Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Echt-Susteren

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEcht-Susteren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Echt-Susteren 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening is vervangen door de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren 2015. (CVDR://340950_1)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet Maatschappelijke Ondersteuning , art. 5
  2. Gemeentewet, art. 149
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2015intrekking

29-10-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 01-12-2014

374002
01-01-201301-01-2015nieuwe regeling

01-11-2012

't Waekblaad, 14-11-2012

180843

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Echt-Susteren,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 21-8-2012 en BBV nummer 166651;

gelet op het bepaalde in artikel 5 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo);

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende, dat het noodzakelijk is het verlenen van voorzieningen aan personen met beperkingen bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer;

  • c.

    Persoon met beperkingen: een natuurlijk persoon die beperkingen ondervindt op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;

  • d.

    Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet;

  • e.

    Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financiële vermogen om voorzieningen te treffen die maatschappelijke participatie mogelijk maken;

  • f.

    Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen, het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van lokale sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;

  • g.

    Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt, en alleen in natura wordt verstrekt;

  • h.

    Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen of onvoldoende adequate oplossing biedt;

  • i.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren van toepassing zijn;

  • j.

    Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt;

  • k.

    Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de persoon met beperkingen een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven, en waarop de in deze verordening en het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

  • l.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de persoon met beperkingen;

  • m.

    Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon met beperkingen behorend;

  • n.

    Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten voor een dergelijke voorziening;

  • o.

    Gebruikelijke zorg: krachtens de beleidsregels gebruikelijke zorg en de beleidsregels hulp bij het huishouden in aanmerking te nemen hulp van huisgenoten;

  • p.

    Huisgenoot: iedere persoon die hetzelfde hoofdverblijf heeft als de persoon met beperkingen;

  • q.

    Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college van burgemeester en wethouders verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • r.

    Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben, dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan;

  • s.

    Woning: een woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld;

  • t.

    Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen vanaf de toegang tot de woning te bereiken;

  • u.

    ICF classificatie: een uniform begrippenkader dat als uitgangspunt dient om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen, voluit International Classification of Funtioning, Disability and Health, opgesteld door de Wereld Gezondheidsorganisatie;

  • v.

    Overige begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wmo en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1a. Scheiding aanmelding en aanvraag.

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

    • a

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

    • b.

      De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

    • c.

      Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

     

  • 2

    Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

  • 3

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd. Uitsluitend een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier dienen.

Artikel 1b. Het maken van een afweging.

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke, algemene en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Artikel 2. Beperkingen.

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:

    • a.

      deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel alsmede de beperkingen bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te compenseren, tenzij voor een korte periode hulp bij het huishouden noodzakelijk is;

    • b.

      deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende en adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • c.

      deze in overwegende mate op het individu is gericht.

     

  • 2

    Een voorziening wordt niet toegekend:

    • a

      indien de voorziening voor de persoon met beperkingen algemeen gebruikelijk is;

    • b.

      indien de persoon met beperkingen niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Echt-Susteren;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van de persoon met beperkingen geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met beperkingen voorafgaand aan de datum van het besluit heeft gemaakt, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend, of de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf kunnen worden vastgesteld;

    • e.

      indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, danwel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening Wet voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de persoon met beperkingen zijn toe te rekenen;

    • f.

      indien een voorziening niet noodzakelijk is vanwege de eigen mogelijkheden van de persoon met beperkingen, zijn mantelzorger of van anderen in diens omgeving, zoals familieleden of huisgenoten aan het oplossen van het zich voordoende probleem;

    • g.

      indien de persoon met beperkingen een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond ten aanzien van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen en eigen bijdrage.

Artikel 3. Keuzevrijheid.

  • 1.

    Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, een persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming. De persoon met beperkingen wordt door het college, vooraf, in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van de te maken keuze.

  • 2.

    Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden. Hiertoe stelt het college nadere criteria vast in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning en de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren.

Artikel 4. Voorziening in natura.

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier en de persoon met beperkingen van toepassing.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming.

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning en de beleidsregels in de beschikking opgenomen.

Artikel 6. Persoonsgebonden budget.

  • 1.

    De omvang van het persoonsgebonden budget is vergelijkbaar met de omvang van de kosten van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor de hulp bij huishouden, en daardoor toereikend voor de aanschaf daarvan. Het bedraagt ten hoogste de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingskosten.

  • 2.

    Het college is bevoegd nadere regels te stellen over de wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.

  • 3.

    Het besluit tot toekenning van het persoonsgebonden budget vermeldt in ieder geval de omvang, de looptijd, de verplichtingen en de wijze van uitbetaling.

  • 4.

    Bij de beschikking wordt een programma van eisen als bijlage opgenomen; in dat programma van eisen staat aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen. In de beschikking wordt de verplichting om hieraan te voldoen, opgenomen.

  • 5.

    Na het besluit wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt op een door de budgethouder opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor bouwkundige woonvoorzieningen, dat naar het rekeningnummer van de woningeigenaar wordt overgemaakt.

  • 6.

    Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren en kenbaar gemaakt in de beschikking, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 7.

    Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Artikel 7. Eigen bijdragen en eigen aandeel.

  • 1.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen is een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

  • 2.

    Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage zijn de parameters vermeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing met inachtneming van het bepaalde in lid 4 van dat artikel.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.

Artikel 7a. Basis-uurtarief hulp bij het huishouden.

  • 1.

    De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid aan het college op grond van artikel 21a. van de wet tot het vaststellen van basistarieven voor het verlenen van hulp bij het huishouden.

  • 2.

    Het college informeert de gemeenteraad binnen 3 maanden na vaststelling van de basistarieven, met vermelding van de berekeningwijze en overwegingen die de grondslag vormden voor het vaststellen van de basistarieven.

Artikel 8. Vormen van hulp bij het huishouden.

De door het college, ter compensatie van beperkingen, bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden;

Artikel 9. Primaat van de algemene hulp bij het huishouden.

  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 8 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien

    • a

      aantoonbare beperkingen, of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 8 onder b en c vermelde voorzieningen in aanmerking worden gebracht als

    • a

      de in artikel 8 onderdeel a genoemde voorziening geen compenserende oplossing biedt of

    • b.

      niet beschikbaar is, en

    • c.

      aantoonbare beperkingen het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken.

Artikel 10. Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 9 komt een persoon met beperkingen niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als conform de door het college vastgestelde beleidsregels één of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 11. Omvang van de hulp bij het huishouden.

De omvang van de voorziening hulp bij het huishouden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt uitgedrukt in uren per week, afgerond naar decimalen.

Artikel 12. Hoogte van het persoonsgebonden budget.

De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 13. Vormen van woonvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene woonvoorziening;

  • b.

    een woonvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele woonvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele woonvoorziening.

Artikel 14. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht individuele woonvoorzieningen.

  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 13, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien beperkingen een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 13, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

  • 3.

    De in lid 1 en 2 genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met omgevingsfactoren of met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 15. Soorten individuele woonvoorzieningen.

  • 1.

    De in artikel 13 onder b., c. en d. genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

    • c.

      een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

    • d.

      een uitraasruimte;

    • e.

      onderhoud, keuring en reparatie;

    • f.

      tijdelijke huisvesting;

    • g.

      huurderving;

    • h.

      verwijderen van voorzieningen.

Artikel 16. Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte.

  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is en beperkingen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning.

  • 3.

    Een persoon met beperkingen kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 15, onder d. in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen, aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

Artikel 17. vervallen.

 

Artikel 18. Uitsluitingen.

De bepalingen van dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 15 onder a, zijn niet van toepassing op:

  • a.

    het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die verhuurd worden;

  • b.

    Het treffen van voorzieningen in woongebouwen die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Artikel 19. Hoofdverblijf.

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

  • 3.

    De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4

    De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woning met een door het college in het Besluit vast te leggen maximumvergoeding.

  • 5.

    Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken en gebruiken.

Artikel 20. Weigeringsgronden t.a.v. woonvoorzieningen.

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:

  • a.

    de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

  • b.

    de persoon met beperkingen niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college;

  • c.

    deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, verbrede toegangsdeuren, drempelhulpen, vlonders en een opstelplaats voor de rolstoel;

  • d.

    de woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van individuele omstandigheden te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak;

  • e.

    de persoon met beperkingen voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

  • f.

    de persoon met beperkingen verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

  • g.

    de persoon met beperkingen verhuisd is naar een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling;

  • h.

    in de verlaten woonruimte geen problemen zijn ondervonden met het normale gebruik van de woning;

  • i.

    de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning moet worden begrepen) worden ondervonden;

  • j.

    de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • k.

    de aangevraagde voorzieningen het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw te boven gaan of betrekking hebben op een grotere oppervlakte dan krachtens de beleidsregels als compenserend geldt.

Artikel 21. Terugbetaling bij verkoop.

De eigenaar die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld, te weten binnen een maand na het passeren van de eigendomsakte, aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 21a. Tijdelijke huisvesting, huurderving, verwijderen van voorzieningen.

  • 1.

    Het college kan een voorziening voor tijdelijke huisvesting verstrekken voor die gevallen waarin de persoon met beperkingen tijdens het aanbrengen van de voorziening niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden naar een andere woonruimte moet uitwijken. Er kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een vergoeding in de dubbele woonlasten worden verstrekt.

  • 2.

    Het college kan een vergoeding voor huurderving toekennen aan de eigenaar van de woning om te bevorderen dat een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 5.000,-- is aangepast, beschikbaar blijft voor personen met beperkingen.

  • 3.

    Het college kan een voorziening voor het verwijderen van woonvoorzieningen verstrekken.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Artikel 22. Vormen van vervoersvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening of een collectieve voorziening, al dan niet tegen gereduceerd tarief;

  • b.

    een individuele vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een individuele vervoersvoorziening.

Artikel 23. Het recht op een algemene voorziening.

Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 22 onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen,

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 24. Primaat van het collectief vervoer.

  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 22 onder b., c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer

    • a.

      aantoonbare beperkingen het gebruik van een algemeen en/of collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., onmogelijk maken dan wel

    • b.

      een algemeen en/of collectief systeem als bedoeld in artikel 22, onder a., niet aanwezig is.

  • 2.

    Voor de bij artikel 25 lid 1 ad b onder 3 en 4 en artikel 25 lid 1 ad d onder 2 t/m 5 genoemde

    voorzieningen geldt dat zij ook aanvullend op het collectief vervoer van artikel 22 onder a verstrekt

    kunnen worden.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 25 lid 1 ad d onder 2 t/m

    5 wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de persoon met beperkingen en de mate waarin een voorziening als bedoeld in artikel 22 onder b en c in die vervoersbehoefte kan

    voorzien. Voor zover de behoeften van echtgenoten samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele vergoeding toegekend.

Artikel 25. Soorten individuele vervoersvoorzieningen.

De in artikel 22 onder b, c en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

Ad b: een vervoersvoorziening in natura in de vorm van:

  • 1.

    een al dan niet aangepaste bruikleenauto;

  • 2.

    een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

  • 3.

    een scootmobiel;

  • 4.

    een ander verplaatsingsmiddel.

Ad c: een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele vervoersvoorziening.

Ad d: een financiële tegemoetkoming in de vorm van:

  • 1

    aanpassing van een eigen auto;

  • 2

    gebruik van een bruikleenauto;

  • 3

    gebruik van een taxi of auto;

  • 4

    gebruik van een rolstoeltaxi;

  • 5

    medisch noodzakelijke begeleiding.

Artikel 26. Omvang in gebied.

  • 1.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de persoon met beperkingen zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de persoon met beperkingen noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2.

    De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen met tenminste een omvang van 1.500 km. met een bandbreedte tot 2.000 km. per jaar mogelijk maken.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 27. Vormen van rolstoelvoorzieningen.

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder een algemene rolstoelvoorziening;

  • b.

    een individuele rolstoelvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een individuele rolstoelvoorziening;

  • d.

    een financiële tegemoetkoming te besteden aan een sportrolstoel.

Artikel 28. Recht op (sport)rolstoel en primaat algemene rolstoelvoorziening.

  • 1.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 27, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel zittend of liggend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen compenserende oplossing bieden.

  • 2.

    Een persoon met beperkingen kan voor de in artikel 27, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dagelijks zittend of liggend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen compenserende oplossing bieden of voor het incidenteel zittend of liggend verplaatsen geen algemene voorziening als bedoeld in lid 1 aanwezig is.

  • 3.

    Een persoon met beperkingen kan voor een sportrolstoel op grond van artikel 27, onder d in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 29. Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 28, lid 2 komt een persoon met beperkingen die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7. Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten.

Artikel 30. Gebruik aanvraagformulier.

  • 1.

    Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld (digitaal) formulier.

  • 2.

    Gelet op artikel 1a. lid 3 kan een ondertekend verslag van het gesprek ook aangemerkt worden als een aanvraag.

Artikel 31. Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Wmo-loket van de gemeente Echt-Susteren, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 32. Inlichtingen, onderzoek en advies.

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voorzover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt om advies als:

    • a.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • b.

      dat overigens gewenst is.

  • 3.

    Een persoon met beperkingen is verplicht aan het college of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4.

    Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 33. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de persoon met beperkingen laat het college onderzoek verrichten naar diens situatie.

Artikel 34. Medewerkingsplicht en wijzigingen in de situatie.

  • 1.

    De persoon met beperkingen is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 35. Intrekking en beëindiging besluit verstrekking voorziening.

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

    • c.

      de persoon met beperkingen tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond;

    • d.

      indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik is gemaakt van de verstrekte voorziening.

  • 2.

    Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in het eerste lid, wordt het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

  • 3.

    Bij overlijden van de budgethouder eindigt het persoonsgebonden budget uiterlijk twee weken na de dag waarop de budgethouder overlijdt.

  • 4.

    Bij overlijden van een persoon met beperkingen eindigt de periodieke financiële tegemoetkoming op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de rechthebbende is overleden.

  • 5.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Een besluit tot verlening van de voorziening hulp bij het huishouden kan worden ingetrokken als de persoon met beperkingen verhuist naar een AWBZ-instelling.

Artikel 36. Terugvordering.

  • 1.

    Ingeval een besluit tot verstrekking van een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan het reeds uitbetaalde persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval een uitbetaald persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming niet of niet geheel is gebruikt voor de betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten kan het onverschuldigd betaalde bedrag worden teruggevorderd.

  • 3.

    In geval het recht op een in bruikleen of eigendom verstrekte voorziening is beëindigd, kan deze voorziening, danwel de restwaarde uitgedrukt in een geldbedrag, worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 37. Hardheidsclausule.

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 38. Indexering.

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Echt-Susteren geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 39. Evaluatie.

Het door het college gevoerde beleid wordt in overeenstemming met de cyclus van het Wmo-beleidsplan geëvalueerd waarna verslag over doeltreffendheid en effectiviteit aan de raad wordt voorgelegd.

Artikel 40. Inwerkingtreding.

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2.

    De verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Echt-Susteren 2010 wordt met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 41. Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Echt-Susteren 2013.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d. 1-11-2012.

De raad voornoemd,

mr. M.M.W.H.Y. Hermans CMC drs. J.W.M.M.J. Hessels

griffier burgemeester