Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005
CiteertitelVerstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Hoofdstuk 1 is een beleidsregel voor de verstrekking van voorzieningen gehandicapten; de hoofdstukken 2 tot en met 5 bevatten nadere regels als bedoeld in artikel 1.3 van de Verordening voorzieningen gehandicapten 2005.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet voorzieningen gehandicapten, art. 2, lid 1
  2. Wet voorzieningen gehandicapten, art. 6, lid 1
  3. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-01-200501-01-200501-01-2007nieuwe regeling

09-11-2004

De Stad Nijkerk, 26-01-2005

Cbsl. 2004-11-09/15

Tekst van de regeling

Intitulé

Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005

Het college van de gemeente Nijkerk;

gelet op artikel 2, lid 1, en artikel 6, lid 1, van de Wet voorzieningen gehandicapten en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen:

Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005

Hoofdstuk 1 Beleidsregel verstrekkingen voorzieningen gehandicapten

Artikel 1.1 De zorgplicht

De Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) draagt de gemeente de zorg op voor de verstrekking van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan de in de gemeente woonachtige gehandicapten. De gemeentelijke Wvg-zorgplicht is beperkt. De eerste beperking betreft de bewoners van gezinsvervangende tehuizen en van instellingen voor begeleid wonen. Voor deze categorie van inwoners behoeft de gemeente slechts vervoersvoorzieningen en rolstoelen te verstrekken.

De tweede beperking betreft de bewoners van de op grond van de AWBZ erkende instellingen. De zorgplicht voor deze bewoners beperkt zich tot vervoersvoorzieningen. Voor bewoners van AWBZ erkende instellingen zonder indicatie voor de functie behandeling is de gemeente eveneens verplicht rolstoelen te verstrekken.

Het verlenen van de genoemde voorzieningen dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te gebeuren met als streven, binnen redelijke grenzen, de mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijke leven van de gehandicapten te vergroten of te behouden.

De verstrekkingsdocumenten:

De verlening van de voorzieningen is vastgelegd in:

  • -

    de Verordening voorzieningen gehandicapten;

  • -

    dit verstrekkingenboek.

De verordening is gebaseerd op de wet en ontwikkelde jurisprudentie en geeft het raamwerk aan waarbinnen de verlening van voorzieningen moet plaatsvinden. Het verstrekkingenboek beschrijft de beleidsregels en - uitgangspunten en nadere uitvoeringsregels, de aanvraagprocedure, de indicatiestelling en de verlening van concrete voorzieningen en bevat een nadere omschrijving van die voorzieningen.

Artikel 1.2 De aanvrager

Alleen door of namens een gehandicapte kan een aanvraag voor een Wvg-voorziening worden ingediend. Dit laatste moet dan blijken uit een machtiging van de gehandicapte of uit het feit, dat de aanvrager de wettelijk vertegenwoordiger is. De gehandicapte moet vallen onder de zorgplicht van de gemeente. Zie hiervoor ook hetgeen in 1.1. is vermeld.

Het begrip gehandicapte is in de wet omschreven en sluit die aanvragers uit bij wie geen ziekte of gebrek is aangetoond: “Een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare (=objectiveerbare) belemmeringen ondervindt op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen”. Een medisch deskundigenadvies zal uitsluitsel moeten geven over het wel of niet in aanmerking kunnen komen voor een WVG voorziening. Hierna zal steeds verwezen worden naar de gehandicapte of de aanvrager, maar daarmee wordt tevens diens gemachtigde bedoeld.

Artikel 1.3 De bevoegde gemeente

De vaststelling of iemand in de gemeente woonachtig is, gebeurt door het raadplegen van de gemeentelijke basisadministratie. Bij twijfel moet het aantal nachten waar men verblijft uitsluitsel bieden. De gemeente waar men de meeste nachten verblijft, is verantwoordelijk voor de verstrekking van de voorziening. De aanvraag moet worden ingediend bij de gemeente waar men zijn hoofdverblijf heeft. Volgens de verordening moet onder hoofdverblijf worden verstaan: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte een briefadres heeft. Het ‘zal staan ingeschreven’ slaat hierbij op de situatie waarin de gehandicapte zich binnen korte termijn in Nijkerk zal vestigen en een beroep zal doen op een voorziening vanwege de Wvg.

In geval de gehandicapte in een instelling is opgenomen, kan hij een briefadres elders hebben. In dit geval is evenwel, bij permanent wonen in de inrichting, het feitelijk woonadres voor de Wvg van belang. Indien de gemeente een aanvraag ontvangt die door een andere gemeente behandeld moet worden stuurt zij deze door naar die andere gemeente en geeft de aanvrager van dit doorzenden bericht (artikel 2:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb)).

Artikel 1.4 Algemene criteria bij de beoordeling van aanvragen

In de ‘Verordening voorzieningen gehandicapten’ zijn een aantal beoordelingscriteria vastgelegd, die van toepassing zijn op alle aanvragen voor voorzieningen voor gehandicapten. Het gaat om de volgende criteria:

  • 1.

    Aard voorzieningen

    Op grond van de Wvg is de gemeente verantwoordelijk voor de verstrekking van woonvoorziening, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan gehandicapten, die zelfstandig wonen. Andere voorzieningen voor gehandicapten verstrekt de gemeente op grond van de Wvg niet.

  • 2.

    Individueel gericht/maatwerk

    De gemeente verstrekt een voorziening slechts, wanneer deze in overwegende mate op het individu gericht is. De enige uitzondering hierop vormt De Regiotaxi. In de gemeente Nijkerk is een collectief vervoersysteem, “De Regiotaxi” operationeel per 1 januari 2002. De gemeente verstrekt vanaf die datum vervoersvoorzieningen bij voorkeur in de vorm van Regiotaxigebruik.

    Maatwerk betekent dat de te verstrekken voorzieningen zijn gericht op het individu en op diens specifieke behoeften en omstandigheden. Maatwerk betekent dan ook niet direct dat alle aanvragen zonder meer worden gehonoreerd.

  • 3.

    Oorzaak handicap

    Alleen voorzieningen, die noodzakelijk zijn in verband met de handicap en de deelneming van de gehandicapte aan het maatschappelijk verkeer, komen voor verstrekking in aanmerking. Daarbij wordt rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van de handicap: wanneer sprake is van een progressief ziektebeeld zal de gemeente proberen een voorziening te verstrekken, die langdurig kan voldoen.

  • 4.

    Langdurig noodzakelijk

    Niet bij voorbaat kunnen aanspraken bestaan op de door de aanvrager gewenste voorziening. De zorgplicht beperkt zich tot het bieden van toereikende hulp in verband met de beperkingen van gehandicapten. Slechts wanneer geen zicht is op spoedig herstel van ziekte of gebrek is een verstrekking in het kader van de Wvg aan de orde. De Thuiszorg verstrekt voorzieningen voor de korte termijn, maximaal 2 keer drie maanden.

  • 5.

    Algemeen gebruikelijk

    Wanneer een voorziening voor betrokkene als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden vindt geen verstrekking in het kader van de Wvg plaats. Waar de grens ligt tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet wordt afgemeten aan de maatschappelijk norm. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd spelen de volgende criteria een rol:

    • a.

      De gevraagde voorziening is niet specifiek een voor gehandicapten aangepast artikel.

    • b.

      Ook niet-gehandicapten schaffen dergelijke zaken aan voor eigen gebruik.

    • c.

      De gevraagde voorziening is tegen een aanvaardbare prijs in de reguliere handel verkrijgbaar en is niet duurder dan vergelijkbare andere producten.

    In twee gevallen kan een uitzondering worden gemaakt:

    • d.

      De aanvrager heeft een uiterst laag inkomen (niveau bijstandsnorm), met name veroorzaakt door aantoonbare extra kosten die direct verband houden met de handicap. Deze extra kosten leiden tot een besteedbaar inkomen onder het minimum.

    • e.

      De aangevraagde voorziening betreft een acute, onverwachte vervanging van een gebruikelijke voorziening.

    Het uitsluiten van algemeen gebruikelijke voorzieningen betekent eveneens dat gehandicapten met een inkomen vanaf 1,5 x het norminkomen geen vergoeding krijgen voor CVV, vervoerskosten of een bruikleenauto. Door invoering van de zogenaamde glijdende schaal komt een aanvrager wel voor een CVV/vervoerskostenvergoeding in aanmerking indien de inkomensgrens wordt overschreden met aantal zones respectievelijk bedrag dat lager is dan de vervoerskostenvergoeding. In dat geval wordt het verschil tussen de vervoerskostenvergoeding en de overschrijding van het norminkomen als aantal zones respectievelijk vergoeding uitgekeerd. De invoering van de glijdende schaal is niet van toepassing op de bruikleenauto. Speciale aanpassingen in verband met handicap aan algemeen gebruikelijke voorzieningen komen wel voor vergoeding in aanmerking.

  • 6.

    Goedkoopst, adequate voorziening

    • a.

      De gemeente verstrekt de goedkoopste voorziening, die als adequaat beschouwd kan worden. De verstrekking kan hierdoor afwijken van de aangevraagde voorziening. In verband hiermee is onder meer besloten het verstrekkingenpakket zoveel mogelijk te standaardiseren.

    • b.

      Alleen wanneer een standaardvoorziening niet adequaat is, zal een verstrekking van een daarvan afwijkende voorziening aan de orde zijn. Bij de verstrekking van voorzieningen ligt het primaat bij bruikleen, zodat herverstrekking mogelijk is.

    • c.

      Een product kan weliswaar duurder zijn, maar daardoor langer meegaan. Uiteindelijk kan de prijs, over de levensduur gerekend, dan lager uitvallen.

    • d.

      Indien de gehandicapte een duurdere voorziening wil verkrijgen is dit toegestaan, mits deze voorziening adequaat is en zo nodig na inname herverstrekt kan worden. De meerkosten van een dergelijke ‘luxer’ voorziening komen voor rekening van de gehandicapte en worden bij beëindiging en inname van de verstrekking niet vergoed.

  • 7.

    Andere wettelijke regelingen

    Wanneer op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat vindt geen verstrekking in het kader van de Wvg plaats.

  • 8.

    Integrale beoordeling

    Wanneer een gehandicapte verschillende voorzieningen nodig heeft, zoekt de gemeente naar een combinatie van voorzieningen, die in zijn geheel als de goedkoopst adequate verstrekking beschouwd kan worden. Wat betreft het vragen van advies aan een extern deskundige, gelden de bepalingen van de Awb. Afdeling 3.3 Awb geeft in een vijftal artikelen enige algemene bepalingen over externe advisering. Artikel 3:5 geeft aan dat onder adviseur verstaan wordt: een persoon of college, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het adviseren inzake de door een bestuursorgaan te nemen besluit en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van dat bestuursorgaan.

    Bovendien is het op grond van artikel 5, lid 1 sub c. (wet WVG) vereist dat het inwinnen van deskundigenadvies is geregeld in de verordening. De gemeente dient één of meer adviseurs aan te wijzen om in het kader van de Wvg advies uit te brengen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne adviseur. In de verordening is niet opgenomen wie de adviseur is. Er kunnen immers meer adviseurs in verschillende en wisselende situaties zijn aangewezen.

  • 9.

    De eisen te stellen aan een extern deskundige

    • a.

      Onder medische kennis dient te worden verstaan het beoordelen/interpreteren van de medische situatie en de vertaling van ziekte/stoornis naar beperking.

    • b.

      Onder sociale kennis wordt begrepen het inzicht in de gevolgen van de afwezigheid van functies (aanwezigheid van beperkingen). De ervaring van de belemmering in de leef- , woon- en werksituatie wordt met de handicap aangeduid. De adviseur moet het vermogen hebben om de beperkingen in de individuele situatie te vertalen naar handicaps. Door kennis te hebben van het individu, zijn omgeving en de rol van het individu hierin, is het mogelijk inzicht te krijgen in de aard en de mate van het probleem. Tevens is het dan reeds mogelijk om een globale vertaalslag te maken naar mogelijke oplossingen.

    • c.

      Onder ergonomische kennis wordt het volgende verstaan. De adviseur dient inzicht te hebben in de aanpassingsmogelijkheden van hulpmiddelen aan de mens. Dit vereist kennis over menselijke eigenschappen (anatomie, fysiologie, psychologie) en technische eigenschappen van hulpmiddelen.

    • d.

      De technische kennis betekent dat een adviseur “weet” moet hebben van onder andere bouwkundige (on)mogelijkheden. De opgesomde lijst van noodzakelijke kennisgebieden hoeft overigens niet geconcentreerd te zijn in één adviesfunctie.

  • 10.

    Volledigheid en zorgvuldigheid

    Het advies wordt door de gemeente getoetst op volledigheid en zorgvuldigheid. Een advies is in ieder geval zorgvuldig:

    • a.

      Indien aantoonbaar de mening van de aanvrager over de te verstrekken voorziening danwel afwijzing van de gevraagde voorziening is betrokken bij de advisering;

    • b.

      indien het oordeel van de behandelend arts of specialist is betrokken bij de advisering;

    • c.

      of indien blijkt waarom er eventueel geen contact is geweest met de behandelende sector of waarom het advies afwijkt van de visie van de behandelend arts of specialist;

    • d.

      het bestuursorgaan na kan gaan hoe het advies tot stand is gekomen;

    • e.

      de advisering inzichtelijk en transparant is;

    • f.

      wanneer de relevante aandoeningen worden benoemd en de belemmeringen in kaart zijn gebracht;

    • g.

      als uit het advies blijkt of er sprake is van een naar verwachting stationaire situatie dan wel progressief ziektebeeld;

    • h.

      indien uit het advies blijkt welke mate van urgentie aan de orde is voor de verlening van de gevraagde voorziening;

    • i.

      als de selectie van voorzieningen past binnen het verstrekkingenbeleid van de gemeente.

  • 11.

    Inlichtingenplicht

    In verschillende artikelen van de Verordening voorzieningen gehandicapten wordt gesproken over het verstrekken van gegevens door de gehandicapte, zowel om de aanvraag te kunnen beoordelen als het gaat om de gronden van weigering (8.1 en 8.4) het verschaffen van inlichtingen door te (laten) ondervragen of onderzoeken (8.1), het eigener beweging mededeling doen van feiten en omstandigheden betrekking hebbend op het recht (8.3) en het intrekken van een beschikking na blijk van onjuiste gegevens (8.4).

    Om voor een Wvg-voorziening in aanmerking te komen en het recht hierop te kunnen behouden is de gehandicapte gehouden aan het college of aan de aangewezen instantie gegevens te (doen) verschaffen (Artikel 4:1 en artikel 4:2 Awb). Het recht op een voorziening eindigt bij verhuizing naar een andere gemeente. Bij overlijden van de gehandicapte moeten voorzieningen worden ingenomen. Ook wanneer voorzieningen niet meer worden gebruikt omdat ze niet meer nodig zijn of niet meer adequaat, moet dit worden gemeld.

    De gehandicapte zal niet altijd zelf in staat zijn hieraan gevolg te geven of hieraan mee te werken. In deze gevallen wordt hij vertegenwoordigd door een wettelijk vertegenwoordiger of zaakwaarnemer.

  • 12.

    Afschrijvingstermijn

    Bij gelijkblijvend ziektebeeld verstrekt de gemeente bij vervolgaanvragen slechts een nieuwe voorziening, wanneer een voorziening technisch is afgeschreven. Dit zal van situatie tot situatie verschillen, omdat voorzieningen in verschillende omstandigheden worden gebruikt en er ook verschillen zijn in intensiteit, belasting en frequentie. Situaties waarin de voorziening, buiten de schuld van de gehandicapte om, kapot of verloren is gegaan, vormen hierop een uitzondering.

  • 13.

    Gebruik van voorzieningen

    Een voorziening die door de gemeente aan een gehandicapte in bruikleen wordt verstrekt, is met name bedoeld voor het gebruik in de directe woon- en leefomgeving. Indien voorzieningen tijdens bijvoorbeeld een vakantie worden meegenomen naar elders draagt de gehandicapte in beginsel zelf de verantwoordelijkheid voor de verzekering van de voorziening en voor het laten verhelpen van defecten en storingen. In geval achteraf blijkt dat er sprake was van normale reparatiekosten, die de bruiklener niet verweten kunnen worden, worden deze vergoed.

    Een aanvullende voorziening voor het meenemen dan wel het gebruiken van een voorziening buiten de directe woon- en leefomgeving wordt in beginsel niet verstrekt.

  • 14.

    Glijdende schaal

    Door invoering van de zogenaamde glijdende schaal komt een aanvrager ook voor een vervoerskostentegemoetkoming in aanmerking indien de inkomensgrens wordt overschreden met een bedrag dat lager is dan de vervoerskostentegemoetkoming. In dat geval zal het verschil tussen de vervoerskostentegemoetkoming en de overschrijding van het norminkomen als tegemoetkoming worden uitgekeerd.

  • 15.

    Betaalbaarstelling

    De vervoerskostentegemoetkomingen worden per kwartaal achteraf uitbetaald.

  • 16.

    Financiering achteraf

    Tegemoetkoming voor kosten die de gehandicapte vóór de beslissing op de aanvraag van de voorziening heeft gemaakt is niet mogelijk, tenzij in een spoedeisende situatie hiertoe uitdrukkelijk schriftelijk toestemming is verleend. In de situatie dat de gehandicapte een voorziening aanvraagt nadat deze is gerealiseerd of een voorziening realiseert tussen het moment van aanvragen en het moment van beschikken, wordt het gevraagde geweigerd.

    Pas op dat moment heeft het college alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening. Er mag ook niet eerder dan na dit moment een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden voor een woningaanpassing.

    Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening, die voor de beslissing is aangebracht, uiteindelijk afwijkt van wat het college als goedkoopst adequate voorziening beschouwen. Het college kan immers ook factoren laten meewegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte zijn gelegen, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing wellicht niet noodzakelijk is. Ook eerst nadat de gemeente Nijkerk een positieve beschikking voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten heeft afgegeven, komt een gehandicapte hiervoor in aanmerking. Pas nadat advies is verkregen en de gemeente Nijkerk een afweging heeft gemaakt welke oplossing het meest adequaat is kan de gehandicapte tot verhuizing overgaan. Met deze voorwaarde wordt ervoor gezorgd dat de gemeente Nijkerk achteraf, nadat de gehandicapte reeds is verhuisd, niet met een claim voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten wordt geconfronteerd en dat de gehandicapte verhuist naar een niet adequate woning.

    In bepaalde gevallen kan het echter nodig zijn dat de gehandicapte snel moet beslissen omdat de woning anders aan een andere woningzoekende wordt toegewezen. In deze, of andere urgente gevallen, is het mogelijk dat de gemeente Nijkerk na beoordeling van de aanpassingen in de woning of de aanpasbaarheid van de woning, vooruitlopend op een positief medisch advies schriftelijk toestemming geeft te verhuizen. Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming vindt ook dan pas plaats nadat uit het advies de medisch-ergonomische noodzaak tot verhuizing is gebleken.

  • 17.

    Verwijtbaar gedrag en verlies van het verleende

    De aanvraag wordt ook geweigerd als het gaat om een tegemoetkoming of verlening die reeds eerder heeft plaatsgevonden, terwijl het de aanvrager verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid. Het moge duidelijk zijn dat deze regeling niet geldt indien de aanvrager geen schuld treft. Indien een ander aansprakelijk is voor het verloren gaan, dient deze derde door de gehandicapte hiervoor aansprakelijk gesteld te worden om zodoende de kosten te kunnen verhalen. Indien bijvoorbeeld in een woning een traplift, een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien bijvoorbeeld bij brand blijkt dat de woning onvoldoende is verzekerd, dan kan op dat moment geen beroep op deze verordening worden gedaan.

  • 18.

    Hardheidsclausule

    In uitzonderingsgevallen kan het college een voorziening toekennen, die afwijkt van de regels, normen en beleidslijnen, zoals die zijn vastgesteld in de Verordening voorzieningen gehandicapten en het daarbij behorende verstrekkingenboek. Het college dient in deze gevallen te motiveren waarom daarvan is afgeweken.

[Artikel] 1.5 Begripsbepalingen

  • 1.

    Ruimte in inkomen: het verschil tussen het norminkomen, zoals bedoeld in artikel 1.1 lid 19, van de verordening en eigen bijdragen Wvg en het inkomen van de gehandicapte vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.1, lid 17 van de verordening voorzieningen en gehandicapten.

  • 2.

    Draagkrachtpercentage wvg: het draagkrachtpercentage wvg bedraagt 8,75% en is een kwart van het percentage dat de gemeente in het kader van de Wet werk en bijstand (WWB) hanteert (35%).

  • 3.

    Draagkracht wvg: het draagkrachtpercentage van de ruimte in het inkomen.

  • 4.

    Netto-huurstijging: de stijging van de huur die optreedt ten gevolge van het doorberekenen in de huur van het niet voor subsidie in aanmerking komende deel van de aanpassingskosten minus de toename van de individuele huursubsidie ten gevolge van deze huurstijging.

  • 5.

    Stijging van de woonlasten van eigenaar-bewoners: de extra lasten die per jaar ontstaan als gevolg van de meest voordelige financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de aanpassingskosten.

  • 6.

    Eigen betaling: het ten laste van de gehandicapte blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend.

[Artikel] 1.6 Overige kosten

  • 1.

    Bij de vaststelling van de draagkracht wvg wordt rekening gehouden met de overige kosten die:

    • a.

      niet vanuit een regeling geheel of gedeeltelijk worden vergoed

    • b.

      niet algemeen gebruikelijk zijn

    • c.

      gemaakt zijn in het kalenderjaar waarop de draagkracht wvg betrekking heeft

  • 2.

    Met deze overige kosten die voortvloeien uit de handicap kan slechts rekening worden gehouden indien deze door de aanvrager door schriftelijke bewijsstukken worden aangetoond.

  • 3.

    Het college kan hiertoe nadere regels stellen.

Hoofdstuk 2 Nadere regels woonvoorzieningen

Artikel 2.1 Beoordelingscriteria

Bij de aanvragen voor woonvoorzieningen gelden, in aanvulling op de criteria genoemd in artikel 1.4, de volgende regels en beoordelingscriteria:

  • 1.

    Uitsluiting woon- en verblijfsruimten

    • a.

      Op grond van de Verordening voorzieningen gehandicapten verstrekt de gemeente geen woonvoorzieningen voor hotels of pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur, woonzorgcomplexen, onderkomens van verenigingen en gebouwen van maatschappelijke- en commerciële instellingen.

    • b.

      Een uitzondering op het gestelde onder a. vormen woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard in ADL-woningen, voor zover deze niet worden vergoed op grond van de AWBZ of de Ziekenfondswet.

  • 2.

    Primaat bij verhuizen

    In artikel 2.3 van de verordening is vastgelegd dat een woonvoorziening bij voorkeur verstrekt wordt in de vorm van een verhuiskostentegemoetkoming indien de noodzakelijke woningaanpassing naar verwachting meer kost dan € 6.807. Bij de afweging tussen verhuizing of woningaanpassing spelen vervolgens de volgende factoren een rol:

    • a.

      beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woonruimte;

    • b.

      vergelijking aanpassingskosten huidige en nieuwe woonruimte;

    • c.

      snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden door verhuizing dan wel aanpassing. De richtlijn is dat een verhuizing binnen maximaal 6 maanden gerealiseerd moet kunnen zijn. Bij weigering van een aangepaste woning gaat de termijn opnieuw in.

    • d.

      aanwezigheid mantelzorg in huidige en nieuwe woonomgeving;

    • e.

      binding van de gehandicapte met de wijk;

    • f.

      ligging van de huidige en nieuwe woonruimte ten opzichte van voorzieningen en werklocatie;

    • g.

      consequenties van verhuizing dan wel aanpassing voor de woonlasten van de gehandicapte. Voor gehandicapten, die op grond van hun inkomen in aanmerking komen voor Individuele Huursubsidie (IHS), is hierbij de richtlijn dat de verhuizing niet mag leiden tot overschrijding van de fiatteringgrens (het op dat moment geldende maximum), tenzij de gehandicapte geen bezwaar heeft tegen een huurverhoging;

    • h.

      overige financiële consequenties van verhuizing dan wel aanpassing voor eigenaar-bewoner.

Artikel 2.2 Financiële tegemoetkoming in verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    Het motief voor deze verstrekking is dat daarmee een aanpassing, die meer kost dan het onder 2.1 lid 2. genoemde kan worden voorkomen.

    Voorwaarden hiervoor zijn dat:

    • a.

      in de te verlaten woonruimte medische belemmeringen zijn ondervonden. Andere verhuismotieven van gehandicapten kunnen geen reden zijn om deze tegemoetkoming te verstrekken, omdat in dat geval sprake is van algemeen gebruikelijke kosten. Dit betekent onder meer dat slechts een gehandicapte, die van een niet-adequate naar een adequate woning verhuist in aanmerking kan komen voor verhuis- en (her)inrichtingskosten. Een uitzondering hierbij vormt verhuizing van een aangepaste woning naar een ADL-woning. Het verhuismotief komt hier wel voort uit de handicap.

    • b.

      de gehandicapte niet verhuist van of naar een woning, die niet geschikt is om het hele jaar te bewonen (en het gehele jaar bewoond mag worden).

    • c.

      de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-instelling. Bij twijfel over de vraag of een woning gezien moet worden als een voorziening in het kader van de AWBZ is doorslaggevend de vraag of de gehandicapte eigenaar is van de woning dan wel zelf de huur betaalt. In die gevallen wordt de woning niet beschouwd als een AWBZ-instelling.

    • d.

      de gehandicapte niet verhuist op een moment, dat op basis van leeftijd, de gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn. Een voorbeeld is voor het eerst zelfstandig gaan wonen.

  • 2.

    Niet-gehandicapten, die achterblijven in een aangepaste woning nadat de gehandicapte de woning heeft verlaten (bijvoorbeeld door verhuizing of overlijden), kunnen ook voor deze voorziening in aanmerking komen.

    Voorwaarden hiervoor zijn dat :

    • a.

      de verhuizing op verzoek van de gemeente plaats vindt en de woonruimte in het verleden voor meer dan het onder 2.1, 2. genoemde bedrag is aangepast of;

    • b.

      de verhuizing een aanpassing voorkomt van een andere woning voor meer dan dat bedrag.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming staat in principe vast. De tegemoetkoming in de kosten hiervan bedraagt ten hoogste € 2.912 maar kan in uitzonderingsgevallen gerelateerd worden aan de bespaarde investeringen in een woningaanpassing, indien dat om doelmatigheidsredenen noodzakelijk is.

Artikel 2.3 Financiële tegemoetkoming in kosten van woningaanpassing

Bij verstrekking van deze voorziening gelden de volgende regels:

  • 1.

    randvoorwaarde is de bereidheid van de eigenaar om mee te werken;

  • 2.

    de woning dient technisch gezien aanpasbaar te zijn;

  • 3.

    de kwaliteit van de aanpassing komt overeen met de eisen, zoals deze in het Bouwbesluit zijn geformuleerd. Een hoger kwaliteitsniveau is niet subsidiabel;

  • 4.

    de aanpassing dient bruikbaar te zijn voor eventuele volgende gehandicapte bewoners;

  • 5.

    aanpassingen die voortkomen uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen en/of achterstallig onderhoud komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking;

  • 6.

    de woningaanpassing dient voldoende verzekerd te zijn;

  • 7.

    de gehandicapte heeft zijn hoofdverblijf of zal dat hebben in de aan te passen woonruimte. In afwijking hiervan kan een gehandicapte, die in een AWBZ-instelling verblijft, een financiële tegemoetkoming krijgen in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte. Ook thuiswonende gehandicapten, die één of meer dagen per week in een andere woonruimte verblijven, kunnen een financiële tegemoetkoming ontvangen voor het bezoekbaar maken van die laatste woonruimte, wanneer daarmee opname in een AWBZ-instelling kan worden voorkomen. Voorwaarde voor deze uitzonderingen is dat de gemeente, waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt;

  • 8.

    wanneer de aanvraag voortkomt uit een verhuizing, waar op grond van medische beperkingen geen aanleiding toe bestond is een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing alleen mogelijk wanneer voor de verhuizing een belangrijke reden aanwezig is. Hieronder kan verstaan worden: het aanvaarden van een werkkring ( > 50 km.) waardoor verhuizing naar een andere gemeente noodzakelijk is, verhuizen op basis van een echtscheiding, of vanwege het aangaan van een nieuwe vorm van samenleven. Hierbij mag verondersteld worden dat steeds wordt verhuisd naar een zo eenvoudig mogelijk aan te passen woning.

  • 9.

    indien een gehandicapte verhuist naar een niet-adequate woning, dan kan aan [hem] (bij gelijke omstandigheden) geen woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing worden verstrekt. Hierbij is wel van belang dat de gehandicapte op het moment van verhuizing redelijkerwijze of op basis van een al afgegeven medisch advies dan wel op grond van een besluit wist of had behoren te weten, dat hij naar een adequate woning had moeten verhuizen;

  • 10.

    wanneer aanbouw of uitbreiding van een vertrek noodzakelijk is verstrekt de gemeente onder voorwaarden een financiële tegemoetkoming in de kosten daarvan. Het aantal m2 dat daarvoor in aanmerking komt is per vertrek als volgt gemaximeerd:

    Soort vertrek

    Aantal m2 bij aanbouw

    Aantal m2 bij uitbreiding

    Woonkamer

    30

    6

    Keuken

    10

    4

    Eenpersoons slaapkamer

    10

    4

    Tweepersoons slaapkamer

    18

    4

    Eenpersoons zitslaapkamer

    18

    8

    Toiletruimte

    2

    1

    Badkamer: wastafelruimte

    2

    1

    Badkamer: doucheruimte

    3

    2

    Entree/gang/hal

    5

    2

    Berging

    6

    4

  • 11.

    wanneer verwerving op grond nodig is in verband met aanbouw of uitbreiding van een vertrek verstrekt de gemeente een financiële tegemoetkoming in de kosten van de verwerving van het totaal aantal m2 grond, dat minimaal benodigd is om de aanbouw of uitbreiding te realiseren. Richtlijn hierbij is dat verwerving van de in bovenstaande tabel aangegeven m2 + 15% voldoende zal zijn om de aanbouw of uitbreiding te kunnen realiseren;

  • 12.

    als verwerving van grond nodig is om de toegang tot de woning aan te passen verstrekt de gemeente eveneens een financiële tegemoetkoming in de kosten daarvan. Het aantal m2 dat daarvoor in aanmerking komt is maximaal 20 m2. De grond kan gelegen zijn tussen de openbare weg en hoofdingang of tussen de tweede ingang en de berging en/of tuinpoort;

  • 13.

    wanneer aanleg dan wel aanpassing van een terras en/of een toegangspad direct bij de woonruimte noodzakelijk is verstrekt de gemeente een financiële tegemoetkoming in de kosten daarvan. Het aantal m2 dat hiervoor in aanmerking komt bedraagt maximaal 6 respectievelijk 20;

  • 14.

    aanpassing woonwagen conform algemene regels, mits:

    • a.

      de technische levensduur minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de standplaats niet binnen 5 jaar wordt opgeheven;

    • c.

      de woonwagen op de aanvraagdatum in de gemeente Nijkerk legaal op een standplaats stond.

    • d.

      de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een huisvestingsvergunning als bedoeld in de Huisvestingsverordening.

  • 15.

    wanneer de woonwagen binnen 5 jaar afgeschreven is of de standplaats binnen 5 jaar wordt opgeheven bedraagt de maximale tegemoetkoming € 935;

  • 16.

    de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassingen is afhankelijk van de wvg draagkracht (bij inkomens tot 1,5 maal het norminkomen is dit 100%) en van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten. De hoogte van de financiële tegemoetkoming bij inkomens boven 1,5 maal het norminkomen wordt bepaald door de draagkracht wvg in mindering te brengen op de voor vergoeding in aanmerking komende kosten. Indien de stijging van de huur- of woonlasten als gevolg van de woningaanpassing zoals genoemd in dit lid, de draagkracht wvg van de gehandicapte te boven gaat, wordt de financiële tegemoetkoming zodanig verhoogd dat de draagkracht wvg niet wordt overschreden. De voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten zijn:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkostenstijgingen, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt;

    • d.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom (incl. BTW) met dien verstande dat dit niet hoger is dan het thans meest gebruikte honorarium als bepaald in de SR 1997 (Standaard voorwaarden Rechtsverhouding opdrachtgever architect) van de BNA (de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten). Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden in geschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woning aanpassingen;

    • e.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom (exclusief BTW);

    • f.

      de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening;

    • g.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • h.

      de prijs van bouwrijpe grond, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in artikel 2.7;

    • i.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • j.

      de kosten in verband met noodzakelijk technische onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing.

    • k.

      de administratiekosten die een verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, tot een bedrag zoals omschreven in het convenant van de gemeente met de Samenwerkende Woningcorporaties Eemland (SWE).

    • l.

      de kosten voor het treffen van voorzieningen betreffende het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van nieuwe woningen.

    • m.

      de kosten van renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat de tegemoetkoming in de kosten door de gemeente is uitbetaald, voor zover deze verband houden met de bouw dan wel het treffen van de voorzieningen.

  • 17.

    woningaanpassingen boven het in de wet genoemde bedrag in artikel 5, lid 1 sub a vallen niet onder de Wvg, tenzij weigering van die voorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Het is van belang dat de grens objectief bepaalbaar is, ten einde discussie te voorkomen. Om deze objectivering te bereiken dienen de kosten te worden bepaald aan de hand van tenminste één en zonodig meerdere controleerbare offertes van aannemers. De offerte wordt door een deskundige beoordeeld wat betreft de bouwkundige, financiële en noodzakelijke aanpassingen.

  • 18.

    aan aanvrager kan worden toegestaan aanpassingen middels zelfwerkzaamheid te realiseren. Dit betekent in de praktijk dat kan worden toegestaan dat bepaalde voorzieningen anders (mits adequaat) worden uitgevoerd. Zo wordt aangesloten op de mogelijkheid die ook bij andere voorzieningen bestaat, dat gekozen kan worden voor een duurdere uitvoering van een voorziening. Uiteraard blijft het kostenniveau van de goedkoopst adequate uitvoering de basis voor de subsidieverlening;

  • 19.

    de gemeente verstrekt de financiële tegemoetkoming voor de woningaanpassing alleen wanneer in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel is voorzien;

  • 20.

    de gemeente kan –met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 2 artikel 2.1 lid 1 (uitsluiting woon- en verblijfsruimten)- een financiële tegemoetkoming verstrekken voor het treffen van voorzieningen voor een individueel gehandicapte aan een gemeenschappelijke ruimte. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen. Daarbij zal het vooral gaan om

    • a.

      het verbreden van toegangsdeuren

    • b.

      het aanbrengen van elektrische deuropeners

    • c.

      de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang tot de woning

    • d.

      drempelhulpen en vlonders

    • e.

      het aanbrengen van een extra trapleuning

    • f.

      een opstelplaats voor een rolstoel of een vervoersvoorziening bij de toegangsdeur van het woongebouw.

  • 21.

    voor een financiële tegemoetkoming komen niet in aanmerking:

    • a.

      Het aanpassen van hobby- en recreatieruimten, tenzij uitsluitend via deze ruimte(n) de woning bereikt kan worden.

    • b.

      Aanpassing van algemeen gebruikelijke voorzieningen aan de eisen van deze tijd.

    • c.

      Voorzieningen in gebouwen die zijn of worden gebouwd na inwerkingtreding van het Bouwbesluit en die op grond daarvan tijdens de bouw (hadden) moeten worden aangebracht.

    • d.

      Voorzieningen bestemd voor collectief gebruik in op senioren gerichte woongebouwen die gebouwd zijn na 1995, of in op gehandicapten gerichte woongebouwen.

  • 22.

    Indien ná de toekenning van de tegemoetkoming en vóór de gereedmelding van de woningaanpassing de relatie tussen de gehandicapte en de woning niet meer aanwezig is (verhuizing of overlijden) wordt de toegekende voorziening als volgt herzien:

    • a.

      indien nog geen werkzaamheden zijn uitgevoerd vervalt de toegekende voorziening. Eventuele voorbereidingkosten komen echter wel voor een tegemoetkoming in aanmerking.

    • b.

      Indien de werkzaamheden gedeeltelijk zijn uitgevoerd wordt de toekenning (beschikking) herzien afhankelijk van het stadium waarin de aanpassingswerkzaamheden verkeren en afhankelijk van de reeds aangegane verplichtingen.

De tegemoetkoming voor niet-standaard-aanpassingen worden bepaald op grond van de vastgestelde criteria en kan niet meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 5, lid 1 sub a van de wet, tenzij artikel 9.1, lid 3 van de verordening van toepassing is verklaard.

Hierop gelden de volgende uitzonderingen:

  • a.

    bezoekbaar maken van woningen: dit wil zeggen aanpassing van de toegang tot de woning, de toegang tot de woonkamer en aanpassing van één toilet, waarvan de kosten maximaal € 6.807 bedragen.

  • b.

    Aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten, waarvan de kosten niet meer kunnen bedragen dan € 6.807.

  • c.

    Ook kunnen voorzieningen in verband met de inrichting van een uitraaskamer onder deze noemer worden verleend. Er moet voor een uitraaskamer sprake zijn van een zeer bijzondere situatie en er moet aan enkele specifieke voorwaarden worden voldaan. De eerste voorwaarde is dat er sprake moet zijn van ernstig ontremd gedrag en de uitraaskamer noodzakelijk is om de gehandicapte tegen zichzelf te beschermen. De uitraaskamer moet zo zijn ingericht, dat de kans op verwondingen of het veroorzaken van overlast zo klein mogelijk is. De juiste maatregelen zullen afhangen van de aard van de ontremmingen. Bedoelde kamer moet ook een prikkelarme omgeving bieden, met weinig of geen losse spullen en ook kan het soms nodig zijn extra geluidwerende maatregelen te nemen. Hiermee wordt overigens niet het wegnemen van geluidsoverlast voor derden beoogd. Er is sprake van een grote diversiteit van te nemen maatregelen en voor een goed resultaat is overleg tussen de partijen van groot belang.

  • d.

    aanpassen van een woonwagen mits legaal op een standplaats en naar verwachting nog tenminste 5 jaar op de standplaats en nog tenminste 5 jaar geschikt voor huisvesting, waarvan de kosten niet meer kunnen bedragen dan € 6.807.

  • e.

    het aanpassen woonwagen mits legaal op de standplaats maar naar verwachting minder dan 5 jaar op de standplaats of minder dan 5 jaar geschikt voor bewoning, waarvan de kosten niet meer kunnen bedragen dan € 949.

  • f.

    idem het aanpassen van een woonboot mits legaal nog 5 jaar, waarvan de kosten niet meer kunnen bedragen dan € 6.807.

  • g.

    idem van aanpassen woonboot mits legaal minder dan 5 jaar, waarvan de kosten niet meer kunnen bedragen dan € 949.

  • h.

    voorwaarde voor aanpassing van de gemeenschappelijke ruimte is dat de eigenaar van de gemeenschappelijke ruimte schriftelijk met de aanpassing akkoord dient te gaan.

Artikel 2.4 Financiële tegemoetkoming in kosten van woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard

  • 1.

    Alleen vervanging van vloerbedekking, kinderboxen, patiëntenliften en hulpmiddelen bij het baden, douchen en wassen komen voor tegemoetkoming in aanmerking.

    • a.

      In natura en bruikleenverstrekking van hulpmiddelen bij het baden douchen en wassen op basis van de indicatiestelling en selectiespecificaties:

      • 1.

        aankleedtafel voor kinderen

      • 2.

        afdroogtafel

      • 3.

        badzitje

      • 4.

        badplank

      • 5.

        douchestoel

      • 6.

        douchebrancard

      • 7.

        douchestretcher

      • 8.

        douchewagen

      • 9.

        kinderbox

      • 10.

        postoel

      • 11.

        toiletstoel

      • 12.

        toiletverhoger

  • 2.

    In ADL-woningen komen de voorzieningen genoemd onder a. voor tegemoetkoming in aanmerking voor zover de AWBZ en de Ziekenfondswet hierin niet voorzien.

  • 3.

    Wanneer de gehandicapte redelijkerwijs had kunnen weten overgevoelig te zijn voor huisstofmijt, verstrekt de gemeente géén financiële tegemoetkoming voor vervanging van vloerbedekking.

  • 4.

    Alleen vloerbedekking, die niet ouder is dan 7 jaar en om medische redenen direct vervangen moet worden, wordt éénmalig voor 100% vergoed tot ten hoogste € 30,00 per m2, inclusief arbeid, noodzakelijke materialen en B.T.W.. Vloerbedekking ouder dan 7 jaar komt niet voor tegemoetkoming in aanmerking.

  • 5.

    Verstrekking van een patiëntenlift (zowel hand- als elektrische bediening) is mogelijk. De keuze van het type lift hangt echter af van:

    • a.

      te verwachten transfers en hun bestemming;

    • b.

      mogelijkheden van de gehandicapte;

    • c.

      indeling van de woning;

    • d.

      aanwezige inrichtingselementen

      Een vaste patiëntenlift (vaste opstelling of verplaatsbaar via bovenrailgeleiding) wordt beschouwd als een woningaanpassing. Daarom dient er bij verstrekking rekening gehouden te worden met de regels, genoemd onder artikel 2.3.

  • 6.

    Intercominstallatie is mogelijk indien de gehandicapte niet in staat is zelf de voordeur van de woning te openen om bezoek te ontvangen. Een video-intercominstallatie kan slechts worden vergoed indien er sprake is van een gehoorstoornis die niet (gedeeltelijk) is op te heffen met hulpmiddelen die op basis van de AWBZ verstrekt worden.

Artikel 2.5 Financiële tegemoetkoming in kosten van onderhoud, keuring en reparatie

De gemeente verstrekt alleen een financiële tegemoetkoming in de werkelijk gemaakte kosten, van keuring, onderhoud en reparatie van de volgende woonvoorzieningen:

  • a.

    stoelliften;

  • b.

    rolstoel- of staplateauliften;

  • c.

    woonhuisliften;

  • d.

    hefplateauliften;

  • e.

    mechanische- of elektrische inrichting voor een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel;

  • f.

    elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren.

  • g.

    Toilet, voorzien van onderspoel/föhninrichting

Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting

Voorwaarden voor verstrekking van deze voorziening zijn:

  • 1.

    De gehandicapte kan zijn woning tijdelijk niet bewonen als gevolg van een noodzakelijke woning- aanpassing.

  • 2.

    De gehandicapte kan redelijkerwijs niet voorkomen dat hij, als gevolg van deze aanpassing, dubbele woonlasten heeft.

  • 3.

    De gemeente verstrekt deze voorziening voor de periode, waarin de gehandicapte dubbele woonlasten heeft, met een maximum van 6 maanden.

    a.

    Maximum per maand bij zelfstandige woonruimte

    € 582

    b.

    Maximum bij niet-zelfstandige woonruimte

    € 291

Artikel 2.7 Financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving

Doel van deze voorziening is het stimuleren van woningeigenaren om aangepaste woningen aan gehandicapten toe te wijzen. Voorwaarden voor verstrekking van deze voorziening zijn:

  • 1.

    De woning is voor meer dan het bedrag genoemd in artikel 2.1 lid 2. aangepast;

  • 2.

    De gemeente verstrekt deze voorziening voor een periode van maximaal 6 maanden;

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte en bedraagt maximaal 100% van de maximale huur, waarbij Individuele Huursubsidie zou worden verstrekt.

Hoofdstuk 3 Nadere regels vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene beoordelingscriteria

In aanvulling op de criteria uit artikel 1.4 gelden voor aanvragen voor alle vervoersvoorzieningen de volgende regels en beoordelingscriteria:

  • 1.

    Voorwaarde voor de verstrekking van een vervoersvoorziening is dat de aard van de handicap het gebruik en/of het bereiken van het reguliere Openbaar Vervoer onmogelijk maakt.

  • 2.

    De gemeente verstrekt een vervoersvoorziening bij voorkeur in de vorm van collectief vervoer. Individuele verstrekkingen vinden alleen plaats wanneer de aard van de handicap het gebruik van collectief vervoer onmogelijk maakt en voor die verplaatsingsbehoefte, waarin het systeem voor collectief vervoer niet voorziet.

  • 3.

    Een vervoersvoorziening is bedoeld om de mobiliteitsbelemmeringen van de gehandicapte te verminderen. Het opheffen van de belemmeringen dient in algemene zin te worden nagestreefd, wat niet betekent dat dit redelijkerwijs altijd kan worden bereikt.

  • 4.

    Op grond van vaste jurisprudentie is de gemeente gehouden tegemoet te komen in de meerkosten tengevolge van de handicap, op basis van de zelfstandige individuele vervoersbehoefte in het kader van het leven van alle dag. Dit is een geobjectiveerd begrip dat niet behoeft overeen te komen met de vervoersbehoefte zoals die door de gehandicapte wordt ervaren.

  • 5.

    Indien een vervoersvoorziening de belemmeringen die bij het reizen in de directe woon- en leefomgeving worden ondervonden wegneemt, zo dat vervolgens op een aanvaardbare wijze deel genomen kan worden aan het maatschappelijk leven van alle dag zoals beschreven onder 7., wordt er van een adequate voorziening gesproken. Een combinatie van vervoersvoorzieningen kan wat dit betreft adequaat zijn. De goedkoopst adequate voorziening wordt doorgaans verleend.

  • 6.

    Vervoersvoorzieningen voor vervoer naar en van werk en school blijven onder de wet op de (re)ïntegratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) vallen. Wanneer een gehandicapte zo’n voorziening ontvangt verstrekt de in die wetten genoemde uitvoeringsinstellingen ook een vervoersvoorziening voor de verplaatsingen in verband met de deelneming ook een vervoersvoorziening voor de verplaatsing in verband met de deelneming aan het maatschappelijk verkeer. Gehandicapten, die zo’n voorziening ontvangen, kunnen geen aanspraak maken op een vervoersvoorziening op grond van de Wvg.

  • 7.

    Voor een vervoersvoorziening komt men in aanmerking indien er sprake is van deelname aan het maatschappelijk leven van alledag, waarbij het in beginsel gaat om verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving. Er moet dan wel sprake zijn van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte in het kader van de verplaatsingen van alle dag. Dat wil zeggen dat de gehandicapte zelf, in meerdere of mindere mate vanuit zichzelf, zich moet willen verplaatsen voor het doen van alledaagse activiteiten, zoals het doen van boodschappen en winkelen, het onderhouden van sociale contacten met familie, vrienden, kennissen, het bezoeken van een patiënt in het ziekenhuis, het uitoefenen van recreatieve activiteiten zoals het deelnemen aan het verenigingsleven, het bezoeken van een zwembad, een theater, een bioscoop, etcetera;

  • 8.

    Bovenregionaal vervoer valt niet onder de gemeentelijke zorgplicht, tenzij er sprake is van dusdanig wezenlijk, uitsluitend door persoonlijk bezoek door de gehandicapte te onderhouden contact, dat zonder dit contact sociaal isolement optreedt.

  • 9.

    Voor een bewoners van een AWBZ-instelling worden de verplaatsingen in en om de instelling, alsmede het weekendvervoer beschouwt als de vervoersbehoefte. Van vereenzaming van een bewoner van een AWBZ-instelling is sprake indien:

    • a.

      hij niet in staat is zelfstandig sociale contacten te leggen, op te bouwen en te onderhouden en daar door niet aan de activiteiten van de instelling kan deelnemen.

    • b.

      èn daardoor in zodanige mate afhankelijk is van het ouderlijk huis dat dit als zijn thuis moet worden beschouwd.

  • 10.

    Voor het opheffen van de eenzaamheid en ter voorkoming van dreigende vereenzaming wordt in beginsel een aantal van 17 à 18 weekendbezoeken per jaar aan het ouderlijke milieu of een wezenlijk contact in beginsel als adequaat beoordeeld. Dit aantal is de uitkomst van een aanvaardbaar te achten patroon van eens per drie weken een bezoek aan “thuis”, eens per drie weken bezoek ontvangen in de instelling en eens per drie weken eventueel een weekend zonder familiecontact.

  • 11.

    Gehandicapten met een inkomen vanaf 1,5 x het norminkomen komen niet in aanmerking voor verstrekking van een bruikleenauto, omdat het eigendom van een auto bij dat inkomenspeil als algemeen gebruikelijk beschouwd kan worden.

  • 12.

    Als gevolg van de invoering van de glijdende schaal geldt bij vervoerskostentegemoetkoming een afwijkende regel: Indien het inkomen hoger is dan 1,5 x norminkomen wordt de financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 sub b, c, e en f van de verordening gekort met het bedrag van de overschrijding.

  • 13.

    De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van vervoer wordt afgestemd op de zelfstandige, resterende vervoersbehoefte:

    • a.

      Indien er sprake is van een beperkte vervoersbehoefte wordt de vervoerskostentegemoetkoming daarop afgestemd.

    • b.

      De vervoersbehoefte kan samenvallen met die van een partner. Bij een niet samenvallende vervoersbehoefte van partners wordt ten hoogste 150% van een enkele financiële tegemoetkoming verstrekt voor het gebruik van het individueel vervoer.

  • 14.

    Bij kinderen onder de leerplichtige leeftijd valt de vervoersbehoefte doorgaans samen met die van de ouders, zoals ook gebruikelijk is bij niet-gehandicapte kinderen.

    • a.

      Voor kinderen tot vier jaar wordt daarom geen normbedrag beschikbaar gesteld.

    • b.

      Voor vier- tot twaalfjarigen geldt een kortingspercentage van 25% omdat zij veelal door hun ouders worden begeleid zoals ook gebruikelijk is bij niet-gehandicapte kinderen.

  • 15.

    Indien op grond van andere verstrekte vervoersvoorzieningen reeds voor een deel in de vervoersbehoefte wordt voorzien kan op de norm een korting worden toegepast: Wanneer bij uitzondering een tegemoetkoming wordt verstrekt aanvullend op collectief vervoer bedraagt de korting 75%.

  • 16.

    Bij cumulatie van kortingen worden respectievelijk de korting voor een beperkte vervoersbehoefte, de partnerkorting en de leeftijdskorting toegepast.

  • 17.

    Indien begeleiding medisch noodzakelijk is kan een financiële tegemoetkoming hiervoor worden toegekend in geval de begeleider een aanzienlijke afstand moet afleggen om bij de gehandicapte te komen en begeleiding (bijna) uitsluitend door deze betrokkene mogelijk is. De financiële tegemoetkoming voor de kosten van begeleiding wordt gegeven voor de extra kosten van begeleiding, welke worden veroorzaakt doordat de begeleider reiskosten moet maken voor het halen en brengen van de gehandicapte. De tegemoetkoming zal dan bestaan uit twee maal de enkele reisafstand van de begeleider naar de gehandicapte.

    Hiervoor zijn de voorkomende situaties:

    • a

      Het begeleiden in het Openbaar vervoer (OV).

      Met een OV-begeleiderskaart kan gratis begeleid worden. Voor zover er meerkosten ontstaan doordat de gehandicapte regelmatig afgehaald en weggebracht moet worden (zodat ten behoeve van begeleiding zonder gehandicapte gereisd moet worden) kan een begeleidingskosten-tegemoetkoming gebaseerd op OV tarief aangevraagd worden.

    • b

      Het begeleiden in De Regiotaxi.

      Op grond van een medische indicatie kan gratis meegereisd worden. De gegevens hieromtrent zijn in het persoongebonden betalingssysteem opgenomen. Ook dan is bij aantoonbare meerkosten op grond van het zonder de gehandicapte reizen zoals onder 1. een begeleidingskosten-tegemoetkoming op basis van OV tarief mogelijk.

    • c

      Het begeleiden middels het gebruik van een eigen auto of (rolstoel)taxi.

      Voor begeleiding in de individuele (rolstoel) taxi en bij gebruik van een eigen auto dan wel een auto van derden kan eveneens een begeleidingskosten-tegemoetkoming toegekend worden in geval gebruik wordt gemaakt van de auto van de begeleider en deze begeleider een aanzienlijke afstand moet afleggen om bij de gehandicapte te komen en begeleiding (bijna) uitsluitend door deze betrokkene mogelijk is. De begeleidingskosten gebaseerd op het aantal kilometers gelegen tussen de woning van de begeleider en woning van de gehandicapte, tegen het kilometertarief, dat jaarlijks door de Uitvoering Werknemersverzekeringen (Uwv) wordt vastgesteld.

  • 18.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van begeleiding wordt rekening gehouden met het feit dat de gehandicapte ook bezoek kan ontvangen.

  • 19.

    Indien begeleiding niet medisch noodzakelijk is (doch uitsluitend wenselijk, of sociaal noodzakelijk vanwege begeleiding op de plaats van bestemming) wordt hiervoor geen tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 3.2 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen

  • 1.

    Er dient sprake te zijn van een zelfstandige vervoersbehoefte.

  • 2.

    De hoogte van de vervoerskostentegemoetkoming is mede afhankelijk van de mate van de voorzieningen (zoals winkels, zwembad, manege, sportvoorzieningen), die er binnen een AWBZ-instelling aanwezig zijn. Er wordt daarbij uitgegaan dat de meeste bewoners van AWBZ-instellingen behoefte hebben aan sociaal vervoer in verband met het bezoek aan familie, vrienden en bekenden. De behoefte aan sociaal vervoer voor andere doeleinden (bijvoorbeeld voor boodschappen, bezoek clubs en verenigingen) zal klein zijn: een groot deel van dit soort activiteiten vindt binnen de instelling plaats.

  • 3.

    Bewoners van AWBZ-instellingen ontvangen naar behoefte de vervoerskosten-tegemoetkoming voor zelfstandig wonende gehandicapten. Alleen indien de gehandicapte aantoonbaar aannemelijk maakt dat ook sprake is van een vervoersbehoefte om andere redenen, dan het bezoek aan familie, vrienden en bekenden, kan er een toeslag op de standaardtegemoetkoming worden verstrekt. Hierbij moet vooral gedacht worden aan situaties, waarin de naaste familieleden van de gehandicapte (ouder, broer, zus, kind) en partner, curator gezien hun leeftijd alsmede lichamelijke gesteldheid niet langer meer in staat zijn om de gehandicapte in de instelling te kunnen bezoeken, en dat zonder deze contacten sociaal isolement optreedt.

Artikel 3.3 Het gebruik van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer (de Regiotaxi) tegen gereduceerd tarief

De Regiotaxi is een regionaal vraaggestuurde open collectief, van-deur-tot-deur-vervoersysteem dat operationeel is zowel binnen als buiten de gemeentelijke vervoersregio. Het zorgplichtgebied betreft de gemeente met daaromheen een schil van 4 OV-zones. Een Regiotaxizone komt overeen met de zone zoals die in het regulier OV worden gehanteerd. Een zone komt ongeveer overeen met 3,5 kilometer rijafstand. Er wordt gereden met gewone taxi’s en rolstoeltoegankelijke busjes. De chauffeur verleent zonodig assistentie bij het in- en uitstappen.

  • 1.

    De Regiotaxi is een voorziening die binnen de rangorde van voorzieningen het primaat heeft. Dit betekent dat eerst wordt gekeken of kan worden volstaan met het verlenen van het gebruik van De Regiotaxi voordat eventueel andere voorzieningen worden verleend.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor vervoer met de Regiotaxi moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en 3.2 aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan.

    De aanvrager:

    • a.

      kan openbaar vervoer niet gebruiken vanwege in/uitstapproblemen, lang staan, zitten of het niet kunnen bereiken van de dichtstbijzijnde halte.

    • b.

      kan openbaar vervoer niet gebruiken vanwege sociaal/psychische factoren waardoor de privacy of de veiligheid van cliënt of medepassagiers niet is gegarandeerd, of vanwege andere reden ( b.v. gedragsstoornissen). Ook niet met begeleiding.

    • c.

      kan ook na training openbaar vervoer niet zonder begeleiding gebruiken op grond van cognitieve of visuele beperkingen (minimumleeftijdsgrens 12 jaar), maar kan wel zelfstandig reizen met de Regiotaxi.

  • 3.

    De kosten per rit bedragen steeds de prijs van 1 regiotaxi-opstapzone plus de prijs van het aantal zones dat overeenkomt met het aantal zones dat over de weg gereden moet worden. Onder een ‘bovenregionale’ bestemming moet worden verstaan een bestemming buiten het zorgplichtgebied.

  • 4.

    Geïndiceerden kunnen onbeperkt aantal zones per jaar reizen tegen gereduceerd tarief.

  • 5.

    Operationele uren

    Het regiotaxivervoerssysteem is dagelijks operationeel tussen 6.00 uur en 24.00 uur en op zon- en feestdagen van 8.00 uur tot 24.00 uur. Het zorgt daarnaast iedere dag voor aansluiting op de laatste treinen in het interne vervoersgebied. Bij vertraging van de laatste trein wacht de Regiotaxi op de klant. Op 31 december eindigt de dienst om 20.00 uur. De laatste rit begint dan uiterlijk om 20.00 uur of na aankomst en vertrek van de laatste trein indien dit later is dan 20.00 uur. Het reserveringnummer is dagelijks van 5.00 uur tot 24.00 uur te bereiken.

    Het bestellen van de rit

    Om met het bespreekbureau een afhaaltijd af te spreken moet tenminste één uur van tevoren een rit telefonisch worden besteld. Voor het maken van een afspraak over de noodzakelijke gegarandeerde aankomsttijd moet de gewenste aankomsttijd telefonisch worden gemeld.

    Omrijdtijden en marges

    De extra omrijdtijd is gelimiteerd tot 1,5 keer de normale reistijd. Ritten van meerdere reizigers kunnen worden gecombineerd, maar met een marge van 15 minuten vroeger of later is de afgesproken afhaaltijd gegarandeerd. Door middel van een terugbelservice wordt het effect van de afhaalmarge teruggedrongen tot een beperkte tijd waarin men geacht wordt gereed te zijn voor vertrek. Ook meerdaagse afspraken zijn mogelijk.

    Klachtenprocedure wat betreft de Regiotaxidienstverlening

    Deze is vastgelegd in de uitvoeringprocedure en voorziet er in dat een tijdig door middel van de klantenreactiekaart ingediende klacht binnen 15 dagen door vervoerder zorgvuldig wordt afgehandeld. Hierna staat de gang naar de klachtencommissie open. Deze commissie zal binnen 3 maanden na tijdige indiening schriftelijk en gemotiveerd een uitspraak doen. Klachten mogen ook anderszins bijvoorbeeld schriftelijk, per fax, e-mail of telefonisch worden ingediend.

Artikel 3.4 Het gebruik van een collectief systeem van aanvullend openbaar vervoer (de Regiotaxi) met aanvullende financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Indien de gehandicapte wel gebruik kan maken van collectief vervoer, maar wegens sociale omstandigheden van de gehandicapte uitsluitend collectief vervoer niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte, kan een aanvullende financiële tegemoetkoming worden verstrekt in het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming aanvullend op het gebruik van collectief vervoer moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en 3.2 aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan. De aanvrager verkeert in sociale omstandigheden waardoor uitsluitend deelname aan collectief vervoer niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte / het verplaatsingspatroon:

    • a.

      Een gehandicapt kind in een gezin met één of meer minderjarige kinderen. Een thuiswonend gehandicapt kind dient zoveel mogelijk deel te kunnen nemen aan het leven van alledag van het gezin. Dit betekent het in gezinsverband kunnen ondernemen van activiteiten, die bij een gezin met jonge kinderen horen. In de meeste gevallen zal deelname aan collectief vervoer niet toereikend zijn.

    • b.

      Een gehandicapte ouder in een gezin met jonge kinderen, die een actieve functie vervult binnen het gezin, zoals kinderen naar school brengen, boodschappen doen etc.

    • c.

      Iemand die binnen het vervoersgebied kan deelnemen aan collectief vervoer, maar voor essentiële contacten buiten het vervoersgebied niet vervoerd kan worden per Valys. De aanvrager dient hiervoor aan alle volgende criteria te voldoen:

      • -

        De cliënt heeft essentiële contacten buiten de gemeente Nijkerk, welke alleen kunnen worden onderhouden door daar zelf op bezoek te gaan; d.w.z. de contacten zijn niet in staat de cliënt in Nijkerk te bezoeken.

      • -

        Het niet kunnen onderhouden van deze contacten heeft een dreigende vereenzaming of aantoonbare ontwrichting van het psychosociaal functioneren tot gevolg

      • -

        De cliënt is op medische gronden niet in staat deze contacten te onderhouden door gebruik te maken van Valys volgens de daarvoor door Valys opgestelde bepalingen.

    • d.

      Iemand die structureel, vaker dan drie keer per week, in het kader van het functioneren met betrekking tot het leven van alle dag (sociale contacten en b.v. het doen van boodschappen en het uitoefenen van recreatieve activiteiten) meer dan drie bestemmingen per dag moet bereiken die buiten de directe woonomgeving liggen.

Artikel 3.5 Een financiële tegemoetkoming in het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer

Indien de gehandicapte geen gebruik kan maken van het collectief vervoer, is doorgaans het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten van individueel taxivervoer of individueel rolstoeltaxivervoer, in rangorde van het gestelde primaat, de goedkoopst adequate oplossing.

Het zogenaamde forfaitaire leefkilometerbudget kan ook worden aangewend voor te rijden kilometers met de eigen auto of met een auto van derden.

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming in individueel taxivervoer moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en artikel 3.2 aan één van de volgende voorwaarden zijn voldaan.

    De aanvrager:

    • a.

      Is fysiek niet in staat gebruik te maken van collectief vervoer. De aanvrager heeft bijvoorbeeld:

      Ernstige problemen ten aanzien van de toegang tot het vervoermiddel, ook met begeleiding.

      Pijnklachten die een aparte voorziening, hulp of rijstijl noodzakelijk maken.

      Uitgebreide verzorging nodig onderweg.

    • b.

      Kan collectief vervoer niet gebruiken vanwege sociaal/psychische factoren waardoor de privacy of de veiligheid van cliënt of medepassagiers niet is gegarandeerd.

    • c.

      Is dermate vermindert belastbaar t.g.v. medische problematiek, dat deelname aan collectief vervoer de deelname aan sociaal verkeer belemmert.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming voor individueel rolstoeltaxivervoer moet bovendien aan één van de volgende voorwaarden worden voldaan:

    De aanvrager:

    • a.

      kan niet zelfstandig transfers maken

    • b.

      is afhankelijk van permanent gebruik van een (aangepaste) rolstoel.

      Prijsstelling en financiële tegemoetkoming

      Voor deze tegemoetkomingen zijn normbedragen op jaarbasis vastgesteld. Op de norm wordt een korting toegepast op grond van een beperkte vervoersbehoefte, de aanwezigheid van een partner en leeftijd. Ook wanneer de tegemoetkoming wordt toegekend aanvullend op collectief vervoer wordt een korting toegepast. De hoogte van de gemaximeerde tegemoetkoming is gebaseerd op de kilometerprijs van het gewone (rolstoel)taxivervoer en wordt forfaitair per kwartaal betaalbaar gesteld. Het zogenaamde forfaitaire leefkilometerbudget kan ook worden aangewend voor te rijden kilometers met de eigen auto of met een auto van derden.

      a.Normbedragen:

      Voor 12-jarigen en ouder (100%)

      Individueel taxivervoer 2000 x € 1,48 p.km

      Forfait

      p.jaar

      € 2.960

      Individueel rolstoeltaxivervoer 2000 x € 1,70 p.km

      Forfait

      p.jaar

      € 3.400

      Eigen/bruikleenautobudget Nibud kilometerprijs 2000 x € 0,42 per km

      Forfait

      p.jaar

      € 840

      Voor 4 tot 12-jarigen (75%)

      Individueel taxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 2.220

      Individueel rolstoeltaxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 2.550

      Eigen/bruikleenautobudget

      Forfait

      p.jaar

      € 630

      Voor partners beiden geïndiceerd (2x 75%)

      Individueel taxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 4.400

      Individueel rolstoeltaxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 5.100

      Eigen/bruikleenautobudget

      Forfait

      p.jaar

      € 1.260

      Aanvullend op collectief vervoer:

      Een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer of bruikleenautovervoer wordt aanvullend op het gebruik van collectief vervoer alleen verstrekt indien de gehandicapte wel gebruik kan maken van collectief vervoer, maar uitsluitend collectief vervoer wegens sociale omstandigheden niet adequaat is gezien de vervoersbehoefte (zie 3.4). In dat geval gelden de volgende normbedragen:

      (25%)

      Individueel taxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 1.850

      Individueel rolstoeltaxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 850

      Eigen autobudget

      Forfait

      p.jaar

      € 145

      Bewoners van AWBZ-instellingen:

      Tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van individueel (rolstoel)taxi- of bruikleenautovervoer voor bewoners die in een AWBZ-instelling verblijven

      (50%)

      Individueel taxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 1.480

      Individueel rolstoeltaxivervoer

      Forfait

      p.jaar

      € 1.700

      Eigen/bruikleenautobudget Uwv kilometerprijs

      Forfait

      p.jaar

      € 290

      Toeslag AWBZ-tegemoetkoming:

      Is afhankelijk van de individuele situatie, waarbij 50% van de basisnorm geldt als uitgangspunt voor de berekening.

      b. Afbouwregeling :

      • 1.

        cliënten die na de inwerkingtreding van dit verstrekkingenboek een financiële tegemoetkoming voor vervoer krijgen toegekend:

        overstrekking vindt plaats op basis van de normbedragen genoemd onder a.

      • 2.

        cliënten die ten tijde van de inwerkingtreding van dit verstrekkingenboek een hogere financiële tegemoetkoming voor vervoer ontvangen:

        • o

          gedurende de eerste 6 maanden na invoering van dit verstrekkingenboek verstrekking op het niveau van het vorige verstrekkingenboek

        • o

          vanaf 6 t/m 9 maanden na inwerkingtreding van het nieuwe verstrekkingenboek:

          verstrekking nieuw bedrag+50% van het verschil tussen oud en nieuw bedrag

        • o

          vanaf 9 t/m 12 maanden na inwerkingtreding van dit verstrekkingenboek:

          verstrekking van het nieuwe bedrag+25% van het verschil tussen oud en nieuw bedrag

          ovanaf 1 jaar verstrekking op basis van de normbedragen genoemd onder a.

Artikel 3.6 Een bruikleenauto

De verlening van een bruikleenauto kan in een uitzonderlijk geval noodzakelijk zijn indien er sprake is van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte en indien het goedkoper collectief vervoer, of het goedkoper individueel (rolstoel) taxivervoer in de directe woon- en leefomgeving niet adequaat zijn. Als Wvg-verstrekking komt deze voorziening zelden tot bijna nooit voor in verband met de criteria ‘goedkoopst-adequaat’, ‘algemeen gebruikelijk’ en het ‘primaat van het collectief vervoer’ en van het ‘individueel (rolstoel-)taxivervoer’ als volgende in de rangorde van het primaat. Met een bruikleenauto wordt in principe voorzien in de volledige regionale vervoersbehoefte en samenloop met een andere vervoersvoorziening is daarom niet mogelijk, tenzij het een voorziening betreft voor de korte afstand (de eerste honderden meters vanuit de woning) of een tegemoetkoming in de kosten van brandstofgebruik.

  • 1.

    Voor de verstrekking van een bruikleenauto moet één van de volgende situaties van toepassing zijn;

    de aanvrager:

    • a.

      woont legaal op een plaats die voor De Regiotaxi of de gewone taxi niet bereikbaar is;

    • b.

      kan of mag zich om aangetoonde medische redenen niet in de open lucht verplaatsen, waardoor de wisselende weersomstandigheden en de temperatuurwisselingen die gepaard kunnen gaan met het gebruik van De Regiotaxi en/of met het individueel taxivervoer niet worden verdragen, bijvoorbeeld vanwege ernstig hart- of longlijden of een sterk gestoord thermoregulatiesysteem.

    • c.

      heeft een zorgbehoefte tijdens het vervoer van dienmate dat deze niet, of niet tijdig verleend kan worden tijdens het gebruik van de Regiotaxi terwijl een voorziening in de vorm van individueel (rolstoel) taxivervoer onvoldoende invulling geeft aan de individuele vervoersbehoefte.

  • 2.

    De auto kan worden verstrekt in natura, inclusief de kosten van reparatie en het onderhoud en verzekering en motorrijtuigenbelasting. De wagen is bij levering zonodig aangepast aan de beperkingen van de gehandicapte, voor zover de aanpassingen in het indicatie- en selectieonderzoek door de adviseur zijn voorgesteld. Aanpassingen kunnen ook later zijn geïndiceerd.

  • 3.

    Er kan een tegemoetkoming in de benzinekosten worden verstrekt, bij een inkomen beneden de Wvg-inkomensnorm. Het betreft hier een tegemoetkoming voor het gebruik van een bruikleenauto door middel van een financiële tegemoetkoming in de kosten van gereden kilometers op basis van de door het Uwv vastgestelde prijs per kilometer tot een maximum van 2000 kilometer per jaar.

  • 4.

    De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst. De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.

  • 5.

    Tot de kosten van de verlening van deze vervoersvoorziening kunnen de extra kosten voor het rijden in een aangepaste lesauto voor 50 rijlessen en 1 examen behoren en instructie die nodig zijn voor het gebruik.

  • 6.

    Afgezien van het hiervoor gestelde komen gehandicapten met een inkomen vanaf 1,5 x het norminkomen niet in aanmerking voor verstrekking van een bruikleenauto.

  • 7.

    In verband met de levensduur van een bruikleenauto mag de gehandicapte met de bruikleenauto per jaar maximaal 2.000 km afleggen. De gemeente stelt vast welk merk en type bruikleenauto verstrekt zal worden (goedkoopst adequate uitvoering).

Artikel 3.7 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing

Een tegemoetkoming in de kosten van autoaanpassingen kan worden verstrekt indien:

  • 1.

    dit aantoonbaar leidt tot de goedkoopst adequate oplossing. Hierbij wordt rekening gehouden met een afschrijvingstermijn van 7 jaar over de aanpassingen waarbij de auto niet ouder is dan 7 jaar. Dit houdt in dat er vervolgens de 7 jaren volgend op de verstrekking van een dergelijke tegemoetkoming geen (aanvullende) financiële tegemoetkoming of de mogelijkheid tot deelname aan het CVV wordt verstrekt.

  • 2.

    de gehandicapte op de auto is aangewezen ter voorziening in de vervoersbehoefte van ‘alle dag’ omdat de gehandicapte gebruik maakt van een reeds door de gemeente aangepaste auto die nog niet is afgeschreven. Een tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing kan alleen worden verleend indien de auto niet ouder is dan 7 jaar en naar verwachting nog tenminste 7 jaar kan worden gebruikt. En er moet sprake zijn van de goedkoopst-adequate oplossing.

  • 3.

    Een aantal voorzieningen is reeds algemeen gebruikelijk bij een standaard uitvoering en komen dus niet voor tegemoetkoming in aanmerking. Het gaat hierbij om de volgende voorzieningen:

    • a.

      automatische transmissie

    • b.

      elektrische ruitenwisser en sproeier achter

    • c.

      driepuntsgordels

    • d.

      hoofdsteunen

    • e.

      lendenstellen voorstoel verstelbaar

    • f.

      kunststoffen bekleding

    • g.

      buitenspiegel van binnenuit verstelbaar

    • h.

      elektrisch bediende portierruiten,

    • i.

      neerklapbare of inklapbare achterbank (in verband met meenemen rolstoel),

    • j.

      uitneembare hoedenplank (in verband met meenemen rolstoel),

    • k.

      derde of vijfde deur (grote achterdeur in verband met meenemen rolstoel)

    • l.

      warmtewerend glas

    • m.

      achterruitverwarming

    • n.

      stuurbekrachtiging

    • o.

      airconditioning

    • p.

      centrale portiervergrendeling.

  • 4.

    Een aantal aanpassingen kan niet noodzakelijk zijn in verband met de handicap, zodat ook daarvoor géén tegemoetkoming mogelijk is. Het gaat daarbij om o.a. de volgende aanpassingen:

    • q.

      verstelbare stuurwielen

    • r.

      verstelbare voorstoelen

    • s.

      stoffen bekleding van stoelen

    • t.

      handgrepen bij de passagiers voorin

    • u.

      comfort rembekrachtiging

    • v.

      gelaagde voorruit

    • w.

      interval op de voor- en achterruitwisser

    De tegemoetkoming in de kosten van autoaanpassingen is gebaseerd op de werkelijke kosten.

    Indirecte kosten verbonden aan autoaanpassingen

    Voor vergoeding komen uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      de kosten van een rijbewijs dat op grond van de aanpassingen aangeschaft moet worden

    • b.

      de kosten van een eigen verklaring

    • c.

      de kosten van de medische specialist.

    • d.

      de kosten van maximaal 5 proef- en gewenningslessen in de aangepaste auto. Reiskosten in verband met de rijlessen: € 0,29 per kilometer op declaratiebasis.

Artikel 3.8 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een open al dan niet aangepaste elektrische buitenwagen

De open elektrische buitenwagen is bedoeld voor incidenteel, kortdurend gebruik buitenshuis. De wagen wordt ook vaak aangeduid als een plateaurolstoel of scoot(er)mobiel. Afhankelijk van de vervoersbehoefte en rijvaardigheid kan een 8, 12 of 15 km-uitvoering worden verstrekt. Indien besturing van een open elektrische buitenwagen problemen oplevert kan ook een elektrische buitenrolstoel worden verstrekt.

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een open elektrische buitenwagen moet in aanvulling op de criteria in artikel 3.1 en 3.2 aan één van de volgende criteria worden voldaan:

    • a.

      De aanvrager:heeft een matige tot slechte sta- en loopfunctie.

    • b.

      heeft een substantiële vervoersbehoefte binnen een straal van ca. 10 km rond de woning. Dat wil zeggen dat hij met deze voorziening zelfstandig boodschappen kan doen, familie of vrienden kan bezoeken en andere vormen van vrije tijdsbesteding kan realiseren.

  • 2.

    De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst.De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.

  • 3.

    Tot de kosten van de verlening van deze vervoersvoorziening kunnen rijlessen behoren en instructie die nodig zijn voor het gebruik.

  • 4.

    De gehandicapte moet de open buitenwagen goed en veilig kunnen bedienen en besturen in het verkeer. Tijdens het indicatie- of het selectieproces kan de indruk worden verkregen dat eerst rijlessen en of rijtesten nodig zijn om zeker te zijn dat de gehandicapte dit goed kan.

  • 5.

    Indien nodig worden 3 rijlessen toegekend. Het aantal lessen kan worden uitgebreid naar 5 indien dit na drie lessen duidelijk wordt gemotiveerd door degene die in opdracht van de gemeente de lessen verzorgt. De vergoeding voor de reiskosten in verband met de rijlessen is € 0,29 per kilometer op declaratiebasis.

  • 6.

    Ook tijdens de gebruiksperiode van een open buitenwagen kunnen twijfels rijzen aangaande de rijvaardigheid. Bijvoorbeeld naar aanleiding van regelmatige aanrijdschade. Er worden dan rijtesten afgenomen ter beoordeling of een voorziening nog als adequaat kan worden aangemerkt.

    Aanpassingen

    • a.

      zit, rug en ondersteuningsdelen: zitkussens, zitorthesen, rugsteunen, fixatiegordels, kantel- en zithoekverstellingen, arm-, hoofd-, beenondersteuningen, hoog – laagsystemen, vaste anti-decubituskussens, drukrollen, werkbladen;

    • b.

      rijgedeelte: frame-aandrijving wielen en/of motoren zware frame, rubber hoepelovertrekken, hoepels met extra tussenruimte, kogelknoppen, staafjes t.b.v. goede greep;

    • c.

      bediening en/of besturing: ten behoeve van elektrische rolstoelen via voet, kin of mond.

Artikel 3.9 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen

De gesloten, tot één meter brede buitenwagen kan worden verstrekt in natura. Met deze vervoersvoorziening wordt in principe voorzien in de volledige regionale vervoersbehoefte en samenloop met een andere vervoersvoorziening is daarom niet mogelijk.

  • 1.

    De verlening van deze vervoersvoorziening kan in een uitzonderlijk geval noodzakelijk zijn indien er sprake is van een zelfstandige individuele vervoersbehoefte en indien het goedkoper collectief vervoer, of het goedkoper individueel taxivervoer in de directe woon- en leefomgeving niet adequaat zijn. Er moet daarom van één van de volgende situaties van toepassing zijn:

    De aanvrager:

    • a.

      woont legaal op een plaats die voor de Regiotaxi of de gewone taxi niet bereikbaar is;

    • b.

      kan of mag zich om aangetoonde medische redenen niet in de open lucht verplaatsen, waardoor de wisselende weersomstandigheden en de temperatuurwisselingen die gepaard kunnen gaan met het gebruik van de Regiotaxi en/of met het individueel taxivervoer niet worden verdragen, bijvoorbeeld vanwege ernstig hart- of longlijden of een sterk gestoord thermoregulatiesysteem.

  • 2.

    De wagen is bij levering zonodig aangepast aan de beperkingen van de gehandicapte, voor zover de aanpassingen in het indicatie- en selectieonderzoek door de adviseur zijn voorgesteld. Aanpassingen kunnen ook later zijn geïndiceerd.

  • 3.

    De kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering (voor maximaal 7500 km per jaar) zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier. De verstrekking vindt plaats op basis van een bruikleenovereenkomst. De kosten van reparatie aan de voorziening worden alleen vergoed indien de te repareren schade niet het gevolg is van opzet, schuld of nalatigheid van de gehandicapte.

  • 4.

    Tot de kosten van de verlening van deze vervoersvoorziening kunnen rijlessen behoren en instructie die nodig zijn voor het gebruik. De gehandicapte moet de gesloten buitenwagen goed en veilig kunnen bedienen en besturen in het verkeer. Tijdens het indicatie- of het selectieproces kan de indruk worden verkregen dat eerst rijlessen en of rijtesten nodig zijn om zeker te zijn dat de gehandicapte dit goed kan.

  • 5.

    Indien nodig worden 3 rijlessen toegekend. Het aantal lessen kan worden uitgebreid naar 5 indien dit na drie lessen duidelijk wordt gemotiveerd door degene die in opdracht van de gemeente de lessen verzorgt.

  • 6.

    Ook tijdens de gebruiksperiode van een gesloten buitenwagen kunnen twijfels rijzen aangaande de rijvaardigheid. Bijvoorbeeld naar aanleiding van regelmatige aanrijdschade. Er worden dan rijtesten afgenomen ter beoordeling of een voorziening nog als adequaat kan worden aangemerkt.

Artikel 3.10 Aanvullende criteria om in aanmerking te komen voor andere verplaatsingsmiddelen

Onder andere verplaatsingsmiddelen wordt het volgende verstaan:

  • a.

    driewielfiets

  • b.

    tandem

  • c.

    tandemet

  • d.

    loopfiets

  • e.

    aangepast fietszitje

  • f.

    aangepast autozitje

  • g.

    handbike (met aankoppelunit)

Regels bij deze verstrekkingen zijn:

  • 1.

    In veel gevallen zal het gaan om een algemeen gebruikelijk verplaatsingsmiddel, waarbij alleen de meerkosten in verband met de handicap voor tegemoetkoming in aanmerking komen. Daarom verstrekt de gemeente deze verplaatsingsmiddelen in de vorm van een financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Een tandem en tandem met een hulpmotor komen niet voor tegemoetkoming in aanmerking, wanneer deze uitsluitend zijn bedoeld voor ontwikkeling en ontspanning.

  • 3.

    Een dergelijke vervoersvoorziening kan alleen worden verstrekt, indien de gehandicapte niet zonder hulp van een begeleider tot zelfstandig fietsen in staat is om zich te verplaatsen in het kader van het maatschappelijk leven van “alle dag”. Hierbij moet vooral gedacht worden aan visueel gehandicapten, mensen met een verstandelijke handicap en mensen met evenwichtsstoornissen.

  • 4.

    Een loopfiets komt uitsluitend voor verstrekking in aanmerking, wanneer de gehandicapte deze als verplaatsingsmiddel voor buiten gebruikt. Met name is deze vervoersvoorziening bedoeld voor verplaatsingen over korte afstand voor diegenen die voor hun dagelijkse verplaatsingen gebruik maken van stokken of een stok.

  • 5.

    Voor binnengebruik dient men een beroep op de AWBZ te doen.

  • 6.

    De driewielfiets is bedoeld voor gebruikers met evenwichts- en/of stabiliteitsproblemen, echter met een goede rompbalans. Als algemene functionele voorwaarden geldt dat de aanvrager over voldoende verkeersinzicht en vaardigheid moet beschikken, in staat is transfers te maken, enige tijd kan lopen en voldoende bestand is tegen wisselende weersomstandigheden.

  • 7.

    Kracht of energetisch vermogen speelt een rol bij de selectie van een driewielfiets met of zonder versnellingsnaaf.

  • 8.

    Een verplaatsingsmiddel dat speciaal gericht is op kinderen kan worden verstrekt indien dit wel een recreatief karakter heeft maar tevens een wezenlijk onderdeel uitmaakt van de persoonlijke ontwikkeling van het betreffende kind.

  • 9.

    Driewielfietsen, tandems en loopfietsen worden in bruikleen verstrekt. Onderhoud, reparatie en verzekering zijn opgenomen in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier.

  • 10.

    Voor vervoer van gehandicapte kinderen in de auto of op de fiets is een financiële tegemoetkoming in de kosten van een aangepaste auto- of fietszitje mogelijk.

Een bromfiets en een gelijksoortige vervoermiddel zoals een snorfiets, een elektrische fiets dan wel een andersoortige met een andere hulpmotor aangedreven fiets, worden als algemeen gebruikelijke voorzieningen beschouwd en komen niet voor een Wvg-verstrekking in aanmerking. Wanneer aanpassingen op de standaarduitvoeringen noodzakelijk zijn, komen de kosten daarvan wel voor tegemoetkoming in aanmerking.

Hoofdstuk 4 Nadere regels rolstoelen

Artikel 4.1 Beoordelingscriteria

In aanvulling op de criteria uit artikel 1.4 zijn bij verstrekking van rolstoelen spelen bij de keuze van een rolstoel de volgende aspecten een rol:

1. gebruik

: frequentie, duur en doel van het gebruik;

2. gebruiksgebied

: binnen, buiten, binnen en buiten;

3. aandrijving

: met behulp van het eigen lichaam, mechanisch of een ander;

4. zithouding

: aansluiting op aard van de handicap;

5. meeneembaarheid

: inklapbaar, niet inklapbaar, vastzetbaarheid;

6. antrometrische gegevens

: aanpassing aan de lichaamsmaten.

Op grond van deze aspecten zal bij iedere aanvraag het ‘Programma van Eisen’ (PvE) voor de rolstoel bepaald worden.

Artikel 4.2 Handbewogen rolstoelen

  • 1.

    Verstrekking van een zelfbeweger kan adequaat zijn wanneer de gehandicapte over een goede arm- en handfunctie en een redelijk uithoudingsvermogen beschikt.

  • 2.

    Wanneer de gehandicapte slechts in één hand of arm een sterke functie heeft is verstrekking van een zelfbeweger met mechanische voortbeweging aan één zijde mogelijk.

  • 3.

    Zelfbewegers met kleine wielen achter en grote wielen voor kunnen voor gehandicapten met een beperkte arm/handfunctie geschikt zijn.

  • 4.

    Voorwaarde voor verstrekking van een duwwandelwagen is de regelmatige beschikbaarheid van een begeleider.

    Varianten:

    • a.

      duwwandelwagen voor incidenteel gebruik;

    • b.

      duwwandelwagen voor frequent tot continu gebruik;

    • c.

      zelfbeweger voor incidenteel gebruik;

    • d.

      zelfbeweger speciaal: actiefrolstoel;

Artikel 4.3 Elektrische rolstoelen

Gehandicapten waarvoor een handbewogen rolstoel niet geschikt of toepasbaar is komen in aanmerking voor een elektrische rolstoel.

Varianten:

  • a.

    voor gebruik binnen;

  • b.

    voor gebruik binnen en buiten;

  • c.

    voor gebruik buiten (open model);

  • d.

    voor gebruik buiten (gesloten model).

Artikel 4.4 Kinderrolstoelen/voorzieningen

  • 1.

    De gemeente verstrekt bij voorkeur een rolstoel met diverse instel- en aanpassingsmogelijkheden, zodat een rolstoel 3 à 4 jaar met het kind kan meegroeien. In verband met de veiligheid kunnen antikiepwieltjes en spaakbeschermers worden verstrekt. Om de kinderen te kunnen duwen, wanneer zij moe worden, is verstrekking van duwhandvatten mogelijk.

  • 2.

    Voor gehandicapte kinderen bestaat een aantal voorzieningen, die als voorloper op de rolstoel beschouwd kunnen worden. Daarom is verstrekking daarvan ook mogelijk. Hieronder worden de o.a. volgende voorzieningen verstaan:

    • a.

      zitondersteuningselementen

    • b.

      buggy’s

    • c.

      duwwandelwagens

    • d.

      speelmobielen

    • e.

      vliegende Hollanders

    • f.

      kruipwagens

    • g.

      kruiphulpmiddelen

Artikel 4.5 Rolstoeltraining, -rijlessen en scootermobielrijlessen

Gehandicapten, die elders (bijvoorbeeld in een revalidatiecentrum) hebben deelgenomen aan een rolstoeltraining en rijlessen komen niet voor verstrekking van deze voorziening in aanmerking.

Voor vergoeding komen in aanmerking:

  • a.

    de kosten van maximaal 5 lessen á € 45,00

  • b.

    reiskosten in verband met de rijlessen: € 0,29 per kilometer op declaratiebasis.

Artikel 4.6 Onderhoud, reparatie, verzekering

De kosten hiervoor zijn in de overeenkomst tussen gemeente en leverancier opgenomen.

Artikel 4.7 Rolstoelaccessoires

Voor dergelijke accessoires geldt dat bij verstrekking van een rolstoel een medische noodzaak dient te bestaan voor rolstoelaccessoires.

De vermelde prijzen zijn inclusief btw.

Beenzak

€ 330

Caddy draagsysteem

€ 70

Frametas

€ 39

Gereedschapssetje

€ 24

Handlucht compressor

€ 74

Handschoenen per paar

€ 19

Kwalitatief gelijkwaardige goede voetpomp

€ 43

Rugzak

€ 52

Reflectorkit

€ 24

Regencapes

€ 67

Schootskleed

€ 119

Spaakbeschermers

€ 139

Spiegel

€ 42

Tasje voor in mand

€ 17

Touch-up verf

€ 24

Transfesbord

€ 107

Voorframebeschermers

€ 37

Hoofdstuk 5 Nadere regels Sportrolstoelen

Artikel 5.1 Beoordelingscriteria

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een sportrolstoel moet aan de volgende criteria worden voldaan:

    • a.

      Indien een bepaald niveau van sportbeoefening (topsport) een hoger kwaliteitsniveau van de sportvoorziening vereist dan komen deze meerkosten niet voor vergoeding in aanmerking.

    • b.

      de vraag is aan de orde of de sport met een actiefrolstoel beoefend kan worden. Zo nee, dan komt men in aanmerking voor een sportrolstoel. Op grond van het programma van eisen voor een rolstoel, die de gehandicapte voor de leefsituatie nodig heeft, kan de gemeente besluiten één actiefrolstoel te verstrekken in plaats van een rolstoel voor de leefsituatie én een sportrolstoel.

  • 2.

    Niet voor verstrekking in aanmerking komen:

    • a.

      voorzieningen die worden verstrekt op grond van een voorliggende regeling

    • b.

      algemeen gebruikelijke voorzieningen

    • c.

      voorzieningen ten behoeve van het beoefenen van sport op therapeutische basis

    • d.

      specifieke prothesen en orthesen, al dan niet bevestigd aan het sportartikel

  • 3.

    Bij een sportrolstoel verstrekt de gemeente maximaal eens per drie jaar een vaste forfaitaire tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf, onderhoud en reparatie van maximaal € 2.341

Vastgesteld in de collegevergadering van 9 november 2004.

De secretaris

M.J. Doeven

de burgemeester

B.Vries