Organisatie | Haarlemmerliede en Spaarnwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene Subsidieverordening Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2010 |
Citeertitel | Algemene Subsidieverordening Haarlemmerliedeen Spaarnwoude 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | zorg en welzijn |
Deze regeling vervangt de Subsidieverordening 2007.
Gemeentewet, art. 149
Subsidiebeleidskader Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2011 - 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2013 | 01-04-2013 | intrekking | 23-04-2013 Haarlems Weekblad, 1-5-2013 en Witte Weekblad, 1-5-2013 | BOB 13/011 | |
01-01-2010 | 01-04-2013 | nieuwe regeling | 26-05-2009 Witte Weekblad 02-06-2009 en Haarlems Weekblad, 03-06-2009 | BOB 09/009 |
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Welzijn : activiteiten op het terrein van onderwijs (niet vallende onder enige wettelijke bepaling voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Hoger Beroepsonderwijs en Universitair Onderwijs), bibliotheekwerk, muzikale vorming, sport & recreatie, oudheidkunde, kunst, musea, maatschappelijke begeleiding en advies, sociaal-cultureel werk, basisgezondheidszorg, amateurkunst, jongeren, ouderenbeleid en minderhedenbeleid.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
Subsidie wordt alleen aanvullend op eigen middelen van de subsidievrager verstrekt. Er wordt in principe geen volledige subsidie (voor 100% van de kosten) of nagenoeg volledige subsidiering toegekend. Alleen indien in omstandigheden waarin een eigen bijdrage van deelnemers voor diensten en activiteiten niet redelijk is, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan volledige subsidiering plaatsvinden.
Indien het eigen vermogen van de subsidievrager 25% of meer bedraagt dan het totaal van de uitgaven in het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt geen subsidie verleend. Onder eigen vermogen wordt hierbij verstaan, de algemene reserve welke blijkt uit de balans van het voorbije jaar, niet zijnde doel- en bestemmingsreserves.
Artikel 4 Vestigingsplaats, plaats van uitvoering
Instellingen die niet in de gemeente gevestigd zijn en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet in de gemeente uitvoeren komen niet voor subsidie in aanmerking. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen hiervan afwijken, voor zover bedoeld en bepaald in het subsidiebeleidskader 2007.
De gemeenteraad kan per beleidssector beleidsdoelstellingen en / of beleidsnota’s vaststellen, waarin wordt bepaald welke producten / prestaties / activiteiten en / of een verzameling hiervan voor subsidie in aanmerking komen en welke specifieke voorschriften van toepassing zijn. Indien deze zijn vastgesteld worden de daarin opgenomen bepalingen geacht naar evenredigheid van toepassing dan wel in aanvulling te zijn op het bepaalde in deze verordening.
Artikel 6 Subsidienormen en -grondslagen
De subsidienormen en -grondslagen van deze verordening zijn voor de onderscheidene deelterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, opgenomen in het subsidiebeleidskader. De daarin genoemde absolute bedragen kunnen jaarlijks bij vaststelling van het subsidieprogramma worden geïndexeerd.
Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van deze verordening. Uitvoering houdt mede in: het nemen van besluiten op aanvragen, het aangaan van subsidieovereenkomsten, besluiten omtrent bevoorschotting en het intrekken en / of wijzigen van subsidieverlening- en / of vaststellingsbesluiten.
Indien na de onder lid 2 bedoelde waarschuwing de uitingen van discriminatie blijven bestaan, worden herhaald dan wel opnieuw of anders voorkomen, zal onmiddellijk tot het stoppen van subsidie worden overgegaan voor de resterende periode waarvoor het subsidie was toegekend. Reeds ontvangen subsidie zal naar rato van het nog niet verstreken tijdvak van subsidieverstrekking worden teruggevorderd.
HOOFDSTUK 2 EXPLOITATIESUBSIDIE
Een aanvraag om exploitatiesubsidie dient voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, bij burgemeester en wethouders te worden ingediend. Burgemeester en wethouders formuleren jaarlijks, in overleg met de instelling die een exploitatiesubsidie aanvraagt, de doelen die met de te verlenen subsidie moeten worden bereikt.
Bij de indiening van de aanvraag dienen te worden overlegd: a) een afschrift van de statuten of oprichtingsakte van de instelling;b) een opgave van de bestuurssamenstelling op het tijdstip van het indienen van de aanvraag;c) Een werkplan, waarin wordt beschreven welke activiteit de instelling wil gaan verrichten voor de betreffende subsidieperiode;d) een begroting van inkomsten en uitgaven, inclusief een overzicht van te heffen bijdragen van deelnemers en/of leden en eventuele andere subsidies;e) een volledig overzicht van de financiële toestand van de instelling op het tijdstip van de subsidieaanvraag (jaarrekening en balans);f) een raming van het aantal te verwachten (jeugd)leden in de subsidieperiode, indien de subsidie (mede) gebaseerd is op het aantal (jeugd)leden.
Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling
subsidie kan hoger worden vastgesteld indien de subsidieontvanger aantoont dat er sprake is van onvermijdbare hogere kosten, buiten de invloedsfeer van de subsidieontvanger gelegen. Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd besluiten te nemen voor zover de in het subsidieprogramma opgenomen post onvoorzien daarvoor toereikend is.
HOOFDSTUK 4 EENMALIGE SUBSIDIE
Artikel 25 Besluit tot subsidievaststelling
subsidie kan hoger worden vastgesteld indien de subsidieontvanger aantoont dat er sprake is van onvermijdbare hogere kosten, buiten de invloedsfeer van de subsidieontvanger gelegen. Burgemeester en wethouders zijn hiertoe bevoegd besluiten te nemen voor zover de in het subsidieprogramma opgenomen post onvoorzien daarvoor toereikend is.
HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de overgangssituatie tussen intrekken van de oude subsidieverordening en de inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening.
BIJLAGE 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Hoofdstuk 1 algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit artikel dient ter toelichting en om interpretatieverschillen te voorkomen met betrekking tot de begrippen die in deze verordening voorkomen. Er is een limitatieve opsomming opgenomen van het begrip welzijn in verband met de reikwijdte van de verordening.
Artikel 2 Rechtspersoonlijkheid
Regel is dat subsidie wordt verstrekt aan instellingen die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzonder gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstandigheden dat deze niet worden gerealiseerd door een rechtspersoonlijkheid bezittende instelling geen beletsel is. Natuurlijke personen zijn van subsidie uitgesloten. Alhoewel initiatieven op welzijnsterrein vaak beginnen bij 1 persoon, is er altijd sprake van een groep mensen die dat initiatief steunt. Daarmee wordt een draagvlak aangetoond. Om de noodzaak van dat draagvlak te waarborgen zal er uitsluitend ondersteuning plaatsvinden van groepen burgers verenigd in instellingen en organisaties.
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
• De reikwijdte van de verordening is nadrukkelijk begrensd tot het beleidsterrein welzijn.
• Voor de duidelijkheid is in lid 2 aangegeven welke financiële verstrekkingen daar in elk geval niet toe behoren of niet tot het begrip subsidie worden gerekend.
• In lid 3 is 100% subsidie in principe uitgesloten. Er zijn echter omstandigheden, zoals bijvoorbeeld crisishulpverlening, waarin een eigen bijdrage niet redelijk is. Voor dergelijke omstandigheden is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen.
• Indien het college van mening is dat activiteiten redelijkerwijs self-supporting kunnen zijn (dus met eigen middelen en deelnemersbijdragen gefinancierd kunnen worden) wordt geen subsidie verstrekt.
• Instellingen met een winstoogmerk behoren niet voor subsidie in aanmerking te komen. De beoordeling van de vraag of er sprake is van winstoogmerk is aan het college. Toetsingscriterium hierbij is of er sprake is van ondernemen zoals algemeen bedoeld in het maatschappelijk verkeer, of er sprake is van plicht tot het betalen van vennootschapsbelasting en of er sprake is van een rechtsvorm die het winstoogmerk duidelijk maakt (bijvoorbeeld een maatschap een VOF of een BV).
• Instellingen die als zodanig niet gericht zijn op het maken van winst, organiseren soms activiteiten die duidelijk de bedoeling hebben geld op te brengen om daarmee middelen voor de instellingskas te vergaren. Dergelijke instellingen zijn op grond hiervan niet uitgesloten van subsidie. Vanzelfsprekend wel de betreffende activiteit.
• Uit efficiency overwegingen is een “bodembedrag’ opgenomen.
• Subsidie is aanvullend. Indien een instelling een aanzienlijk eigen vermogen heeft, ontbreekt de noodzaak tot subsidie. Onder eigen vermogen worden nadrukkelijk niet gevormde bestemmingsreserves gerekend, zoals voor afschrijvingen, jubileumvieringen, en dergelijke. Bij de bepaling van het eigen vermogen zal uitgegaan worden van de gangbare handelwijze in de accountancy.
Artikel 4 Vestigingsplaats, plaats van uitvoering
De gemeenteraad heeft nadrukkelijk vastgelegd dat het plaatselijke voorzieningenniveau gehandhaafd dient te worden. Gesteld voor keuzes gaat de instandhouding van plaatselijke voorzieningen dus voor. Bij alle subsidiering van instellingen en voorzieningen die niet in de gemeente gevestigd zijn, zal dan ook zeer terughoudend gehandeld worden. Gezien de schaal van de gemeente ten opzichte van de buurgemeenten en de daarmee verband houdende verschillen in rijksfinanciering is het primair de verantwoordelijkheid van de gemeente van vestiging de subsidiering te verzorgen. Dit houdt in dat subsidiering van elders gevestigde instellingen alleen plaatsvindt wanneer activiteiten feitelijk in de gemeente worden uitgevoerd Activiteiten die niet in de gemeente worden uitgevoerd komen in principe niet voor subsidie in aanmerking. In het subsidiebeleidskader is zulks uitvoerig toegelicht. Kortheidshalve wordt daar naar verwezen.
De gemeenteraad is op grond van de bepalingen van de Gemeentewet het aangewezen orgaan om subsidiëring te regelen. Door de inhoudelijke criteria zoveel mogelijk op te nemen in beleidsuitgangspunten en beleidsnota’s wordt aan het primaat van de raad tegemoet gekomen en wordt eveneens de rechtsgelijkheid bevorderd. De redactie van dit artikel is zodanig bedoeld, dat vastgestelde beleidsnota’s en de daarin opgenomen voorwaarden en andersoortige eisen, van kracht zijn als ware zij opgenomen in deze subsidieverordening. Dit artikel regelt tevens van toepasselijkheid van het tegelijk met deze verordening door de gemeenteraad vastgestelde subsidiebeleidskader 2002, voor zover de daarin opgenomen teksten niet reeds in deze subsidieverordening zijn vertaald.
Artikel 6 Subsidienormen en -grondslagen
De subsidienormen en -grondslagen van deze verordening zijn voor de onderscheidene deelterreinen waarvoor subsidie kan worden verstrekt, opgenomen in het subsidiebeleidskader. De daarin genoemde absolute bedragen kunnen jaarlijks bij vaststelling van het subsidieprogramma worden geïndexeerd. Daarmee wordt voorkomen dat bij een eventuele tussentijdse aanpassing van een norm telkens de gehele verordening moet worden aangepast.
De bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen en dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van dit door de raad in beleidsuitgangspunten en beleidsnota’s vastgestelde beleid.
Het instellen van subsidieplafonds is door de wet mogelijk gemaakt om tot betere beheersbaarheid van de overheidsuitgaven te kunnen komen. Indien door het verlenen of vaststellen van een subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden, moet de subsidieaanvraag worden afgewezen. Met de tekst van dit artikel is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de derde tranche van de Awb.
Dit artikel is opgenomen om ervan verzekerd te zijn dat de instelling democratisch is ingericht. Instellingen die hieraan niet voldoen, komen op grond van deze bepaling niet voor subsidie in aanmerking.
Alhoewel wettelijk verankerd en zeer voor de hand liggend wordt nadrukkelijk als uitgangspunt van gemeentelijk subsidiebeleid aangeven, dat discriminatie actief dient te worden bestreden door de instellingen en organisaties die worden gesubsidieerd. Indien onverhoopt zou blijken dat een gesubsidieerde organisatie niet optreedt tegen uitingen van discriminatie, zal na een waarschuwing bij een tweede constatering de subsidiering onmiddellijk worden gestopt.
Hoofdstuk 2 Exploitatiesubsidie
De datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming rond de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft globaal aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Burgemeester en Wethouders kunnen, indien zij dit nodig achten, bepalen dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd. Instellingen die een verzoek indienen op grond van de regionale Wmo subsidie worden op regionaal niveau getoetst en vastgesteld. De voorwaarden zoals gesteld in ons Wmo beleidskader en (het nog op te stellen) regionale Wmo beleidsplan zijn op deze subsidies van toepassing.
Artikel 12 Beslistermijn en toetsing aanvraag
Het niet in deze verordening opnemen van beslistermijnen zou betekenen dat de Awb van toepassing zou zijn. Ingevolge die wet geldt een ‘redelijke termijn’ die na acht weken verstreken is, zij het dat verdaging (ook met een ‘redelijke termijn’) mogelijk is. Binnen vier weken na het vaststellen van de begroting door de raad wordt de, in artikel 12 genoemde beslistermijn, als redelijke termijn geacht. Door de aanvraag te toetsen aan het gemeentelijk beleid (bijv. het welzijnsbeleidskader) wordt de mogelijkheid geboden de subsidieaanvragen inhoudelijk te toetsen.
Artikel 13 Besluit tot subsidieverlening
In de derde tranche van de Awb wordt uitgegaan van twee publiekrechtelijke handelingen, te weten subsidieverlening en subsidievaststelling. Bij exploitatiesubsidie komen de instellingen met beide handelingen in aanraking. Bij de subsidieverlening wordt in feite gezegd dat een instelling in principe een bepaald bedrag aan subsidie krijgt. Dit is tevens het maximum aan subsidie dat een instelling kan ontvangen.
Artikel 14 Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel regelt het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voor het vaststellen van een subsidie zullen de instellingen een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. Voor de inhoud van dit artikel is aansluiting gezocht bij de derde tranche van de Awb.
Artikel 15 Besluit tot subsidievaststelling
Subsidie is een aanspraak op financiële middelen. Voor elk concreet geval worden die aanspraken vastgesteld in een beschikking tot subsidieverlening. Zo’n beschikking is meer dan een toezegging. Een instelling mag ervan uitgaan dat zij de daarin aangeven gelden ook werkelijk ontvangt. Dit artikel geeft limitatief de omstandigheden aan die het voor Burgemeester en Wethouders mogelijk maken om bij de vaststelling af te wijken van de beschikking tot verlening.
Artikel 16 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een instelling is met name van belang met het oog op de subsidievaststelling aan de hand van aan deze administratie ontleende gegevens. Deze moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn en steeds op een kalenderjaar betrekking hebben.
Hoofdstuk 3 Waarderingssubsidies
De tekst van dit artikel spreekt voor zich.
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11.
Artikel 19 Beslistermijn, toetsing aanvraag
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 12.
Artikel 20 Besluit tot subsidievaststelling
Bij de waarderingssubsidies is gekozen om direct over te gaan tot het vaststellen van de subsidie. In het verleden heeft bij deze instellingen (bijna) geen financiële of inhoudelijke toets plaatsgevonden. Het gaat hier ook vaak om kleinere instellingen die relatief gezien structureel een laag bedrag aan subsidie ontvangen.
Artikel 21 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Om inzicht te houden in de activiteiten die de subsidieontvanger verricht, is er voor gekozen de instellingen voor 1 juli van het afgelopen subsidiejaar een inhoudelijk en een financieel jaarverslag te laten overleggen. Daarnaast worden Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid gesteld nadere eisen te stellen aan de administratie van de instellingen.
Hoofdstuk 4 Eenmalige subsidie
Aangezien het niet altijd mogelijk is om de aanvraag voor 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt gevraagd in te dienen, is hier de mogelijkheid opgenomen om de subsidie minimaal 10 weken voor de activiteit in te dienen. Voor een termijn van tien weken is gekozen in verband met de beslistermijn van 8 weken volgens de Awb. Bij het vaststellen van subsidieplafonds in de begroting van de gemeente zal dus extra ruimte opgenomen moeten worden om eenmalige subsidies te kunnen toekennen.
Artikel 23 Toetsing aanvraag en subsidiebesluit
Het eerste lid biedt Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid nadere regels te stellen omtrent de eenmalig subsidie. Er is voor gekozen om de aanvraag voor een eenmalige subsidie zowel te kunnen verlenen als gelijk te kunnen vaststellen. Verlening zal in principe plaatsvinden indien het gaat om een subsidie ten behoeve van een experiment van bijv. één jaar of indien het gaat om een hoog bedrag aan eenmalig subsidie.
Artikel 24 Aanvraag tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 14.
Artikel 25 Besluit tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 15.
Artikel 26 Verplichting subsidieontvanger
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting op artikel 21
Hoofdstuk 5 Overige bepalingen
Artikel 27 Intrekking en wijziging subsidieverlening
De bij a tot en met d vermelde omstandigheden maken het mogelijk om bij de subsidievaststelling een lagere subsidie vast te stellen dan werd aangegeven in de beschikking tot verlening, zelfs om deze vast te stellen op nihil. Dit artikel maakt het mogelijk om dergelijke besluiten te nemen vooruitlopend op de vaststelling (zelfs vooruitlopend op het beschikbaar komen van verslagen van de instelling).
Artikel 28 Intrekking of wijziging subsidievaststelling
Een besluit tot subsidievaststelling leidt voor een instelling tot definitieve aanspraken. De redenen om een vaststellingsbesluit in te trekken of ten nadele van een instelling te wijzigen, moeten daarom beperkter zijn dan de redenen voor het intrekken van een besluit tot subsidieverlening. Bij waarderingssubsidies en éénmalige subsidies die direct worden vastgesteld, geldt dat de activiteiten die een instelling doet zo gewaardeerd worden dat achteraf geen controle hoeft plaats te vinden. Daarom is dit artikel zo geformuleerd dat intrekking of wijziging alleen mogelijk is op grond van feiten of omstandigheden die bij de vaststelling niet bekend konden zijn. Daarnaast is het mogelijk om een vaststellingsbesluit in te trekken of te corrigeren als het kennelijk onjuist is geweest. Met het oog op de rechtszekerheid wordt in het derde lid een termijn gesteld van maximaal vijf jaar.
De instellingen hebben recht op een vlotte afwikkeling als de subsidie eenmaal is vastgesteld. In lid 1 is de termijn van uitbetaling op acht weken gezet. De vier weken die de Awb als regel hanteert, blijken in overheidsland vaak tekort te zijn, hetgeen in dit geval bij overschrijding van de termijn betaling van wettelijke rente zou betekenen.
De inflatie is een waardevermindering van het geld, hetgeen leidt tot prijsstijgingen. Deze prijsstijgingen zijn ook van invloed op de subsidieontvangers. Om deze reden wordt het inflatiepercentage jaarlijks doorberekend en verwerkt in het subsidieprogramma.
Hoofdstuk 6 Overgang- en slotbepalingen
Er kan een discrepantie ontstaan tussen het moment dat subsidieaanvragen worden / zijn ingediend en de inwerkingtreding van deze verordening. Dit artikel biedt Burgemeester en Wethouders de mogelijkheid regels te stellen ten aanzien van deze overgangssituatie.