen aan een project als bedoeld in artikel 2.4 ten grondslag:

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten van deze paragraaf;

      • 2°.

        de inhoudelijke omschrijving en de planning van het project; een beschrijving van de effecten en concrete resultaten die met het project worden beoogd;

    • b.

      een communicatieplan;

    • c.

      een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van onderzoek naar, de voorbereiding van en de implementatie van alternatieven voor grondwater ten behoeve van laagwaardig gebruik;

    • b.

      kosten van communicatie ter verspreiding van de projectresultaten.

  • 2 Onverminderd het eerste lid komen voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a, uitsluitend de meerkosten ten opzichte van de bestaande werkwijze als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder d voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die voorafgaand aan de datum van ontvangst van de aanvraag, zijn gemaakt;

  • b.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • c.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • d.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen, overeenkomstig de Europese bepalingen inzake staatssteun voor milieu-investeringen;

  • e.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • f.

    kosten van de interne organisatie van de subsidieaanvrager.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014 vast op € 300.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie bedraagt 50% van de totale subsidiabele kosten, tot ten hoogste € 300.000.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft de volgende verplichtingen:

    • a.

      met de uitvoering van het project wordt binnen twee maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening gestart, tenzij in deze beschikking een andere termijn is bepaald;

    • b.

      het project is uiterlijk binnen twee jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, tenzij in deze beschikking een andere termijn is bepaald;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt vertrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • d.

      Bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig uitstel verlenen van de termijn zoals genoemd in het eerste lid, onder b, indien de subsidieontvanger uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het einde van de bepaalde termijn daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    indien sprake is van subsidie als genoemd in artikel 2.4, onder a, een onderzoeksrapport waarin de resultaten van het onderzoek naar en de voorbereiding en de implementatie van alternatieven zijn beschreven.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 3 Behoud of herstel van wijst

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    GGOR-studie: onderzoek naar het te realiseren en te behouden grond- en oppervlaktewaterregime afgestemd op de kenmerken van het betreffende gebied en de functies die er voorkomen;

  • b.

    prioritaire wijstgebieden: gebieden St. Annabos te Uden, Graspeel en Nieuwveld te Zeeland, Donzel te Nistelrode, Slabroek en Hengstheuvel in de Maashorst te Uden en Geeneneindseheide te Bakel;

  • c.

    wijst: het geohydrologisch verschijnsel, voortvloeiend uit de aardkundige omstandigheden langs de Peelrandbreuk, met bijzondere waterhuishoudkundige omstandigheden en chemische samenstelling van het grond- en oppervlaktewater tot gevolg.

Artikel 3.2 Doelgroep

  • 1 Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      waterschappen;

    • b.

      gemeenten;

    • c.

      natuurterreinbeherende organisaties;

    • d.

      samenwerkingsverbanden van de doelgroepen als bedoeld onder a tot en met c.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op behoud of herstel van wijst.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      ten minste een van de prioritaire wijstgebieden die als ‘projectgebieden wijst’ zijn aangewezen op Plankaart 2 ‘Structuurvisie water’ van bijlage 5; of

    • 2°.

      ten minste een van de gebieden buiten de prioritaire wijstgebieden als genoemd in onderdeel 1° voor zover deze vallen onder een van de gebieden die op Plankaart 2 ‘Structuurvisie water’ van bijlage 5 zijn aangewezen als ‘overige wijstgronden’.

  • b.

    het project richt zich op behoud van de specifiek bij wijst horende aardkundige, ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische waarden;

  • c.

    het project is gericht op een integrale aanpak van behoud of herstel van het natuurlijke watersysteem en bevat ten minste een van de volgende maatregelen:

    • 1°.

      het nemen van waterkwaliteitsmaatregelen in het intrekgebied;

    • 2°.

      het voorkomen van vervlakking van de karakteristieke terreintrede, herstel van de oorspronkelijke terreintrede, herstel van de oorspronkelijke terreintrede of het ongedaan maken van ophogingen;

    • 3°.

      maatregelen gericht op het behoud of herstel van de karakteristieke natuurlijke vegetatie;

    • 4°.

      maatregelen gericht op het behoud of herstel van de landschappelijke elementen die een relatie hebben met wijstgronden;

    • 5°.

      maatregelen gericht op het behoud of herstel van de historische gebruiksfunctie.

  • d.

    indien sprake is van noodzaak tot aankoop van gronden waarvan het agrarisch gebruik een belemmerende schakel vormt voor behoud of herstel van wijst, is voorzien in een GGOR-studie of een ander hydrologisch onderzoek waaruit blijkt dat na hydrologisch herstel de gronden niet meer kunnen worden gebruikt voor een volwaardige landbouwbestemming;

  • e.

    aan het project ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten van deze paragraaf;

    • 2°.

      een communicatieplan;

    • 3°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van maatregelen voor aanpassing van de waterhuishouding ten behoeve van behoud en herstel van wijst;

  • b.

    kosten van technische compenserende maatregelen voor agrarische gebruikers van de gronden op of rond de herstelde percelen binnen het projectgebied voor behoud of herstel van wijst;

  • c.

    kosten voor de aankoop van gronden waarvan het agrarische gebruik een belemmering vormt voor behoud of herstel van wijst;

  • d.

    kosten van nadeelcompensatie in verband met technische of financiële compensatie met een eenmalige afkoopsom;

  • e.

    kosten voor herstel van landschap en natuurlijke vegetatie;

  • f.

    externe voorbereidingskosten voor onderzoek en planvorming inclusief het bestekgereed maken, tot maximaal twaalf maanden voorafgaand aan de ontvangst van de subsidieaanvraag;

  • g.

    kosten van een monitoringsonderzoek, dat wordt gedaan om de effecten van de genomen maatregelen te onderzoeken, tot maximaal drie jaar na afloop van de subsidiabele activiteiten;

  • h.

    kosten voor communicatie en visualisatie in het projectgebied ter verspreiding van kennis en bekendheid van wijst.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten in verband met het opstellen van een milieueffectrapportage;

  • b.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • c.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • d.

    kosten van regulier beheer en onderhoud;

  • e.

    interne apparaats- of bedrijfskosten van de subsidieaanvrager.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 voor de periode 1 april 2013 tot en met 31 december 2014 vast op € 1.350.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 3.7 onder a, b, d tot en met h en ten hoogste 85% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 3.7, onder c, met een maximum van € 600.000 per project.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door voorrang te geven aan aanvragen die gericht zijn op prioritaire wijstgebieden die als ‘projectgebieden wijst’ zijn aangewezen op Plankaart 2 ‘Structuurvisie water’ van bijlage 5.

  • 4 Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen alsnog gelijk worden gerangschikt, wordt een nadere rangschikking van die aanvragen bepaald door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft de volgende verplichtingen:

    • a.

      met de uitvoering van het project wordt binnen twee maanden na de beschikking tot subsidieverlening gestart, tenzij in deze beschikking een andere termijn is bepaald;

    • b.

      het project is uiterlijk binnen twee jaar na de beschikking tot subsidieverlening en voor 31 december 2015 gerealiseerd, tenzij Gedeputeerde Staten in deze beschikking een andere termijn hebben bepaald;

    • c.

      de resultaten van projectmonitoring worden drie jaar na afloop van het project beschikbaar gesteld aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      de subsidieontvanger houdt ten minste tien jaar na subsidievaststelling de activiteiten of de resultaten van het project in stand, tenzij Gedeputeerde Staten hiervan op verzoek ontheffing hebben verleend of in de beschikking tot subsidievaststelling een andere termijn is bepaald.

  • 2 Onverminderd het eerste lid heeft de subsidieontvanger bij subsidie van € 125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3 Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig ontheffing verlenen van de termijn zoals genoemd in het eerste lid, onder b, indien de subsidieontvanger uiterlijk twee maanden voorafgaand aan het einde van de bepaalde termijn hiertoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1 De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een evaluatie van de communicatie;

    • c.

      een proces-verbaal van oplevering, indien ter uitvoering van de subsidiabele activiteiten werkzaamheden in het desbetreffende gebied zijn uitgevoerd.

  • 2 Onverminderd het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening aanvullende bewijsstukken verlangen.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 4.2 Intrekking

De Subsidieregeling water Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 4.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijft de Subsidieregeling water Noord-Brabant zijn werking behouden.

Artikel 4.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Artikel 4.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 19 maart 2013

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlagen

Bijlage 1 bij de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Kansrijke vennen [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Plankaart 1 Waterhuishoudkundige functies [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 3 bij de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Vooronderzoek venherstel [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 4 bij de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Projectmonitoring venherstel [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 5 bij de Subsidieregeling water Noord-Brabant 2013

Plankaart 2 Structuurvisie water [Klik hier om het document te downloaden]