Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013
CiteertitelSubsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpsubsidies, verkeer en vervoer, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

 Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet BDU verkeer en vervoer, art. 2
  2. Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen. 

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201314-09-2013Nieuwe regeling

19-03-2013

Provinciaal Blad, 2013, 47

3370774

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Wet BDU verkeer en vervoer;

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten uitvoering willen geven aan de Wet BDU verkeer en vervoer en aan de essentiële onderdelen van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan en daartoe op 16 maart 2010 de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten tevens de doorstroming van openbaar vervoer in Noord-Brabant wensen te stimuleren en daartoe op 10 maart 2009 de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Provinciale Staten op 12 oktober 2012 de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin de uitgangspunten van het Kader financieel beheer rijkssubsidies zijn geïmplementeerd, alsmede een algehele actualisatie is doorgevoerd;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen 2009-2013 aan de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Regiotaxi

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    OV-samenwerkingsbijdrage: geldbedrag aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, bestaande uit componenten voor beheerskosten, kosten van ontwikkeling en experimenten alsook een vrije ruimte, te besteden aan bestemmingen die gerelateerd zijn aan de regiotaxi;

  • b.

    regiotaxi: voor een ieder openstaand personenvervoer per auto, niet volgens een dienstregeling, als bedoeld in het Besluit personenvervoer 2000 voor zover het vervoer aanvullend of vervangend is ten opzichte van het openbaar vervoer, niet zijnde doelgroepenvervoer en groepsvervoer;

  • c.

    samenwerkingsovereenkomst: samenwerkingsovereenkomst Regiotaxi Noord-Brabant 2011-2015;

  • d.

    tariefeenheid: tariefzone of strip;

  • e.

    vervoersovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000;

  • f.

    Wet BDU: Wet BDU verkeer en vervoer.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    de vervoerder met wie een vervoersovereenkomst is gesloten;

  • b.

    gemeenten met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten;

  • c.

    gemeenschappelijke regelingen met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het verrichten van personenvervoer met de regiotaxi;

  • b.

    activiteiten die gerelateerd zijn aan de regiotaxi.

Artikel 1.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de bepalingen in de vervoersovereenkomst.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.6 komen de kosten voor het verrichten van personenvervoer met de regiotaxi voor zover voorzien in andere wet- en regelgeving niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a, voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014, vast op € 3.620.000.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, bedraagt het verschil tussen het tarief per declarabele tariefeenheid verminderd met de eigen bijdrage van de reiziger vermenigvuldigd met het aantal tariefeenheden van de rit.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt de OV-samenwerkingsbijdrage zoals per regio beschikbaar is gesteld in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger die een subsidie ontvangt voor activiteiten als bedoeld in artikel 1.4 wordt de verplichting opgelegd dat er over de besteding van de uitgaven financiële verantwoording wordt afgelegd op de wijze bedoeld in de Wet BDU.

Artikel 1.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 100%.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 1.13 Subsidievaststelling

In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening, inclusief de SiSa-bijlage en rapport van bevindingen die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie ambtshalve vast.

§ 2 Stimulering bedrijfsvervoer

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijfsvervoer: collectief vervoer ten behoeve van werknemers op het woon-werktraject van de werknemer door of vanwege de werkgever, voor aanvang van en na afloop van de werkzaamheden van de werknemer;

  • b.

    beroepsvervoerder: vervoerder met een vergunning voor het verrichten van besloten busvervoer of taxivervoer;

  • c.

    werkplek: vaste locatie waar door een werknemer arbeid wordt verricht en waarover de werkgever zeggenschap of recht van gebruik heeft.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door werkgevers, van wie het bedrijf en de werkplekken gelegen zijn in het gebied waar de provincie Noord-Brabant vervoersautoriteit is.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verrichten van bedrijfsvervoer.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt ten behoeve van bedrijfsvervoer in 2014.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het bedrijfsvervoer heeft plaatsgevonden in 2014;

  • b.

    de subsidieaanvrager heeft geen reiskostenvergoeding betaald aan werknemers die gebruik hebben gemaakt van bedrijfsvervoer;

  • c.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      een werkplek, gelegen in de provincie Noord-Brabant;

    • 2°.

      bedrijfsvervoer door middel van een bus of auto, ingericht voor het vervoer van minimaal acht personen, exclusief de bestuurder;

  • d.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een vervoersoverzicht van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij per dag de namen van de vervoerde werknemers zijn aangegeven;

    • 2°.

      een afschrift van een overeenkomst die door de subsidieaanvrager met een beroepsvervoerder gesloten is voor het verrichten van bedrijfsvervoer, indien dit mogelijk is.

Artikel 2.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 januari 2015 tot en met 1 april van 2015.

Artikel 2.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode van 1 januari 2015 tot en met 1 april 2015, vast op € 300.000.

Artikel 2.9 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt € 1,70 per werknemer per dag.

Artikel 2.10 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het subsidieplafond, genoemd in artikel 2.8, te boven gaan, verdelen Gedeputeerde Staten de subsidie naar evenredigheid onder de voornoemde subsidieaanvragen.

  • 2 Evenredige verdeling onder de subsidieaanvragers vindt plaats op basis van de subsidiehoogte van de subsidieaanvragen, berekend op basis van artikel 2.9.

Artikel 2.11 Subsidievaststelling

  • 1 Op subsidies tot € 25.000 is artikel 20, eerste lid, onder a, vierde en vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant van toepassing.

  • 2 Met toepassing van artikel 21, negende lid, en artikel 22, zevende lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, is op subsidies van € 25.000 en hoger artikel 20, eerste lid, onder a, vierde en vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant van overeenkomstige toepassing.

§ 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • b.

    vervoerder: concessiehouder voor openbaar vervoer in het gebied waarop het project betrekking heeft.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door wegbeheerders.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kleinschalige infrastructurele maatregelen ten behoeve van doorstroming van het openbaar vervoer.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie door Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan is verstrekt;

  • b.

    de subsidieaanvrager met het project reeds voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag is begonnen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in Noord-Brabant;

  • b.

    het project draagt bij aan:

    • 1°.

      rijtijdvermindering van het openbaar vervoer; of

    • 2°.

      comfortverbetering voor reizigers in het openbaar vervoer.

  • c.

    het project heeft de instemming van de vervoerder;

  • d.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de subsidievereisten;

    • 2°.

      een offerte met een duidelijke afbakening van de verschillende werkzaamheden per maatregel;

    • 3°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle begrote kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van de interne organisatie van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor structureel beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur;

  • c.

    kosten voor toezicht.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2013 tot en met 31 december 2013.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2013, vast op: € 200.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger realiseert het project voor 31 december 2014.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont door middel van beeldmateriaal desgevraagd aan dat de subsidiabele activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

§ 4. Toegankelijkheid haltes en busstations

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    halte: halte of haltevoorziening voor openbaar busvervoer, opgenomen in de lijst van geprioriteerde bushaltes van bijlage 1;

  • b.

    busstation: station of stationsvoorziening voor openbaar busvervoer, opgenomen in de lijst van geprioriteerde busstations van bijlage 1.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door gemeenten, genoemd in bijlage 1.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het fysiek toegankelijk maken van:

  • a.

    een halte;

  • b.

    een busstation.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag:

  • a.

    de werkzaamheden ten behoeve van het fysiek toegankelijk maken reeds zijn gegund;

  • b.

    de subsidieaanvrager reeds met de uitvoering van het project is begonnen.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de halte of het busstation is gelegen binnen de gemeentegrenzen van de subsidieaanvrager;

    • b.

      de werkzaamheden voor het fysiek toegankelijk maken zijn uiterlijk op 31 december 2012 aanbesteed;

    • c.

      aan het project ligt een ontwerptekening ten grondslag, waaruit blijkt op welke wijze de halte of het busstation fysiek toegankelijk wordt gemaakt.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een sluitende begroting ten grondslag ligt met een kostenraming per busstation.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor projecten als bedoeld in artikel 4.4, onder b, alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van voorbereiding en toezicht;

  • b.

    kosten van onderhoud en toekomstig beheer.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen van 1 april 2013 tot en met 31 december 2013 worden ingediend.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2013, vast op € 1.500.000.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a, bedraagt € 12.500 per halte.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft de volgende verplichtingen:

  • a.

    het fysiek toegankelijk maken geschiedt conform de in bijlage 2 opgenomen criteria;

  • b.

    de subsidieontvanger heeft de halte of het busstation uiterlijk 31 december 2013 toegankelijk gemaakt;

  • c.

    de subsidieontvanger dient uiterlijk drie maanden na realisering van het project de volgende gegevens en bescheiden in:

    • 1°.

      naam, nummer, straatnaam, locatie en het nummer van de halte of het busstation;

    • 2°.

      een verklaring dat de halte of het busstation, waarvoor subsidie is aangevraagd, daadwerkelijk op straat is aangelegd;

    • 3°.

      zes digitale foto’s van de gerealiseerde toegankelijke halte of het gerealiseerde toegankelijke busstation.

  • d.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 4.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen bij subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, een voorschot van ten hoogste 50 % van het verleende subsidiebedrag verstrekken, indien het verleende subsidiebedrag meer dan € 50.000 bedraagt.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 4 Gedeputeerde Staten verstrekken bij subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, op basis van een einddeclaratie een voorschot van 100% nadat het project is afgerond.

  • 5 Een einddeclaratie gaat vergezeld van:

    • a.

      een bestuursverklaring zoals weergegeven in bijlage 3 van deze regeling;

    • b.

      een specificatie van de reeds gemaakte kosten;

    • c.

      een overzicht van de data van de werkzaamheden en de bijbehorende wijzigingen die bij het busstation zijn uitgevoerd.

Artikel 4.15 Subsidievaststelling

In afwijking van artikel 20 tot en met 22 van de Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant stellen Gedeputeerde Staten uiterlijk dertien weken na ontvangst van de vastgestelde gemeentelijke jaarrekening, inclusief de SiSa-bijlage en rapport van bevindingen die via het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gedistribueerd, de subsidie vast.

§ 5 Sociale veiligheid openbaar vervoer

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    concessie: recht als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • b.

    concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend;

  • c.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door concessiehouders.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de inzet van toezichthouders.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 125.000.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de toezichthouder wordt in of ten behoeve van het openbaar vervoer ingezet;

  • b.

    de toezichthouder wordt op verschillende locaties ingezet;

  • c.

    de toezichthouder handhaaft de sociale veiligheid;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

  • e.

    aan het project ligt een sluitende begroting ten grondslag.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de loonkosten van de toezichthouders voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend voor 1 maart van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

Artikel 5.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 voor het jaar 2014 vast op € 1.400.000.

Artikel 5.10 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie bedraagt de loonkosten per fte, tot een maximum van het voor het desbetreffende jaar tussen Gedeputeerde Staten en de concessiehouder schriftelijk overeengekomen maximale aantal fte’s.

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 125.000, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 5.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een overzicht van:

  • a.

    het aantal gerealiseerde fte’s; of

  • b.

    het aantal uren toezicht.

Artikel 5.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 6 Collectief vervoer ontwikkelprojecten

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    concessie: recht als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • b.

    concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend;

  • c.

    openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • d.

    Programma van Eisen: eisen waaraan de vervoerder van de concessie moet voldoen;

  • e.

    versterking: extra inzet van openbaar vervoer.

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door concessiehouders.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    marketing en communicatie;

  • b.

    versterking;

  • c.

    vervoerkundige experimenten.

Artikel 6.5 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder a, in aanmerking te komen, levert het project een bijdrage aan de marketing en communicatie:

    • a.

      in relatie tot het openbaar vervoer; of

    • b.

      ten behoeve van de dienstregeling.

  • 2 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder b, in aanmerking te komen:

    • a.

      is er aantoonbaar sprake van een situatie waarin het aanbod van reizigers de capaciteit van de dienstregeling overstijgt;

    • b.

      is het project aantoonbaar noodzakelijk voor het verwerken van het aanbod, bedoeld onder a.

  • 3 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder c, in aanmerking te komen worden de ontwikkelactiviteiten en inspanningen gerelateerd aan de bussoorten en de productformules zoals aangegeven in het Programma van Eisen.

  • 4 Onverminderd het eerste tot en met het derde lid, liggen aan het project, bedoeld in artikel 6.4, ten grondslag:

    • a.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

      een sluitende begroting.

Artikel 6.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, worden ingediend voor 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, worden ingediend voor 1 maart van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, worden gedurende het hele jaar ingediend.

Artikel 6.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, voor het jaar 2014 vast op € 1.100.000;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, voor het jaar 2014 vast op € 1.275.000;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, voor het jaar 2014 vast op € 2.000.000.

Artikel 6.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in:

  • a.

    artikel 6.4, onder a, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder a;

  • b.

    artikel 6.4, onder b, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder b;

  • c.

    artikel 6.4, onder c, bedraagt maximaal het bedrag dat genoemd is in artikel 6.8, onder c.

Artikel 6.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 6.11 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 6.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 7.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2015 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de regeling.

Artikel 7.2 Intrekking

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 worden ingetrokken.

Artikel 7.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 hun werking behouden.

Artikel 7.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 19 maart 2013

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Bijlagen

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Lijst geprioriteerde bushaltes en busstations [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 2 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Criteria toegankelijkheid haltes [Klik hier om het document te downloaden]

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013

Bestuursverklaring bij financiële verantwoording van subsidie [Klik hier om het document te downloaden]

I. Algemeen

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009 - 2013 zijn bij elkaar gevoegd in deze regeling en omgeschreven naar de nieuwe Algemene subsidieverordening provincie Noord-Brabant (hierna: Asv), die op 1 april 2013 in werking treedt. Voor subsidieaanvragen ingediend vóór de inwerkingtreding van deze regeling blijven de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant en de Nadere regeling stimulering kleinschalige doorstromingsmaatregelen Openbaar Vervoer 2009-2013 hun werking behouden. Deze regeling is opgedeeld in paragrafen, waarbij de inhoud van alle paragrafen los van elkaar staan.

De regeling is onderverdeeld in de volgende paragrafen: § 1 Regiotaxi § 2 Stimulering bedrijfsvervoer § 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer § 4 Toegankelijkheid haltes en busstations § 5 Sociale veiligheid openbaar vervoer § 6 Collectief vervoer ontwikkelprojecten § 1 Regiotaxi Regiotaxi vormt een samenwerking tussen de gemeenten in een regio en de provincie. Voor de uitvoering hiervan zijn regionale beheersorganisaties opgericht. De gemeenten bekostigen het vervoer van mensen met een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De provincie bekostigt het vervoer van de vrije reiziger, dat wil zeggen elke reiziger die van de regiotaxi gebruik wil maken en niet tot een doelgroep behoort waarvoor een (wettelijke) voorziening bestaat zoals bijvoorbeeld leerlingen en AWBZ vervoer.

Met de uitvoerende vervoerder is een vervoersovereenkomst gesloten, waarin de voorwaarden waaronder de regiotaxi moet worden uitgevoerd zijn vastgelegd. De overeenkomst met de vervoerder is tot stand gekomen na een aanbestedingsprocedure.

De samenwerking tussen gemeenten en provincie is neergelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Regiotaxi Noord-Brabant 2011 – 2015. In deze samenwerkingsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de organisatie en exploitatie van de regiotaxi en toegankelijk openbaar vervoer.

§ 2 Stimulering bedrijfsvervoer Op basis van deze paragraaf kunnen werkgevers in Noord-Brabant subsidie aanvragen voor het gemaakte bedrijfsvervoer van werknemers. De subsidiehoogte wordt berekend door het in deze regeling vastgestelde bedrag te vermenigvuldigen met het aantal gerealiseerde dagen bedrijfsvervoer per werknemer. Dit is onafhankelijk van de afstand en of het vervoer is uitbesteed of in eigen beheer is verricht. Het vaste bedrag per werknemer per dag is zo vastgesteld dat het voor de werkgever, in verhouding tot de kosten voor openbaar vervoer, interessant is om het woon -werkvervoer van zijn werknemers als bedrijfsvervoer te organiseren.

De invoering van artikel 8, eerste lid, onder a Asv brengt met zich mee dat aangevraagde subsidiebedragen van onder de € 1000,- worden geweigerd. Aangezien bij de subsidiëring van bedrijfsvervoer geen realistische begroting van subsidieaanvragers gevraagd kan worden, is in deze paragraaf voor een andere wijze van subsidiëring gekozen dan in de voorloper van deze paragraaf, zijnde paragraaf 5 van Hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant (Subsidies voor het stimuleren van bedrijfsvervoer).

In de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant werd nog gewerkt met een volgorde van binnenkomst/’wie het eerst komt, die het eerst maalt’ systematiek, terwijl in deze paragraaf in een tenderprocedure is voorzien. Verder is gekozen voor verdeling van het subsidieplafond naar evenredigheid, waarbij evenredige verdeling plaatsvindt op basis van de subsidiehoogte van de ingediende volledige aanvragen.

§ 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer In de praktijk is het een regelmatig voorkomend probleem dat op de routes van de stad- en streekbussen belemmerende obstakels voorkomen. Deze zorgen voor een (te) lange omlooptijd van de bussen en discomfort voor de reizigers en daarmee voor een slecht imago van het openbaar vervoer. Deze obstakels bestaan bijvoorbeeld uit te krappe boogstralen, drempels, chicanes, wegversmallingen, verkeersborden of lantaarnpalen. Deze obstakels worden zowel door de vervoerder, als de wegnetbeheerder en de provincie als probleem onderkend. Om dit probleem te ondervangen heeft de provincie Noord-Brabant als verantwoordelijke voor het openbaar vervoer in Noord-Brabant deze subsidieregeling in het leven geroepen.

§ 4 Toegankelijkheid haltes en busstations In artikel 4.5 van paragraaf 4 is bepaald dat de werkzaamheden voor het fysiek toegankelijk maken uiterlijk op 31 december 2012 zijn aanbesteed. Verder is in artikel 4.5 bepaald dat de subsidieaanvrager op het moment van de subsidieaanvraag nog niet met de uitvoering van het project mag zijn begonnen. Deze twee weigeringsgronden weergeven de tijdelijke functie van deze paragraaf. Deze paragraaf dient dan ook als vangnet voor de eventuele laatste aanvragen, die mogelijk nog worden ingediend naar aanleiding van de oude regeling Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant. De subsidies van deze paragraaf vallen allen in arrangement 1 van artikel 20 van de Asv. Dit betekent dat de subsidie direct wordt vastgesteld of ambtshalve wordt vastgesteld, waarbij 100% van de subsidie wordt bevoorschot.

§ 5 Sociale veiligheid openbaar vervoer De subsidie ‘Sociale veiligheid openbaar vervoer’ is door Gedeputeerde Staten in het leven geroepen om concessiehouders te ondersteunen in het instandhouden c.q. het verkrijgen van de nodige sociale veiligheid binnen het openbaar vervoer. In het algemeen zal dit betekenen dat er subsidie wordt verstrekt voor projecten die zijn gericht op de inzet van toezichthouders. § 6 Collectief vervoer ontwikkelprojecten De subsidie heeft betrekking op Collectief Vervoer Ontwikkelprojecten (CVO’s) zoals beschreven in hoofstuk 3.8, paragraaf 6.3.2 en bijlage 2 van het Programma van Eisen Aanbesteding Openbaar Vervoer Concessies Noord-Brabant 2007 d.d. 18 april 2006. Juridisch kader Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Asv. Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies die verstrekt worden op grond van deze subsidieregeling.

Een aantal paragrafen van deze regeling betreft subsidies, waarop de Wet BDU verkeer en vervoer (Wet BDU) van toepassing is. Per 1 januari 2005 is de Wet BDU in werking getreden. Via deze wet worden diverse geldstromen die vanuit het Rijk voor de uitvoering van specifieke onderdelen van het verkeers- en vervoerbeleid naar decentrale overheden gingen, gebundeld en ontschot. Dat houdt in dat deze geldstromen vanuit het Rijk niet langer aan diverse deelonderwerpen zijn gekoppeld, maar dat de decentrale overheden (provincies, gemeenten) de ruimte wordt geboden om zelf binnen de brede doeluitkering prioriteiten (in tijd en uitgavencategoriën) te stellen. Enige randvoorwaarde is dat de uitkering moet worden besteed aan de voorbereiding en uitvoering van het verkeers- en vervoerbeleid. Hiermee krijgen de decentrale overheden beter dan voorheen de mogelijkheid om te kiezen voor maatwerkoplossingen. Tevens wordt bereikt dat beslissen en betalen in één hand komt te liggen. Hiermee is het decentralisatieproces voor het werkveld verkeer en vervoer vooralsnog afgerond.

De paragrafen, waarbij wordt verantwoord op basis van de single informationm, single-audit (hierna: SiSa-systematiek), wijken wat de financiële verantwoording betreft af van de systematiek van de Asv. In deze paragrafen is bij de subsidievaststelling expliciet bepaald in hoeverre van de Asv wordt afgeweken.

II. Artikelsgewijs

§ 2 Stimulering bedrijfsvervoer

Artikel 2.10 Verdeelcriteria (tenderprocedure) De subsidieaanvragen die voldoen aan alle vereisten worden bij elkaar opgeteld. Indien het totaal van die subsidieaanvragen het subsidieplafond van de tenderperiode niet overschrijdt, komen alle subsidieaanvragen voor subsidie in aanmerking. Indien het totaalbedrag van de voornoemde subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond wél te boven gaat, wordt het subsidieplafond evenredig verdeeld onder de voornoemde aanvragen. Evenredige verdeling vindt plaats op basis van de subsidiehoogte per aanvraag, die is berekend op basis van artikel 2.9.

Voorbeeld berekening verdeling naar evenredigheid:

Subsidiehoogte volledig ingediende subsidieaanvragen die voldoen aan de subsidievereisten, berekend op basis van artikel 2.9:

Subsidieaanvraag 1: € 25.000 Subsidieaanvraag 2: € 40.000 Subsidieaanvraag 3: € 60.000

25.000+40.000+60.000 = 125.000 totaal gevraagde subsidie 25.000/125.000x100= 20% van het subsidieplafond voor Subsidieaanvraag 1 40.000/125.000x100= 32 % van het subsidieplafond voor Subsidieaanvraag 2 60.000/125.000x100= 48% van het subsidieplafond voor Subsidieaanvraag 3

§ 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer

Artikel 3.2 Doelgroep

Wegbeheerders kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn.

Artikel 3.6 Subsidievereisten Onder b Rijtijdvermindering kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door het aanbrengen van een VETAG- of KAR-systeem bij VRI-systemen, het verwijderen van een wegversmalling of het verwijderen van een uitritconstructie. Comfortverbetering kan bijvoorbeeld worden bewerkstelligd door het verwijderen van een drempel of een uitritconstructie.

Onder c, sluitende begroting Vanwege de invoering van de Asv wordt de subsidie niet op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten vastgesteld, maar op basis van de begrote kosten (zie artikel 3.6). Dit betekent dat de subsidieaanvrager in een realistische sluitende begroting moet voorzien, zodat in de beschikking tot subsidieverstrekking een subsidiebedrag kan worden bepaald. Met ‘sluitend’ wordt bedoeld dat de begroting wordt voorzien van een financieringsplan, waaruit kan worden opgemaakt op welke wijze en door wie de kosten van het project worden gedekt. Hierbij dient de eigen bijdrage van de aanvrager te worden vermeld alsmede het totaal gevraagde subsidiebedrag, zodat het financieringsplan uitkomt op 100% dekking van de totale projectkosten. De begroting dient kwantitatief te worden onderbouwd. Als er voor de onderbouwing offertes, bestekken of prijsopgaven beschikbaar zijn, dienen deze te worden meegestuurd.

§ 4 Toegankelijkheid haltes en busstations

Artikel 4.6 Subsidievereisten Tweede lid Bij subsidies ten behoeve van de geprioriteerde busstations, zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regeling, wordt gevraagd om een sluitende begroting, zodat in de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van subsidieverlening kan worden bepaald. Met een sluitende begroting wordt bedoeld dat in de begroting wordt voorzien in een financieringsplan, waaruit kan worden opgemaakt op welke wijze of door wie de kosten van het project worden gedekt. Hierbij dient de eigen bijdrage van de aanvrager te worden vermeld alsmede het totaal gevraagde subsidiebedrag, zodat het financieringsplan uitkomt op 100% dekking van de totale projectkosten.

Artikel 4.13 Verplichtingen subsidieontvanger Onder a De inhoud van de genoemde bijlage 2 van deze regeling is gelijk aan de in hoofdstuk 3 van de “Handleiding toegankelijk haltevoorzieningen” van september 2007 opgenomen “Elementenlijst” met betrekking tot het realiseren van de fysieke toegankelijkheid met uitzondering van de paragrafen 3.1.16 tot en met 3.1.22 voor zover deze geen betrekking hebben op de “plaatsingsrichtlijnen” voor haltevoorzieningen.

Artikel 4.14 Bevoorschotting en betaling Dit artikel ziet alleen op aanvragen ten behoeve van de fysieke toegankelijkheid van busstations. Subsidie voor een halte als bedoeld in artikel 4.4, onder a, valt immers in arrangement 1 van artikel 20 Asv. Voor deze subsidie is al in artikel 23, tweede lid, Asv de bevoorschotting geregeld. In dit artikel is bepaald dat subsidies onder de € 25.000 voor 100% worden bevoorschot.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitterde secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donkdrs. W.G.H.M. Rutten