Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005 |
Citeertitel | Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Hoofdstuk 1 is een beleidsregel voor de verstrekking van voorzieningen gehandicapten; de hoofdstukken 2 tot en met 5 bevatten nadere regels als bedoeld in artikel 1.3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2005.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-01-2005 | 01-01-2005 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 09-11-2004 De Stad Nijkerk, 26-01-2005 | Cbsl. 2004-11-09/15 |
Hoofdstuk 1 Beleidsregel verstrekkingen voorzieningen gehandicapten
De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) draagt de gemeente de zorg op voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan de in de gemeente woonachtige gehandicapten. De gemeentelijke Wvg-zorgplicht is beperkt. De eerste beperking betreft de bewoners van gezinsvervangende tehuizen en van instellingen voor begeleid wonen. Voor deze categorie van inwoners behoeft de gemeente slechts vervoersvoorzieningen en rolstoelen te verstrekken.
De tweede beperking betreft de bewoners van de op grond van de AWBZ erkende instellingen. De zorgplicht voor deze bewoners beperkt zich tot vervoersvoorzieningen. Voor bewoners van AWBZ erkende instellingen zonder indicatie voor de functie behandeling is de gemeente eveneens verplicht rolstoelen te verstrekken.
Het verlenen van de genoemde voorzieningen dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te gebeuren met als streven, binnen redelijke grenzen, de mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijke leven van de gehandicapten te vergroten of te behouden.
De verlening van de voorzieningen is vastgelegd in:
De verordening is gebaseerd op de wet en ontwikkelde jurisprudentie en geeft het raamwerk aan waarbinnen de verlening van voorzieningen moet plaatsvinden. Het verstrekkingenboek beschrijft de beleidsregels en - uitgangspunten en nadere uitvoeringsregels, de aanvraagprocedure, de indicatiestelling en de verlening van concrete voorzieningen en bevat een nadere omschrijving van die voorzieningen.
Alleen door of namens een gehandicapte kan een aanvraag voor een Wvg-voorziening worden ingediend. Dit laatste moet dan blijken uit een machtiging van de gehandicapte of uit het feit, dat de aanvrager de wettelijk vertegenwoordiger is. De gehandicapte moet vallen onder de zorgplicht van de gemeente. Zie hiervoor ook hetgeen in 1.1. is vermeld.
Het begrip gehandicapte is in de wet omschreven en sluit die aanvragers uit bij wie geen ziekte of gebrek is aangetoond: “Een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare (=objectiveerbare) belemmeringen ondervindt op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen”. Een medisch deskundigenadvies zal uitsluitsel moeten geven over het wel of niet in aanmerking kunnen komen voor een WVG voorziening. Hierna zal steeds verwezen worden naar de gehandicapte of de aanvrager, maar daarmee wordt tevens diens gemachtigde bedoeld.
Artikel 1.3 De bevoegde gemeente
De vaststelling of iemand in de gemeente woonachtig is, gebeurt door het raadplegen van de gemeentelijke basisadministratie. Bij twijfel moet het aantal nachten waar men verblijft uitsluitsel bieden. De gemeente waar men de meeste nachten verblijft, is verantwoordelijk voor de verstrekking van de voorziening. De aanvraag moet worden ingediend bij de gemeente waar men zijn hoofdverblijf heeft. Volgens de verordening moet onder hoofdverblijf worden verstaan: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte een briefadres heeft. Het ‘zal staan ingeschreven’ slaat hierbij op de situatie waarin de gehandicapte zich binnen korte termijn in Nijkerk zal vestigen en een beroep zal doen op een voorziening vanwege de Wvg.
In geval de gehandicapte in een instelling is opgenomen, kan hij een briefadres elders hebben. In dit geval is evenwel, bij permanent wonen in de inrichting, het feitelijk woonadres voor de Wvg van belang. Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een andere gemeente behandeld moet worden stuurt zij deze door naar die andere gemeente en geeft de aanvrager van dit doorzenden bericht (artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
Artikel 1.4 Algemene criteria bij de beoordeling van aanvragen
In de ‘Verordening voorzieningen gehandicapten’ zijn een aantal beoordelingscriteria vastgelegd, die van toepassing zijn op alle aanvragen voor voorzieningen voor gehandicapten. Het gaat om de volgende criteria:
De gemeente verstrekt een voorziening slechts, wanneer deze in overwegende mate op het individu gericht is. De enige uitzondering hierop vormt De Regiotaxi. In de gemeente Nijkerk is een collectief vervoersysteem, “De Regiotaxi” operationeel per 1 januari 2002. De gemeente verstrekt vanaf die datum vervoersvoorzieningen bij voorkeur in de vorm van Regiotaxigebruik.
Maatwerk betekent dat de te verstrekken voorzieningen zijn gericht op het individu en op diens specifieke behoeften en omstandigheden. Maatwerk betekent dan ook niet direct dat alle aanvragen zonder meer worden gehonoreerd.
Alleen voorzieningen, die noodzakelijk zijn in verband met de handicap en de deelneming van de gehandicapte aan het maatschappelijk verkeer, komen voor verstrekking in aanmerking. Daarbij wordt rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van de handicap: wanneer sprake is van een progressief ziektebeeld zal de gemeente proberen een voorziening te verstrekken, die langdurig kan voldoen.
Niet bij voorbaat kunnen aanspraken bestaan op de door de aanvrager gewenste voorziening. De zorgplicht beperkt zich tot het bieden van toereikende hulp in verband met de beperkingen van gehandicapten. Slechts wanneer geen zicht is op spoedig herstel van ziekte of gebrek is een verstrekking in het kader van de Wvg aan de orde. De Thuiszorg verstrekt voorzieningen voor de korte termijn, maximaal 2 keer drie maanden.
Wanneer een voorziening voor betrokkene als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden vindt geen verstrekking in het kader van de Wvg plaats. Waar de grens ligt tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet wordt afgemeten aan de maatschappelijk norm. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd spelen de volgende criteria een rol:
In twee gevallen kan een uitzondering worden gemaakt:
Het uitsluiten van algemeen gebruikelijke voorzieningen betekent eveneens dat gehandicapten met een inkomen vanaf 1,5 x het norminkomen geen vergoeding krijgen voor CVV, vervoerskosten of een bruikleenauto. Door invoering van de zogenaamde glijdende schaal komt een aanvrager wel voor een CVV/vervoerskostenvergoeding in aanmerking indien de inkomensgrens wordt overschreden met aantal zones respectievelijk bedrag dat lager is dan de vervoerskostenvergoeding. In dat geval wordt het verschil tussen de vervoerskostenvergoeding en de overschrijding van het norminkomen als aantal zones respectievelijk vergoeding uitgekeerd. De invoering van de glijdende schaal is niet van toepassing op de bruikleenauto. Speciale aanpassingen in verband met handicap aan algemeen gebruikelijke voorzieningen komen wel voor vergoeding in aanmerking.
Goedkoopst, adequate voorziening
Indien de gehandicapte een duurdere voorziening wil verkrijgen is dit toegestaan, mits deze voorziening adequaat is en zo nodig na inname herverstrekt kan worden. De meerkosten van een dergelijke ‘luxer’ voorziening komen voor rekening van de gehandicapte en worden bij beëindiging en inname van de verstrekking niet vergoed.
Wanneer een gehandicapte verschillende voorzieningen nodig heeft, zoekt de gemeente naar een combinatie van voorzieningen, die in zijn geheel als de goedkoopst adequate verstrekking beschouwd kan worden. Wat betreft het vragen van advies aan een extern deskundige, gelden de bepalingen van de Awb. Afdeling 3.3 Awb geeft in een vijftal artikelen enige algemene bepalingen over externe advisering. Artikel 3:5 geeft aan dat onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake de door een bestuursorgaan te nemen besluit en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.
Bovendien is het op grond van artikel 5, lid 1 sub c. (wet WVG) vereist dat het inwinnen van deskundigenadvies is geregeld in de verordening. De gemeente dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de Wvg advies uit te brengen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne adviseur. In de verordening is niet opgenomen wie de adviseur is. Er kunnen immers meer adviseurs in verschillende en wisselende situaties zijn aangewezen.
De eisen te stellen aan een extern deskundige
Onder sociale kennis wordt begrepen het inzicht in de gevolgen van de afwezigheid van functies (aanwezigheid van beperkingen). De ervaring van de belemmering in de leef- , woon- en werksituatie wordt met de handicap aangeduid. De adviseur moet het vermogen hebben om de beperkingen in de individuele situatie te vertalen naar handicaps. Door kennis te hebben van het individu, zijn omgeving en de rol van het individu hierin, is het mogelijk inzicht te krijgen in de aard en de mate van het probleem. Tevens is het dan reeds mogelijk om een globale vertaalslag te maken naar mogelijke oplossingen.
In verschillende artikelen van de Verordening voorzieningen gehandicapten wordt gesproken over het verstrekken van gegevens door de gehandicapte, zowel om de aanvraag te kunnen beoordelen als het gaat om de gronden van weigering (8.1 en 8.4) het verschaffen van inlichtingen door te (laten) ondervragen of onderzoeken (8.1), het eigener beweging mededeling doen van feiten en omstandigheden betrekking hebbend op het recht (8.3) en het intrekken van een beschikking na blijk van onjuiste gegevens (8.4).
Om voor een Wvg-voorziening in aanmerking te komen en het recht hierop te kunnen behouden is de gehandicapte gehouden aan het college of aan de aangewezen instantie gegevens te (doen) verschaffen (Artikel 4:1 en artikel 4:2 Awb). Het recht op een voorziening eindigt bij verhuizing naar een andere gemeente. Bij overlijden van de gehandicapte moeten voorzieningen worden ingenomen. Ook wanneer voorzieningen niet meer worden gebruikt omdat ze niet meer nodig zijn of niet meer adequaat, moet dit worden gemeld.
De gehandicapte zal niet altijd zelf in staat zijn hieraan gevolg te geven of hieraan mee te werken. In deze gevallen wordt hij vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of zaakwaarnemer.
Bij gelijkblijvend ziektebeeld verstrekt de gemeente bij vervolgaanvragen slechts een nieuwe voorziening, wanneer een voorziening technisch is afgeschreven. Dit zal van situatie tot situatie verschillen, omdat voorzieningen in verschillende omstandigheden worden gebruikt en er ook verschillen zijn in intensiteit, belasting en frequentie. Situaties waarin de voorziening, buiten de schuld van de gehandicapte om, kapot of verloren is gegaan, vormen hierop een uitzondering.
Een voorziening die door de gemeente aan een gehandicapte in bruikleen wordt verstrekt, is met name bedoeld voor het gebruik in de directe woon- en leefomgeving. Indien voorzieningen tijdens bijvoorbeeld een vakantie worden meegenomen naar elders draagt de gehandicapte in beginsel zelf de verantwoordelijkheid voor de verzekering van de voorziening en voor het laten verhelpen van defecten en storingen. In geval achteraf blijkt dat er sprake was van normale reparatiekosten, die de bruiklener niet verweten kunnen worden, worden deze vergoed.
Een aanvullende voorziening voor het meenemen dan wel het gebruiken van een voorziening buiten de directe woon- en leefomgeving wordt in beginsel niet verstrekt.
Door invoering van de zogenaamde glijdende schaal komt een aanvrager ook voor een vervoerskostentegemoetkoming in aanmerking indien de inkomensgrens wordt overschreden met een bedrag dat lager is dan de vervoerskostentegemoetkoming. In dat geval zal het verschil tussen de vervoerskostentegemoetkoming en de overschrijding van het norminkomen als tegemoetkoming worden uitgekeerd.
Tegemoetkoming voor kosten die de gehandicapte vóór de beslissing op de aanvraag van de voorziening heeft gemaakt is niet mogelijk, tenzij in een spoedeisende situatie hiertoe uitdrukkelijk schriftelijk toestemming is verleend. In de situatie dat de gehandicapte een voorziening aanvraagt nadat deze is gerealiseerd of een voorziening realiseert tussen het moment van aanvragen en het moment van beschikken, wordt het gevraagde geweigerd.
Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening. Er mag ook niet eerder dan na dit moment een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden voor een woningaanpassing.
Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening, die voor de beslissing is aangebracht, uiteindelijk afwijkt van wat het college als goedkoopst adequate voorziening beschouwen. Het college kan immers ook factoren laten meewegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte zijn gelegen, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing wellicht niet noodzakelijk is. Ook eerst nadat de gemeente Nijkerk een positieve beschikking voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten heeft afgegeven, komt een gehandicapte hiervoor in aanmerking. Pas nadat advies is verkregen en de gemeente Nijkerk een afweging heeft gemaakt welke oplossing het meest adequaat is kan de gehandicapte tot verhuizing overgaan. Met deze voorwaarde wordt ervoor gezorgd dat de gemeente Nijkerk achteraf, nadat de gehandicapte reeds is verhuisd, niet met een claim voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt geconfronteerd en dat de gehandicapte verhuist naar een niet adequate woning.
In bepaalde gevallen kan het echter nodig zijn dat de gehandicapte snel moet beslissen omdat de woning anders aan een andere woningzoekende wordt toegewezen. In deze, of andere urgente gevallen, is het mogelijk dat de gemeente Nijkerk na beoordeling van de aanpassingen in de woning of de aanpasbaarheid van de woning, vooruitlopend op een positief medisch advies schriftelijk toestemming geeft te verhuizen. Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming vindt ook dan pas plaats nadat uit het advies de medisch-ergonomische noodzaak tot verhuizing is gebleken.
Verwijtbaar gedrag en verlies van het verleende
De aanvraag wordt ook geweigerd als het gaat om een tegemoetkoming of verlening die reeds eerder heeft plaatsgevonden, terwijl het de aanvrager verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid. Het moge duidelijk zijn dat deze regeling niet geldt indien de aanvrager geen schuld treft. Indien een ander aansprakelijk is voor het verloren gaan, dient deze derde door de gehandicapte hiervoor aansprakelijk gesteld te worden om zodoende de kosten te kunnen verhalen. Indien bijvoorbeeld in een woning een traplift, een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien bijvoorbeeld bij brand blijkt dat de woning onvoldoende is verzekerd, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan.
In uitzonderingsgevallen kan het college een voorziening toekennen, die afwijkt van de regels, normen en beleidslijnen, zoals die zijn vastgesteld in de Verordening voorzieningen gehandicapten en het daarbij behorende verstrekkingenboek. Het college dient in deze gevallen te motiveren waarom daarvan is afgeweken.
Hoofdstuk 2 Nadere regels woonvoorzieningen
Artikel 2.1 Beoordelingscriteria
Bij de aanvragen voor woonvoorzieningen gelden, in aanvulling op de criteria genoemd in artikel 1.4, de volgende regels en beoordelingscriteria:
Uitsluiting woon- en verblijfsruimten
Op grond van de Verordening voorzieningen gehandicapten verstrekt de gemeente geen woonvoorzieningen voor hotels of pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur, woonzorgcomplexen, onderkomens van verenigingen en gebouwen van maatschappelijke- en commerciële instellingen.
In artikel 2.3 van de verordening is vastgelegd dat een woonvoorziening bij voorkeur verstrekt wordt in de vorm van een verhuiskostentegemoetkoming indien de noodzakelijke woningaanpassing naar verwachting meer kost dan € 6.807. Bij de afweging tussen verhuizing of woningaanpassing spelen vervolgens de volgende factoren een rol:
consequenties van verhuizing dan wel aanpassing voor de woonlasten van de gehandicapte. Voor gehandicapten, die op grond van hun inkomen in aanmerking komen voor Individuele Huursubsidie (IHS), is hierbij de richtlijn dat de verhuizing niet mag leiden tot overschrijding van de fiatteringgrens (het op dat moment geldende maximum), tenzij de gehandicapte geen bezwaar heeft tegen een huurverhoging;
Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten
Het motief voor deze verstrekking is dat daarmee een aanpassing, die meer kost dan het onder 2.1 lid 2. genoemde kan worden voorkomen.
Voorwaarden hiervoor zijn dat:
in de te verlaten woonruimte medische belemmeringen zijn ondervonden. Andere verhuismotieven van gehandicapten kunnen geen reden zijn om deze tegemoetkoming te verstrekken, omdat in dat geval sprake is van algemeen gebruikelijke kosten. Dit betekent onder meer dat slechts een gehandicapte, die van een niet-adequate naar een adequate woning verhuist in aanmerking kan komen voor verhuis- en (her)inrichtingskosten. Een uitzondering hierbij vormt verhuizing van een aangepaste woning naar een ADL-woning. Het verhuismotief komt hier wel voort uit de handicap.
de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-instelling. Bij twijfel over de vraag of een woning gezien moet worden als een voorziening in het kader van de AWBZ is doorslaggevend de vraag of de gehandicapte eigenaar is van de woning dan wel zelf de huur betaalt. In die gevallen wordt de woning niet beschouwd als een AWBZ-instelling.
Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming in kosten van woningaanpassing
Bij verstrekking van deze voorziening gelden de volgende regels:
de gehandicapte heeft zijn hoofdverblijf of zal dat hebben in de aan te passen woonruimte. In afwijking hiervan kan een gehandicapte, die in een AWBZ-instelling verblijft, een financiële tegemoetkoming krijgen in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte. Ook thuiswonende gehandicapten, die één of meer dagen per week in een andere woonruimte verblijven, kunnen een financiële tegemoetkoming ontvangen voor het bezoekbaar maken van die laatste woonruimte, wanneer daarmee opname in een AWBZ-instelling kan worden voorkomen. Voorwaarde voor deze uitzonderingen is dat de gemeente, waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt;
wanneer de aanvraag voortkomt uit een verhuizing, waar op grond van medische beperkingen geen aanleiding toe bestond is een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing alleen mogelijk wanneer voor de verhuizing een belangrijke reden aanwezig is. Hieronder kan verstaan worden: het aanvaarden van een werkkring ( > 50 km.) waardoor verhuizing naar een andere gemeente noodzakelijk is, verhuizen op basis van een echtscheiding, of vanwege het aangaan van een nieuwe vorm van samenleven. Hierbij mag verondersteld worden dat steeds wordt verhuisd naar een zo eenvoudig mogelijk aan te passen woning.
indien een gehandicapte verhuist naar een niet-adequate woning, dan kan aan [hem] (bij gelijke omstandigheden) geen woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing worden verstrekt. Hierbij is wel van belang dat de gehandicapte op het moment van verhuizing redelijkerwijze of op basis van een al afgegeven medisch advies dan wel op grond van een besluit wist of had behoren te weten, dat hij naar een adequate woning had moeten verhuizen;
wanneer verwerving op grond nodig is in verband met aanbouw of uitbreiding van een vertrek verstrekt de gemeente een financiële tegemoetkoming in de kosten van de verwerving van het totaal aantal m2 grond, dat minimaal benodigd is om de aanbouw of uitbreiding te realiseren. Richtlijn hierbij is dat verwerving van de in bovenstaande tabel aangegeven m2 + 15% voldoende zal zijn om de aanbouw of uitbreiding te kunnen realiseren;
als verwerving van grond nodig is om de toegang tot de woning aan te passen verstrekt de gemeente eveneens een financiële tegemoetkoming in de kosten daarvan. Het aantal m2 dat daarvoor in aanmerking komt is maximaal 20 m2. De grond kan gelegen zijn tussen de openbare weg en hoofdingang of tussen de tweede ingang en de berging en/of tuinpoort;
de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen is afhankelijk van de wvg draagkracht (bij inkomens tot 1,5 maal het norminkomen is dit 100%) en van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bij inkomens boven 1,5 maal het norminkomen wordt bepaald door de draagkracht wvg in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Indien de stijging van de huur- of woonlasten als gevolg van de woningaanpassing zoals genoemd in dit lid, de draagkracht wvg van de gehandicapte te boven gaat, wordt de financiële tegemoetkoming zodanig verhoogd dat de draagkracht wvg niet wordt overschreden. De voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten zijn:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom (incl. BTW) met dien verstande dat dit niet hoger is dan het thans meest gebruikte honorarium als bepaald in de SR 1997 (Standaard voorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever architect) van de BNA (de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten). Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden in geschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woning aanpassingen;
woningaanpassingen boven het in de wet genoemde bedrag in artikel 5, lid 1 sub a vallen niet onder de Wvg, tenzij weigering van die voorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Het is van belang dat de grens objectief bepaalbaar is, ten einde discussie te voorkomen. Om deze objectivering te bereiken dienen de kosten te worden bepaald aan de hand van tenminste één en zonodig meerdere controleerbare offertes van aannemers. De offerte wordt door een deskundige beoordeeld wat betreft de bouwkundige, financiële en noodzakelijke aanpassingen.
aan aanvrager kan worden toegestaan aanpassingen middels zelfwerkzaamheid te realiseren. Dit betekent in de praktijk dat kan worden toegestaan dat bepaalde voorzieningen anders (mits adequaat) worden uitgevoerd. Zo wordt aangesloten op de mogelijkheid die ook bij andere voorzieningen bestaat, dat gekozen kan worden voor een duurdere uitvoering van een voorziening. Uiteraard blijft het kostenniveau van de goedkoopst adequate uitvoering de basis voor de subsidieverlening;
de gemeente kan –met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2 artikel 2.1 lid 1 (uitsluiting woon- en verblijfsruimten)- een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het treffen van voorzieningen voor een individueel gehandicapte aan een gemeenschappelijke ruimte. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen. Daarbij zal het vooral gaan om
De tegemoetkoming voor niet-standaard-aanpassingen worden bepaald op grond van de vastgestelde criteria en kan niet meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 5, lid 1 sub a van de wet, tenzij artikel 9.1, lid 3 van de verordening van toepassing is verklaard.
Hierop gelden de volgende uitzonderingen:
Ook kunnen voorzieningen in verband met de inrichting van een uitraaskamer onder deze noemer worden verleend. Er moet voor een uitraaskamer sprake zijn van een zeer bijzondere situatie en er moet aan enkele specifieke voorwaarden worden voldaan. De eerste voorwaarde is dat er sprake moet zijn van ernstig ontremd gedrag en de uitraaskamer noodzakelijk is om de gehandicapte tegen zichzelf te beschermen. De uitraaskamer moet zo zijn ingericht, dat de kans op verwondingen of het veroorzaken van overlast zo klein mogelijk is. De juiste maatregelen zullen afhangen van de aard van de ontremmingen. Bedoelde kamer moet ook een prikkelarme omgeving bieden, met weinig of geen losse spullen en ook kan het soms nodig zijn extra geluidwerende maatregelen te nemen. Hiermee wordt overigens niet het wegnemen van geluidsoverlast voor derden beoogd. Er is sprake van een grote diversiteit van te nemen maatregelen en voor een goed resultaat is overleg tussen de partijen van groot belang.
Artikel 2.4 Financiële tegemoetkoming in kosten van woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard
Alleen vloerbedekking, die niet ouder is dan 7 jaar en om medische redenen direct vervangen moet worden, wordt éénmalig voor 100% vergoed tot ten hoogste € 30,00 per m2, inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en B.T.W.. Vloerbedekking ouder dan 7 jaar komt niet voor tegemoetkoming in aanmerking.
Intercominstallatie is mogelijk indien de gehandicapte niet in staat is zelf de voordeur van de woning te openen om bezoek te ontvangen. Een video-intercominstallatie kan slechts worden vergoed indien er sprake is van een gehoorstoornis die niet (gedeeltelijk) is op te heffen met hulpmiddelen die op basis van de AWBZ verstrekt worden.
Artikel 2.5 Financiële tegemoetkoming in kosten van onderhoud, keuring en reparatie
De gemeente verstrekt alleen een financiële tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte kosten, van keuring, onderhoud en reparatie van de volgende woonvoorzieningen:
Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting
Voorwaarden voor verstrekking van deze voorziening zijn:
Hoofdstuk 3 Nadere regels vervoersvoorzieningen
Artikel 3.1 Algemene beoordelingscriteria
In aanvulling op de criteria uit artikel 1.4 gelden voor aanvragen voor alle vervoersvoorzieningen de volgende regels en beoordelingscriteria:
De gemeente verstrekt een vervoersvoorziening bij voorkeur in de vorm van collectief vervoer. Individuele verstrekkingen vinden alleen plaats wanneer de aard van de handicap het gebruik van collectief vervoer onmogelijk maakt en voor die verplaatsingsbehoefte, waarin het systeem voor collectief vervoer niet voorziet.
Op grond van vaste jurisprudentie is de gemeente gehouden tegemoet te komen in de meerkosten tengevolge van de handicap, op basis van de zelfstandige individuele vervoersbehoefte in het kader van het leven van alle dag. Dit is een geobjectiveerd begrip dat niet behoeft overeen te komen met de vervoersbehoefte zoals die door de gehandicapte wordt ervaren.
Indien een vervoersvoorziening de belemmeringen die bij het reizen in de directe woon- en leefomgeving worden ondervonden wegneemt, zo dat vervolgens op een aanvaardbare wijze deel genomen kan worden aan het maatschappelijk leven van alle dag zoals beschreven onder 7., wordt er van een adequate voorziening gesproken. Een combinatie van vervoersvoorzieningen kan wat dit betreft adequaat zijn. De goedkoopst adequate voorziening wordt doorgaans verleend.
Vervoersvoorzieningen voor vervoer naar en van werk en school blijven onder de wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) vallen. Wanneer een gehandicapte zo’n voorziening ontvangt verstrekt de in die wetten genoemde uitvoeringsinstellingen ook een vervoersvoorziening voor de verplaatsingen in verband met de deelneming ook een vervoersvoorziening voor de verplaatsing in verband met de deelneming aan het maatschappelijk verkeer. Gehandicapten, die zo’n voorziening ontvangen, kunnen geen aanspraak maken op een vervoersvoorziening op grond van de Wvg.
Voor een vervoersvoorziening komt men in aanmerking indien er sprake is van deelname aan het maatschappelijk leven van alledag, waarbij het in beginsel gaat om verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving. Er moet dan wel sprake zijn van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte in het kader van de verplaatsingen van alle dag. Dat wil zeggen dat de gehandicapte zelf, in meerdere of mindere mate vanuit zichzelf, zich moet willen verplaatsen voor het doen van alledaagse activiteiten, zoals het doen van boodschappen en winkelen, het onderhouden van sociale contacten met familie, vrienden, kennissen, het bezoeken van een patiënt in het ziekenhuis, het uitoefenen van recreatieve activiteiten zoals het deelnemen aan het verenigingsleven, het bezoeken van een zwembad, een theater, een bioscoop, etcetera;
Voor het opheffen van de eenzaamheid en ter voorkoming van dreigende vereenzaming wordt in beginsel een aantal van 17 à 18 weekendbezoeken per jaar aan het ouderlijke milieu of een wezenlijk contact in beginsel als adequaat beoordeeld. Dit aantal is de uitkomst van een aanvaardbaar te achten patroon van eens per drie weken een bezoek aan “thuis”, eens per drie weken bezoek ontvangen in de instelling en eens per drie weken eventueel een weekend zonder familiecontact.
Als gevolg van de invoering van de glijdende schaal geldt bij vervoerskostentegemoetkoming een afwijkende regel: Indien het inkomen hoger is dan 1,5 x norminkomen wordt de financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 sub b, c, e en f van de verordening gekort met het bedrag van de overschrijding.
Indien begeleiding medisch noodzakelijk is kan een financiële tegemoetkoming hiervoor worden toegekend in geval de begeleider een aanzienlijke afstand moet afleggen om bij de gehandicapte te komen en begeleiding (bijna) uitsluitend door deze betrokkene mogelijk is. De financiële tegemoetkoming voor de kosten van begeleiding wordt gegeven voor de extra kosten van begeleiding, welke worden veroorzaakt doordat de begeleider reiskosten moet maken voor het halen en brengen van de gehandicapte. De tegemoetkoming zal dan bestaan uit twee maal de enkele reisafstand van de begeleider naar de gehandicapte.
Hiervoor zijn de voorkomende situaties:
Het begeleiden in het Openbaar vervoer (OV).
Met een OV-begeleiderskaart kan gratis begeleid worden. Voor zover er meerkosten ontstaan doordat de gehandicapte regelmatig afgehaald en weggebracht moet worden (zodat ten behoeve van begeleiding zonder gehandicapte gereisd moet worden) kan een begeleidingskosten-tegemoetkoming gebaseerd op OV tarief aangevraagd worden.
Het begeleiden in De Regiotaxi.
Op grond van een medische indicatie kan gratis meegereisd worden. De gegevens hieromtrent zijn in het persoongebonden betalingssysteem opgenomen. Ook dan is bij aantoonbare meerkosten op grond van het zonder de gehandicapte reizen zoals onder 1. een begeleidingskosten-tegemoetkoming op basis van OV tarief mogelijk.
Het begeleiden middels het gebruik van een eigen auto of (rolstoel)taxi.
Voor begeleiding in de individuele (rolstoel) taxi en bij gebruik van een eigen auto dan wel een auto van derden kan eveneens een begeleidingskosten-tegemoetkoming toegekend worden in geval gebruik wordt gemaakt van de auto van de begeleider en deze begeleider een aanzienlijke afstand moet afleggen om bij de gehandicapte te komen en begeleiding (bijna) uitsluitend door deze betrokkene mogelijk is. De begeleidingskosten gebaseerd op het aantal kilometers gelegen tussen de woning van de begeleider en woning van de gehandicapte, tegen het kilometertarief, dat jaarlijks door de Uitvoering Werknemersverzekeringen (Uwv) wordt vastgesteld.
Artikel 3.2 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen
De hoogte van de vervoerskostentegemoetkoming is mede afhankelijk van de mate van de voorzieningen (zoals winkels, zwembad, manege, sportvoorzieningen), die er binnen een AWBZ-instelling aanwezig zijn. Er wordt daarbij uitgegaan dat de meeste bewoners van AWBZ-instellingen behoefte hebben aan sociaal vervoer in verband met het bezoek aan familie, vrienden en bekenden. De behoefte aan sociaal vervoer voor andere doeleinden (bijvoorbeeld voor boodschappen, bezoek clubs en verenigingen) zal klein zijn: een groot deel van dit soort activiteiten vindt binnen de instelling plaats.
Bewoners van AWBZ-instellingen ontvangen naar behoefte de vervoerskosten-tegemoetkoming voor zelfstandig wonende gehandicapten. Alleen indien de gehandicapte aantoonbaar aannemelijk maakt dat ook sprake is van een vervoersbehoefte om andere redenen, dan het bezoek aan familie, vrienden en bekenden, kan er een toeslag op de standaardtegemoetkoming worden verstrekt. Hierbij moet vooral gedacht worden aan situaties, waarin de naaste familieleden van de gehandicapte (ouder, broer, zus, kind) en partner, curator gezien hun leeftijd alsmede lichamelijke gesteldheid niet langer meer in staat zijn om de gehandicapte in de instelling te kunnen bezoeken, en dat zonder deze contacten sociaal isolement optreedt.
Artikel 3.3 Het gebruik van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer (de Regiotaxi) tegen gereduceerd tarief
De Regiotaxi is een regionaal vraaggestuurde open collectief, van-deur-tot-deur-vervoersysteem dat operationeel is zowel binnen als buiten de gemeentelijke vervoersregio. Het zorgplichtgebied betreft de gemeente met daaromheen een schil van 4 OV-zones. Een Regiotaxizone komt overeen met de zone zoals die in het regulier OV worden gehanteerd. Een zone komt ongeveer overeen met 3,5 kilometer rijafstand. Er wordt gereden met gewone taxi’s en rolstoeltoegankelijke busjes. De chauffeur verleent zonodig assistentie bij het in- en uitstappen.
Het regiotaxivervoerssysteem is dagelijks operationeel tussen 6.00 uur en 24.00 uur en op zon- en feestdagen van 8.00 uur tot 24.00 uur. Het zorgt daarnaast iedere dag voor aansluiting op de laatste treinen in het interne vervoersgebied. Bij vertraging van de laatste trein wacht de Regiotaxi op de klant. Op 31 december eindigt de dienst om 20.00 uur. De laatste rit begint dan uiterlijk om 20.00 uur of na aankomst en vertrek van de laatste trein indien dit later is dan 20.00 uur. Het reserveringnummer is dagelijks van 5.00 uur tot 24.00 uur te bereiken.
Om met het bespreekbureau een afhaaltijd af te spreken moet tenminste één uur van tevoren een rit telefonisch worden besteld. Voor het maken van een afspraak over de noodzakelijke gegarandeerde aankomsttijd moet de gewenste aankomsttijd telefonisch worden gemeld.
De extra omrijdtijd is gelimiteerd tot 1,5 keer de normale reistijd. Ritten van meerdere reizigers kunnen worden gecombineerd, maar met een marge van 15 minuten vroeger of later is de afgesproken afhaaltijd gegarandeerd. Door middel van een terugbelservice wordt het effect van de afhaalmarge teruggedrongen tot een beperkte tijd waarin men geacht wordt gereed te zijn voor vertrek. Ook meerdaagse afspraken zijn mogelijk.
Klachtenprocedure wat betreft de Regiotaxidienstverlening
Deze is vastgelegd in de uitvoeringprocedure en voorziet er in dat een tijdig door middel van de klantenreactiekaart ingediende klacht binnen 15 dagen door vervoerder zorgvuldig wordt afgehandeld. Hierna staat de gang naar de klachtencommissie open. Deze commissie zal binnen 3 maanden na tijdige indiening schriftelijk en gemotiveerd een uitspraak doen. Klachten mogen ook anderszins bijvoorbeeld schriftelijk, per fax, e-mail of telefonisch worden ingediend.
Artikel 3.4 Het gebruik van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer (de Regiotaxi) met aanvullende financiële tegemoetkoming
Indien de gehandicapte wel gebruik kan maken van collectief vervoer, maar wegens sociale omstandigheden van de gehandicapte uitsluitend collectief vervoer niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte, kan een aanvullende financiële tegemoetkoming worden verstrekt in het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer.
Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming aanvullend op het gebruik van collectief vervoer moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en 3.2 aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan. De aanvrager verkeert in sociale omstandigheden waardoor uitsluitend deelname aan collectief vervoer niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte / het verplaatsingspatroon:
Een gehandicapt kind in een gezin met één of meer minderjarige kinderen. Een thuiswonend gehandicapt kind dient zoveel mogelijk deel te kunnen nemen aan het leven van alledag van het gezin. Dit betekent het in gezinsverband kunnen ondernemen van activiteiten, die bij een gezin met jonge kinderen horen. In de meeste gevallen zal deelname aan collectief vervoer niet toereikend zijn.
Iemand die structureel, vaker dan drie keer per week, in het kader van het functioneren met betrekking tot het leven van alle dag (sociale contacten en b.v. het doen van boodschappen en het uitoefenen van recreatieve activiteiten) meer dan drie bestemmingen per dag moet bereiken die buiten de directe woonomgeving liggen.
Artikel 3.5 Een financiële tegemoetkoming in het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer
Indien de gehandicapte geen gebruik kan maken van het collectief vervoer, is doorgaans het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten van individueel taxivervoer of individueel rolstoeltaxivervoer, in rangorde van het gestelde primaat, de goedkoopst adequate oplossing.
Het zogenaamde forfaitaire leefkilometerbudget kan ook worden aangewend voor te rijden kilometers met de eigen auto of met een auto van derden.
Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming in individueel taxivervoer moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en artikel 3.2 aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan.
Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming voor individueel rolstoeltaxivervoer moet bovendien aan één van de volgende voorwaarden worden voldaan:
is afhankelijk van permanent gebruik van een (aangepaste) rolstoel.
Prijsstelling en financiële tegemoetkoming
Voor deze tegemoetkomingen zijn normbedragen op jaarbasis vastgesteld. Op de norm wordt een korting toegepast op grond van een beperkte vervoersbehoefte, de aanwezigheid van een partner en leeftijd. Ook wanneer de tegemoetkoming wordt toegekend aanvullend op collectief vervoer wordt een korting toegepast. De hoogte van de gemaximeerde tegemoetkoming is gebaseerd op de kilometerprijs van het gewone (rolstoel)taxivervoer en wordt forfaitair per kwartaal betaalbaar gesteld. Het zogenaamde forfaitaire leefkilometerbudget kan ook worden aangewend voor te rijden kilometers met de eigen auto of met een auto van derden.
Voor 12-jarigen en ouder (100%)
Voor partners beiden geïndiceerd (2x 75%)
Aanvullend op collectief vervoer:
Een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer of bruikleenautovervoer wordt aanvullend op het gebruik van collectief vervoer alleen verstrekt indien de gehandicapte wel gebruik kan maken van collectief vervoer, maar uitsluitend collectief vervoer wegens sociale omstandigheden niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte (zie 3.4). In dat geval gelden de volgende normbedragen:
Bewoners van AWBZ-instellingen:
Tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van individueel (rolstoel)taxi- of bruikleenautovervoer voor bewoners die in een AWBZ-instelling verblijven
Is afhankelijk van de individuele situatie, waarbij 50% van de basisnorm geldt als uitgangspunt voor de berekening.
De verlening van een bruikleenauto kan in een uitzonderlijk geval noodzakelijk zijn indien er sprake is van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte en indien het goedkoper collectief vervoer, of het goedkoper individueel (rolstoel) taxivervoer in de directe woon- en leefomgeving niet adequaat zijn. Als Wvg-verstrekking komt deze voorziening zelden tot bijna nooit voor in verband met de criteria ‘goedkoopst-adequaat’, ‘algemeen gebruikelijk’ en het ‘primaat van het collectief vervoer’ en van het ‘individueel (rolstoel-)taxivervoer’ als volgende in de rangorde van het primaat. Met een bruikleenauto wordt in principe voorzien in de volledige regionale vervoersbehoefte en samenloop met een andere vervoersvoorziening is daarom niet mogelijk, tenzij het een voorziening betreft voor de korte afstand (de eerste honderden meters vanuit de woning) of een tegemoetkoming in de kosten van brandstofgebruik.
Voor de verstrekking van een bruikleenauto moet één van de volgende situaties van toepassing zijn;
kan of mag zich om aangetoonde medische redenen niet in de open lucht verplaatsen, waardoor de wisselende weersomstandigheden en de temperatuurwisselingen die gepaard kunnen gaan met het gebruik van De Regiotaxi en/of met het individueel taxivervoer niet worden verdragen, bijvoorbeeld vanwege ernstig hart- of longlijden of een sterk gestoord thermoregulatiesysteem.
De auto kan worden verstrekt in natura, inclusief de kosten van reparatie en het onderhoud en verzekering en motorrijtuigenbelasting. De wagen is bij levering zonodig aangepast aan de beperkingen van de gehandicapte, voor zover de aanpassingen in het indicatie- en selectieonderzoek door de adviseur zijn voorgesteld. Aanpassingen kunnen ook later zijn geïndiceerd.
Er kan een tegemoetkoming in de benzinekosten worden verstrekt, bij een inkomen beneden de Wvg-inkomensnorm. Het betreft hier een tegemoetkoming voor het gebruik van een bruikleenauto door middel van een financiële tegemoetkoming in de kosten van gereden kilometers op basis van de door het Uwv vastgestelde prijs per kilometer tot een maximum van 2000 kilometer per jaar.
De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst. De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.
Artikel 3.7 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing
Een tegemoetkoming in de kosten van autoaanpassingen kan worden verstrekt indien:
dit aantoonbaar leidt tot de goedkoopst adequate oplossing. Hierbij wordt rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van 7 jaar over de aanpassingen waarbij de auto niet ouder is dan 7 jaar. Dit houdt in dat er vervolgens de 7 jaren volgend op de verstrekking van een dergelijke tegemoetkoming geen (aanvullende) financiële tegemoetkoming of de mogelijkheid tot deelname aan het CVV wordt verstrekt.
de gehandicapte op de auto is aangewezen ter voorziening in de vervoersbehoefte van ‘alle dag’ omdat de gehandicapte gebruik maakt van een reeds door de gemeente aangepaste auto die nog niet is afgeschreven. Een tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing kan alleen worden verleend indien de auto niet ouder is dan 7 jaar en naar verwachting nog tenminste 7 jaar kan worden gebruikt. En er moet sprake zijn van de goedkoopst-adequate oplossing.
Een aantal aanpassingen kan niet noodzakelijk zijn in verband met de handicap, zodat ook daarvoor géén tegemoetkoming mogelijk is. Het gaat daarbij om o.a. de volgende aanpassingen:
De tegemoetkoming in de kosten van autoaanpassingen is gebaseerd op de werkelijke kosten.
Indirecte kosten verbonden aan autoaanpassingen
Voor vergoeding komen uitsluitend in aanmerking:
Artikel 3.8 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een open al dan niet aangepaste elektrische buitenwagen
De open elektrische buitenwagen is bedoeld voor incidenteel, kortdurend gebruik buitenshuis. De wagen wordt ook vaak aangeduid als een plateaurolstoel of scoot(er)mobiel. Afhankelijk van de vervoersbehoefte en rijvaardigheid kan een 8, 12 of 15 km-uitvoering worden verstrekt. Indien besturing van een open elektrische buitenwagen problemen oplevert kan ook een elektrische buitenrolstoel worden verstrekt.
De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst.De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.
Indien nodig worden 3 rijlessen toegekend. Het aantal lessen kan worden uitgebreid naar 5 indien dit na drie lessen duidelijk wordt gemotiveerd door degene die in opdracht van de gemeente de lessen verzorgt. De vergoeding voor de reiskosten in verband met de rijlessen is € 0,29 per kilometer op declaratiebasis.
Artikel 3.9 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen
De gesloten, tot één meter brede buitenwagen kan worden verstrekt in natura. Met deze vervoersvoorziening wordt in principe voorzien in de volledige regionale vervoersbehoefte en samenloop met een andere vervoersvoorziening is daarom niet mogelijk.
De verlening van deze vervoersvoorziening kan in een uitzonderlijk geval noodzakelijk zijn indien er sprake is van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte en indien het goedkoper collectief vervoer, of het goedkoper individueel taxivervoer in de directe woon- en leefomgeving niet adequaat zijn. Er moet daarom van één van de volgende situaties van toepassing zijn:
kan of mag zich om aangetoonde medische redenen niet in de open lucht verplaatsen, waardoor de wisselende weersomstandigheden en de temperatuurwisselingen die gepaard kunnen gaan met het gebruik van de Regiotaxi en/of met het individueel taxivervoer niet worden verdragen, bijvoorbeeld vanwege ernstig hart- of longlijden of een sterk gestoord thermoregulatiesysteem.
De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering (voor maximaal 7500 km per jaar) zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst. De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.
Tot de kosten van de verlening van deze vervoersvoorziening kunnen rijlessen behoren en instructie die nodig zijn voor het gebruik. De gehandicapte moet de gesloten buitenwagen goed en veilig kunnen bedienen en besturen in het verkeer. Tijdens het indicatie- of het selectieproces kan de indruk worden verkregen dat eerst rijlessen en of rijtesten nodig zijn om zeker te zijn dat de gehandicapte dit goed kan.
Artikel 3.10 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor andere verplaatsingsmiddelen
Onder andere verplaatsingsmiddelen wordt het volgende verstaan:
Regels bij deze verstrekkingen zijn:
Een dergelijke vervoersvoorziening kan alleen worden verstrekt, indien de gehandicapte niet zonder hulp van een begeleider tot zelfstandig fietsen in staat is om zich te verplaatsen in het kader van het maatschappelijk leven van “alle dag”. Hierbij moet vooral gedacht worden aan visueel gehandicapten, mensen met een verstandelijke handicap en mensen met evenwichtsstoornissen.
Een loopfiets komt uitsluitend voor verstrekking in aanmerking, wanneer de gehandicapte deze als verplaatsingsmiddel voor buiten gebruikt. Met name is deze vervoersvoorziening bedoeld voor verplaatsingen over korte afstand voor diegenen die voor hun dagelijkse verplaatsingen gebruik maken van stokken of een stok.
De driewielfiets is bedoeld voor gebruikers met evenwichts- en/of stabiliteitsproblemen, echter met een goede rompbalans. Als algemene functionele voorwaarden geldt dat de aanvrager over voldoende verkeersinzicht en vaardigheid moet beschikken, in staat is transfers te maken, enige tijd kan lopen en voldoende bestand is tegen wisselende weersomstandigheden.
Een bromfiets en een gelijksoortige vervoermiddel zoals een snorfiets, een elektrische fiets dan wel een andersoortige met een andere hulpmotor aangedreven fiets, worden als algemeen gebruikelijke voorzieningen beschouwd en komen niet voor een Wvg-verstrekking in aanmerking. Wanneer aanpassingen op de standaarduitvoeringen noodzakelijk zijn, komen de kosten daarvan wel voor tegemoetkoming in aanmerking.
Hoofdstuk 4 Nadere regels rolstoelen
Artikel 4.1 Beoordelingscriteria
In aanvulling op de criteria uit artikel 1.4 zijn bij verstrekking van rolstoelen spelen bij de keuze van een rolstoel de volgende aspecten een rol:
Op grond van deze aspecten zal bij iedere aanvraag het ‘Programma van Eisen’ (PvE) voor de rolstoel bepaald worden.
Artikel 4.3 Elektrische rolstoelen
Gehandicapten waarvoor een handbewogen rolstoel niet geschikt of toepasbaar is komen in aanmerking voor een elektrische rolstoel.
Artikel 4.4 Kinderrolstoelen/voorzieningen
De gemeente verstrekt bij voorkeur een rolstoel met diverse instel- en aanpassingsmogelijkheden, zodat een rolstoel 3 à 4 jaar met het kind kan meegroeien. In verband met de veiligheid kunnen antikiepwieltjes en spaakbeschermers worden verstrekt. Om de kinderen te kunnen duwen, wanneer zij moe worden, is verstrekking van duwhandvatten mogelijk.
Artikel 4.5 Rolstoeltraining, -rijlessen en scootermobielrijlessen
Gehandicapten, die elders (bijvoorbeeld in een revalidatiecentrum) hebben deelgenomen aan een rolstoeltraining en rijlessen komen niet voor verstrekking van deze voorziening in aanmerking.
Voor vergoeding komen in aanmerking:
Artikel 4.6 Onderhoud, reparatie, verzekering
De kosten hiervoor zijn in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier opgenomen.
Hoofdstuk 5 Nadere regels Sportrolstoelen
Artikel 5.1 Beoordelingscriteria
Om in aanmerking te komen voor een sportrolstoel moet aan de volgende criteria worden voldaan:
de vraag is aan de orde of de sport met een actiefrolstoel beoefend kan worden. Zo nee, dan komt men in aanmerking voor een sportrolstoel. Op grond van het programma van eisen voor een rolstoel, die de gehandicapte voor de leefsituatie nodig heeft, kan de gemeente besluiten één actiefrolstoel te verstrekken in plaats van een rolstoel voor de leefsituatie én een sportrolstoel.