Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen gehandicapten 2005 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen gehandicapten 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
1.Verstrekkingenboek voorzieningen gehandicapten 2005
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-01-2007 | nieuwe regeling | 16-12-2004 De Stad Nijkerk, 22-12-2004 | Rvs. 2004-078 |
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het collegevoorstel van 9 november 2004;
gelet op artikel 2 lid 1 en artikel 6 lid 1 van de Wet voorzieningen gehandicapten, artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet, artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet en de Algemene wet bestuursrecht;
besluit vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen gehandicapten 2005.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen: een niet met een motor uitgeruste vervoersvoorziening, dan wel uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van ten hoogste 50 cc voor de korte en middellange afstand, voor buitengebruik en niet breder dan 1 meter, waarmee volledig in de regionale vervoersbehoefte kan worden voorzien.
een collectief systeem van aanvullend vraagafhankelijk vervoer (CVV): een systeem zoals beschreven in artikel 6 lid b van het Besluit Personenvervoer 2000. Het vervoerssysteem rijdt alleen als er vraag is en heeft een regionale dekking met een reikwijdte van het gemeentelijk zorgplichtgebied ter grootte van de gemeente met een schil van vier openbaar vervoer zones eromheen.
gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan de gehandicapte voor het normale gebruik van de woning gebruik moet kunnen maken.
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is.
Het bruto-inkomen (inclusief heffingskortingen en alimentatie), van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 Wet voorzieningen gehandicapten, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies;
Het gezamenlijk bruto-inkomen (inclusief heffingskortingen en alimentatie), van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 Wet voorzieningen gehandicapten, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies;
Het gezamenlijk bruto-inkomen (inclusief heffingskortingen en alimentatie) van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 Wet voorzieningen gehandicapten, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies.
technische levensduur: de gebruiksperiode waarna een verleende Wvg-voorziening als afgeschreven wordt beschouwd. Deze periode staat niet bij voorbaat vast. Indien een voorziening na een periode van gebruik in een zodanig technische staat verkeert dat reparatie niet meer mogelijk is, of dat de kosten van reparatie niet opwegen tegen de redelijk te verwachtten verlenging van de gebruiksduur wordt een in bruikleen of eigendom verleende voorziening als afgeschreven beschouwd.
Artikel 2.2 Woon- en verblijfruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels of pensions, trekkerswagens en woonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur, onderkomens van verenigingen en gebouwen van maatschappelijke en commerciële instellingen.
Artikel 2.3 Het primaat van de verhuizing
Een gehandicapte komt in aanmerking voor een woonvoorziening als genoemd in artikel 2.1 lid 1 sub b en c indien de in artikel 2.1 lid 1 sub a genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is en de kosten van een eventuele woningaanpassing het door het college vast te stellen bedrag niet te boven zullen gaan.
Artikel 2.6 Gemeenschappelijke ruimten
Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten.
Artikel 2.7 Verstrekking financiële tegemoetkoming
Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub b en c van deze verordening indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.
Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard in ADL-woningen kunnen worden verstrekt, voor zover de AWBZ of de Ziekenfondswet hierin niet voorzien.
Artikel 2.9 Tegemoetkoming verhuis- en (her)inrichtingskosten
Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming indien de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden, de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting en indien in de te verlaten woonruimte medische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.
Artikel 2.10 Onderhoud, keuring en reparatie
Het college verstrekt slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoelt in artikel 2.1 lid 1 sub d indien de woonvoorziening in het kader van deze verordening is verleend dan wel werd toegekend in het kader van de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, mits de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont. De woonvoorziening moet voorkomen in de door het college vast te stellen lijst met te verstrekken woonvoorzieningen.
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan het door het college vastgestelde maximumbedrag is aangepast, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden.
Artikel 2.12 Tijdelijke huisvesting
Het college kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van zijn huidige woning of de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte, alleen voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte voor dubbele woonlasten komt te staan.
In de onder a. bedoelde gevallen kan alleen een tegemoetkoming in de kosten worden verleend als deze kosten gemaakt werden i.v.m. het tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
Artikel 2.13 Waardevermeerdering door uitbreiding woning en grond
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van 7 jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient eventueel gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald.
De meerwaarde als bedoeld onder a wordt vastgesteld op basis van een taxatie die door een door het college aan te wijzen deskundige wordt uitgevoerd. Mocht de eigenaar-bewoner hiermee niet akkoord gaan, dan kan deze op eigen kosten een tweede deskundige aanwijzen. Bij ontbreken van overeenstemming kunnen de deskundigen gezamenlijk een derde aanwijzen.
Artikel 2.14 Het verwerven van grond
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1. onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning.
HOOFDSTUK 3 VERVOERSVOORZIENINGEN
Artikel 3.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken vervoersvoorziening bestaat uit:
Artikel 3.2 Collectief vervoer
Een gehandicapte komt voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 1 vermeld in aanmerking wanneer aantoonbare belemmeringen, als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken, of wanneer gebruik van openbaar vervoer op grond van cognitieve of visuele beperkingen uitsluitend mogelijk is met begeleiding en van collectief vervoer gebruik gemaakt kan worden zonder begeleiding.
Artikel 3.3 Een voorziening in natura
Een gehandicapte komt voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 2 vermeld in aanmerking wanneer aantoonbare beperkingen, als gevolg van ziekte of gebrek een zodanig langdurig beperkte loopfunctie tot gevolg hebben dat er sprake is van een medische indicatie hiervoor. Het primaat ligt bij bruikleen.
Artikel 3.4 Noodzakelijke begeleiding
Een gehandicapte komt voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 3 sub a vermeld in aanmerking indien de gehandicapte op medische- of psycho-sociale-cognitieve gronden niet in staat is zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer, het CVV of het individueel taxi- of rolstoeltaxivervoer, de begeleider een aanzienlijke afstand moet afleggen om bij de gehandicapte te komen en begeleiding (bijna) uitsluitend door deze betrokkene mogelijk is. De financiële tegemoetkoming voor de kosten van begeleiding wordt gegeven voor de extra kosten van begeleiding, welke worden veroorzaakt doordat de begeleider reiskosten moet maken voor het halen en brengen van de gehandicapte.
Artikel 3.5 Individueel vervoer
Een gehandicapte komt voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 lid 3 sub b. en c vermeld in aanmerking wanneer aantoonbare belemmeringen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld onder artikel 3.1 lid 1 onmogelijk maken of wanneer het collectief systeem onvoldoende invulling kan geven aan de individuele vervoersbehoefte.
Artikel 3.6 Gemeentelijke zorgplicht
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alle dag. Het gemeentelijk zorgplichtgebied omvat de gemeente met daaromheen een schil van 4 OV-zones of 15 kilometer, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming of een sociaal isolement te voorkomen.
Artikel 3.7 Combinatie van vervoersvoorzieningen
Voor de in artikel 3.1 lid 2 sub a en c, lid 3 sub a, b, c en f genoemde voorzieningen geldt, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 verstrekt kunnen worden.
Artikel 3.8 Afstemming op de vervoersbehoefte
Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 sub a t/m g wordt rekening gehouden met de individuele zelfstandige vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 in die vervoersbehoefte kan voorzien.
In aanvulling op het gestelde in het eerste lid van dit artikel wordt bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor vervoerskosten als bedoeld in artikel 3.1 lid 3 sub b t/m d eveneens rekening gehouden met de mate waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 in die vervoersbehoefte kan voorzien.
Artikel 3.9 Vervoersbehoefte van partners
Voor zover de vervoersbehoeften van partners niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend, indien het een forfaitaire financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten betreft.
Artikel 3.10 Inkomen boven de norm
Als gevolg van de invoering van de glijdende schaal geldt bij vervoerskostentegemoetkoming een afwijkende regel: Indien het inkomen hoger is dan 1,5 x norminkomen wordt de financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 en artikel 3.1 lid 3 sub b, c, d en e gekort met het bedrag van de overschrijding.
Artikel 3.11 Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen
Bij het vaststellen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming in de extra reiskosten van de begeleider, op grond van een indicatiestelling voor noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer, dient de aanvullende forfaitaire tegemoetkoming van de gehandicapte als basis voor de berekening van het aantal ritten.
Artikel 4.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening bestaat uit:
Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel
Een gehandicapte komt voor een rolstoel in aanmerking wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.
Artikel 5.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken sportrolstoel bestaat uit:
Artikel 5.2 Het recht op een sportrolstoel
Een gehandicapte komt voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 5.1 in aanmerking wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek het zelfstandig deelnemen aan het maatschappelijk leven, en specifiek het beoefenen van een tak van sport, belemmeren en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.
In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid komt een gehandicapte, voor wie loophulpmiddelen bij het verplaatsen in en om de woning een voldoende oplossing bieden, in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf van een sportrolstoel indien hij/zij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening op amateurniveau.
HOOFDSTUK 7 HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING
Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend op een door het college vast te stellen wijze.
Artikel 7.2 Gronden voor weigering
Het college weigert de gevraagde voorzieningen in ieder geval:
indien een voorziening als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de technische levensduur voor de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder verleende voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Artikel 7.3 Bijzondere bepalingen
De beschikking waarmee een periodieke financiële tegemoetkoming wordt toegekend, vermeldt naast de informatie bedoeld in het eerste lid tevens: de periode waarvoor de beschikking geldt, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen voordat tot uitbetaling wordt overgegaan.
HOOFDSTUK 8 VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN
Artikel 8.2 Eisen ten aanzien van de extern adviseur
De adviseur dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden:
Artikel 8.3 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Indien het college de beschikking, waarbij een voorziening op grond van deze verordening is verleend, intrekt, kunnen zij de voorziening van aanvrager terugvorderen.
Indien de terugvordering een voorziening in natura betreft die vanwege de aard niet of niet meer feitelijk kan worden overgedragen aan het college, wordt de omvang van de terugvordering bepaald op de hoogte van de oorspronkelijke investerings/aanschafwaarde. De bepalingen van artikel 8.4 lid 2 zijn dan overeenkomstig van toepassing.
Artikel 9.1 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule
Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kan het college ondanks het gestelde in artikel 5, lid 1 sub a. van de wet besluiten tot verstrekking van deze voorziening.
Artikel 9.2 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen, conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek c.q. het door de VNG afgegeven prijsindexcijfer Wvg.