Organisatie | Hilvarenbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2013 |
Citeertitel | Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2013 |
Geen.
artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en 15.33 van de Wet milieubeheer
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 01-01-2013 | 01-01-2014 | nvt | 20-12-2012 | 12int04690 |
De raad der gemeente Hilvarenbeek;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012;
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en 15.33 van
Verordening op de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2013
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 2 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. minicontainer: een vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;
2. verzamelcontainer: een vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainer;
3. gft-afval: groente, fruit- en tuinafval;
4. restafval: huishoudelijk afval, niet zijnde gft-afval;
5. grof huishoudelijk afval: afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;
6. grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomt, doch dat te groot of te zwaar is om op dezelfde wijze als gft-afval aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;
7. bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, die naar aard, omvang ensamenstelling gelijk zijn te stellen aan huishoudelijke afvalstoffen, aan de periodiekeinzameldienst in minicontainers worden aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van de huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden meegenomen;
8. Brabant Water: naamloze vennootschap Brabant Water, gevestigd te 's-Hertogenbosch;
9. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van Brabant Water voor de levering van water betrekking heeft.
10. perceel: een gebouwde onroerende zaak – of een gedeelte ervan – dat blijkens indeling en inrichting bestemd is om als afzonderlijk geheel door een particuliere huishouding te worden gebruikt en ook als zodanig wordt gebruikt.
11. gebruik maken: als bedoeld in artikel 15.33 Wet Milieubeheer.
Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing
Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit
De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen
Artikel 10 Maatstaf van heffing
Indien tijdens enige inzamelbeurt door een calamiteit of door een technische storing van de inzamelauto of van de op de inzamelauto geplaatste containerherkennings- of registratieapparatuur waarmee de gegevens van de geledigde containers worden opgeslagen geen automatische herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van de afvalstoffen per perceel dan wel groep van percelen voor alle betrokken percelen dan wel groep van percelen, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair aantal ledigingen per perceel dan wel groep van percelen vastgesteld.
De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Deze kan worden gesteld op de afrekening van Brabant Water. Als dagtekening van de kennisgeving geldt in dat geval de dagtekening van de afrekening. Als kennisgeving van voorlopig gevorderde bedragen wordt aangemerkt de voorschotnota of de kennisgeving op andere wijze van betaling van voorschotbedragen.
De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingplichtige bekend gemaakt.
Artikel 13 Ontstaan van de belastingschuld voor de heffing ter zake van de niet met de periodieke inzameldienst ingezamelde afvalstoffen
Artikel 14 Termijnen van betaling
Ingeval het belastingtijdvak de verbruiksperiode is, moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop het voorschotbedrag, onderscheidenlijk het definitieve bedrag van de afrekening van Brabant Water moet worden betaald.
In andere gevallen dan bedoeld in het eerste lid moet het voorlopig gevorderde bedrag, alsmede het definitief gevorderde bedrag worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de kennisgeving is vermeld.
Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel
De "Verordening afvalstoffenheffing en reinigingsrecht 2012", vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek bij besluit van 15 december 2011 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Indien het belastingtijdvak een verbruiksperiode is en deze niet gelijk is aan het kalenderjaar, vangt in afwijking in zoverre van artikel 11 eerste lid, het eerste belastingtijdvak waarvoor deze verordening geldt aan op 1 januari 2013 en eindigt dat belastingtijdvak op het moment dat de op 1 januari 2014 lopende verbruiksperiode eindigt.