Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Holland

Reglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Holland
Officiële naam regelingReglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007
CiteertitelReglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpstatencommissies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 16,
  2. Provinciewet, art. 80
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-200801-10-2011artikel 4, artikel 34a, artikel 7a

11-02-2008

Provinciaal blad, 2008, 33

2008-11940
19-01-200801-04-2008art. 18b, Hoofdstuk 7, art 34a

19-11-2007

Provinciaal blad, 2008, 7

2007-79276
15-03-200719-01-2008nieuwe regeling

19-02-2007

Provinciaal blad, 2007, 19

2007-14669

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007

Provinciale Staten van Noord-Holland

Besluiten vast te stellen:

Reglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een statencommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een statencommissie of diens vervanger;

  • c.

    griffier: griffier van provinciale staten of diens vervanger;

  • d.

    commissiegriffier: secretaris van een statencommissie of diens vervanger;

  • e.

    vergadering: vergadering van een statencommissie.

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling statencommissies

  • 1.

    Provinciale staten stellen statencommissies in en delen daaraan onderdelen van provinciale zorg toe voor overleg en advisering. De instelling geldt voor de duur van de zittingsperiode van provinciale staten.

  • 2.

    Indien een onderwerp meerdere statencommissies aangaat beslist het presidium welke statencommissie het onderwerp het meest aangaat. Deze commissie behandelt het betreffende onderwerp en kan daarbij andere statencommissies uitnodigen.

Artikel 3 bevoegdheden

Een statencommissie heeft in ieder geval de volgende bevoegdheden:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan provinciale staten over een voorstel of onderwerp van provinciale zorg;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan provinciale staten uit eigener beweging;

  • c.

    het voeren van overleg met gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning over in ieder geval door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur;

  • d.

    het afleggen van (buitenlandse) werkbezoeken;

  • e.

    het houden van hoorzittingen;

  • f.

    zich te laten voorlichten door externe deskundigen.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. In de commissie heeft een vertegenwoordiging van iedere statenfractie zitting volgens de volgende verdeelsleutel:

    • .

      een fractie die maximaal 7 leden telt mag per commissie 2 leden afvaardigen.

    • .

      een fractie die van 8 tot maximaal 11 leden telt mag per commissie 3 leden afvaardigen.

    • .

      een fractie met 12 of meer leden mag per commissie 4 leden afvaardigen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde leden worden door de voorzitter van Provinciale Staten op voordracht van de fractievoorzitter benoemd.

  • 3. Iedere fractie kan in iedere commissie één plaatsvervangend lid laten benoemen, die bij de vorige statenverkiezingen wel verkiesbaar was maar niet in provinciale staten is gekozen. Voor het overige bestaan commissies uit statenleden.

  • 4. De voorzitter van Provinciale staten benoemt op voordracht van de fractievoorzitter voor iedere statencommissie tenminste een plaatsvervangend lid per fractie, dat deelneemt aan de beraadslagingen in een statencommissie bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid.

  • 5. Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen, legt een commissielid dat geen statenlid is in de vergadering van provinciale staten, in handen van de voorzitter, een eed (verklaring en belofte) af zoals weergegeven in artikel 14 van de Provinciewet, met dien verstande dat:

    • .

      in de eerste zin ‘provinciale staten’ wordt vervangen door de aanduiding ‘commissie

    • .

      in de tweede zin ‘dit ambt’ wordt vervangen door ‘deze functie’;

    • .

      in de derde zin ‘lid van provinciale staten’ vervangen wordt door: ‘adviseur van het provinciebestuur’.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden op voorstel van het presidium door provinciale staten uit hun midden benoemd.

  • 2.

    De voorzitter telt niet mee bij de verdeelsleutel genoemd in art. 4 lid 1.

  • 3

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het opstellen van de ontwerpagenda voor de commissievergadering;

    • d.

      het doen naleven van dit reglement;

    • e.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van provinciale staten.

  • 2. De voorzitter van provinciale staten kan een lid ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd.

  • 3. Provinciale staten kunnen op voorstel van het presidium de voorzitter of zijn plaatsvervanger ontslaan.

  • 4. Een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de voorzitter van Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 5. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de voorzitter van provinciale staten zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 4 en 5.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1. Het presidium van Provinciale staten benoemt ter ondersteuning van elke statencommissie een medewerker van de griffie als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij verhindering of afwezigheid van de commissiegriffier wordt deze vervangen door een daartoe door het presidium aangewezen ambtenaar.

  • 4. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

  • 5. De griffier en commissiegriffier kunnen de commissie schriftelijk en mondeling van advies dienen.

Artikel 7a Rekeningencommissie

  • 1.

    Er is een Rekeningencommissie. Deze commissie is bevoegd, ten behoeve van de beoordeling door provinciale staten van het door of namens gedeputeerde staten gevoerde financieel-economische beleid en beheer, de overgelegde verantwoordingsstukken in het kader van de jaarrekening als geheel of op onderdelen van de algemene dienst en van de door provinciale staten aangewezen bedrijven en/of fondsen, waar onder het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Provincie Noord-Holland, te onderzoeken.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde onderzoeken betreffen de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid en beheer.

  • 3.

    De commissie brengt jaarlijks of zonodig tussentijds verslag uit aan gedeputeerde staten van haar bevindingen bij de onderzoeken als bedoeld in de leden 1 en 2.

  • 4.

    Gedeputeerde staten reageren binnen twee maanden op het verslag als bedoeld in lid 3. Daarnaast reageren gedeputeerde staten binnen één maand op afzonderlijke schriftelijke vragen van de commissie.

  • 5.

    De door provinciale staten op grond van artikel 217, lid 2 van de Provinciewet aangewezen deskundige voor de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding is als adviseur aan de commissie toegevoegd.

  • 6.

    De bedoelde onderzoeken vinden mede plaats aan de hand van de ter zake aan provinciale staten uitgebrachte accountantsrapporten.

  • 7.

    Gedurende de zittingsperiode van provinciale staten evalueert de commissie tenminste één maal het functioneren van de externe accountant. Bij deze evaluatie zal tevens de aard en de omvang van de opdracht verstrekt aan de externe accountant worden geëvalueerd.

Artikel 7b Onderzoek door de rekeningencommissie

  • 1. De commissie is bevoegd tot het opvragen en inzien van bescheiden, boekhouding, besluiten en notulen van vergaderingen, welke zij voor haar onderzoek nodig acht.

  • 2. De door de commissie voor een onderzoek benodigd geachte stukken worden door of namens gedeputeerde staten aan de commissie ter beschikking gesteld.

  • 3. De commissie is bevoegd om een externe adviseur of deskundige te raadplegen of een onderzoek te laten uitvoeren door een externe adviseur of deskundige zonder tussenkomst van gedeputeerde staten.

  • 4. De bepalingen van lid 1 en 2 zijn op het onderzoek als bedoeld in lid 3 overeenkomstig van toepassing.

  • 5. Indien en voor zover de in het derde lid genoemde bevoegdheid wordt uitgeoefend wordt gedeputeerde staten hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid commissaris van de Koning, gedeputeerde staten en provinciesecretaris

Artikel 8 Aanwezigheid commissaris van de Koning en gedeputeerde staten

  • 1.

    De voorzitter kan de commissaris van de Koning en/of één of meer gedeputeerden uitnodigen om in de vergadering aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2.

    Indien de commissaris van de Koning en/of een gedeputeerde bij een vergadering van de statencommissie wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 4.

    De statencommissie kan bij aanvang van de vergadering beslissen dat de commissaris van de Koning en/of één of meer gedeputeerden niet aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Hoofdstuk 4: Vergaderingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van de statencommissie vinden plaats op basis van een door provinciale staten vastgesteld vergaderschema.

  • 2.

    Een statencommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste twee fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de commissiegriffier.

Artikel 11 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt tenminste twee weekeinden voor een vergadering de leden van de statencommissie een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan twee weekeinden voor de vergadering verzenden.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van provinciale staten verzonden.

  • 3. De stukken als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Provinciewet, worden verzonden in een gesloten envelop voorzien van het predicaat ‘geheim’. Deze gesloten envelop wordt in een envelop gestoken die voorzien is van de naam van de geadresseerde.

  • 4. Tegelijkertijd met de schriftelijke oproep, als bedoeld in artikel 11, lid 2, komen de bij de vergadering behorende stukken, behalve de stukken als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Provinciewet, digitaal beschikbaar.

  • 5. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee werkdagen voor aanvang van de vergadering aan de leden van de statencommissie gezonden.

Artikel 12 De agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de voorzitter de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk twee werkdagen voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de statencommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Als bij het vaststellen van de agenda blijkt, dat stukken die bij een agendapunt horen, minder dan twee weekeinden tevoren bij de leden van de commissie zijn gearriveerd en niet digitaal beschikbaar waren, dan worden deze van de agenda afgehaald. De commissie kan besluiten het onderwerp alsnog op de agenda te handhaven.

  • 4. Wanneer de statencommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college van gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning nadere inlichtingen of advies vragen. De statencommissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 5. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het provinciehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het provinciehuis gebracht.

  • 3. Indien voor stukken op grond van artikel 91, tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier een lid inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door plaatsing op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 17.

Artikel 15 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het aantal leden, dat meer dan de helft van het aantal zetels in provinciale staten vertegenwoordigt, blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat tenminste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.

  • 3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De statencommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 17 Spreekrecht burgers

  • 1.

    Insprekers kunnen, tezamen gedurende maximaal dertig minuten, het woord voeren over onderwerpen, waarover de statencommissie een inhoudelijke bespreking voert.

  • 1.

    Het woord kan niet gevoerd worden over

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      noemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit tenminste één werkdag voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren. Bovendien geeft hij aan of hij namens een groepering spreekt of op eigen titel.

  • 4.

    De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5.

    Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6.

    De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

  • 7.

    Indien een agendapunt bij meerdere commissies geagendeerd staat, dan kan een burger slechts in één commissie het woord voeren over het betreffende onderwerp.

Artikel 18 Verslag

  • 1.

    Het verslag wordt opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 2.

    Het verslag moet inhouden:

    • .

      de namen van de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden, de provinciesecretaris en de leden, allen voor aanwezig, alsmede van de overige personen die het woord gevoerd hebben; afzonderlijk wordt vermeld welke leden afwezig waren.

    • .

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • .

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen der aanwezigen die het woord voerden;

    • .

      een samenvatting van het advies aan provinciale staten onder vermelding van de namen van de leden die mededeling hebben gedaan van hun goed-of afkeuring, en met aantekening van de namen van de leden die zich niet uitgelaten hebben;

    • .

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door de statencommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3.

    Het ontwerpverslag van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. Het ontwerpverslag wordt op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 4.

    Bij het begin van de vergadering wordt, zo mogelijk, het verslag van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De leden, de voorzitter, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van het verslag aan de statencommissie te doen, indien het verslag onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor de vaststelling van het verslag bij de commissiegriffier te worden ingediend.

  • 6.

    Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1. Een lid, de voorzitter, de commissaris van de Koning, een gedeputeerde en de provinciesecretaris spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de in het eerste lid genoemde personen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid, de commissaris van de Koning, een gedeputeerde of de provinciesecretaris, voeren het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer het woord wordt gevraagd over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd

Indien de voorzitter van een spreektijdenregeling gebruik wil maken, dan maakt hij gebruik van de spreektijdenregeling voor statencommissies.

Artikel 23 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de statencommissie terstond.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van deze reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

  • 4. De voorzitter kan een statencommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1. De statencommissie kan op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Een lid van de statencommissie kan tijdens de vergadering over de begroting moties en amendementen, als bedoeld in artikel 35 en artikel 40 van het Reglement van Orde van Provinciale Staten, indienen.

  • 3. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de statencommissie beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college van gedeputeerde staten of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadatde schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De statencommissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 27 Advies

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de statencommissie anders beslist.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, beslist de statencommissie of er een advies aan provinciale staten wordt uitgebracht.

  • 3.

    Indien de statencommissie een advies aan provinciale staten uitbrengt beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 4.

    In het advies worden de standpunten van alle fracties opgenomen.

  • 5.

    De statencommissie kan adviseren een onderwerp of voorstel als hamerstuk te behandelen. Dit houdt in, dat de statencommissie provinciale staten adviseert een besluit te nemen over het betreffende stuk zonder daarover een discussie te voeren.

Artikel 27a Instelling werkgroep

  • 1. De commissie kan besluiten over een onderwerp een werkgroep in te stellen om de commissie te adviseren.

  • 2. Bij instelling van de werkgroep stelt de statencommissie vast of de werkgroep in principe in openbaarheid vergadert of niet.

  • 3. Een werkgroep wordt ingesteld voor de periode van één jaar. De commissie kan bepalen deze periode te verlengen.

  • 4. De commissie stelt het presidium op de hoogte van de besluiten als bedoeld onder lid 1 en lid 2.

  • 5. Het reglement van orde voor provinciale staten commissies 2007 is van overeenkomstige toepassing voor de werkgroep, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het eventueel besloten karakter van de vergaderingen van de werkgroep.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 28 Algemeen

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. De beslissing of de behandeling van een punt in beslotenheid wordt aangevangen, wordt genomen door de voorzitter of, ter vergadering, door de commissie. De beslissing of de behandeling in het openbaar of in beslotenheid wordt voortgezet wordt genomen door de commissie in besloten vergadering.

Artikel 29 Verslag

  • 1. De verslag van een besloten vergadering wordt verzonden in een gesloten envelop voorzien van het predicaat ‘geheim’. Deze gesloten envelop wordt in een envelop gestoken die voorzien is van de naam van de geadresseerde.

  • 2. Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de statencommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 30 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de statencommissie overeenkomstig artikel 91, eerste lid, van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De statencommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 31 Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de statencommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de statencommissie overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers

Artikel 32 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen van statencommissies bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed-of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3. De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

Artikel 33 Geluid-en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid-dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 34 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het in sluimerstand (‘stand-by’) houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Hoofdstuk 7 Buitenlandse dienstreis

Artikel 34a Buitenlandse dienstreis

  • 1. Een statencommissie kan een buitenlandse dienstreis houden indien deze in het belang van de provincie wenselijk is en het nut en de noodzaak daarvan in een voorstel aan het presidium worden aangetoond. In beginsel worden dienstreizen alleen binnen Europa gehouden. Het onderhouden van contacten met Europese instellingen wordt niet als een dienstreis aangemerkt.

  • 2. De dienstreis dient twee maanden voordat deze plaatsvindt bij de statengriffier aangemeld te worden.

  • 3. Voorstellen voor buitenlandse dienstreizen dienen, voorzien van een begroting, doel en tijdstip van de dienstreis, alsmede het aantal deelnemers, aan het presidium te worden voorgelegd, alvorens verplichtingen worden aangegaan

  • 4. Indien tentoonstellingen of festiviteiten plaatsvinden in de te bezoeken regio’s, waardoor de verblijfkosten onevenredig toenemen, dient de dienstreis in een andere periode plaats te vinden, tenzij een bepaalde tentoonstelling of festiviteit het doel van de dienstreis is

  • 5. Voor het vervoer wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van het bedrijf waarmee de provincie een contract heeft gesloten. In dit contract wordt apart aandacht besteed aan het vervoer per bus op internationale trajecten.

  • 6. Tickets, plaatsbewijzen, enzovoort alsmede de verblijfsaccommodaties worden door de statengriffie geregeld en geadministreerd

  • 7. Deelname aan de voor de commissie te organiseren dienstreis staat slechts open voor de vaste leden van de commissie, het lid van het college van Gedeputeerde Staten, medewerkers van de statengriffie en de griffier. Deelname van plaatsvervangend lid is alleen mogelijk bij verhindering of ontstentenis van een vast lid.

  • 8. Degenen die intekenen voor een dienstreis nemen deel aan het integraal gepubliceerde programma. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien zich omstandigheden voordoen die onder de annuleringsverzekering vallen

  • 9. De kosten van deelname van een eventueel meereizende partner (in de zin van artikel A.1, aanhef en onder g Provinciale Staten van Noord-Holland. van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies) van een lid van de commissie komen geheel voor rekening van de leden van de commissie en op H.C.J.L. Borghouts, voorzitter. eigen risico en mogen geen substantieel beslag leggen op ambtelijke capaciteit. Als de dienstreis, of onderdelen daarvan, om welke reden dan ook worden geannuleerd, draagt het statenlid het risico voor het aan de partner toe te rekenen deel. De kosten zullen derhalve bij het statenlid in rekening worden gebracht. Deelname van partners mag ook geen inbreuk betekenen op het programma.

  • 10. Het verlengen van de buitenlandse dienstreis met vakantiedagen is het lid van de commissie toegestaan, mits voorafgaand aan de buitenlandse dienstreis toestemming is verleend door de voorzitter van Provinciale Staten na overleg met de vice-voorzitter van Provinciale Staten. De extra verblijfkosten komen volledig voor rekening van het lid van de commissie.

  • 11. De statengriffie draagt zorg voor een reisverzekering van deelnemers aan een dienstreis. De kosten van de reisverzekering komen voor rekening van de provincie.

  • 12. De voorzitter van de commissie is verantwoordelijk voor de collectieve uitgaven tijdens de reis

  • 13. Van de buitenlandse dienstreis wordt een verslag opgesteld. Dit verslag wordt in ieder geval gezonden aan de betrokken commissie uit Provinciale Staten

  • 14. Individuele statenleden kunnen op grond van een besluit van Provinciale Staten, namens een commissie afgevaardigd worden naar een congres/seminar in het buitenland. De kosten van deze dienstreis worden aan het individuele statenlid vergoed overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk V. Het aanvraagformulier moet worden ondertekend door de voorzitter van de commissie. Van de dienstreis wordt een verslag opgesteld. Dit verslag wordt in ieder geval ter kennisname

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 35 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van dit reglement, beslist de statencommissie op voorstel van de voorzitter, dan wel in spoedeisende gevallen, de voorzitter.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 15 maart 2007.

Artikel 37 Citeertitel

Dit reglement wordt aangehaald als Reglement van orde voor provinciale statencommissies in Noord-Holland 2007.

Ondertekening

Haarlem, 19 februari 2007.

Provinciale Staten van Noord-Holland.

H.C.J.L. Borghouts, voorzitter.

Mw. C.A. Peters, griffier.