Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dronten

Beleid toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDronten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleid toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen
CiteertitelBeleid toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-03-2013Onbekend

26-02-2013

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen

 

 

Beleid Toezicht en Handhaving

kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

InhoudsopgaveBlz. 1

1. InleidingBlz. 2

  • 1.

    1 Bevoegdheid college Blz. 2

  • 1.

    2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen Blz. 2

  • 1.

    3 Aanleiding vernieuwing nota toezicht en handhavingsbeleid Blz. 2

2. Wettelijke bepalingen betreffende toezicht en handhavingBlz. 3

  • 2.

    1 Toezicht Blz. 3

  • 2.

    2 Inspectievormen Blz. 3

  • 2.

    3 Inspectiecyclus Blz. 4

  • 2.

    4 Voorzieningen voor gastouderopvang Blz. 5

  • 2.

    5 Handhaving Blz. 5

3. Toezicht en handhaving gemeente Dronten Blz. 7

  • 3.

    1 Huidige situatie Blz. 7

  • 3.

    2 GGD Flevoland Blz. 7

  • 3.

    3 Fasering Blz. 8

4. Financiële kaders Blz. 9

5. Verslaglegging en evaluatie Blz. 10

 

Bijlage 1: Handhavingsinstrumenten

Bijlage 2: Situatie gemeente Dronten 31-12-2012

Bijlage 3: Afwegingsmodel Gemeente Dronten

 

1.Inleiding

 

1.1Bevoegdheid college

Het college van Burgemeester en Wethouders is op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang & peuterspeelzalen die in de gemeente wordt aangeboden.

 

1.2Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko)

Met ingang van 1 augustus 2010 is de naam van de Wet kinderopvang gewijzigd in Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (vanaf nu: Wko). Dit is het gevolg van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel OKE (Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie) per genoemde datum. Met dit wetsvoorstel zijn ook de peuterspeelzalen per 1 januari 2012 onder de werking van de Wko gebracht. Onder de Wko vallen kinderdagverblijven (kdv), buitenschoolse opvang (bso), peuterspeelzaalwerk (psz), gastouderbureaus (gob) en voorzieningen voor gastouderopvang (go). Bovendien is de voorschoolse educatie (VVE) onder de Wko gebracht, indien dit door het college wordt gesubsidieerd.

 

1.3Aanleiding vernieuwing nota toezicht en handhavingsbeleid

De huidige nota Toezicht en Handhaving kinderopvang en peuterspeelzaalwerk van september 2009 is verouderd. Per januari 2012 zijn enkele wetswijzigingen doorgevoerd met betrekking tot toezicht en handhaving op voorzieningen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Dat betreft bijvoorbeeld de doorontwikkeling van risicogestuurd toezicht en de inwerkingtreding van de registratiebepalingen voor de peuterspeelzalen. De inwerkingtreding van deze wetswijzigingen vielen zo goed als gelijk met de uitspraak van de Raad van State dat de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen niet voldoende grond boden voor handhaving door gemeenten. Op grond van deze uitspraak heeft het ministerie van SZW de beleidsregels omgezet naar een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en een ministeriële regeling. Per 6 juni 2012 zijn de AMvB ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ en de ministeriële regeling ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’ van kracht geworden.

De (wets-)wijzigingen alsmede de omzetting van de Beleidsregels naar een AMvB en een ministeriële regeling vormen aanleiding om het handhavingsbeleid van de gemeente Dronten te actualiseren.

Het handhavingsbeleid dat in deze nota wordt voorgesteld is gebaseerd op het afwegingsmodel handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012, dat is ontwikkeld door de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Het afwegingsmodel van de VNG is aangevuld met bepalingen over ruimte- en inrichtingseisen voor de peuterspeelzalen (hoofdstuk 9). De regelgeving van het rijk en daarom ook het afwegingsmodel van de VNG kent geen regels op het gebied van ruimte en inrichting peuterspeelzalen. In het recente verleden heeft de gemeente daarom voor ruimte en inrichting peuterspeelzalen zelf een verordening opgesteld

Deze nota vervangt de nota ‘Toezicht en handhaving kinderopvang & peuterspeelzaalwerk’ van september 2009.

2.Wettelijke bepalingen betreffende toezicht en handhaving

De wettelijke bepalingen inzake toezicht en handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen hebben verschillende wettelijke grondslagen. De belangrijkste staan in de Wko en de Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2011. De Wko is nader uitgewerkt in de AMvB ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ en de ministeriële regeling ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’. Daarnaast staan er relevante bepalingen in de Gemeentewet en de Algemene Wet Bestuursrecht.

 

2.1Toezicht

Het college van Burgemeester en Wethouders ziet toe op de naleving van de kwaliteitseisen van de Wko, het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 en de Verordening ruimte en inrichtingseisen Peuterspeelzalen 2011. Voor het uitvoeren van het toezicht wijst het college de GGD aan als toezichthouder. Toezicht geschiedt door middel van een inspectie op basis van een toetsingskader. Het resultaat van een inspectie wordt vastgelegd in een inspectierapport wat na de hoor- en wederhoorfase openbaar wordt. Indien uit een inspectierapport blijkt dat er gebreken zijn geconstateerd, kan de gemeente handhavend optreden.

 

2.2Inspectievormen

 

2.2.1Onderzoek voor aanvang registratie (Wko, art 1.62 lid 1 en art. 2.20 lid 1)

De houder die van plan is een voorziening voor kinderdagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal te exploiteren dient hiertoe bij de gemeente een aanvraagformulier in ter registratie van de voorziening in het register kinderopvang of register peuterspeelzaalwerk. Deze beide registers zijn samengebracht in één systeem: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).

Na ontvangst van de aanvraag controleert de gemeente of deze volledig is. Indien, na een eventuele hersteltermijn van 14 dagen, de aanvraag volledig is, stuurt de gemeente de toezichthouder een kopie van het aanvraagformulier samen met een opdracht tot een “onderzoek voor aanvang registratie”.

De GGD bezoekt de houder en meldt aan de gemeente middels een inspectierapport of de exploitatie redelijkerwijs in overeenstemming met de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zal plaatsvinden. Tevens stuurt de GGD een kopie van het inspectierapport naar de houder.

Binnen een termijn van 10 weken moet de gemeente een besluit nemen of de voorziening wel of niet in exploitatie mag worden genomen. De gemeente informeert de houder door het verzenden van een beschikking. Indien de voorziening in exploitatie wordt genomen, wordt tevens het registratienummer uit het LRKP vermeld in de beschikking. De gemeente stuurt een kopie van de beschikking naar de GGD.

 

2.2.2Onderzoek na aanvang exploitatie

Binnen 3 maanden nadat een kinderopvang of peuterspeelzaal in exploitatie is genomen, voert de GGD een ‘onderzoek na aanvang’ exploitatie uit.

 

2.2.3Risicogestuurd toezicht

Vanaf 2009 zetten GGD en gemeente in op risicogestuurd toezicht. Hierdoor kan de GGD doelgericht maatwerk leveren onder het motto ‘meer toezicht waar nodig, minder waar het kan’. Doel hiervan is ervoor te zorgen dat de aandacht van het toezicht vooral uitgaat naar locaties die minder goed of slecht presteren op het gebied van kwaliteit. Via onaangekondigd toezicht krijgt de toezichthouder een realistischer beeld van de dagelijkse praktijk. In 2010 gebeurde de helft van de inspecties onaangekondigd. Vanaf 2012 is onaangekondigd bezoek het principe voor alle inspecties.

Aan de hand van een landelijk model risicoprofiel stelt de toezichthouder van iedere locatie een risicoprofiel op. Doel hiervan is om op uniforme wijze per locatie de kans in te schatten of een houder verantwoorde kinderopvang blijft bieden. Hiermee wordt nagegaan of er een verhoogde kans bestaat op niet-naleving van de kwaliteitseisen. De uitkomsten worden benut voor het bepalen van de vorm en mate van een volgend inspectieonderzoek.

 

2.2.4Nader onderzoek

Een nader onderzoek (in de praktijk vaak herinspectie genoemd) wordt ingezet als tijdens een eerdere inspectie tekortkomingen zijn geconstateerd. Dit onderzoek is gericht op de voorwaarden waaraan tijdens de vorige inspectie niet werd voldaan. De toezichthouder toetst of de locatie nu wel aan de voorwaarden voldoet.

 

2.2.5Incidenteel onderzoek

De Wko (art. 1.62 lid 4 en art. 2.20 lid 3) schrijft voor dat de GGD, als daar aanleiding toe is, incidenteel onderzoek verricht. Dit kan bijvoorbeeld op basis van signalen, klachten of berichten uit de media. Incidenteel onderzoek vindt onaangekondigd plaats en in opdacht van de gemeente.

 

2.2.6Inspectie n.a.v. wijzigingen

Een houder is verplicht alle wijzigingen direct door te geven aan de gemeente (Wko 1.47). De gemeente verwerkt de gegevens na ontvangst in het LRKP. De gemeente kan naar aanleiding van de wijzigingen de GGD opdracht geven tot een vervroegde jaarlijkse inspectie. Het wijzigen van de opvanglocatie geldt als een nieuw te exploiteren locatie.

 

2.3Inspectiecyclus

De Wko (art. 1.62 lid 2 en art. 2.20 lid 2) bepaalt dat alle locaties, met uitzondering van voorzieningen voor gastouderopvang, jaarlijks geïnspecteerd worden door de toezichthouder. Op basis van de uitkomst van het risicoprofiel werkt de GGD de benodigde inspectieactiviteit uit. De GGD stelt de inspectieactiviteit vast binnen de kaders van de afspraken met de gemeente. Daarbij kijkt de toezichthouder naar de omvang, diepgang, frequentie en type van het onderzoek. Dit leidt tot een inspectie op maat voor iedere locatie. Locaties waarvan op basis van de risico-inschatting wordt verwacht dat er geen zorg bestaat over de kwaliteit worden tijdens het inspectiebezoek minimaal getoetst op de belangrijkste kwaliteitseisen.

Het bepalen van de inspectieactiviteit is een voortdurend proces zonder start of eindpunt. Een inspectie levert namelijk veel informatie op die van invloed is op de risico-inschatting. In de perioden tussen de locatiebezoeken kan het risicoprofiel en daarmee de inspectieactiviteit bijgesteld worden als daarvoor aanleiding is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn na melding van een klacht of signaal of omdat een handhavingsmaatregel van de gemeente niet tot verbetering heeft geleid.

 

2.4Voorzieningen voor gastouderopvang

Vanaf 2010 worden naast de voorzieningen voor kinderdagopvang, peuterspeelzalen, buitenschoolse opvang en gastouderbureaus ook de voorzieningen voor gastouderopvang geïnspecteerd. Dit betekent dat ook gastouders geregistreerd moeten worden in het register kinderopvang. Jaarlijks wordt er per gastouderbureau een percentage van het gastouderbestand gecontroleerd. De omvang van de steekproef wordt bepaald op basis van het risicoprofiel van het gastouderbureau. Het aantal te inspecteren gastouders per gemeente bevindt zich in een bandbreedte van 5% tot 30%. De gemeente Dronten is voor 2012 & 2013 uit gegaan van een steekproef van 30%.

 

2.4.1Aanvraag gastouderopvang

Bij de aanvraag voor een gastouder moet het gastouderbureau kopieën overhandigen, zoals het diploma, de verklaring(en) omtrent gedrag (VOG), de risicoinventarisaties veiligheid en gezondheid en een kopie van een identiteitsbewijs van de gastouder. De gemeente controleert of de aanvraag volledig is en of alle papieren aanwezig zijn. Als dat niet het geval is, dan doet de gemeente een verzoek tot aanvulling. Zijn alle documenten compleet, stuurt de gemeente de aanvraag incl. bijlagen door naar de GGD. De GGD beoordeelt of de inhoud van deze documenten aan de vereisten voldoet. Vervolgens gaat de GGD langs om de opvanglocatie te bekijken en te beoordelen of deze aan de eisen voldoet. Als aan alle eisen wordt voldaan, geeft de GGD een positief advies aan de gemeente. De gemeente bepaalt op basis van het advies van de GGD of de gastouder wel/niet wordt opgenomen in het LRKP. Het gastouderbureau en de gastouder (in kopie) worden hierover geïnformeerd door de gemeente.

 

2.4.2Wijzigingen gastouders

In de Wko is in artikel 1.47 bepaald dat een houder van een gastouderbureau onverwijld mededeling moet doen van wijzigingen in de gegevens van de gastouder die bij de aanvraag zijn verstrekt.

Vanaf 1 oktober 2012 is het wettelijk verplicht om alle opvanglocaties van een gastouder te registreren. Aanmeldingen van extra locaties, evenals verhuizingen, gelden als een nieuwe aanvraag. In dat geval zal de toezichthouder inspectie op locatie uitvoeren.

 

2.5Handhaving

De kwaliteitseisen waaraan de houder van een voorziening voor kinderopvang, een gastouderbureau, peuterspeelzaal of voorziening voor gastouderopvang moet voldoen, worden geregeld in:

  • -

    De Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko);

  • -

    Het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • -

    De Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012;

  • -

    Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen 2011.

Indien de houder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen, start na ontvangst van het inspectierapport van de GGD door de gemeente het handhavingtraject. Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Het college kan in alle gevallen gemotiveerd afwijken van het GGD-advies.

Het college kan overwegen een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan worden overwogen eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status.

 

2.5.1Sancties

Binnen de handhaving kunnen twee typen sancties worden onderscheiden, te weten herstellende sancties en bestraffende sancties. Deze typen sancties bestaan naast elkaar en derhalve kunnen sancties van een verschillend type tegelijkertijd worden opgelegd.

 

2.5.2Herstellende sancties

In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een herstellende sanctie wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding.

Herstellende sancties zijn:

  • -

    Schriftelijk bevel

  • -

    Schriftelijke aanwijzing

  • -

    Last onder dwangsom

  • -

    Last onder bestuursdwang

  • -

    Exploitatieverbod

  • -

    Verwijdering uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk.

 

In bijlage 1 worden bovenstaande handhavinginstrumenten nader omschreven.

Een herstellend handhavingtraject verloopt in beginsel volgens de stappen beschreven in paragraaf 3.3. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin het naar beoordeling van het college gerechtvaardigd is om, gezien de aard en/of ernst van de overtreding, bepaalde stappen ‘over te slaan’ en direct over te gaan tot inzet van een zwaardere sanctie.

 

2.5.3Bestraffende sancties

In artikel 5:2 Awb wordt bepaald wat onder een bestraffende sanctie wordt verstaan: een bestuurlijke sanctie voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen.

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete.

Een bestuurlijke boete kan apart, maar ook gelijktijdig met een herstellend handhavingtraject worden opgelegd.

In bijlage 1. wordt de bestuurlijke boete nader omschreven.

 

3.Toezicht en handhaving gemeente Dronten

 

3.1Huidige situatie

In de gemeente Dronten worden kinderopvang, buitenschoolse opvang en peuterspeelzaalwerk aangeboden door Kinderopvang Dronten, Super Kids Nederland, Kinderopvang De Krieltjes, KinderWorld, Be Child en stichting Landstede Kinderopvang. Gastouderbureau Kinderopvang Dronten is momenteel het enige gastouderbureau gevestigd in de gemeente Dronten.

In december 2012 zijn er in de gemeente Dronten 9 kinderdagverblijven, 14 voorzieningen voor buitenschoolse opvang, 1 gastouderbureau en 131 voorzieningen voor gastouderopvang opgenomen in het register kinderopvang. 8 Peuterspeelzalen zijn ingeschreven in het register peuterspeelzaalwerk.

 

Tabel 1: Overzicht aantallen kinderopvang gemeente Dronten d.d. 31-12-2012

Opvang type

Status

Aantal

Aantal kindplaatsen

Buitenschoolse opvang

Aangemeld

1

20

Buitenschoolse opvang

Geregistreerd

14

654

Gastouderbureau

Geregistreerd

1

0

Kinderdagverblijf

Aangemeld

1

14

Kinderdagverblijf

Geregistreerd

9

297

Peuterspeelzaal

Geregistreerd

8

602

Gastouderopvang

Aangemeld

2

8

Gastouderopvang

Geregistreerd

131

541

Jaarlijks worden alle kinderdagverblijven, locaties voor buitenschoolse opvang, gastouderbureau en peuterspeelzalen geïnspecteerd. In 2012 zijn er bij ongeveer 35% van de locaties voor buitenschoolse opvang, kinderverblijven en peuterspeelzalen overtredingen op de kwaliteitseisen uit de Wko geconstateerd. Dit is een stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Dit kan worden verklaard door het toegenomen aantal aanbieders. In 2012 is voor de eerste maal steekproefsgewijs geïnspecteerd bij gastouders. Tijdens deze inspectie zijn ook enkele overtredingen geconstateerd. Bij alle overtredingen is een handhavingstraject ingezet.

 

3.2GGD Flevoland

GGD Flevoland is door het college als toezichthouder aangewezen. Gemeente Dronten en GGD Flevoland hebben regelmatig overleg over toezicht en handhaving. In 2011 is de “overeenkomst toezicht kinderopvang 2012 e.v. jaren” afgesloten tussen gemeente Dronten en GGD Flevoland. Deze overeenkomst blijft, inclusief bijlage voor het jaar 2013, gelden. Tevens neemt de gemeente Dronten deel aan het regionaal overleg Wet kinderopvang, waar ook gemeenten Almere, Lelystad, Noordoostpolder, Zeewolde en Urk aan deelnemen (onder voorzitterschap van de GGD).

 

3.3Fasering

Handhaving vindt plaats in twee fasen. De eerste fase begint met de constatering van de overtreding door de GGD. De GGD kan, als zij oordeelt dat de kinderopvang zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan leiden, zelf een schriftelijk bevel geven. Doorgaans zal de GGD de gemeente echter adviseren te handhaven volgens gemeentelijk handhavingsbeleid. De gemeente start vervolgens het handhavingstraject. In deze eerste fase geeft het college de houder een aanwijzing tot herstel van de overtreding binnen een bepaalde termijn. De aanwijzing is de eerste formele stap in het juridische proces. De eerste fase wordt afgerond met een controle om te bepalen of de overtredingen beëindigd zijn (nader onderzoek).

De eerste fase van de handhaving wordt uitgevoerd door de afdeling Maatschappelijke Ontwikkeling (MO). Beleidsmedewerker en uitvoerend medewerker MO zijn gemandateerd om een aanwijzing te geven.

De tweede fase start op het moment dat de hersteltermijn genoemd in de aanwijzing is verlopen, terwijl de overtreding niet is beëindigd. Dit is het moment waarop zwaardere handhavingsinstrumenten ingezet kunnen worden. De tweede fase is beëindigd als de overtreding hersteld is of als de betreffende voorziening voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet langer in exploitatie is.

Bij de uitvoering van fase 2 wordt een beroep gedaan op de afdeling Vergunning, Handhaving en Veiligheid (VHV), vanwege de daar aanwezige expertise. De afdeling MO blijft gedurende het gehele proces inhoudelijk verantwoordelijk.

 

4.Financiële kaders

De gemeenten ontvangen middelen in het gemeentefonds voor de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang. Toezicht en handhaving kinderopvang is een wettelijke verplichting.

De afgelopen jaren is het bedrag in het gemeentefonds voor toezicht en handhaving toegenomen. De reden hiervoor is dat door de wetswijzigingen de taken op het gebied van toezicht en handhaving zijn verzwaard.

Vanaf 2012 is er voor de gemeente Dronten een structurele meeropbrengst van € 21.000. Eind 2011 is hiervan € 5.000 aangevraagd bij de 4e firap 2011, het resterende bedrag is vrijgevallen. In de begroting is een totaalbedrag beschikbaar van € 58.944 voor 2013. In 2012 is gebleken dat er toch structureel meer budget nodig is. Bij de 1e firap 2013 is voorgesteld om vanaf 2013 nog € 5.000 structureel aan te ramen.

 

Jaar

Begroting

Benodigd

Aangevraagd 1e firap

2013

€ 58.944

€ 63.825

€ 5.000

5.Verslaglegging en evaluatie

Het toezicht door het college is eerstelijnstoezicht. De minister van OCW houdt op haar beurt

toezicht op de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering van de wettelijke taken door het college. Het zgn. tweedelijnstoezicht wordt onder gezag van de minister van OCW uitgevoerd door de Inspectie van het Onderwijs (IvhO). De minister kan in geval van ernstige tekortkomingen een aanwijzing geven aan gemeenten.

Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag vast van alle

toezicht- en handhavingstaken die de gemeente in een kalenderjaar in het kader van de Wet

kinderopvang heeft verricht. Het college zendt het verslag naar de

gemeenteraad en naar de minister. De minister stelt aan de hand van alle gemeentelijke

jaarverslagen een verslag op. Dit jaarverslag heeft 2 belangrijke functies:

  • 1.

    De beoordeling van het gemeentelijk toezicht op kinderopvang;

  • 2.

    De verzameling van informatie ten aanzien van de effectiviteit van het systeem van het

    eerstelijnstoezicht Wko.

Jaarlijks zullen de werkafspraken tussen GGD Flevoland en gemeente Dronten worden

geëvalueerd. Ook gedurende het jaar vindt er overleg plaats tussen GGD en gemeenten in het

Regionaal overleg Wet kinderopvang. Gezien de vele ontwikkelingen op het gebied van

kinderopvang en peuterspeelzalen is het noodzakelijk met elkaar in gesprek te blijven.

 

 

Bijlage 1. Handhavingsinstrumenten

 

1.Herstellende sancties

Schriftelijk bevel

Dit is een handhavingsmiddel dat in spoedeisende gevallen door de GGD-inspecteur direct tijdens een inspectie ingezet kan worden. Het middel wordt door de GGD-inspecteur ingezet en niet door het college. De GGD geeft een bevel indien hij van mening is dat de kwaliteit bij een voorziening voor kinderopvang, gastouderbureau of peuterspeelzaal zodanig tekortschiet dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden. In geval van overtredingen met een lage of gemiddelde prioritering zal hier niet snel sprake van zijn.

 

Aanwijzing

Indien een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal niet of onvoldoende de kwaliteitseisen uit de Wko naleeft, kan het college de houder een schriftelijke aanwijzing geven.

In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen dienen te worden.

Hersteltermijn

Bij een aanwijzing wordt de houder een hersteltermijn gegeven. De hersteltermijn wordt bepaald door de zwaarte van de overtreding, welke zichtbaar wordt via de prioritering in het afwegingsmodel. De hersteltermijn in dit model wordt aangegeven in een bandbreedte. Het college geeft per concreet geval de exacte hersteltermijn aan. Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan het college schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.

 

Last onder dwangsom

Onder last onder dwangsom wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b.

    de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit.

Verschil tussen een last onder dwangsom en een preventieve dwangsom

Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Het verschil met een ‘gewone’ last onder dwangsom is, dat deze ‘gewone’ last opgelegd wordt als herstelsanctie, nadat een overtreding heeft plaatsgevonden. Dit kan diverse doelen hebben, onder meer het ongedaan maken van een overtreding en het voorkomen van herhaling. Als een overtreding heeft plaatsgevonden, maar inmiddels wel is hersteld, kan dus nog steeds een last onder dwangsom worden opgelegd ter voorkoming van herhaling. Hiervoor geldt als criterium of er gegronde vrees voor herhaling bestaat.

 

Of eventueel Last onder bestuursdwang

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

  • b.

    de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding op te lossen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. Door de aanvullende sanctie van een exploitatieverbod binnen de handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen zijn er nog maar weinig overtredingen die zich daarnaast lenen voor toepassing van bestuursdwang. De optie last onder bestuursdwang is, op een enkele overtreding na, daarom niet opgenomen in dit Afwegingsmodel. Echter, op grond van het bestuursrecht geldt dat in die gevallen waarin last onder dwangsom mogelijk is, ook bestuursdwang kan worden toegepast indien het college de overtreding daardoor zelf kan doen beëindigen.

 

Exploitatieverbod

Het college kan de houder verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau voort te zetten dan wel verbieden de instandhouding van een peuterspeelzaal voort te zetten. Dit kan het college zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.

Ook kan het college de houder verbieden de locatie in exploitatie te nemen, zolang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen uit de Wko is voldaan.

 

Verwijdering uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:

  • ·

    indien is gebleken dat de houder niet langer de organisatie voor kinderopvang exploiteert;

  • ·

    indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko.

  • ·

    indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Doordat een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau uit het register is verwijderd, wordt ook de grond voor het recht op kinderopvangtoeslag voor vraagouders beëindigd.

 

2.Bestraffende sancties

 

Grondslag bestuurlijke boete

Bij kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureau’s

Op grond van art.1.72 Wko is het college bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.

Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:

  • ·

    In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 1.45 tot en met 1.60a Wko (hoofdstuk 1 afdeling 3 Kwaliteit kindercentra, voorzieningen voor gastouderopvang en gastouderbureaus);

  • ·

    In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 1.65 WKo) niet nakomt;

  • ·

    In geval de houder een kindercentrum, voorziening voor gastouderopvang of gastouderbureau blijft exploiteren, terwijl op grond van artikel 1.66 Wko aan hem een exploitatieverbod is opgelegd;

  • ·

    In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (art. 5:20 Awb);

  • ·

    In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt.

 

Bij voorziening voor gastouderopvang

Voorzieningen voor gastouderopvang vallen volledig onder het regime van toezicht en handhaving en daarbij is ook de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen van toepassing. Een voorziening voor gastouderopvang is echter toch een bijzonder object van toezicht en handhaving. Derhalve is er voor gekozen niet vooraf in dit model boetebedragen te noemen voor overtredingen in het hoofdstuk ‘gastouderopvang’. Indien het college een overtreding van een voorziening voor gastouderopvang wil sanctioneren met een bestuurlijke boete, zal in dat geval het boetebedrag bepaald worden, met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent in dit handhavingsbeleid. Daarbij kan bijvoorbeeld een relatie worden gelegd met de boetebedragen zoals die zijn bepaald binnen de dagopvang.

 

Bij peuterspeelzalen

Voor peuterspeelzalen geldt dat de mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen, is bepaald in artikel 2.28 Wko. Artikel 2.27 Wko bepaalt daarnaast dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen. Dit betekent dat het onderdeel ‘bestraffende sanctie’ in dit Afwegingsmodel alleen van toepassing is op niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen.

Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen kan wel via de subsidie ingegrepen worden.

Op grond van artikel 2.28 Wko is het college bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen.

Het opleggen van een bestuurlijke boete acht het college in ieder geval aangewezen in de volgende situaties:

  • ·

    In geval van overtreding van een of meer van de bepalingen bij of krachtens de artikelen 2.2 tot en met 2.13 Wko (hoofdstuk 2 afdeling 2 Kwaliteit peuterspeelzalen);

  • ·

    In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel (art 2.23 WKo) niet nakomt;

  • ·

    In geval de houder een peuterspeelzaal in stand blijft houden terwijl op grond van artikel 2.24 Wko de voortzetting van de instandhouding is verboden;

  • ·

    In geval de houder weigert zijn medewerking te verlenen aan een toezichthouder (art. 5:20 Awb);

  • ·

    In geval een houder een afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op het primair onderwijs niet nakomt.

 

Opleggen bestuurlijke boete

Wanneer wordt een boete opgelegd?

Bij een overtreding van de prioriteit ‘hoog’ zal in beginsel een boete ter hoogte van het in het afwegingsmodel genoemde bedrag worden opgelegd.

Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ of ‘laag’ kan het college besluiten een boete ter hoogte van het in het afwegingsmodel genoemde bedrag op te leggen. Bij een overtreding van de overtredingen uit het hoofdstuk ‘Overige overtredingen’ zal in beginsel een boete ter hoogte van het in het afwegingsmodel genoemde bedrag worden opgelegd.

Wanneer geen bestuurlijke boete?

Het college legt geen boete op:

  • ·

    indien de overtreder aannemelijk maakt dat elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

  • ·

    indien de houder, zijnde een natuurlijk persoon (en geen rechtspersoon), is overleden; of

  • ·

    bij opzet of bewuste roekeloosheid en direct gevaar voor de gezondheid of de veiligheid van personen; of

  • ·

    indien tegen de houder (overtreder) voor dezelfde gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen; dan wel een strafbeschikking is uitgevaardigd;

  • ·

    indien aan de houder (overtreder) wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd.

 

Hoogte bestuurlijke boete

De in dit handhavingsbeleid genoemde boetebedragen zijn richtlijnen. Per geconstateerde overtreding zal bepaald moeten worden of het genoemde boetebedrag proportioneel is. Het college stemt de bestuurlijke boete af op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Het college houdt daarbij zo nodig rekening met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd.

Boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden

Van boeteverhogende of –verlagende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn, in geval van:

  • ·

    recidive door de houder (boeteverhogend);

  • ·

    opzettelijk niet naleven van de bij of krachtens de Wko gestelde voorschriften (boeteverhogend);

  • ·

    een kleine, net startende houder (boeteverlagend).

 

Matiging

Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van de ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid, de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, boeteoplegging volgens het afwegingsmodel onevenredig is. Daarvan kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van het afwegingsmodel niet is voorzien.

 

 

Bijlage 2.Situatie gemeente Dronten 31-12-2012

 

Kinderdagverblijven

Naam

Woonplaats

Naam houder

Kindplaatsen

Kinderdagverblijf Beregoed

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

47

Kinderdagverblijf Ieniemienie

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

46

Super Kids de Zeesterren

DRONTEN

Super Kids Nederland

32

Kinderdagverblijf Buitengoed

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

38

Kinderdagverblijf Pippeloentje

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

24

Kinderopvang De Krieltjes

DRONTEN

Kinderopvang De Krieltjes

16

Kinderopvang Waterrijk

BIDDINGHUIZEN

Kinderopvang Dronten

12

Kinderdagverblijf KinderWORLD

DRONTEN

KinderWORLD Dronten

58

Be CHILD

BIDDINGHUIZEN

Be CHILD

24

 

 

Totaal aantal kindplaatsen

297

Buitenschoolse opvang

Naam

Woonplaats

Naam houder

Kindplaatsen

Super Kids Zeeleeuwen

DRONTEN

Super Kids Nederland

24

BSO OlympiX

SWIFTERBANT

Kinderopvang Dronten

30

Spip

SWIFTERBANT

Kinderopvang Dronten

30

BSO Kwabbernoot

SWIFTERBANT

Kinderopvang Dronten

30

BSO Kabaal

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

100

BSO Goofy's

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

40

BSO Robbedoes

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

100

BSO Joy

DRONTEN

Stichting Landstede Kinderopvang

60

KinderWORLD Dronten

DRONTEN

KinderWORLD Dronten

20

BSO Spetters

BIDDINGHUIZEN

Kinderopvang Dronten

40

De Kevertjes

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

40

BSO De Kanjers

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

40

BSO Binkie

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

70

BSO Toppers

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

30

 

 

Totaal aantal kindplaatsen

654

Peuterspeelzalen

Naam

Woonplaats

Naam houder

Kindplaatsen

PSZ De Woelwaters

BIDDINGHUIZEN

Kinderopvang Dronten

112

PSZ Takkie

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

64

PSZ De Ballon

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

32

PSZ Dribbel

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

64

PSZ De Kiekenren

SWIFTERBANT

Kinderopvang Dronten

112

PSZ De Springplank

DRONTEN

Stichting Landstede Kinderopvang

64

PSZ Jip

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

64

PSZ Janneke

DRONTEN

Kinderopvang Dronten

90

 

 

Totaal aantal kindplaatsen

602

Bijlage 3.

Afwegingsmodel gemeente Dronten. Zie www.dronten.nl